ECLI:NL:RBOVE:2021:3152

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
21/8673
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op gestolen Porsche 911 Carrera en teruggave aan verzekeringsmaatschappij

In deze zaak heeft een man uit Polen een Porsche 911 Carrera uit 1974 gekocht via internet bij een garage in Nederland. De auto bleek echter gestolen te zijn in Duitsland en werd tijdens het transport door de Nederlandse politie in beslag genomen. De koper, aangeduid als klager, verzocht de raadkamer om teruggave van zijn sportauto. De raadkamer oordeelde dat de Porsche niet aan de klager kon worden teruggegeven, maar aan de verzekeringsmaatschappij van de bestolen eigenaar, Provinzial Nord Brandkasse Aktiengesellschaft. De reden hiervoor was dat de koop niet ter goeder trouw was, aangezien de auto te goedkoop was en omgekat bleek te zijn. De klager had meer onderzoek moeten doen naar de herkomst van de auto.

Het klaagschrift, ingediend door de advocaat van de klager, betrof een op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag op de Porsche. De raadkamer heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waarbij zowel de officier van justitie als de raadsman van de klager aanwezig waren. Klager was niet verschenen, maar de verzekeringsmaatschappij was ook niet aanwezig. De raadkamer heeft kennisgenomen van het dossier en de standpunten van de betrokken partijen. De officier van justitie stelde dat klager niet als verkrijger te goeder trouw kon worden aangemerkt, en dat het belang van strafvordering zich verzette tegen teruggave aan de klager.

De raadkamer concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was en dat de inbeslaggenomen Porsche aan de verzekeringsmaatschappij moest worden afgegeven, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende van de auto moest worden aangemerkt. De beslissing werd genomen door rechter B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier D.N. Esajas, en werd openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Klaagschriftnummer: 21/8673
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552a Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats]
verder te noemen: klager

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 11 juni 2021, is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, door mr. T. Kodrzycki, advocaat te Amsterdam.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op een Porsche 911 Carrera, gekentekend [kenteken] . Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over de handhaving van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 28 juli 2021.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de raadsman gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De belanghebbende verzekeringsmaatschappij Provinzial Nord Brandkasse Aktiengesellschaft is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen de heer [naam 1] (beslagene), naar aanleiding waarvan de inbeslagneming heeft plaatsgevonden en het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het al dan niet handhaven van het beslag.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Standpunten van klager en de raadsman
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een last tot teruggave. Klager en zijn raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat klager de rechtmatige eigenaar is van voornoemd voertuig, omdat klager de Porsche 911 Carrera te goeder trouw bij een erkende Nederlandse autohandel heeft gekocht voor een marktconforme prijs.
De raadsman heeft het bezwaarschrift in raadkamer, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht.
Klager woont in Polen en heeft de Porsche op afstand gekocht. Klager is een liefhebber van auto’s van het merk Porsche, maar hij is zeker geen expert. Klager is niet bekend met het kopen van auto’s in Nederland en heeft er daarom voor gekozen voornoemd voertuig te kopen bij een erkend autobedrijf in Bergen op Zoom. Klager heeft onderzoek verricht naar dit autobedrijf. Op de website van [autobedrijf] is vermeld dat deze autohandelaar erkend is door RDW en ADP AutoDealers Pas, een initiatief dat in het leven is geroepen om consumenten te kunnen beschermen tegen wanpraktijken in de autobranche. Klager was in de veronderstelling dat hij een goede deal had gesloten. Dit model auto was bij [autobedrijf] goedkoper dan hij elders had gezien. De waarde van het voertuig wordt door de verbalisanten geschat op € 65.000,00. De reden waarom deze verbalisanten deskundig worden geacht voor het taxeren van een klassieke Porsche is onduidelijk. Er mag niet zonder meer van de juistheid van die schatting worden uitgegaan. Daarnaast stellen de verbalisanten dat aan de uiterlijke kenmerken zou zijn te zien dat voornoemd voertuig een ander type voertuig van het merk Porsche betrof, namelijk een Porsche uit 1985. Dat standpunt is onjuist. De raadsman heeft een afbeelding van de Porsche 911 Carrera en een Porsche 911/911S overgelegd. Beide afbeeldingen vertonen – voor een ongetraind oog – nauwelijks verschillen. Het standpunt van de verbalisanten dat direct is te zien dat onderhavig voertuig geen Porsche 911 uit de eerste helft van de jaren ’70 is, wordt op basis van de overgelegde afbeeldingen niet gedeeld. Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat klager heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht, door onder andere het autobedrijf na te trekken, de gegevens en het kentekenbewijs te vergelijken met de foto’s van het voertuig en te controleren of het voertuig als gestolen geregistreerd stond.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard, nu klager niet als verkrijger te goeder trouw kan worden aangemerkt en derhalve ook niet redelijkerwijs als rechthebbende van de auto. De officier van justitie heeft laten weten dat het Openbaar Ministerie voornemens was om de auto aan de in rechten getreden Duitse verzekeringsmaatschappij af te geven na een mededeling aan de beslagene en de [klager] op grond van artikel 116 lid 3 Sv. Voordat de mededeling gedaan is kunnen worden, heeft [klager] zich al met een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv gewend tot de raadkamer van de rechtbank Overijssel.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De rechtbank dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De raadkamer stelt hierbij voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden.
Feiten en omstandigheden
Op 9 april 2021 heeft klager een Porsche 911 voor een bedrag van € 37.000,00 gekocht van de verkoper, autobedrijf [autobedrijf] in Bergen op Zoom. Op 14 april 2021 zagen verbalisanten een Poolse autotransporter rijden met als lading een Porsche 911 Carrera. Na controle van het kentekenbewijs van de Porsche en het voertuigidentificatienummer (hierna VIN), constateerde verbalisant [verbalisant] dat de Porsche fysiek niet aan de kenmerken van een Porsche 911 Carrera voldeed. Na controle van het voertuig bleken onderdelen als productiedatum ‘1985’ te hebben. Het motornummer bleek tevens niet bij het aangebrachte VIN-nummer te horen. Na onderzoek werd vastgesteld dat het een omgekatte auto betrof. Op 14 april 2021 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op deze auto. De beslagene [naam 1] heeft afstand gedaan van de onder hem inbeslaggenomen Porsche die hij in opdracht van [klager] van Nederland naar Polen moest vervoeren.
Uit onderzoek is gebleken dat het voertuig van diefstal afkomstig is. Op 8 oktober 2017 is aangifte gedaan van diefstal van voornoemde Porsche door [slachtoffer] , woonachtig te Duitsland. De verzekeringsmaatschappij Provinzial Nord Brandkasse Aktiengesellschaft heeft de verzekerde, de heer [slachtoffer] , schadeloos gesteld met een uitkering van € 52.350,00. De verzekeringsmaatschappij is vervolgens getreden in de rechten van de heer [slachtoffer] met betrekking tot het opeisen van de auto bij de bezitter daarvan (subrogatie). Zowel [klager] als de verzekeringsmaatschappij als belanghebbende stellen rechthebbende van de Porsche te zijn. Klager op grond van een consumentenkoop te goeder trouw en de verzekeringsmaatschappij door subrogatie..
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2021 van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] is de raadkamer van oordeel dat het beslag in elk geval rechtmatig is gelegd op grond van art 94 Sv.
Overwegingen
Klager wenst de inbeslaggenomen Porsche 911 terug te krijgen en heeft daartoe aangevoerd dat hij eigenaar is geworden van de auto door levering en na betaling van de koopprijs. De raadkamer stelt voorop dat ingevolge art. 116, eerste lid, Sv het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen doet teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. (Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.10 en ECLI:NL:HR:2017:3). De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen auto. Noch tegen beslagene noch tegen [klager] zal een strafvervolging worden ingesteld zodat er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag.
Volgens de hoofdregel van artikel 116 lid 1 Sv wordt het beslag in dat geval teruggegeven aan beslagene. De beslagene [naam 1] heeft echter afstand gedaan van de onder hem inbeslaggenomen Porsche en verklaard dat hij de auto slechts vervoerde in opdracht van [klager] van Nederland naar Polen.
De raadkamer ziet zich aldus voor de vraag gesteld of klager redelijkerwijs als rechthebbende van de Porsche moet worden aangemerkt.
Voor beantwoording van die vraag is van belang of klager kan worden aangemerkt als een koper te goeder trouw als bedoeld in artikel 3:86 BW. Weliswaar is er wat betreft de officier van justitie geen sprake van een strafbaar feit door klager maar dat laat onverlet dat eventuele civielrechtelijke gebreken bij de transactie van de auto door het autobedrijf [autobedrijf] aan klager in de weg kunnen staan aan afgifte van de auto aan klager.
Naar het oordeel van de raadkamer kan klager niet zonder meer als verkrijger te goeder trouw worden aangemerkt. De raadkamer overweegt daartoe als volgt.
Klager heeft via het internet een Porsche 911 voor een bedrag van € 37.000,00 gekocht. Het kenteken was afgegeven voor een Porsche 911 met een datum eerste toelating in februari 1974. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij op 14 april 2021 bij controle van de auto onmiddellijk zag dat voornoemde Porsche, een type Porsche was dat is geproduceerd na 1985 en beslist niet in de eerste helft van de jaren ’70 van de vorige eeuw. De kenmerken van de Porsche kwamen absoluut niet overeen met een Porsche uit 1974. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard een behoorlijke kennis van details bij voertuigen van het merk Porsche te hebben. Het vermoeden van verbalisant [verbalisant] is bevestigd door [naam 2] , medewerker bij [bedrijf] B.V., een bedrijf met veel expertise op het gebied van (oudere) Porsches. [naam 2] heeft met zijn kennis van zaken vastgesteld dat de Porsche beslist geen Porsche 911 is uit 1973/1974. De bevindingen van [naam 2] zijn later bevestigd door onderzoek van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit in het rapport van 19 mei 2021. Vastgesteld is dat de nieuwe identiteit (VIN) van de Porsche, na omkatten (naar een Porsche uit 1974), is ‘geleend’ van een Porsche die te koop stond in de Verenigde Staten (mails verbalisant d.d. 3-6-2021). Het motornummer * [nummer 1] * van de motor in de inbeslaggenomen auto is door de fabrikant aangebracht en geplaatst in een personenauto, merk Porsche, type 911 Cabriolet, voorzien van het VIN [nummer 2] . Deze auto betreft de in Duitsland op 8 oktober 2017 gestolen Porsche bij de heer [slachtoffer] (uittreksel aangifte diefstal Porsche 8 oktober 2017).
Naast de bij verbalisanten onmiddellijk opgevallen en geconstateerde uiterlijke verschillen tussen de Porsche met bouwjaar 1974 en de Porsche met bouwjaar 1985 heeft klager voor de Porsche 911 met het veronderstelde bouwjaar 1974 een bedrag betaald dat niet zonder meer als marktconform kan worden aangemerkt.
In aanmerking genomen de bevindingen van de verbalisanten, van de heer [naam 2] van [bedrijf] en van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit en de overeengekomen koopprijs, had klager nader onderzoek moeten verrichten naar de herkomst van de auto. Het feit dat de gegevens op het kentekenbewijs en het gegevensblad overeenkwamen met de foto’s van het voertuig en klager de auto heeft gekocht bij een erkende Nederlandse autohandel zijn in het licht daarvan onvoldoende. In dat verband komt ook betekenis toe aan het feit dat klager voornoemde Porsche op afstand en op zicht heeft gekocht en gelet op de overeengekomen koopprijs een ‘goede deal’ meende te hebben gesloten.
Naar het oordeel van de raadkamer is klager op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting niet zonder meer aan te merken als een koper te goeder trouw als bedoeld in artikel 3:86 BW.
Dat brengt de raadkamer tot het oordeel dat het klaagschrift ongegrond verklaard moet worden en dat de inbeslaggenomen auto aan de als belanghebbende opgeroepen Duitse verzekeringsmaatschappij (die door subrogatie in de rechten van de bestolen eigenaar van de Porsche is getreden) moet worden afgegeven nu de verzekeringsmaatschappij redelijkerwijs als rechthebbende van de auto moet worden aangemerkt.
De raadkamer zal daarom in dit geval - in aanmerking genomen dat dit ook al in het voornemen lag van de officier van justitie middels de procedure van artikel 116 lid 3 Sv - de teruggave gelasten van de personenauto aan de verzekeringsmaatschappij Provinzial Nord Brandkasse Aktiengesellschaft,.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift ongegrond en gelast de afgifte van de inbeslaggenomen personenauto, Porsche 911 Carrera, aan de verzekeringsmaatschappij Provinzial Nord Brandkasse Aktiengesellschaft.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.