Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam vennootschap] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Inleiding
€ 31.857,- van eiseres teruggevorderd.
Overwegingen
€ 31.857 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres geen recht heeft op een tegemoetkoming, omdat in de maanden maart, april en mei 2020 sprake is van een lagere loonsom ten opzichte van de loonsom in de maand januari 2020. De berekening van de definitieve vaststelling en de terugvordering van het verstrekte voorschot is daarom juist.
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de constante B*, zoals berekend op grond van artikel 10.
Hierbij staat:
B voor de constante B, zoals berekend op grond van het eerste lid;
C voor de loonsom over de periode 1 maart tot en met 31 mei 2020, met dien verstande dat het bepaalde onder het eerste lid, constante B, van overeenkomstige toepassing is, waarbij het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan € 9.538 per aangiftetijdvak van een maand en de gehanteerde aangiftetijdvakken het derde tot en met het vijfde aangiftetijdvak van het jaar 2020 zijn.
Hierbij staat:
A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling;
B* voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan € 9.538.
4 februari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:313, overweegt de rechtbank als volgt.
Dat dit in het geval van eiseres ongelukkig uitpakt, kan er niet toe leiden dat voor haar een uitzondering moet worden gemaakt. Er bestaat dan ook geen aanleiding om artikel 7, eerste lid, van de NOW-1 in dit geval in strijd te achten met het evenredigheidsbeginsel of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur of algemeen rechtsbeginsel en om deze bepaling om die reden buiten toepassing te laten.