1.3.De bijstandsuitkering is per 1 juli 2020 beëindigd omdat eiseres voldoende inkomsten ontvangt uit haar werk bij KPN.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding bij verweerder te maken dat zij vanaf 30 september 2019 tot en met 30 juni 2020 (de gehele uitkeringsperiode) niet haar hoofdverblijf heeft gehad op het adres [adres] . Omdat verweerder als gevolg hiervan niet kan vaststellen of eiseres vanaf 30 september 2019 recht had op een uitkering, heeft verweerder de uitkering over de periode van 30 september 2019 tot en met 30 juni 2020 ingetrokken en teruggevorderd. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is volgens verweerder geen sprake.
Verweerder baseert zich op de rapportage van 17 augustus 2020. In het rapport is onder meer geconcludeerd dat in de periode van 24 februari 2020 tot en met 27 juli 2020 bij de woning van eiseres 74 waarnemingen hebben plaatsgevonden waarbij de auto van eiseres slechts één keer is aangetroffen bij haar woning. Een aantal keer is gezien dat alle gordijnen dicht zijn, steekt er post uit de brievenbus en zit er een kat voor het raam. Bij het huisbezoek van 27 juli 2020 gaf de woning een rommelige indruk en constateert verweerder bedorven etenswaren in de koelkast, een droge gootsteen, wasmachine, douche en wasbak. Bij het verhoor van 27 juli 2020 verklaart eiseres dat zij geen relatie heeft met haar ex-partner maar dat ze regelmatig bij hem in Hengelo is. Eiseres verklaart dat zij in het dagelijks leven niet in Haaksbergen is. Ze heeft de woning in Haaksbergen omdat ze niet altijd bij haar ex-partner kan zijn. Ze voert het dagelijks leven van de dag in Hengelo en niet in Haaksbergen.
Uit de gegevens van Waterbedrijf Vitens blijkt een waterverbruik van 30 m³ in de periode van 1 mei 2018 tot en met 28 juli 2020, hetgeen laag is. Het waterverbruik van de ex-partner is ongeveer 100 m³ per jaar, hetgeen hoog is voor een alleenstaande. Bij het verhoor van 27 augustus 2020 heeft eiseres verklaard dat ze vanaf september 2019 veelal buiten Haaksbergen verbleef bij haar ex-partner.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een schending van de inlichtingenverplichting omdat zij altijd haar hoofdverblijf heeft gehad op het door haar opgegeven adres. Verweerder heeft bij de toekenning van de uitkering de indruk gewerkt dat de leefwijze van eiseres in overeenstemming was met de regels en eiseres voert aan dat verweerder in strijd handelt met het vertrouwensbeginsel door nu te concluderen dat eiseres haar inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Eiseres voert verder aan dat uit de verslagen van de verhoren van 27 juli 2020 en 17 augustus 2020 niet de conclusie kan worden getrokken dat eiseres niet haar hoofdverblijf had op het door haar opgegeven adres. Niet is gebleken dat eiseres één nacht niet op de [adres] heeft geslapen. Eiseres heeft enkel, onder druk, verklaard dat het erop lijkt dat ze geen recht had op een uitkering hoewel ze niet begrijpt waarom. Eiseres heeft van het verhoor van 17 augustus 2020 een geluidopname gemaakt waaruit duidelijk naar voren komt dat eiseres bij het verhoor door de medewerkster van de sociale recherche is beledigd, dat er tegen haar is gelogen en dat zij is bedreigd. Verweerder heeft dit verslag– en het verslag van het verhoor van 27 juli 2020, waar eiseres eveneens onbehoorlijk is behandeld – dan ook niet mogen gebruiken ter onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres is onder druk gezet om de gespreksverslagen te ondertekenen. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op de omstandigheid dat het waterverbruik van eiseres na de wisseling van de watermeter is gestegen terwijl haar leefsituatie ongewijzigd is gebleven en verweerder is volgens eiseres ten onrechte niet ingegaan op haar verklaring ten aanzien van de waarnemingen van de auto in Hengelo.
4. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de PW heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander, die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt
te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw dient een uitkeringsgerechtigde onverwijld
uit eigen beweging aan het college van burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten of omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze voor het recht op uitkering van belang zijn.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw, voor zover hier relevant, herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, of trekt het college een besluit tot toekenning van bijstand in, indien schending van de inlichtingenplicht genoemd in artikel 17 Pw heeft geleid tot het ten onrechte toekennen van bijstand.
Intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
Voor de beantwoording van de vraag of verweerder terecht het recht op bijstand van eiseres over de periode van 30 september 2019 tot en met 30 juni 2020 heeft ingetrokken/herzien,
is de vraag waar eiseres haar hoofdverblijf had van belang. De vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Een persoon heeft zijn hoofdverblijf in de woning waar het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven zich bevindt. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3723) en (ECLI:NL:CRVB:2015:3796). Een inschrijving in de BRP is daarvoor niet bepalend. Beoordeling door de rechtbank
Het zwaartepunt van het persoonlijke leven