ECLI:NL:RBOVE:2021:3572

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
08.063551.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 70-jarige man die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Het ongeval vond plaats op 8 oktober 2020 te Kampen, waar de verdachte met zijn auto een rotonde opreed en daarbij een scootmobiel over het hoofd zag. De bestuurder van de scootmobiel, de heer [slachtoffer], overleed aan zijn verwondingen op 9 oktober 2020.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden. Tijdens het rijden was hij afgeleid door een telefoongesprek met zijn vrouw over zijn navigatiesysteem, waardoor hij niet goed op het verkeer lette. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onvoldoende had gekeken naar het naderende verkeer op het fietspad van de rotonde, waar de scootmobiel zich bevond. De verdachte had de verkeerssituatie goed moeten kennen, aangezien hij bekend was met de rotonde en de voorrangsregels die daar golden.

De officier van justitie had een werkstraf en een langere ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op hem en de nabestaanden. De rechtbank achtte de opgelegde straf passend en geboden, gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.063551.21 (P)
Datum vonnis: 21 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.P. Zomer, advocaat in Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er primair, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig schuldig is aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval.
De verdenking komt er subsidiair op neer dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Kampen in de gemeente Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Europa-allee en de Kalmoessingel, daarmede rijdende over de weg, de Europa-allee,zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl verdachte goed bekend was met voormelde verkeerssituatie (rotonde) en/ofterwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Europa-allee, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan debestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/ofvoor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Europa-allee) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/ofniet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over het op en/of langs die kruising (rotonde) gesitueerde fietspad verkeer naderde en/ofdie kruising (rotonde) is opgereden en/of in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat op/over het fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen, en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Kampen in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Europa-allee en de Kalmoessingel, daarmede rijdende over de weg, de Europa-allee,zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Europa-allee, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/ofvoor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Europa-allee) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/ofniet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over het op en/of langs die kruising (rotonde) gesitueerde fietspad verkeer naderde en/ofdie kruising (rotonde) is opgereden en/ofin strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dicht van links genaderdzijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat op/over dat fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dat dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd:De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft volgens de officier van justitie aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gereden als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. De officier van justitie heeft verwezen naar een volgens hem vergelijkbare zaak waarin de rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2021 vonnis heeft gewezen (ECLI:NL:RBNNE:2021:1602).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het gedrag van verdachte was niet van dien aard dat het aangemerkt moet worden als zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend. De raadsman heeft verwezen naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2703.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die beantwoord moet worden, is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Van schuld in deze zin is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in deze zin.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de redengevende feiten en omstandigheden bevatten voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zoals hieronder zakelijk weergegeven. [1]
Verdachte reed op 8 oktober 2020 over de Europa-allee in Kampen in de richting van de rotonde van de kruisende wegen de Europa-allee en de Kalmoessingel. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie. [2] Het was op dat moment zwaarbewolkt en er was hevige regenval. [3] De rotonde is voorzien van een zebrapad en een fietspad. De verkeersdeelnemers die van één van beide paden gebruik maken, hebben voorrang. De voorrangssituatie is aangegeven door haaientanden en een B6-verkeersbord. [4] Uit noordoostelijke richting, komend van links voor verdachte, naderde een gehandicaptenvoertuig op het fietspad. [5] Verdachte verleende de bestuurder van het gehandicaptenvoertuig geen voorrang waardoor een aanrijding ontstond. De bestuurder van het gehandicaptenvoertuig, de heer [slachtoffer] , kwam hierdoor ten val en raakte gewond. [6] De heer [slachtoffer] is op 9 oktober 2020 overleden doordat hij bij de aanrijding letsel had opgelopen waarvan hij door zijn zwakke gezondheid en leeftijd niet meer kon herstellen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het autorijden handsfree belde met zijn vrouw. Het telefoongesprek ging over de TomTom in zijn auto. Verdachte wilde deze mee naar huis nemen om hem te updaten en op te laden. Verdachte verklaart dat hij terwijl hij de rotonde naderde naar zijn TomTom keek en niet goed op het verkeer lette. [8] Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat aan de linker A-stijl van de auto een navigatiesysteem was bevestigd. [9]
Uit bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte onvoldoende voorzichtig is geweest. Verdachte heeft onvoldoende naar links gekeken toen hij het fietspad van de rotonde naderde en verleende het slachtoffer geen voorrang. Verdachte had vanwege zijn handsfree telefoongesprek zijn aandacht bij zijn TomTom in plaats van het naderende verkeer. Hierdoor zag hij het naderende gehandicaptenvoertuig niet, terwijl het gehandicaptenvoertuig zich al enige tijd op de fietsstrook in de richting van de auto van verdachte voortbewoog. Verdachte had een vrij en voldoende zicht op die fietsstrook. Het onvoldoende opletten, en dus het niet zien van het slachtoffer, heeft zich dan ook enige tijd voorgedaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een enkel moment van onoplettendheid. De rechtbank overweegt daarnaast dat verdachte extra oplettend had moeten zijn vanwege de slechte weersomstandigheden.
Bovenstaand verkeersgedrag heeft, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, tot gevolg dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten is. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 oktober 2020 te Kampen in de gemeente Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde) van de wegen, de Europa-allee en de Kalmoessingel, daarmede rijdende over de weg, de Europa-allee, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met voormelde verkeerssituatie (rotonde) en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Europa-allee, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Europa-allee) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken of over het op die kruising (rotonde) gesitueerde fietspad verkeer naderde en
die kruising (rotonde) is opgereden en in strijd met voormeld bord B6 en het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en
is gebotst tegen, dat over het fietspad van die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde gehandicaptenvoertuig (scootmobiel),
ten gevolge waarvan die bestuurder van dat gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) ten val is gekomen,
en verdachte zich aldus zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad en de leeftijd van verdachte. Een ontzegging van de rijbevoegdheid zal betekenen dat verdachte zijn werkzaamheden als bezorger, die hij naast zijn pensioen wil verrichten, niet kan uitoefenen. De raadsman heeft verzocht een geldboete op te leggen met termijnbetaling.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft bij het oprijden van een rotonde aanmerkelijk onvoorzichtig gereden waardoor hij een scootmobiel, aan wie hij voorrang had moeten verlenen, over het hoofd zag. Het ongeluk heeft ingrijpende gevolgen gehad; het slachtoffer is aan zijn verwondingen overleden. De rechtbank realiseert zich dat de nabestaanden van het slachtoffer met dit leed moeten leven en dat geen enkele strafoplegging recht zal doen aan hun verlies.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval ook een grote impact op verdachte heeft. Verdachte heeft er blijk van gegeven zich de impact van het ongeval op de nabestaanden te realiseren. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft sinds het ongeval verschillende malen contact gehad met de nabestaanden. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank acht vanwege het hiervoor overwogene een geldboete van hierna te noemen hoogte en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat verdachte de geldboete in termijnen mag voldoen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikelen 6 en 179 WVW en artikelen 23, 24a en 24c
van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (zegge: tien) termijnen van elke termijn groot € 100,- (zegge: honderd euro);
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat deze ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020478663. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting 7 september 2021.
3.het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse opgemaakt op 21 oktober 2020 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (hierna: proces-verbaal verkeersongevallenanalyse), p. 14.
4.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 13.
5.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 10.
6.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 10.
7.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 12.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting 7 september 2021.
9.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 19.