11.3.Gezien het vorenstaande is [eiser 2] belanghebbende bij het primaire besluit. Verweerder heeft het bezwaar voor zover door [eiser 2] gemaakt, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser 3] en [eiser 1] zijn geen belanghebbenden bij het primaire besluit. Verweerder heeft het bezwaar voor zover door hen gemaakt, terecht niet-ontvankelijk verklaard.
12. Het beroep voor zover door Pos ingesteld, is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het door [eiser 2] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
Het beroep voor zover door [eiser 3] en [eiser 1] ingesteld, is ongegrond.
13. Eisers hebben in hun beroepschrift aangegeven dat, indien zij belanghebbenden zijn, het geschil inhoudelijk kan worden behandeld omdat de bezwarencommissie in haar advies overwegingen heeft gewijd aan het inhoudelijke geschil.
14. De rechtbank overweegt hierover dat de bezwarencommissie onder het kopje ‘Overwegingen ten overvloede’ verweerder in overweging heeft gegeven om te onderzoeken op welke wijze aan eisers meer duidelijkheid kan worden gegeven omtrent de toetsing van bouwplannen aan het beeldkwaliteitsplan. Dit is geen inhoudelijke beoordeling van de bezwaargronden van eisers. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat hij deze aanbeveling van de bezwarencommissie overneemt, dat een onderzoek zal worden gedaan en dat eisers op een later tijdstip geïnformeerd zullen worden over de uitkomsten hiervan. De bezwaargronden zijn niet inhoudelijk beoordeeld in het bestreden besluit.
Omdat in de onderhavige beroepsprocedure de rechtmatigheid van het bestreden besluit voorligt en enkel de ontvankelijkheid van het bezwaar is beoordeeld, kan de rechtbank het inhoudelijke geschil nu niet beoordelen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen, omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank zal daarom volstaan met het vernietigen van het bestreden besluit voor zover daarbij het door [eiser 2] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, en verweerder opdragen de bezwaargronden van [eiser 2] alsnog inhoudelijk te beoordelen en deze beoordeling neer te leggen in een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
In deze zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit in deze zaak en het bestreden besluit in beroepszaak ZWO 20/823 samenhangende besluiten in de zin van artikel 8:41, derde lid, van de Awb zijn. Daarom heeft de rechtbank in deze twee zaken slechts één keer griffierecht ad € 178,- geheven. Hiervan wordt een bedrag van € 89,- toegerekend aan deze zaak. Dit bedrag moet verweerder aan eisers vergoeden.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben elk een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1, hetgeen resulteert in een totaalbedrag van € 1.068,-.
Omdat deze beroepszaak en beroepszaak ZWO 20/823 samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Bpb zijn, bedraagt de toegekende vergoeding in deze zaak de helft van € 1.068,-, te weten € 534,-.