ECLI:NL:RBOVE:2022:219

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
276078 FT RK 22/19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de verzekerde bewaring in faillissementszaak wegens niet voldoen aan inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2022 een beschikking gegeven in het kader van de verlenging van de verzekerde bewaring van [X]. De rechtbank heeft geconstateerd dat [X] niet voldoet aan zijn inlichtingenplicht, zoals voorgeschreven in de Faillissementswet. De rechtbank heeft eerder op 8 juni 2021 bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zou worden gesteld, omdat hij niet de benodigde informatie en documenten aan de curatoren heeft verstrekt. Ondanks meerdere verzoeken en zittingen, waarin [X] werd gehoord, heeft hij onvoldoende medewerking verleend. De curatoren hebben herhaaldelijk aangegeven dat de informatie die [X] verstrekt vaag, onvolledig en vaak tegenstrijdig is. De rechter-commissaris heeft op 17 januari 2022 haar standpunt kenbaar gemaakt, waarin zij concludeert dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft de belangen van [X] afgewogen tegen de noodzaak van de inbewaringstelling en heeft besloten dat de verlenging van de bewaring gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het verzoek van de curatoren om de termijn van de bewaring met dertig dagen te verlengen toegewezen en het verzoek van [X] tot opheffing of schorsing van de bewaring afgewezen. De rechtbank benadrukt dat [X] zijn wettelijke verplichtingen nog steeds niet naar behoren nakomt en dat de inbewaringstelling noodzakelijk is om hem te dwingen tot medewerking aan de afwikkeling van het faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 276078 FT RK 22/19
Faillissementsnummer: F.08/20/38
datum beschikking: 21 januari 2022

Beschikking ex artikel 87 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Gelet op het vonnis van deze rechtbank van 10 december 2019 waarbij in staat van faillissement is verklaard:

[X],

geboren [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [plaats], [adres],
met benoeming van mr. A.H. Margadant, lid dezer rechtbank, tot rechter-commissaris, en met aanstelling van mr. S. Volk, advocaat te Enschede, tot curator.
Gezien de beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2021 waarbij mr. N.J.H. Leferink, advocaat te Enschede tot medecurator is aangesteld.

Het procesverloop

Bij beschikking van 8 juni 2021 heeft de rechtbank bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zal worden gesteld. Dat bevel is op 24 september 2021 ten uitvoer gelegd.
Bij beschikking van 14 oktober 2021 heeft deze rechtbank het verzoek van [X] tot primair ontslag uit de bewaring, subsidiair schorsing van de bewaring afgewezen en eveneens een verzoek van de curator tot verlenging van de bewaring afgewezen.
Bij beschikking van 21 oktober 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is met dertig dagen verlengd.
Bij beschikking van 10 november 2021 heeft deze rechtbank een door [X] ingediend verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen en [X] niet ontvankelijk verklaard in zijn subsidiaire verzoek tot opheffing van de bewaring zodra een nieuwe termijn van de bewaring aanvangt.
Bij beschikking van 22 november 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is opnieuw met dertig dagen verlengd en een verzoek van [X] tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen.
Bij beschikking van 9 december 2021 heeft deze rechtbank een door [X] ingediend verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen.
Bij beschikking van 21 december 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is wederom met dertig dagen verlengd en een verzoek van [X] tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen.
Bij verzoekschrift van 13 januari 2022 hebben de curatoren verzocht om de termijn gedurende hetwelk het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is met dertig dagen te verlengen.
De rechter-commissaris heeft haar standpunt ten aanzien van dat verzoek schriftelijk op
17 januari 2022 kenbaar gemaakt.
Op 18 januari 2022 is het verzoek ter zitting met gesloten deuren behandeld en zijn de curatoren en [X], bijgestaan door mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Rotterdam, gehoord.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.

Het verzoek van de curatoren.

De curatoren hebben verzocht om de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is, met dertig dagen te verlengen. De curatoren hebben aan dat verzoek ten grondslag gelegd dat het overgrote deel van de informatie en documenten die [X] moet aanleveren en waarover reeds in het faillissementsverhoor van 28 september 2021 is gesproken nog altijd niet is aangeleverd. De curatoren zijn nog immer van mening dat [X], ook ten aanzien van de na het verhoor opgekomen vragen, vaag, onvolledig en vaak ook tegenstrijdig antwoordt. De informatie die hij verstrekt is in de regel summier, niet of moeilijk verifieerbaar en vaak in strijd met de waarheid, althans in ieder geval in strijd met de bevindingen van anderen.
Daarnaast is aangevoerd dat door [X] louter reactief wordt gereageerd op vragen die de curatoren hem stellen aan de hand van de stukken die zij van de familie van [X] hebben ontvangen. De curatoren hebben het vermoeden dat er nog (veel) meer kwesties spelen. Het is aan [X] om – op eigen initiatief – daar openheid over te verschaffen.
Tijdens de vorige zitting is door de curatoren voorgesteld om de verschillende digitale gegevens aan [X] beschikbaar te stellen. Vanwege technische moeilijkheden binnen de penitentiaire inrichting is aan dat nog niet mogelijk gebleken. Het ligt in de lijn der verwachting dat dit eerdaags is opgelost. Een medewerker van de penitentiaire inrichting heeft aan de curatoren medegedeeld dat aan [X] een laptop beschikbaar kan worden gesteld. Met die laptop kan [X] in zijn cel dagelijks vanaf het einde van de middag tot de volgende ochtend aan de slag. Hierdoor krijgt [X] veel meer dan voorheen de beschikking over gegevens en bestanden die relevant kunnen zijn voor de opheldering van een aantal vragen.
Het door de curatoren bij eerdere verzoeken ingenomen standpunt dat [X], ook zonder te kunnen beschikken over de digitale bestanden veel meer informatie moet kunnen verstrekken dan hij tot nu toe heeft verstrekt, is door de curatoren gehandhaafd.

Het standpunt van de rechter-commissaris

Op 17 januari 2022 heeft de rechter-commissaris schriftelijk haar standpunt kenbaar gemaakt. De rechter-commissaris is van mening dat [X] nog altijd niet voldoet aan de op hem rustende inlichtingenplicht. De vragenlijst van 28 september 2021 is nog altijd niet volledig beantwoord. Vragen die sindsdien zijn opgekomen bij de curatoren worden eveneens niet, althans niet volledig beantwoord. De antwoorden die [X] geeft op de vragen van de curatoren zijn nog altijd vaag, tegenstrijdig, onvolledig en niet verifieerbaar. De curatoren trachten de verlangde informatie op andere wijze te bemachtigen en hebben daartoe de telefoon van [X] ingenomen, echter heeft [X] de benodigde toegangscode nog steeds niet aan de curatoren verstrekt.
De rechter-commissaris is van mening dat nu de gronden voor de verzekerde bewaring onverkort aanwezig zijn en [X], terwijl hij meer kan en moet verklaren, onvoldoende meewerkt, verlenging van de bewaring opportuun, proportioneel en gerechtvaardigd is.

Het standpunt van [X]

verweert zich tegen het verzoek van de curatoren tot verlenging van de bewaring. [X] verzoekt de rechtbank om
  • te bepalen dat alle door hem aan de curatoren verstrekte en nog te vertrekken inlichtingen in het kader van zijn inlichtingenplicht uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement;
  • het verzoek tot verlenging van de bewaring af te wijzen;
en
  • primair: de gijzeling per 19 januari 2022 op te heffen;
  • subsidiair: de gijzeling te schorsen onder het stellen van nadere voorwaarden.
Daartoe is door [X] (schriftelijk bij ter zitting overgelegde brief met bijlagen, welke brief ter zitting door [X] partieel is voorgedragen) en mondeling, al dan niet bij monde van zijn raadsvrouw het volgende aangevoerd.
[X] hoeft niet mee te werken aan zelfincriminatie. In de beschikking van 8 juni 2021 is vermeld dat de door [X] te verstrekken inlichtingen in een later eventueel strafproces zullen worden getoetst. Dat is een toetsing achteraf en dat is te laat.
De verlengingsverzoeken, standpunten en vragenlijsten ontvangt [X] niet of pas kort voor de zitting. Als gevolg daarvan zijn zijn reacties per definitie tardief. Er wordt door de bewaring een oneigenlijke druk op [X] gelegd. Daarnaast wordt de bewaring oneigenlijk gebruikt om [X] te straffen.
[X] kan het gedurende zijn bewaring niet stellen zonder advocaat, zo heeft hij reeds in zijn verzoek aan de rechtbank van 30 november 2021 duidelijk gemaakt. Het is ingewikkeld om je rechtspositie te kennen, wanneer enerzijds de inlichtingenplicht geldt terwijl anderzijds de curator tegelijkertijd uit dat er verdenkingen zijn van het plegen van strafbare feiten. De curatoren hebben [X] onjuist geïnformeerd ten aanzien van het recht op rechtsbijstand. Eerst het gerechtshof heeft [X] naar aanleiding van het door hem ingediende hoger beroep tegen de laatste verlengingsbeslissingen naar een advocaat verwezen.
[X] doet vanuit zijn detentie wat hij kan. De vragenlijsten heeft hij zoveel mogelijk getracht te beantwoorden. Aan de door hem verstrekte inlichtingen wordt door de curatoren geen geloof gehecht. Voor verdere beantwoording van de vragen moet [X] informatie uit de digitale bestanden halen. In weerwil van de beschikking van deze rechtbank van
21 december 2021 heeft [X] echter in de penitentiaire inrichting nog altijd geen toegang tot die digitale gegevens.
Op de telefoon van [X] staat vertrouwelijke informatie met geheimhouders, waaronder advocaten. Ook op de harde schijf van zijn defecte laptop bevindt zich dergelijke informatie. Deze informatie mag niet door de curatoren worden ingezien, omdat deze valt onder het verschoningsrecht. Er zal een waarborg moeten komen dat deze informatie van inzage wordt uitgesloten. Daartoe wordt voorgesteld dat een rechter-commissaris, niet zijnde de rechter-commissaris in het faillissement, of een andere daartoe bevoegde medewerker van de rechtbank de bestanden filtert aan de hand van door de raadsvrouw van [X] te verstrekken sleutelwoorden.
Er moet een redelijk evenwicht worden gevonden tussen het recht van [X] op vrijheid en het belang van nakoming van zijn inlichtingenplicht. In dat verband is opgemerkt dat de bewaring inmiddels nagenoeg vier maanden duurt. Voortzetten van de bewaring heeft daarnaast een averechts effect, nu [X] in vrijheid gemakkelijk toegang heeft tot de digitale bestanden en de curator beter van dienst kan zijn. Zo nodig kunnen voorwaarden aan die vrijheid worden gesteld.

De beoordeling

De rechtbank dient mede in verband met het bepaalde in artikel 5 EVRM te onderzoeken of er op basis van de huidige stand van zaken nog gronden aanwezig zijn die de voortduring van de inbewaringstelling en daarmee de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [X] rechtvaardigen. Daarbij dient het recht van [X] op persoonlijke vrijheid te worden afgewogen tegen de bij de inbewaringstelling betrokken belangen. In dat kader moet in aanmerking worden genomen het karakter van de inbewaringstelling die in dit geval is bedoeld als dwangmiddel tegen het verzuim van [X] van zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht. [X] is op grond van het bepaalde in artikel 105 Fw. verplicht uit eigen beweging de curatoren te informeren over alle feiten en omstandigheden die voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn. Op grond van artikel 105a Fw. dient [X] alle medewerking aan het beheer en de vereffening van de boedel te verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde belangenafweging in het nadeel van [X] uitvalt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Gebleken is dat [X] zijn wettelijke verplichtingen nog altijd niet naar behoren nakomt. Weliswaar wordt door [X] gereageerd op de vragenlijst van 22 september 2021 en worden antwoorden gegeven, echter is daarmee de vragenlijst nog altijd niet beantwoord. De door de curatoren gestelde vragen zijn concreet, terwijl de antwoorden van [X] veelal vaag en niet verifieerbaar zijn. Voorts zijn ze ofwel in strijd met zijn eerdere antwoorden, dan wel bevindingen van anderen of ronduit in strijd met de waarheid, zoals deze althans blijkt uit de stukken in het bezit van de curatoren. De (deels beantwoorde) vragenlijst bevat daarvan vele voorbeelden. Illustratief in dat verband is bijvoorbeeld de eerste vraag van voornoemde lijst. Eerder is door [X] verklaard dat [A] geen betrokkenheid had bij [C] terwijl uit een latere verklaring volgt dat dit wel zo zou zijn geweest. [X] verklaart daarnaast over een factuur eerst dat er geen werkzaamheden zijn verricht en verklaart later dat hij deze werkzaamheden zelf (deels) heeft uitgevoerd (samen met zijn kinderen). In zijn verklaringen blijft [X] daarnaast verwijzen naar personen, die volgens anderen niet (hebben) bestaan en verwijst hij naar personen die betrokken zouden zijn geweest bij verschillende ondernemingen, terwijl zij in het geheel niet voorkomen in de aangetroffen administratie. Feitelijk is het zo dat slechts de vragen 6, 14 en 15 van de 22 vragen volledig zijn beantwoord en het leeuwendeel van de vragenlijst nog altijd niet is beantwoord, laat staan dat de gevraagde onderbouwende stukken zijn overgelegd.
Het door [X] aangevoerde argument dat de diverse stukken van de curatoren (en de rechtbank) hem steeds laat bereiken, kan hem niet baten. Aan de orde is immers de vraag of [X] al dan niet voldoet aan zijn inlichtingenplicht. De vragen die de curatoren aan hem hebben zijn hem in ieder geval reeds vanaf 28 september 2021 bekend. Daarnaast is het zo dat op [X] een actieve inlichtingenplicht rust en hij dus niet kan volstaan met louter reactief reageren hetgeen hij, zoals hiervoor reeds overwogen, nog altijd doet. Overigens is het de rechtbank gebleken dat de curatoren voortvarend reageren en communiceren via de door [X] opgegeven e-mailadressen.
Het betoog van [X] dat de rechtmatigheid van de door hem aan te leveren informatie eerst achteraf in een eventuele strafprocedure zal worden getoetst en die toetsing te laat is, snijdt geen hout. De rechtbank begrijpt dit betoog zo dat [X] gezien het nemo-teneturbeginsel niet gehouden is om informatie te verstreken. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:161) overwogen dat het uitoefenen van dwang die erop is gericht om de gefailleerde ertoe te bewegen om te voldoen aan zijn in artikel 105 van de Faillissementswet neergelegde verplichting om de curator alle inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement, geen strijd oplevert met artikel 6 EVRM. Dergelijke inlichtingen dienen wel te worden aangemerkt als inlichtingen waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van gefailleerde in de zin van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ3640). In het bevel van 8 juni 2021, waarbij de bewaring van [X] is bevolen, heeft de rechtbank overwogen dat de krachtens de bepalingen uit de Faillissementswet door [X] te verstrekken inlichtingen uitsluitend worden gebruikt om de curator in de gelegenheid te stellen de afwikkeling van het faillissement ter hand te nemen. In de overweging dat, in het geval de verkregen informatie in de toekomst betrokken wordt in een eventuele strafzaak het aan de betreffende strafrechter is om te bepalen of al dan niet gebruik van de betreffende informatie wordt gemaakt, is een waarborg gegeven dat [X] met het geven van de informatie niet overgaat tot zelfincriminatie. Van schending van het nemo-teneturbeginsel is dan ook geen sprake wanneer [X] (onder de dwang die van de bewaring uitgaat) inlichtingen verstrekt.
Aan [X] komt niet het recht toe om geclausuleerd informatie te verschaffen en evenmin komt hem verschoningsrecht toe. Het verzoek om te waarborgen dat de vertrouwelijke informatie uit te zonderen van inzage door de curatoren zal dan ook niet worden toegewezen.
Ten aanzien van de informatie op de telefoon overweegt de rechtbank voorts dat de raadsvrouw van [X] heeft verklaard dat [X] de toegangscode inmiddels heeft kunnen achterhalen. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 105a Fw. [X] die code aan de curatoren te verstrekken. Zoals hiervoor is overwogen komt hem geen recht op het geclausuleerd aanleveren van informatie dan wel het verschoningsrecht toe.
Voorts overweegt de rechtbank dat [X], in weerwil van zijn toezeggingen, nog altijd niet de sleutels van zijn woning aan de curatoren heeft doen toekomen. Naar zeggen van [X] bevinden zich in die woning door de curatoren gevraagde stukken. [X] stelt enerzijds dat de bewaring hem belet om die informatie te verstrekken, terwijl hij anderzijds de curatoren niet in de gelegenheid stelt deze informatie zelf te bemachtigen, zo blijkt ook uit het gegeven dat [X] de toegangscode van zijn telefoon (nog) niet heeft verstrekt. Deze weigerachtige houding rekent de rechtbank [X] aan.
Tenslotte overweegt de rechtbank betreffende de stelling van (de raadsvrouw van) [X] ten aanzien van het onthouden van rechtsbescherming en het dienaangaande onjuist informeren van de curatoren, het de rechtbank is gebleken dat mr. Goris de derde advocaat is die [X] bijstaat sinds hij in september 2021 in bewaring werd gesteld. Daarnaast heeft [X] in eerdere zittingen kenbaar gemaakt contact te hebben met het Juridisch Loket en heeft de rechtbank [X] bij die gelegenheden ook op zijn rechten gewezen. Wat er verder ook zij van die stelling, ontslaat dat [X] niet van zijn inlichtingenplicht.
Slotsom van het vorenstaande is dat nu [X] nog altijd geen wezenlijke openheid van zaken heeft gegeven een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [X] gerechtvaardigd en proportioneel is. Nu er nog geen aanvang is gemaakt met enige vorm van concrete medewerking en het overigens ook zo is dat de daartoe voorgestelde voorwaarden wel heel vrijblijvend zijn geformuleerd, is schorsing van de bewaring evenmin op zijn plaats.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank het verzoek van de curatoren zal worden toegewezen en het verzoek van [X] zal worden afgewezen.

BESCHIKKENDE

Beveelt de verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaring stelling van
[X],voornoemd van kracht is, met dertig dagen;
Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring van
[X],voornoemd;
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus gedaan te Almelo op 21 januari 2022 door mr. E. Venekatte, voorzitter,
mrs. A.E. Zweers en A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van A.B. Knook, griffier.