ECLI:NL:RBOVE:2021:4101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
08.180234.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling van een politieambtenaar in Diepenveen

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van een politieambtenaar. De verdachte trok op 7 juli 2021 in Diepenveen een man van zijn fiets, die hem had aangesproken op zijn rijgedrag. Vervolgens schopt en slaat hij het slachtoffer, terwijl deze op de grond ligt. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geslagen en geschopt, en dat hij ook een politieagent heeft geslagen tijdens zijn aanhouding. Het slachtoffer liep ernstig letsel op, waaronder een gebroken neus en hersenschudding, en overleed later op 20 september 2021 aan een hartstilstand. Het Openbaar Ministerie stelde dat er geen causaal verband was tussen het letsel en het overlijden. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor poging tot doodslag, maar dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.180234.21 (P)
Datum vonnis: 2 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboortedatum] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Sommers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.C.H. Pronk, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 juli 2021 in Diepenveen:
feit 1,
primair: geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
subsidiair: alleen of met een ander [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair: alleen of met een ander geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:een politieambtenaar heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2021, te Diepenveen, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,met dat opzet [slachtoffer] hardhandig heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, en/ofmet dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de (het) benen en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/ofmet dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/ofmet dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, een zgn kopstoot in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 07 juli 2021, te Diepenveen, in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een hersenschudding en/of een of meer verwondingen in het gezicht die gehecht moesten worden, tengevolge waarvan een of meer blijvende ontsierende littekens in het gezicht is/zijn ontstaan) heeft toegebracht, door genoemde [slachtoffer] hardhandig vast te pakken en op de grond te gooien, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de (het) benen en/of elders tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, een zgn kopstoot in het gezicht en/of tegen het hoofd te geven;
meer subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden:hij op of omstreeks 7 juli 2021,te Diepenveen, in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] hardhandig heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de (het) benen en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/of met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid of gevallen en/of terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en/ofmet dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, een zgn kopstoot in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2021, te Diepenveen, in de gemeente Deventer, een ambtenaar, genaamd [aangever] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, door genoemde [aangever] met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen of te slaan.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 7 juli 2021 fietste aangever [slachtoffer] in het centrum van Diepeveen. Verdachte reed daar met zijn zus in een auto. [slachtoffer] wilde verdachte aanspreken op zijn rijgedrag. Hierna vond een fysieke confrontatie plaats.
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] van zijn fiets heeft getrokken. [slachtoffer] is daarna op de grond beland. Terwijl hij op de grond lag, heeft verdachte hem geslagen, geschopt en hem een kopstoot gegeven (feit 1). [slachtoffer] raakte hierdoor gewond. Zo had hij onder andere forse zwellingen en kneuzingen in zijn gelaat en was zijn neus gebroken.
Bij zijn aanhouding heeft verdachte ook een politieagent geslagen (feit 2). Dit feit heeft verdachte eveneens bekend.
[slachtoffer] is op 20 september 2021 overleden aan een hartstilstand. Het Openbaar Ministerie (OM) houdt verdachte niet verantwoordelijk voor het overlijden van [slachtoffer] , omdat geen verband is vastgesteld tussen het letsel dat hij op 7 juli 2021 heeft opgelopen en zijn overlijden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie noemt de aangifte van [slachtoffer] , het proces-verbaal van de camerabeelden over de toedracht van het incident, de getuigenverklaringen, de verklaring van verdachte en de verklaring van de zus van verdachte als bewijsmiddelen. In de letselinterpretatie wordt uitgelegd dat stomp of botsend geweld op het hoofd altijd het risico op ernstig of dodelijk letsel met zich brengt. Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen is volgens de forensisch arts in potentie dodelijk. De officier van justitie stelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het uitoefenen van geweld op het meest kwetsbare deel van het lichaam, het hoofd, dodelijk kan zijn. Verdachte heeft volgens de officier van justitie op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
De officier van justitie noemt voor feit 2 de aangifte van [aangever] , de letselrapportage en de bekennende verklaring van verdachte als bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en (meer) subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw voert aan dat forensisch arts Van Kuijk in zijn letselinterpretatie heeft verwoord dat hoofdletsel altijd potentieel dodelijk is. Deze conclusie is volgens de raadsvrouw wetenschappelijk irrelevant en kan niet meewerken tot het bewijs. Het onderzoek uit India waar de arts naar verwijst, wordt door hem onjuist geïnterpreteerd. Risico’s kunnen nooit helemaal worden uitgesloten, het gaat erom of het risico hoger of lager is. Van Kuijk is van onjuiste informatie over de toedracht uitgegaan en hij is bovendien niet opgenomen in het Nederlands Register van Gerechtelijke Deskundigen (hierna: NRGD).
De raadsvrouw stelt dat er geen aanmerkelijke kans op zwaar letsel of de dood was. Voor voorwaardelijk opzet moet er meer zijn dan alleen het risico op letsel. Verdachte is zwakbegaafd en kon de gevolgen van zijn handelen niet goed inschatten. Hij kan om die reden niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard hebben op zwaar letsel of de dood. De verklaringen in het dossier geven inzicht in wat in het hoofd van verdachte is omgegaan. Die inhoud leidt tot de conclusie dat verdachte geen voorwaardelijk opzet op zwaar letsel of de dood had.
De raadsvrouw heeft tot slot verzocht, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 primair of (meer) subsidiair ten laste gelegde, forensisch arts Van Kuijk te horen, een tegenonderzoek te laten verrichten, het obductierapport van [slachtoffer] aan het dossier te laten toevoegen en de arts die de obductie heeft uitgevoerd te horen.
De raadsvrouw heeft voor feit 2 ten aanzien van het bewijs geen opmerkingen gemaakt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Letselinterpretatie
De raadsvrouw heeft de inhoud van de letselinterpretatie en de deskundigheid van de forensisch arts betwist. Vast staat dat de forensisch arts niet is geregistreerd in het NRGD. De rechter-commissaris heeft dit bij de benoeming van de NFI-deskundige ook opgemerkt. De rechter-commissaris heeft bij de benoeming gelet op de opleiding en toetsing van de arts door het NFI en het feit dat hij werkzaam is binnen het geaccrediteerde kwaliteitssysteem van het NFI en om die reden de arts als deskundige benoemd. De rechtbank heeft op basis hiervan geen reden aan de deskundigheid van de arts te twijfelen.
Uit de letselinterpretatie volgt dat de deskundige zijn bevindingen onder andere heeft gebaseerd op de letselrapportage en de foto’s van het letsel van het slachtoffer. Dit betreft objectieve informatie. Uit de letselinterpretatie volgt
niet,in tegenstelling tot wat de raadsvrouw heeft gesteld, dat de deskundige zijn bevindingen heeft gebaseerd op de (summiere) informatie over de toedracht van het incident dat in de letselrapportage is opgenomen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de letselinterpretatie en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Voorwaardelijke opzet
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen. De rechtbank overweegt aanvullend op de bewijsmiddelen het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] van de fiets heeft getrokken en vervolgens, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, hem heeft geslagen tegen zijn hoofd, heeft geschopt en hem een kopstoot heeft gegeven. [slachtoffer] heeft daardoor letsel opgelopen.
Het handelen van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank de juridische kwalificatie ‘poging tot doodslag’ op. Daarvoor is vereist dat sprake is van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit het dossier valt niet op te maken dat verdachte [slachtoffer] met dat doel heeft mishandeld. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden als gevolg van de gedragingen van verdachte.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Naar algemene ervaringsregels roept het met een schoen en forse kracht schoppen tegen een hoofd en met kracht meerdere keren met tot vuist gebalde handen stompen tegen het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Het hoofd is namelijk een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het menselijk lichaam. De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat aangever zou komen te overlijden door de manier waarop verdachte zich, onder de uit de bewijsmiddelen gebleken omstandigheden, heeft gedragen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij weet dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is en dat schoppen tegen het gezicht dodelijk kan zijn. Hieruit volgt dat naast de algemene ervaringsregels, ook verdachte de wetenschap had van deze aanmerkelijk kans.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Anders dan de raadsvrouw heeft de rechtbank uit de verklaringen van verdachte geen duidelijk beeld kunnen krijgen van wat er in verdachte om ging op het moment van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de bewuste aanvaarding daarom gebaseerd op de aard en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangever [slachtoffer] van zijn fiets trok. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zat verdachte op zijn lichaam en sloeg hem meerdere keren met zijn vuisten tegen zijn hoofd en zijn lichaam. Daarna heeft verdachte aan [slachtoffer] een kopstoot gegeven. Ook heeft verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd getrapt.
Uit de letselrapportage blijkt dat het letsel van [slachtoffer] bestaat uit forse zwellingen in het gelaat, een gebroken neus en kneuzingen en onderhuids bloedverlies. Uit de letselinterpretatie blijkt dat het geweld met zeer grote kracht en/of snelheid op het gelaat moet zijn uitgeoefend, omdat het grote geweldsinwerkingen vergt om het bot van de neus te kunnen breken. Ook de forse zwellingen en onderhuids bloedverlies vergen grote krachtsinwerking om dermate veel weefsel dusdanig te beschadigen dat er zo veel letsel op kan treden. Er is zelfs hersenletsel ontstaan door het direct op het hoofd uitgeoefende geweld. Gelet hierop kan er naar het oordeel van de rechtbank gezegd worden dat een ware geweldsexplosie heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat deze geweldsexplosie naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op het gevolg, namelijk de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Voorwaardelijke verzoeken
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht over de aard en de ernst van het letsel en ziet daarom geen aanleiding tegenonderzoek te laten verrichten of de forensisch arts nader te horen. De rechtbank acht verder de voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van het obductierapport en het horen van de arts die de obductie heeft uitgevoerd, gezien de tenlastelegging, niet relevant voor deze zaak.
De rechtbank wijst de voorwaardelijke verzoeken dan ook af.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • Proces-verbaal van aangifte door [aangever] incl. fotoblad, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 7 juli 2021, pagina 47-49;
  • Een schriftelijk bescheid, letselrapportage van GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts M.A.J. van Keulen, inclusief fotobladen, pagina 50-54.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 juli 2021, te Diepenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,met dat opzet [slachtoffer] hardhandig heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid, enmet dat opzet genoemde [slachtoffer] eenmaal met geschoeide voet krachtig tegen het hoofd heeft geschopt, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond was gegooid en met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen met tot vuist gebalde hand krachtig in het gezicht of tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen, ook terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, en met dat opzet genoemde [slachtoffer] een zgn kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 juli 2021, te Diepenveen, een ambtenaar, genaamd [aangever] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, door genoemde [aangever] met tot vuist gebalde hand in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van twintig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft er, in het kader van de strafmaat, op gewezen dat verdachte voor de inverzekeringstelling niet is gehoord, zodat de inverzekeringstelling onrechtmatig was.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht in de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat de vader van verdachte gepepperd is, waardoor hij verdachte niet kon kalmeren.
De raadsvrouw heeft verder verzocht het advies van de psycholoog over te nemen en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte opening van zaken heeft gegeven en thuis een pasgeboren kind heeft. De raadsvrouw gaat akkoord met de door de officier van justitie voorgestelde mogelijkheid van een kortdurende klinische opname als aanvullende bijzondere voorwaarde. De raadsvrouw heeft voorwaardelijk verzocht bij het opleggen van een gevangenisstraf de psycholoog te horen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De raadsvrouw heeft verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met de normschending die zij heeft aangedragen. De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling rechtmatig was. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen komt de rechtbank dan ook niet toe aan de bespreking van dit door de raadsvrouw naar voren gebrachte punt.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer] en aan een mishandeling van een politieambtenaar. [slachtoffer] heeft verdachte willen aanspreken op zijn rijgedrag, maar heeft dat moeten bekopen met een explosieve geweldsuitbarsting van verdachte. [slachtoffer] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen, dat in potentie dodelijk was. Nadat de politie ter plaatse kwam, heeft verdachte ook nog een politieagent geslagen met zijn vuist.
Namens [slachtoffer] heeft zijn dochter op invoelende wijze verteld wat voor man haar vader was en welke gevolgen het handelen van verdachte voor hem en zijn familie heeft gehad. Het zinloze geweld heeft lichamelijke gevolgen, stress en spanning bij [slachtoffer] veroorzaakt. Desondanks was [slachtoffer] niet haatdragend tegenover verdachte en vond hij dat verdachte passende hulp moest krijgen.
Aangever [aangever] heeft in zijn schriftelijke verklaring laten weten dat hij bijzonder onder de indruk was van het door verdachte gebruikte geweld.
De pijn en het branderige gevoel rondom zijn oog hielden enkele dagen aan. Door dit geweld nam ook de angst bij zijn gezin toe voor zijn welzijn tijdens zijn werk.
Het geweld van verdachte heeften een grote impact gehad op beide aangevers. [slachtoffer] heeft ernstig letsel ondervonden en heeft daar veel last van gehad. Daarbij komt dat het incident op klaarlichte dag, op de openbare weg, plaatsvond, waardoor ook voorbijgangers met het beeld van dit explosieve geweld te maken kregen. Van groot belang acht de rechtbank ook dat [aangever] als politieagent ongestoord zijn werk hoort te kunnen doen. De gedragingen van verdachte kunnen niet anders worden geduid dan als ondermijning van het gezag van de politie en de rechtbank tilt hier zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 24 september 2021.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het:
- Pro Justitia rapport, psychologisch onderzoek van 4 oktober 2021 opgesteld door dr. R.W. Blaauw, gz-psycholoog,
- reclasseringsrapport over verdachte van 7 oktober 2021 opgesteld door R. Jansen van de Reclassering Nederland.
Uit het psychologisch onderzoek is gebleken dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een licht verstandelijke beperking en ADHD. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog komt tot het advies om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De reclassering adviseert in het geval een straf aan verdachte wordt opgelegd, een (deels) voorwaardelijk straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De geadviseerde voorwaarden zijn een meldplicht en een ambulante behandeling. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld ingeschat.
De rechtbank acht zich op basis van genoemde rapporten voldoende ingelicht over de persoon van verdachte. De rechtbank wijst het door de raadsvrouw gedane voorwaardelijke verzoek om de NIFP-rapporteur te horen daarom af.
Strafoplegging
Gelet op het bovenstaande en de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar eis. De rechtbank acht het van belang dat verdachte na zijn gevangenisstraf behandeling krijgt die gericht is op zijn (agressie)problematiek. De rechtbank zal daarom de geadviseerde voorwaarden opleggen, waaronder ook de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
De erfgenamen van [slachtoffer] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Mr. E. Taş heeft namens de benadeelde partij gevorderd verdachte te veroordelen een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 971,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten: kosten tandarts en kosten eigen risico. Tijdens de terechtzitting heeft mr. Taş toegelicht dat [slachtoffer] bij het doen van zijn aangifte al heeft verklaard dat hij zich in het strafproces wilde voegen om schade te vorderen. Omdat hij dit voor zijn overlijden heeft aangekondigd, kunnen zijn erfgenamen nu in zijn rechtspositie treden. De raadsman verwijst daarbij naar een arrest van De Hoge Raad (HR 23 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:AD1701).
[aangever] zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Mr. U.C.B. de Vaan heeft namens de benadeelde partij gevorderd verdachte te veroordelen een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de erfgenamen van [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in de vordering. De raadsvrouw betwist dat de vordering door vererving over kan zijn gegaan op de erven van [slachtoffer] . De erven dienen in de vordering bovendien niet-ontvankelijk verklaard te worden nu deze vordering onvoldoende onderbouwd is. De vordering is naar de mening van de verdediging bovendien te complex voor een behandeling in het strafproces. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever] gevorderd tot matiging van de hoogte van de schade over te gaan.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering erfgenamen [slachtoffer]
De benadeelde partij is op 20 september 2021 overleden, anders dan ten gevolge van het strafbare feit. De erfgenamen van de benadeelde partij hebben zich namens de benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer] heeft in zijn aangifte op 8 juli 2021 al aangegeven dat hij zijn schade wilde verhalen op verdachte en zich in de strafzaak wilde voegen als benadeelde partij. Gelet op dit wilsbesluit van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat de erfgenamen van de benadeelde partij zich namens de benadeelde partij kunnen voegen in het strafproces (Gerechtshof Leeuwarden, 25 juli 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2933).
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Van een onevenredige belasting van het strafgeding is geen sprake naar het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 971,02, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Vordering [aangever]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 19 dagen gijzeling (vordering [slachtoffer] ) en 6 dagen gijzeling (vordering [aangever] ), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
afwijzing voorwaardelijk verzoeken
- wijst af de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging tot het horen van forensisch arts Van Kuijk, het uitvoeren van een tegenonderzoek, het toevoegen van het obductierapport aan het dossier, het horen van de arts die de obductie heeft uitgevoerd en het horen van de psycholoog;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2, het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twintig maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
tien maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 70-74, 8032 JX Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- zich ambulant laat behandelen bij forensische polikliniek De Tender of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven.. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling en stabilisatie. Als de indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
schadevergoedingen
-
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de (erfgenamen van) benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van
€ 971,02 (negenhonderd eenenzeventig euro en twee eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 7 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
-
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] (feit 2): van een bedrag van € 300,- (driehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 7 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 971,02(negenhonderd eenenzeventig euro en twee eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 7 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag
€ 300,-(driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 7 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag(en) daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag/de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag/ de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag/die bedragen komen te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen van feit 1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021313514. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair
-
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
(…) Ik trok hem van de fiets af en hij lag daarna op de grond. (…) Ik heb hem een paar tikken gegeven met mijn vuisten. (…) Ik gaf hem een kopstoot. (…) Ik schopte hem op zijn gezicht met mijn tenen. (…) Ik weet dat het hoofd kwetsbaar is. (…) Het schoppen tegen het gezicht kan dodelijk zijn. (…) Ik stopte met slaan toen hij mijn vinger losliet. Ik heb hem toen nog één trap na gegeven, tegen zijn hoofd. (…)
-
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] incl. fotobladen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 8 juli 2021, pagina 34-39, voor zover inhoudende:
(…) Ik zag toen dat er vrijwel onmiddellijk een man uit de blauwe Seat stapte en voor ik het wist voelde ik dat ik hard geslagen werd. Ik voelde dat ik een hele harde knal kreeg tegen mijn linker oog aan en vervolgens voelde ik nog diverse harde klappen in het gezicht en op mijn rechter oog. Ik kan u verklaren dat mij beide ogen eigenlijk gelijk dicht zaten. (…) Ik lag op een gegeven moment op de grond en toen ben ik ook nog geschopt. (…)
-
proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 10 juli 2021, pagina 29 t/m 33, voor zover inhoudende:
(…) Ik zag dat mijn broer de man naar de grond trok. (…) toen zag ik dat mijn broer op die man insloeg. (…)
Ik zag dat mijn broer op hem zat. De man lag op zijn rug en mijn broer zat op zijn buik. (…) Mijn broer sloeg hem met zijn vuist. (…)
-
Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 10 juli 2021, pagina 91, voor zover inhoudende:
(…) Te 09:10:01 uur zie ik, verbalisant, de betrokken blauwkleurige Seat langs rijden en abrupt tot stilstand komen. Er verschijnt een man (aangever [slachtoffer] ) in beeld, met de fiets aan zijn hand en gaat vervolgens weer op het zadel zitten. Vervolgens loopt
aangever [slachtoffer] in de richting de bestuurderszijde van eerdergenoemde auto. Wanneer aangever [slachtoffer] ter hoogte van het portier van de bestuurder (verdachte [verdachte] ) is, wordt de deur geopend door de [verdachte] . [verdachte] draagt een wit t-shirt. Nadat [verdachte] uitgestapt is, pakt hij direct aangever [slachtoffer] met twee handen vast, ter hoogte van zijn borst, en gooit hem richting de grond. (…)
-
Een schriftelijk bescheid, letselrapportage van GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts M.A.J. van Keulen, incl. fotobladen, pagina 40-46, voor zover inhoudende:
(…) [slachtoffer] (…) [slachtoffer] geboortedatum [geboortedatum] (…) letselbeschrijving
hoofd
1/ hersenschudding; BE is kort buiten kennis geweest
2/ forse blauwe zwelling van ca. 4 x 2,5 cm door opgehoopt onderhuids bloedverlies
onder het rechter oog met daarin een horizontaal verlopende barst-wond van ca. 2 cm
lengte (foto 1, 2, 5, 6 en 7)
3/ blauw paarse zwelling rondom het linker oog van ca. 4 x 4 cm door opgehoopt
onderhuids bloedverlies (foto 2, 3 en 4)
4/ boven linker wenkbrauw aan de neuszijde kneusverwonding met diepe barstwond
van ca. 2 cm lengte die heftig bloedt
5/ de neus is GEBROKEN met bloed uit beide neusgaten en bloed uit de mond vanuit
de keel; de neus is gezwollen en staat scheef (foto 1, 2 en 6)
6/ de bovenlip is gezwollen door onderhuids bloedverlies; er is geen uitwendig letsel zichtbaar (…)
beoordeling letsel
(…) herstel Het letsel zal naar verwachting in 6 tot 8 weken herstellen.
blijvend letsel Naar verwachting forse blijvend zichtbare en daardoor ontsierende ………………….littekens in het gelaat. Mogelijk ook blijvende neusklachten als de ………………….neusfractuur niet goed geneest. (…)
-
Een schriftelijk bescheid, letselinterpretatie van GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts Th. Van Kuijk, pagina 47A tot en met 47E, voor zover inhoudende:
(…) Al het aangetroffen letsel aan het hoofd - hersenschudding, neusfractuur en alle zwellingen en onderhuidse bloeduitstortingen - ontstaan door direct of indirect toegebracht stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld (…) stompen, schoppen, stoten (…) Het letsel bij slachtoffer kan worden beoordeeld als een AIS van 3 (ernstig letsel) omdat botbreuken in het gelaat en hersenletsel zijn ontstaan. (…) Bij het slachtoffer is hersenletsel ontstaan door het direct op het hoofd uitgeoefende geweld. (…) Het bij AG toegebrachte letsel is in potentie zeker dodelijk. (…)Wat wel duidelijk wordt is dat de zwellingen in het gelaat - zoals die zichtbaar zijn op foto's kort na de mishandeling - zeer fors zijn. Daarnaast is ook de neus gebroken. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het stomp botsend geweld met zeer grote kracht en/of snelheid op het gelaat moet zijn uitgeoefend. Het vergt veel kracht om dergelijk ernstig kneusletsel te kunnen laten ontstaan. (…) De forse zwellingen door kneuzingen en onderhuids bloedverlies vergen eveneens grote krachtsinwerking om dermate veel weefsel dusdanig ernstig te beschadigen dat er zo veel onderhuids bloedverlies en zwelling op kan treden. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021313514. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.