Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten
3.De ontvankelijkheid
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 januari 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de afname van DNA-celmateriaal. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift en had bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel in de DNA-databank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn veroordeling, niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. De vraag die centraal stond was of het redelijkerwijs aannemelijk is dat het DNA-onderzoek niet van betekenis zal zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten van de veroordeelde, gelet op de aard van het misdrijf en de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitzonderingsgronden niet van toepassing zijn. De aard van het misdrijf, valsheid in geschrift, kan in de huidige opsporingspraktijk wel degelijk relevant zijn voor DNA-onderzoek. De rechtbank heeft het bezwaar van de veroordeelde ongegrond verklaard, waarmee de verplichting tot DNA-afname is bevestigd. De beschikking is gegeven door rechter B.W.M. Hendriks, in tegenwoordigheid van griffier L. Reupkes.