Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
“Op grond van de rapportage van JPH onderzoekt de gemeente de hierboven genoemde opties om op een adequate wijze de beperkingen van belanghebbende, voor zover mogelijk, te compenseren. Zij zal hierover contact opnemen met gemachtigde dan wel belanghebbende. De gemeente is zich er van bewust dat het hier gaat om een spoedeisende situatie. (…) Gemachtigde stelt dat op grond van het medisch onderzoek door JPH, vast is komen te staan dat er een medisch objectiveerbare noodzaak bestaat tot het compenseren van de beperkingen van belanghebbende. Gemachtigde stelt verder dat nu de beperkingen zijn geobjectiveerd de gemeente een verkeerde beoordelingsmaatstaf heeft aangelegd om de aanvraag te beoordelen en dat de stelling dat een woningaanpassing de behandeling zal gaan bemoeilijken niet te verdedigen is. Zij verzoekt u het besluit op bezwaar te vernietigen en de gemeente te veroordelen in de proceskosten.
16 november 2020 geen grond biedt voor het oordeel dat bij eiseres ten tijde van het bestreden besluit sprake was van minder vergaande beperkingen in haar zelfredzaamheid. Ook uit de overige beschikbare (medische) informatie blijkt dit niet. Het voorgaande brengt mee dat de conclusie van verweerder dat uit het advies blijkt dat bij eiseres ten tijde van het bestreden besluit geen sprake was van CVS/ME ook niet tot het oordeel kan leiden dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit niet in aanmerking kon komen voor de woningaanpassing. Het besluit is derhalve in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Het beroep slaagt.
26 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). Er zal doorgaans geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank mag ten hoogste anderhalf jaar duren. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Uit de hiervoor genoemde uitspraak volgt dat in beginsel een vergoeding van immateriële schade gepast is van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat aan eiseres op grond van de Wmo 2015 een woonvoorziening wordt toegekend in de vorm van een zorgunit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder tot betaling van eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.870,-.
mr. H.J. Knol, griffier, op