ECLI:NL:CRVB:2020:1173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens onvoldoende duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1996, had in maart 2017 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te kampen met oogklachten en psychische problemen. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat appellant momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van zijn arbeidsvermogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat er kans op verbetering is, onder andere door behandeling van de psychische klachten. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gezamenlijk hebben beoordeeld dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich kunnen ontwikkelen, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij appellant niet duurzaam is.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De conclusie is dat appellant niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zijn situatie niet duurzaam is en er mogelijkheden zijn voor verbetering van zijn arbeidsvermogen.