ECLI:NL:RBOVE:2021:2724

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
08/207782-20 en 08/187200-20(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, belediging en huisvredebreuk met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 10 mei 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging, belediging en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 302 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De man had politieagenten bedreigd en beledigd, en was ook schuldig aan huisvredebreuk. Naast de gevangenisstraf moet hij zich ambulant laten behandelen en een schadevergoeding van 400 euro betalen aan een van de benadeelden. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de verdediging steunde deze eis. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de beschikbare bewijsmiddelen gerechtvaardigd, maar sprak de man vrij van een deel van de tenlastelegging. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van een vordering die niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/207782-20 en 08/187200-20(P)
Datum vonnis: 10 mei 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 mei 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Veenendaal en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08/187200-20
feit 1:verbalisant [verbalisant 1] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling;
feit 2:wederrechtelijk een woning is binnengedrongen;
Parketnummer 08/207782-20
feit 1:verbalisant [verbalisant 2] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling;
feit 2:verbalisant [verbalisant 3] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling dan wel die [verbalisant 3] heeft beledigd door hem in het gezicht te spugen;
feit 3:verbalisant [verbalisant 4] heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08/187200-20
1.
hij, op of omstreeks 29 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Waarom haal je alles weg, ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 16 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen op/aan [adres] bij een ander, te weten bij [naam] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Parketnummer 08/207782-20
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), een persoon genaamd [verbalisant 2] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door toen daar een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) te nemen en/of daarmee naar die [verbalisant 2] toe te rennen of te gaan en/of die [verbalisant 2] (daarbij) opzettelijk dreigend toe te voegen de woorden: "Ik steek je aan het mes en ik maak je godverdomme kapot" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), een persoon genaamd [verbalisant 3] (inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door toen daar die [verbalisant 3] in/tegen het gezicht te spuwen en/of te hoesten en/of door die [verbalisant 3] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "ik heb Corona" althans woorden van dreigende aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 3] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door toen daar die [verbalisant 3] in/tegen het gezicht te spuwen en/althans naar en of in de richting van die [verbalisant 3] te spuwen;
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Vieze kankerhoer" en/of -zakelijk weergegeven- dat die [verbalisant 4] kanker in haar tepels had en/of kanker in haar kont kon krijgen, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Het oordeel van de rechtbank
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/207782-20 onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/187200-20
1.
hij op 29 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Waarom haal je alles weg, ik vermoord je";
2.
hij op 16 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) in de woning, gelegen aan [adres] bij een ander, te weten bij [naam] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
parketnummer 08/207782-20
1.
hij op 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), een persoon genaamd [verbalisant 2] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door toen daar een mes in zijn hand te nemen en daarmee naar die [verbalisant 2] toe te rennen of te gaan en die [verbalisant 2] daarbij opzettelijk dreigend toe te voegen de woorden: "Ik steek je aan het mes en ik maak je godverdomme kapot";
2.
hij op 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 3] , inspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door toen daar die [verbalisant 3] in het gezicht te spuwen en in de richting van die [verbalisant 3] te spuwen;
3.
hij op 13 augustus 2020, in de gemeente Hengelo (O), opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Vieze kankerhoer" en -zakelijk weergegeven- dat die [verbalisant 4] kanker in haar tepels had en kanker in haar kont kon krijgen.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/187200-20 feit 1 en parketnummer 08/207782-20 feit 1
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08/187200-20 feit 2
het misdrijf: het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
parketnummer 08/207782-20 feit 2 subsidiair en feit 3
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn / haar bediening;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling door het FACT team van Transfore, met uitzondering van de klinische opname, begeleid wonen bij Samen Zorg Twente en middelencontrole, zoals geadviseerd door de reclassering wordt gekoppeld.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een tweetal verbalisanten en heeft daarnaast een verbalisant bedreigd met de dood. Daarnaast heeft verdachte ook een willekeurige burger bedreigd met de dood. Door zijn agressieve en intimiderende gedrag heeft hij vrees en/of gekrenkte gevoelens veroorzaakt. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2021 is verdachte eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Die eerdere veroordelingen en de daarbij opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het pro Justitia rapport van 1 mei 2021, van drs. T.E.G.A. Oosterhof, klinisch psycholoog, blijkt dat verdachte al langere tijd verward en zeer waarschijnlijk ernstig manisch ontregeld was vanwege het niet gebruiken van medicatie, het leven op straat en cannabisgebruik. Verdachte was boos en gefrustreerd en liep ernstig verward rond, waarbij hij schreeuwend en tierend de aandacht naar zich toetrok en gevoelens van angst opriep, maar zelf ook angstig was. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en houdt daar in de strafmaat rekening mee. De psycholoog is van mening dat behandeling en begeleiding noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen.
Uit het reclasseringsrapport van 4 mei 2021 volgt dat de reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling door het FACT team van Transfore of een soortgelijke zorgverlener, met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, verblijven bij Samen Zorg Twente of een andere instelling voor beschermd wonen en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf van enige duur passend gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte daarvan ook rekening gehouden met het advies van de reclassering en het feit dat verdachte lange tijd, namelijk 272 dagen, in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd passend en geboden is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opgelegd dient te worden om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname. De rechtbank ziet geen gronden om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[verbalisant 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 280,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 280,-- gevorderd.
[verbalisant 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 400,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] in het geheel dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kunnen worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
-
[verbalisant 2]
De benadeelde partij heeft aan zijn vordering kort gezegd ten grondslag gelegd dat hij ten gevolge van de bedreiging en aantal nachten slecht heeft geslapen. Ook heeft de afweging die heeft hij moeten maken, wegrijden of zijn vuurwapen gebruiken, hem een dikke week beziggehouden. Verder is hij tegenwoordig extra alert en scherp. Hij is zich nu nog bewuster van zijn “solo-rol” als motorrijder en nog bewuster van zijn kwetsbaarheid.
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het eerste lid van dat artikel luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
Nu er geen sprake is van lichamelijk letsel of van schade in eer en goede naam, rijst de vraag of de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van genoemd artikel. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Voor het aannemen van een persoonsaantasting is
nietvoldoende dat sprake is geweest van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (vgl. HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1642).
Gelet op dit juridisch kader is hetgeen de benadeelde partij heeft gesteld – hoe invoelbaar zijn gevoelens ook zijn – ontoereikend om te kunnen spreken van een aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ in even bedoelde zin. Zo heeft hij geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid en doet zich hier niet een situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn vordering nader te motiveren en aan te vullen leidt tot een onevenredige belasting van de strafzaak, reden waarom de rechtbank hem die gelegenheid niet zal geven. De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
[verbalisant 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 400,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [verbalisant 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/207782-20 onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/187200-20 feit 1 en parketnummer 08/207782-20 feit 1
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08/187200-20 feit 2
het misdrijf: het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
parketnummer 08/207782-20 feit 2 subsidiair en feit 3
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn / haar bediening;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/187200-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/207782-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
302 (driehonderdentwee) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Leger des Heils aan de Tubantiasingel 5 te Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door (het FACT team van) Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen is onderdeel van de behandeling;
- verblijft bij Samen Zorg Twente of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op 11 mei 2021. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, ook als dat dagbesteding inhoudt;
- werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [verbalisant 2] (parketnummer 08/207782-20 feit 1): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] (parketnummer 08/207782-20 feit 2 subsidiair ): van een bedrag van € 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 11 mei 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. H. Stam en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2021.
Mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. J. Faber zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.