8.1Eisers en verweerder zijn het erover eens dat geen sprake (meer) is van een bestaand kamerverhuurpand in de zin van artikel 3.1, onder c, van de planregels van het bestemmingsplan “Onzelfstandige Bewoning Enschede”. Het is daarom in beginsel verboden om woningen/wooneenheden te gebruiken of in gebruik te geven als kamerverhuurpand (artikel 3.1, onder a, van de planregels).
Om het gebruik van het pand voor kamerverhuur toch mogelijk te maken, heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo. Deze bepaling geeft verweerder de bevoegdheid om vergunning te verlenen voor een activiteit die niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar die wel past binnen de in dat plan opgenomen regels voor afwijking. Verweerder kan deze bevoegdheid alleen toepassen als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 3.1, onder b, van de planregels van het bestemmingsplan “Onzelfstandige Bewoning Enschede” kan verweerder afwijken van het verbod om het pand te gebruiken voor kamerverhuur als wordt voldaan aan de criteria uit de (verlengde) Tijdelijke beleidsregel "Onzelfstandige bewoning Enschede 2020".
De rechtbank is met eisers en verweerder van oordeel dat niet aan deze criteria wordt voldaan. Daarom was verweerder niet bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo. Dat verweerder vindt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van de beleidsregel, doet er niet aan af dat niet wordt voldaan aan de in die beleidsregel genoemde criteria en dat dus niet wordt voldaan aan de voorwaarde die artikel 3.1, onder b, van de planregels stelt aan de afwijkingsbevoegdheid.
Het bestreden besluit kan alleen om die reden al niet in stand blijven.
Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
9. De rechtbank zal daarom de beroepen gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de wet. Gelet op de samenhang tussen de kamerverhuur enerzijds en het parkeren anderzijds, zal de rechtbank het hele bestreden besluit, inclusief het aanvullende besluit van 4 mei 2021, vernietigen.
Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen, waarbij hij rekening moet houden met deze uitspraak.
10. De omgevingsvergunning wordt vernietigd. Dat betekent dat
de derde-partij haar pand aan de [adres 1] nu niet mag gebruiken als kamerverhuurpand. De vernietiging van de omgevingsvergunning betekent niet dat de vergunning voorgoed van de baan is. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar. De rechtbank constateert dat er inmiddels een nieuwe beleidsregel is: de Beleidsregel Onzelfstandige Bewoning Enschede 2021.
Als de bevoegdheid tot verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo ook op grond van het van toepassing zijnde beleid ontbreekt, kan verweerder bezien of verlening wel mogelijk is via de weg van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, of artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3, van de Wabo.
11. Het ligt in de rede dat er een nieuwe hoorzitting komt, waar naast de derde-partij en haar gemachtigde ook eisers voor worden uitgenodigd.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
13. Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door [naam 1] gemaakte proceskosten. Deze bestaan uit zijn reiskosten (€ 27,78, kosten openbaar vervoer Enschede-Zwolle v.v.) en zijn verletkosten ( € 42,-). Dit is samen een bedrag van € 69,78 dat verweerder aan [naam 1] moet betalen.