ECLI:NL:RBOVE:2022:3019

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
AK_21_954
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Wajong-uitkering na vaststelling duurzaam ontbreken arbeidsvermogen door rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. van de Griek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die aanvankelijk door verweerder was afgewezen op basis van het oordeel dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 juli 2022 is eiseres verschenen, maar verweerder was niet vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de medische situatie van eiseres, die lijdt aan de ziekte van Crohn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in eerdere rapportages had geconcludeerd dat eiseres op haar achttiende verjaardag niet duurzaam arbeidsvermogen had. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de behandelend arts, die op 12 mei 2021 was verstrekt, aantoont dat het arbeidsvermogen van eiseres vanaf die datum duurzaam ontbreekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in de bezwaarfase al had moeten concluderen dat eiseres recht had op een Wajong-uitkering.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van 28 mei 2021 vernietigd en eiseres met terugwerkende kracht vanaf 12 mei 2021 een Wajong-uitkering toegekend. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de verzekeringsarts en de noodzaak om alle relevante medische informatie in de beoordeling mee te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/954

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit Hengelo, eiseres,

(gemachtigde: mr. S. van de Griek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 28 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nog een aanvullend beroepschrift ingediend met daarbij als bijlage een besluit van verweerder van 29 juni 2022 om eiseres per 26 mei 2022 alsnog in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder is niemand verschenen.

Overwegingen

De feiten.
1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende relevante feiten en omstandigheden. Eiseres, geboren op [geboortedatum] , heeft op 26 augustus 2020 een aanvraag ‘beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend. Daarbij is vermeld dat zij sinds 2015 een ziekte of handicap heeft en dat zij hiervan sinds 2014 last heeft. Eiseres is bekend met de ziekte van Crohn.
1.2.
Verweerder heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht.
De eerste verzekeringsarts, R. Hesse heeft geconcludeerd dat op de 18e verjaardag van eiseres sprake was van een beperking van de belastbaarheid, als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek en dat sindsdien de klachten geleidelijk zijn toegenomen. Volgens deze arts is eiseres daarmee niet tenminste 2 uur per dag belastbaar waardoor er geen arbeidsvermogen is. Het ontbreken van arbeidsvermogen is echter niet duurzaam. De eerste verzekeringsarts heeft de informatie van 30 oktober 2020 van de behandelend maag-, darm- en leverarts van eiseres, werkzaam bij Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), bij de beoordeling betrokken.
1.3.
In het besluit van 18 november 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat volgens verweerder het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Eiseres heeft tegen het besluit van 18 november 2020 bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 19 maart 2021 heeft de arbeidsdeskundige gerapporteerd.
1.5.
In het besluit van 28 mei 2021 (het betreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 mei 2021 ten grondslag. Op 23 april 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie bij de huisarts en de behandelend maag- darm- en leverarts opgevraagd. De huisarts heeft op 29 april 2021 gereageerd en daarbij de correspondentie met Ziekenhuis groep Twente (ZGT) en het UMCG gevoegd. M. van der Lugt, maag-, darm- en leverarts werkzaam in het Medisch Centrum Twente heeft op 12 mei 2021 gereageerd.
Standpunten van partijen.
2. In het bestreden besluit is bepaald dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Dit is een voorwaarde voor de uitkering.
3. Eiseres voert aan dat zij wel voldoet aan alle voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Verweerder heeft het stappenplan van het beoordelingskader, zoals opgenomen in het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) onjuist toegepast. Volgens eiseres is, gelet op de beschikbare medische informatie, de aard en ernst van de bij eiseres bestaande aandoening alsmede het feit dat er al heel veel is geprobeerd en niets is aangeslagen, sprake van het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
De verzekeringsarts heeft zijn standpunt dat eiseres de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie nog kan ontwikkelen onvoldoende onderbouwd. Niet is onderzocht op welke wijze de eventuele ingrijpende behandeling waar sprake van is concreet van invloed zou kunnen zijn en wat de concrete resultaten op de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid, de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres zijn. Dat er wellicht verbetering van de gezondheid mogelijk is, is hiervoor onvoldoende. Om die reden is eiseres van mening dat gehandeld is in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. De omstandigheid dat eiseres enige tijd in de zonnestudio heeft gewerkt en een opleiding heeft gevolgd, zegt niets over haar belastbaarheid. Zij kon komen en gaan wanneer het haar uitkwam. Eiseres voert verder aan dat haar rook-en oxycodon gebruik waarover wordt gesproken in de rapportages, erg overtrokken is. Beiden staan volgens eiseres los van haar belastbaarheid.
Eiseres voert aan dat al bij de heroverweging in bezwaar een Wajong-uitkering toegekend had moeten worden. In de rapportage van 17 juni 2022 heeft de verzekeringsarts immers aangegeven dat de datum van 12 mei 2021 kan worden aangemerkt als de datum waarop duidelijk is dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt. De brief van Van der Lugt van
12 mei 2021 was in bezwaar ook al overgelegd.Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de al in bezwaar overgelegde medische informatie en op jurisprudentie.
Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
4.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het UWV moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de CRvB van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.3.
Verweerder hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het Compendium. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
4.4.
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
4.5.Het is eveneens vaste rechtspraak van de CRvB dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de (medische) situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven. (Zie onder meer de uitspraken van de CRvB van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 4 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1173). Uit de uitspraak van de CRvB van 5 april 2018 volgt dat het bij de beantwoording van de vraag of het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt gaat om de toekomstige participatiemogelijkheden van degene die een beroep doet op de Wajong 2015.
Oordeel van de rechtbank.
5. Eiseres voert aan dat de Wajong-uitkering al bij de heroverweging in bezwaar had moeten worden toegekend, omdat de brief van Van der Lugt van 12 mei 2021 ook al in bezwaar bekend was en de verzekeringsarts in de rapportage van 17 juni 2022 heeft opgemerkt dat 12 mei 2021 beschouwd kan worden als de datum waarop duidelijk is dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt.
6. Deze beroepsgrond slaagt en de rechtbank legt hieronder uit waarom. Uit de gedingstukken volgt dat verweerder met het besluit van 29 juni 2022 aan eiseres met ingang van 26 mei 2022 een Wajong-uitkering heeft toegekend. Aan dit besluit ligt de rapportage van 17 juni 2022 van de verzekeringsarts ten grondslag. In deze rapportage is onder meer het volgende vermeld: “
Als nu gekeken wordt naar alle informatie en naar het beloop na 2020, kan in de eerste plaats geconcludeerd worden dat cliënt heden nog altijd niet over arbeidsvermogen beschikt. Uit de medische gegevens blijkt niet dat de medische situatie is verbeterend sinds de Wajong-beoordeling in 2020. Bovendien werd cliënt recent in het kader van de WIA op medische gronden volledig arbeidsongeschikt bevonden. Cliënt is heden niet iedere dag tenminste twee of vier uur belastbaar. Vervolgens kan geconcludeerd worden dat medio 2021 wel duidelijk was dat het arbeidsvermogen niet ontwikkeld zou kunnen worden. Client had in januari 2021 een forse ingreep ondergaan, maar het bleek geen/weinig effect te hebben op haar aandoening. De specialist had matige verwachtingen van de resterende behandelopties zoals te lezen valt in een brief d.d. 12-05-2021. Bij WIA-beoordeling in april 2022 bleek inderdaad dat de behandeling weinig effect had. Terugkijkend kan geconcludeerd worden dat de brief van de behandelaar (12-05-2021) kan worden aangemerkt als het moment waarop het arbeidsvermogen duurzaam is komen te ontbreken. Cliënt werd nadien nog wel verder behandeld, maar dat betrof behandelingen die al eerder waren geprobeerd en die niet succesvol waren.Per 12-05-2021 is sprake van een stationair tot (licht) progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Na vele jaren van ziekteactiviteit, ondanks behandelingen, is vanaf dit moment niet meer realistisch te verwachten dat cliënt nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen.“De verzekeringsarts concludeert vervolgens:

Cliënt heeft sinds de vorige Wajongbeoordeling geen arbeidsvermogen kunnen ontwikkelen. Het arbeidsvermogen ontbreekt duurzaam. De datum 12 mei 2021 kan gelden als ingangsdatum waarop duidelijk is dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt.”
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconstateerd dat ten tijde van het primaire besluit van 18 november 2020 geen recht bestond op een Wajong-uitkering. Ten tijde van het bestreden besluit is dit echter anders.
Verweerder heeft in een besluit van 29 juni 2022 aan eiseres met ingang van 26 mei 2022 een Wajong-uitkering toegekend. Verweerder heeft de datum waarop eiseres de informatie van 12 mei 2021 van haar behandelend maag-, darm- en leverarts Van der Lugt bij de rechtbank heeft ingebracht, 26 mei 2022, aangemerkt als de datum waarop een nieuwe aanvraag beoordeling arbeidsvermogen is ingediend en ook als de datum waarop het recht op een Wajong-uitkering ontstaat.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting volgt echter dat de informatie van
12 mei 2021 van Van der Lugt, ontvangen door verweerder op 19 mei 2021, al bij de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, op 25 mei 2021, bekend was. Feiten en omstandigheden die tijdens de bezwaarschriftprocedure naar voren zijn gekomen, zoals in dit geval de brief van 12 mei 2021 van Van der Lugt en die een ander licht werpen op de toestand, zoals die was op de relevante datum, moeten bij de heroverweging in bezwaar in beschouwing worden genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder daarom al in de bezwaarfase de conclusie moeten trekken dat aanspraak bestond op een Wajong-uitkering. De rechtbank is het dus met eiseres eens. De vraag is met ingang van welke datum deze aanspraak bestond. Verweerder heeft de datum van de brief van 12 mei 2021 van behandelaar Van der Lugt aangehouden als de datum van toekenning van een Wajong-uitkering. Eiseres heeft hiertegen geen expliciete gronden ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft uitgelegd waarom met ingang van 12 mei 2021 (arbitrair) aanspraak bestaat op een Wajong-uitkering. Eiseres heeft niet aangevoerd dan wel met medische gegevens onderbouwd dat een andere datum een betere keuze zou zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om verweerder hierin niet te volgen.
De conclusie is dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in het geval van eiseres vanaf 12 mei 2021 duurzaam is te achten. Eiseres voldoet vanaf deze datum aan de voorwaarden voor het recht op een Wajong-uitkering.
7. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
Op 12 mei 2021 ontbreekt het arbeidsvermogen van eiseres duurzaam. Daarmee voldoet eiseres aan de voorwaarden voor het recht op een Wajong-uitkering. Er bestaat dan ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door eiseres met ingang van 12 mei 2021 een Wajong-uitkering toe te kennen.
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 mei 2021;
- kent eiseres vanaf 12 mei 2021 een Wajong-uitkering toe en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 28 mei 2021;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr.H.J. Knol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.