In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een Wob-verzoek van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen. De rechtbank heeft eerder op 30 maart 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin gebreken in het bestreden besluit zijn geconstateerd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen. Verweerder heeft op 12 mei 2021 een nieuw besluit genomen, maar eiser heeft hierop gereageerd met de stelling dat de gebreken niet voldoende zijn hersteld. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de nadere toelichting van verweerder op de zoekslag naar documenten onvoldoende was en dat er nog steeds onduidelijkheden bestonden over de zoekhandelingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten niet in stand konden blijven, omdat het Wob-verzoek niet afdoende was behandeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht vergoed moet worden. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,--.