ECLI:NL:RBOVE:2020:724

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
08/952079-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op hoogbejaarde broers in Heeten met geweld en bedreiging

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij een gewapende overval op twee hoogbejaarde broers in Heeten. De overval vond plaats op 12 januari 2019, waarbij de broers onder bedreiging van een vuurwapen werden gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de 30-jarige verdachte, samen met een medeverdachte, de broers heeft bedreigd en hen in hun woning heeft opgesloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, terwijl de medeverdachte vijf jaar gevangenisstraf kreeg. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de overval voldoende was om hem als medepleger aan te merken, ondanks dat hij niet fysiek aanwezig was in de woning tijdens de overval. De rechtbank heeft ook de voorbereiding van een tweede overval op een ander slachtoffer vastgesteld, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank heeft de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de gewelddadige aard van de feiten als strafverzwarende omstandigheden meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952079-19 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
5 december 2019 en 6 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.P.J. Botterblom, advocaat in Nijkerk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 5 december 2019 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 januari 2019 met een ander of alleen heeft ingebroken in een woning en met (bedreiging met) geweld een horloge, geld, pakjes shag en een pepermuntblik met munten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 2:van 29 januari 2019 tot en met 12 februari 2019 met een ander of alleen ter
voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging (een) baken(s) onder de auto van het vermeende slachtoffer heeft geplaatst en het vermeende slachtoffer vervolgens heeft gevolgd en pepperspray, vuurwapens en kogels, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 2 maart 2019 [slachtoffer 3] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2019 te Heeten, gemeente Raalte, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een horloge en/of
- 1200 euro (in/uit een envelop) en/of
- 200 euro (in/uit een portemonnee) en/of
- een of meer pakjes shag, althans rookwaar, en/of
- een pepermuntblik met een (grote) hoeveelheid centen (gulden),
in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres] te Heeten
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
door
- die [slachtoffer 2] al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te laten knielen, althans
plaats te laten nemen op de grond en/of
- een- of meermalen (dreigend) te roepen: "geld, geld" en/of
- die [slachtoffer 2] al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te begeleiden naar de
eerste etage van de woning en/of
- die [slachtoffer 2] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (dreigend) een vuurwapen,

althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of

- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op te sluiten in een slaapkamer;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2019 tot en met 12 februari 2019 te
Almelo en/of te Zeddam, althans in Nederland, en/of te Bocholt en/of Emmerich,
althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het plegen van een
of meer diefstal(len) met geweld (in vereniging) (strafbaar gesteld in artikel
312, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dan wel artikel 312, tweede
lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht),
(telkens) opzettelijk een of meer baken(s) (te weten: een op afstand te volgen
GPS-zender) onder het voertuig van het vermeende slachtoffer heeft geplaatst
en/of (vervolgens) het vermeende slachtoffer via de/het baken(s)heeft
gevolgd, en/of
- een of meer fles(sen) pepperspray en/of
- een of meer vuurwapen(s) en/of
- een of meer kogel(s)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd,
ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te Doetinchem en/of Zwolle
[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
-"Als ik je te pakken krijg sla ik al je kankertanden uit je bek en/of als ik
vrijkom dan sla ik al je tanden uit je gezicht",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 12 januari 2019 vindt rond 22:00 uur een gewapende overval plaats in de woning van de hoogbejaarde broers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in Heeten. De twee daders, beiden man, van wie de één een blanke en de ander een donkere huidskleur heeft, betreden de woning door een raam in te slaan. [2] Op dat moment kijkt [slachtoffer 2] in de woonkamer televisie en is [slachtoffer 1] net naar bed gegaan. De blanke dader heeft een pistool in zijn hand en dwingt [slachtoffer 2] op de grond te gaan liggen. Er wordt meermalen ‘geld, geld’ geroepen. De blanke dader begeleidt dan wel duwt [slachtoffer 2] naar de eerste etage van de woning, naar de slaapkamer waar op dat moment [slachtoffer 1] aanwezig is. Ook [slachtoffer 1] spreekt over een vuurwapen en zegt dat hij en zijn broer daarmee door de blanke dader onder schot werden gehouden. [3] Ondertussen doorzoekt de donkere dader de woning. Hierbij zijn in elk geval een horloge, een geldbedrag van € 1.200,- in een envelop en € 200,- uit een portemonnee, pakjes shag en een pepermuntblik met guldens weggenomen. [4] Verder bevinden zich in het dossier aanwijzingen dat er, hoewel dat niet is ten laste gelegd, ook nog een geldbedrag van € 2.000,- en zakhorloges zijn weggenomen. Hierna worden de broers opgesloten in een slaapkamer. Zij worden pas de volgende ochtend door een familielid bevrijd.
Omdat er aanwijzingen zijn dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de hiervoor genoemde overval op de broers [familienaam] in Heeten, heeft de politie in de periode van 21 januari 2019 tot en met 25 februari 2019 meerdere bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers afgetapt. Op basis van de door verdachte gevoerde telefoongesprekken, waaruit blijkt dat verdachte een baken onder een auto heeft geplaatst en deze volgt, rijst bij de politie het vermoeden dat verdachte een overval aan het voorbereiden is. Aan de hand van de tapgesprekken en bakengegevens stelt de politie vast dat het beoogde slachtoffer vermoedelijk de heer [naam 1] is. [5]
Tot slot heeft verdachte op 2 maart 2019 vanuit de PI Zwolle tegen aangever [slachtoffer 3] gezegd dat als hij hem te pakken zou krijgen, hij al zijn kankertanden uit zijn bek zou slaan. [6]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 ten laste gelegde overval leidt zij onder meer af uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , het feit dat volgens de door verdachte op voorhand beschreven modus operandi is gehandeld, de telecom-gegevens, het feit dat een deel van de buit in de woning van verdachte is aangetroffen, dat in zijn auto een wapen is gevonden en dat hij van tevoren iemand heeft ingelicht over een uitzending van Hart van Nederland waarin de overval ter sprake kwam.
Ten aanzien van feit 2 verwijst de officier van justitie voor de bewijsmiddelen naar de verklaring van aangever [naam 1] , het feit dat bakens onder het voertuig van die [naam 1] zijn aangetroffen, de diverse tapgesprekken en de verklaringen van verdachte, [naam 2] , [slachtoffer 3] en medeverdachte [medeverdachte] .
Het onder 3 ten laste gelegde feit kan op basis van de aangifte van [slachtoffer 3] en de uitwerking van het telefoongesprek worden bewezen, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 voert hij aan dat in het dossier onduidelijkheid bestaat over de rol die zijn cliënt zou hebben ingenomen bij de overval. Tenzij de rechtbank aanneemt dat zijn cliënt de blanke man is geweest die bij de overval aanwezig was, is zijn rol onvoldoende geweest om hem te kunnen veroordelen voor medeplegen. Er kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, nu niet kan worden bewezen dat hij in de woning is geweest en onduidelijk is wat hij dan überhaupt zou hebben bijgedragen aan het delict. Zijn cliënt nam het deel van de buit van de overval dat in zijn woning is aangetroffen voor medeverdachte [medeverdachte] in bewaring, aldus de raadsman. Uit de historische printgegevens kan hooguit worden afgeleid dat de telefoon van zijn cliënt ten tijde van de overval in de omgeving is geweest. Voor die aanwezigheid heeft zijn cliënt een verklaring gegeven, die wordt ondersteund met bewijs.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman dat uit het dossier geen voornemen van zijn cliënt blijkt om iemand te gaan overvallen. Evenmin staat vast dat hij kogels en pepperspray heeft aangeschaft en ook niet dat het bij hem aangetroffen wapen bestemd was voor de overval.
Ten aanzien van feit 3 bepleit de raadsman dat de door zijn cliënt geuite bewoordingen geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling opleveren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Vast staat dat op 12 januari 2019 een gewapende overval heeft plaatsgevonden bij de broers [familienaam] in Heeten, die is uitgevoerd door medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven persoon. [7] De vraag is of verdachte betrokken is geweest bij dit delict en, zo ja, hoe deze betrokkenheid strafrechtelijk kan worden geduid. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Wettelijk kader voor medeplegen
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [8]
Gesprek met verbalisant [verbalisant]
Voor de rechtbank staat het vast dat verdachte van tevoren wetenschap had van de geplande overval. Verdachte heeft ter terechtzitting namelijk verklaard dat hij wist waar, wanneer en door wie de overval zou worden gepleegd. [9] Daar komt bij dat verdachte op voorhand bepaalde informatie over het plan van aanpak heeft gedeeld met verbalisant [verbalisant] . In zijn proces-verbaal schrijft verbalisant [verbalisant] dat verdachte hem op 14 september 2018 vertelde dat hij in het verleden meermalen was benaderd voor een woninginbraak die zou plaatsvinden in Schalkhaar bij twee bejaarde broers, die een geldbedrag van € 200.000,- in contanten thuis zouden bewaren. Verdachte zei dat ze de broers met een smoes over een erfenis zouden weglokken en dat op dat moment de kraak gezet zou worden. Volgens verdachte was de truc mislukt, omdat de broers in eerste instantie niet hadden gereageerd en zij vervolgens hun financiële man aan de telefoon kregen. Hierop werd besloten om een overval te plegen op de broers, aldus verdachte. Deze overval had nog niet plaatsgevonden, maar verdachte vermoedde dat dit wel zou gaan gebeuren. [10]
Met deze verklaring van verdachte in het achterhoofd, is na de overval contact opgenomen met de broers [familienaam] . Zij verklaarden desgevraagd dat zij een jaar eerder een brief hadden gekregen met daarin het verzoek om contact op te nemen met een notaris. De broers hadden de brief aan hun boekhouder gegeven met het verzoek het af te handelen. [11] Hun boekhouder constateerde dat sprake was van een nepbrief. Gelet op deze ‘notarissmoes’ en op het feit van algemene bekendheid dat de afstand tussen Schalkhaar en de plaats delict volgens Google Maps nog geen zeven kilometer bedraagt, lijkt het er sterk op dat verdachte in zijn gesprek met verbalisant [verbalisant] op de broers [familienaam] doelde.
Telefoongegevens van verdachte
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat verdachte ook betrokken is geweest bij de uitvoering van het delict. Zo is onderzoek gedaan naar de telefoons waarvan verdachte heeft verklaard de gebruiker te zijn, te weten een Samsung met het nummer [telefoonnummer 1] (hierna * [telefoonnummer 1] ) en een Nokia met het nummer [telefoonnummer 2] (hierna * [telefoonnummer 2] ). [12]
Uit onderzoek naar de Samsung met het nummer * [telefoonnummer 1] blijkt het volgende. Uit de internet zoekgeschiedenis volgt dat op 12 januari 2019 om 19:43 uur is gezocht naar een gebied rond Lettele. Verder valt het de verbalisanten, bezien in het licht dat de overval in die periode heeft plaatsgevonden, op dat verdachte op die dag tussen 20:30 uur en 23:38 uur niet reageert op WhatsApp. Daarnaast kan uit de WhatsAppconversatie met de vriendin van verdachte worden afgeleid dat verdachte in de avond en nacht van 12 op 13 januari 2019 niet thuis is geweest. [13] Ook zegt verdachte in een WhatsAppgesprek met zijn vriendin dat hij geen werk heeft en dat hij daarom ’s avonds weg is. Uit dit gesprek volgt ook dat verdachte kennelijk risico’s wil lopen voor de ‘kick’. [14] Verder zijn de historische printgegevens van dit nummer onderzocht. Hieruit blijkt dat de telefoon op 12 januari 2019 om 13:09 uur in Almelo, om 15:29 uur tot en met 18:54 uur in Apeldoorn, om 19:40 uur, 20:06 uur, 20:25 uur en 20:54 uur in Lettele en om 23:28 uur tot en met 00:39 uur in Apeldoorn een mast heeft aangestraald. Uit het dossier blijkt dat de afstand tussen de in Lettele aangestraalde mast en de plaats delict hemelsbreed circa 1.300 meter is. [15]
Uit onderzoek naar de Nokia met het nummer * [telefoonnummer 2] blijkt dat het nummer alleen actief is geweest in de periode van 12 januari 2019 om 19:13 uur tot en met 13 januari 2019 om 08:49 uur. Er is tussen 20:03 uur en 22:22 uur, terwijl er een mast in Lettele werd aangestraald,
27 keer gebeld met het nummer [telefoonnummer 3] (hierna * [telefoonnummer 3] ). [16] Volgens verdachte betrof dit het nummer van medeverdachte [medeverdachte] en heeft hij ten tijde van de overval met hem gebeld. [17] Ook van het nummer * [telefoonnummer 2] zijn de historische printgegevens onderzocht. Hieruit blijkt dat de telefoon op 12 januari 2019 om 19:13 uur in Voorst, om 19:14 uur, 19:15 uur en 19:18 uur in Klarenbeek, om 19:24 uur in Wilp om 19:51 uur, om 19:52 uur in Heeten en om 20:03 uur tot en met 22:22 uur in Lettele een mast heeft aangestraald. Ook hier geldt dat de afstand tussen de in Lettele aangestraalde mast en de plaats delict hemelsbreed circa 1.300 meter is. [18] Verdachte was dus op het moment dat de overval plaatsvond in de buurt van de plaats delict.
Telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte]
In de contactenlijst van de Samsung van verdachte staat onder meer medeverdachte [medeverdachte] , met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna * [telefoonnummer 4] ). [19] Het blijkt dat de simkaart met dit telefoonnummer in twee toestellen heeft gezeten, namelijk in de periode van 4 september 2018 om 18:29 uur tot en met 12 januari 2019 om 13:09 uur in een Binatone en in de periode van 12 januari 2019 om 15:36 uur tot en met 12 januari 2019 om 18:07 uur in een Nokia. Aan de hand van het IMEI-nummer van de Nokia is vastgesteld dat er op 12 januari 2019 tussen 21:05 uur en 22:22 uur een simkaart in het toestel heeft gezeten met het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] , waarvan vaststaat dat verdachte dat nummer 27 keer heeft gebeld. [20] Aangezien verdachte verklaart dat hij 27 keer medeverdachte [medeverdachte] heeft gebeld, gaat de rechtbank ervanuit dat het nummer * [telefoonnummer 3] aan medeverdachte [medeverdachte] toebehoort.
Uit onderzoek naar de historische printgegevens van de Nokia met het nummer * [telefoonnummer 3] blijkt dat de telefoon op 12 januari 2019 om 19:12 uur in Wilp, om 19:13 uur, 19:14 uur en 19:18 uur in Klarenbeek en tussen 19:51 en 22:22 uur in Lettele een mast heeft aangestraald. Uit het dossier blijkt dat de afstand tussen de in Lettele aangestraalde mast en de plaats delict hemelsbreed circa 1.300 meter is. [21] De telefoons van verdachte en medeverdachte hebben dus op dezelfde tijdstippen in Klarenbeek en in Lettele dezelfde masten aangestraald.
Bezoekjes aan medeverdachte [medeverdachte]
Uit de historische printgegevens blijkt dat één van de telefoons die in gebruik was bij verdachte op 12 januari 2019 voorafgaand aan de overval, namelijk tussen 15:29 uur en 18:54 uur een mast in Apeldoorn heeft aangestraald. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij die bewuste middag een bezoek bracht aan medeverdachte [medeverdachte] , die de overval later die dag heeft gepleegd. Zij hadden daar ook over de overval gesproken, zoals waar en wanneer en door wie deze zou worden gepleegd, aldus verdachte. [22]
Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte] ook na afloop van de overval bezocht, in elk geval op 12 januari 2019 rond 23:30 uur in Apeldoorn en op 21 februari 2019 in de PI Grave. Van dit laatste gesprek zijn opnames gemaakt, waarin het volgende wordt besproken. Medeverdachte [medeverdachte] vertelt verdachte dat zijn schoenen in Doetinchem zijn en dat ze in zijn cel zijn geweest. Verdachte zegt dat het beter kan, zeker nu hij dit hoort, en dat medeverdachte [medeverdachte] nooit had moeten zeggen waar die schoenen waren. Verdachte zegt dat medeverdachte [medeverdachte] zijn hoofd erbij moet houden, omdat er een verband is. Verdachte zegt dat ze al in een vergevorderd stadium zijn, als ze om zijn schoenen vragen. Op vragen van verdachte welke schoenen hij aan had, antwoordt medeverdachte [medeverdachte] ‘die Nikes’. Verdachte zegt dat medeverdachte [medeverdachte] dom is geweest en hem niet meer moet bellen. Ook oppert verdachte dat ze gaan doen alsof ze elkaar niet kennen. [23]
Het is in dit verband een opvallend gegeven dat uit een vergelijkend schoensporenonderzoek blijkt dat het in de woning van de broers [familienaam] op de drempel van de slaapkamer aangetroffen schoenspoor mogelijk is veroorzaakt door de bij medeverdachte [medeverdachte] inbeslaggenomen linkerschoen. [24]
Aantreffen buit bij verdachte
Op 12 februari 2019 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte. [25] Een verbalisant treft in de meterkast een plastic tas aan en ziet dat er veel muntjes uit de guldentijd en vier horloges in zitten. Daarnaast vindt de verbalisant een Albert Heijn tas, met daarin allerlei zakhorloges.
Omdat bij de overval op de broers [familienaam] ook munten uit de guldentijd en een horloge zijn weggenomen, worden de bij verdachte inbeslaggenomen goederen aan hen getoond. Eén van de horloges wordt herkend door [slachtoffer 1] . Ook herkent hij de munten uit de guldentijd. Op de vraag van de verbalisant of de broers ook zakhorloges bezitten, antwoordt [slachtoffer 1] dat dit het geval is en dat hij er een stuk of tien heeft. [slachtoffer 1] komt dan pas tot de ontdekking dat de plank waarop de zakhorloges stonden ook weg is genomen. [26] Hoewel hij de getoonde zakhorloges niet meteen herkent, bevestigt de zwager van de broers [familienaam] dat zij zulke zakhorloges spaarden. Ook herkent hij één specifiek zakhorloge. [27]
Verder heeft verdachte op 15 januari 2019 een contant geldbedrag van € 1.000,- op zijn rekening gestort. [28] Afgezet tegen het feit dat uit de aangiftes van de broers [familienaam] blijkt dat er in totaal een geldbedrag van € 3.400,- is weggenomen, is dat een opmerkelijk gegeven.
Verklaring van verdachte
Verdachte ontkent dat hij iets met de overval te maken heeft gehad. Hij heeft alleen wetenschap gehad van de overval, in die zin dat hij van tevoren wist waar, wanneer en door wie dit feit zou worden gepleegd. Verder verklaart verdachte dat hij voor en na de overval bij medeverdachte [medeverdachte] is geweest, tijdens de overval constant in de buurt is geweest van de plaats delict en veel telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] over die overval. Over het in zijn woning aangetroffen deel van de buit zegt verdachte dat hij dat voor medeverdachte [medeverdachte] in bewaring nam, maar niet wist dat het gestolen goederen betroffen. Hoewel het volgens verdachte juist is dat hij, zoals de historische printgegevens ook uitwijzen, tijdens de overval in de buurt van de plaats delict is geweest, was dat in het kader van de koop van een shovel. In dit kader had verdachte contact gehad met de verkoper via Facebook Messenger. Omdat het een gestolen shovel betrof, had verdachte een nieuwe telefoon met simkaart aangeschaft. De verkoper kwam echter niet opdagen, dus verdachte heeft al die tijd voor niets gewacht. Met het nieuwe toestel had hij ten tijde van de overval inderdaad 27 keer gebeld met medeverdachte [medeverdachte] , maar dat was omdat hij hem ervan wilde weerhouden de overval te plegen.
Onderzoek naar alternatief scenario
Door de politie is onderzoek verricht naar de shovel. Er blijkt inderdaad een shovel te staan op de door verdachte aangewezen plek, maar volgens de eigenaar stond deze ‘absoluut niet’ te koop. Verder zijn op de Nokia van verdachte op zijn eigen account geen Facebookmessenger berichten opgeslagen die betrekking zouden kunnen hebben op de aanschaf dan wel bezichtiging van de shovel. Verdachte heeft verder geen contacten willen openbaren.
Conclusies en overwegingen
De rechtbank overweegt dat het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het delict, nu de conclusie dat verdachte zelf in de woning aanwezig is geweest als zijnde “de blanke dader” op basis van de bewijsmiddelen niet getrokken kan worden. De rechtbank acht bewezen dat het medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven persoon zijn geweest die in de betreffende woning zijn geweest en als zodanig als enigen zijn belast geweest met de feitelijke uitvoering van de overval. Anderzijds is de betrokkenheid van verdachte zodanig geweest dat de rechtbank concludeert dat die betrokkenheid en samenwerking van verdachte met de feitelijke uitvoerders zo hecht is geweest dat hij - bij het ontbreken van een aannemelijke verklaring gericht op specifiek behulpzaam zijn bij - als een medepleger met een gelijkwaardige rol kan worden bestempeld. Zijn procesopstelling is de ontkenning van zijn betrokkenheid bij de overval, terwijl die betrokkenheid wel uit de bewijsmiddelen blijkt. Deze procesopstelling zou daarom kunnen worden uitgelegd als een poging om zijn betrokkenheid bij de uitvoering van een gemeenschappelijk plan te verhullen, wat de rechtbank in dit geval ook doet. [29]
De rechtbank betrekt het achterwege blijven van een aannemelijke verklaring voor de hem belastende omstandigheden in haar bewijsmotivering dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Dat oordeel is gebaseerd op het feit dat verdachte een complex van verscheidene gedragingen heeft verricht. Verdachte heeft namelijk een actieve rol vervuld in alle relevante fasen van gewapende overval, te weten in de voorbereiding, tijdens de uitvoeringshandelingen en in de afhandeling van het delict.
De rol in de voorbereiding van verdachte bestond eruit dat hij voor de overval al over relevante daderkennis beschikte. De door verdachte vooraf omschreven modus operandi komt namelijk overeen met die van de overval op de broers [familienaam] . Verder heeft verdachte voor de overval een bezoek gebracht aan medeverdachte [medeverdachte] , de uitvoerder van de overval, die toen in Apeldoorn verbleef. Volgens verdachte is toen gesproken over de overval, waardoor hij wist waar, wanneer en door wie de overval zou worden gepleegd.
Wat betreft de uitvoeringshandelingen van het delict, overweegt de rechtbank dat de telefoons van verdachte en medeverdachte op dezelfde tijdstippen in Klarenbeek en in Lettele dezelfde masten hebben aangestraald. Het lijkt er daarom sterk op dat zij met elkaar op pad waren, ook omdat verdachte na de overval naar Apeldoorn is gereden, waar medeverdachte [medeverdachte] verbleef. Bovendien was verdachte op het moment dat de gewapende overval werd gepleegd in de buurt van de plaats delict, terwijl hij daar (nu de shovel volgens de eigenaar niet te koop stond) niks te zoeken had. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van de overval in nauw (telefonisch) contact stond tot medeverdachte [medeverdachte] , de feitelijk uitvoerder daarvan. De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van verdachte in de buurt van de plaats delict niet anders kan worden uitgelegd dan dat het was ter uitvoering van het gezamenlijke plan om een gewapende overval te plegen. Daarbij gaat de rechtbank er, gelet op de grote hoeveelheid telefoongesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , vanuit dat verdachte telefonisch instructies heeft doorgegeven. Bovenal staat vast dat verdachte, hoewel hij daartoe meerdere mogelijkheden heeft gehad, zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd. Als verdachte, zoals hij stelt, maar wat de rechtbank niet gelooft, inderdaad heeft geprobeerd medeverdachte [medeverdachte] van de uitvoering van de overval te weerhouden, had het op de weg gelegen om de politie in te schakelen.
Tot slot heeft verdachte in de afhandelingsfase van het delict medeverdachte [medeverdachte] in elk geval tweemaal bezocht. Tijdens een bezoek in de PI Grave lijkt verdachte zich zorgen te maken over de schoenen die bij medeverdachte [medeverdachte] in beslag waren genomen en hij benadrukte dat er een verband was (dat ten aanzien van de gewapende overval ook daadwerkelijk het geval was) en dat ‘ze’ al in een vergevorderd stadium zouden zijn. Verder was verdachte in het bezit van een deel van de buit van de overval. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het gestolen goederen betroffen, acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig. Ten slotte verklaart [naam 2] dat verdachte hem, nog vóórdat de uitzending had plaatsgevonden, had gewezen op het feit dat de bewuste gewapende overval in Hart van Nederland aan de orde zou komen. [30] Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op het feit dat verdachte daderkennis had.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen verdachte en de mannen in de woning sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking ter verwezenlijking van het gezamenlijk plan en doel om de broers [familienaam] te bestelen in hun woning. Verdachte wordt dan ook als medepleger van het strafbare feit aangemerkt. Het verweer van de raadsman wordt om die reden verworpen. De rechtbank is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van verdachte vast dat hij in opdracht van een ander een baken onder het voertuig van aangever [naam 1] heeft geplaatst en hem vervolgens met behulp daarvan heeft gevolgd. Het discussiepunt is of hieruit en uit andere stukken in het dossier kan worden afgeleid of verdachte dit deed en spullen daartoe voorhanden had die bestemd waren om een diefstal met geweld met geweld in vereniging op die [naam 1] te plegen.
De rechtbank overweegt dat de ontkennende verklaring van verdachte dat hij geen overval wilde plegen op [naam 1] onder meer wordt ontkracht door de verklaringen van medeverdachten. Zo verklaart [naam 2] dat verdachte wiet wilde afpakken van degene die hij volgde. [31] [naam 2] verklaart ook dat hij een wapen van verdachte in zijn huis heeft liggen met patronen en kogeltjes. [32] Daarnaast zegt [medeverdachte] dat ze € 150.000,- zouden pakken van de man van de hennep en dat de man die in de gevangenis zat (de rechtbank begrijpt: de opdrachtgever) een gedeelte zou krijgen en dat zij de rest mochten houden. [33] [slachtoffer 3] verklaart dat de man die verdachte volgde in wiet zou koerieren en veel geld zou hebben. [34] Verdachte zou [slachtoffer 3] hebben verteld dat deze man ‘anderhalve ton’ thuis zou hebben liggen. [35] Het plan was om de man onderweg een keer aan te houden, te boeien en vervolgens zijn huis leeg te halen. [36] In dit kader had verdachte pepperspray aangeschaft, aldus [slachtoffer 3] . [37]
Naar het oordeel van de rechtbank winnen de verklaringen van medeverdachten aan overtuigingskracht, omdat zij steun vinden in de inhoud van de door verdachte gevoerde telefoongesprekken die in de ogen van de rechtbank maar voor één uitleg vatbaar zijn. Zo legt verdachte in een telefoongesprek van 30 januari 2019 aan [slachtoffer 3] uit dat de man die het geregeld heeft de man is die binnen zit en dat er een ton naar hem toe moet. [38] Op 1 februari 2019 zegt verdachte in een telefoongesprek met [naam 2] dat hij hem (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) al een week volgt en dat hij de wietritten al te pakken heeft en zo meteen alles van hem weet. Verdachte zegt verder dat ze over een week moeten toeslaan en dat hij nog één keer € 150.000,- bij iemand weg skoept (de rechtbank begrijpt: stelen). [39] Een dag later, op
2 februari 2019, belt verdachte met [slachtoffer 3] en zegt hij dat hij pepperspray in zijn ogen spuit en dat ze er dan zijn en dat hij pepperspray gaat halen. [40] Diezelfde dag maakt verdachte ook aan [naam 2] kenbaar dat hij pepperspray gaat halen. [41] Verder zegt verdachte op 6 februari 2019 meerdere keren tegen [slachtoffer 3] dat hij kogels moet hebben. [42] Bovendien is in de auto van verdachte een gaspistool aangetroffen. [43]
Op basis van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van (kort gezegd) het in vereniging plegen van diefstal met geweld, zijnde een feit waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte op 2 maart 2019 vanuit de PI Zwolle tegen aangever [slachtoffer 3] heeft gezegd dat als hij hem te pakken zou krijgen, hij al zijn kankertanden uit zijn bek zou slaan. [44] Wel bestaat verdeeldheid over de vraag of deze uitlating al dan niet een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van bovenstaande uitlating, geen sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Wel kan dat een bedreiging met zware mishandeling opleveren. Hiervoor is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3] in zijn aangifte verklaart dat hij ervoor vreest dat verdachte een keer komt en hem er voor aanziet dat hij zijn bedreiging daadwerkelijk zal uitvoeren. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij begrijpt dat [slachtoffer 3] zich bedreigd voelde door zijn uitlating. [45]
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlating van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 3] oplevert. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 januari 2019 te Heeten, gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met anderen,
- een horloge en
- 1200 euro in een envelop en
- 200 euro uit een portemonnee en
- pakjes shag en
- een pepermuntblik met guldens,
die/dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres] te Heeten
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen plaats te laten
nemen op de grond en
- meermalen (dreigend) te roepen: "geld, geld" en
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen, te begeleiden naar de eerste etage van de woning en
- die [slachtoffer 2] te duwen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (dreigend) een vuurwapen, te tonen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te sluiten in een slaapkamer.
2.
hij in de periode van 29 januari 2019 tot en met 12 februari 2019 te Almelo, Zeddam, Bocholt en Emmerich, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het plegen van een diefstal met geweld in vereniging, strafbaar gesteld in artikel 312, eerste en tweede lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een baken (te weten: een op afstand te volgen GPS-zender) onder het voertuig van het vermeende slachtoffer heeft geplaatst en vervolgens het vermeende slachtoffer via het baken heeft
gevolgd, en
- pepperspray en
- vuurwapens en
- kogels
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven of ingevoerd of voorhanden heeft gehad.
3.
hij op 2 maart 2019 te Zwolle [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die
[slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Als ik je te pakken krijg sla ik al je kankertanden uit je bek.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 46, 47, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Zij merkt daarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de proceshouding van verdachte als strafverzwarende omstandigheden aan. Daarnaast vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de Renault Scenic.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman merkt op dat de eis van de officier van justitie niet aansluit bij de oriëntatiepunten, die in gevallen als deze een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren als uitgangspunt voorschrijven. Daarnaast verzoekt de raadsman tot teruggave van de goederen aan zijn cliënt, met uitzondering van het wapen en de goederen die aan aangevers [familienaam] toebehoren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Welke feiten heeft verdachte gepleegd?
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval, een voorbereiding van een gewapende overval en een bedreiging met zware mishandeling.
Het zwaartepunt ligt voor de rechtbank met name bij het eerste feit, in de eerste plaats omdat dat feit daadwerkelijk is uitgevoerd, maar ook omdat daarbij op een volstrekt laffe manier te werk is gegaan. Hoewel verdachte niet in de woning aanwezig is geweest, heeft hij veelvuldig intensief contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] , die op dat moment bezig was met het plegen van de overval. Ook was verdachte betrokken in het voortraject. Verdachte en zijn mededaders hebben hun oog laten vallen op een kennelijk ‘gemakkelijke prooi’, namelijk twee hoogbejaarde broers, die op een afgelegen plek in een vrijstaande woning wonen. De daders hebben een raam ingeslagen en stonden, zo beschrijft één van de aangevers, opeens in de woning. Terwijl beide broers in de slaapkamer door de ene dader onder schot werden gehouden, werd de hele woning en de schuur door de andere dader doorzocht. Toen de buit binnen was, hebben de daders de broers aan hun lot overgelaten. De broers werden opgesloten in hun slaapkamer en de daders zijn ervandoor gegaan. Het is een gelukkige, niet aan de daders te danken, omstandigheid dat de broers de volgende ochtend werden bezocht door hun zus, die hen heeft bevrijd. Het is goed denkbaar dat het op een andere manier was afgelopen, al is het maar omdat de broers niet hun voorgeschreven medicatie konden innemen en geen beschikking hadden over eten en drinken.
De rechtbank overweegt dat het voor de broers een traumatische ervaring moet zijn geweest dat er vanuit het niets twee (voor hen onbekende) mannen in hun woning stonden, die op
onmiskenbare wijze lieten blijken dat zij uit waren op hun geld. Het is in de ogen van de rechtbank extra kwalijk dat bij de overval gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De verbalisant die na de overval naar de woning is gegaan schrijft dat beide broers behoorlijk aangeslagen waren, dat de tranen in hun ogen stonden en dat de oudste broer zichtbaar trilde met zijn handen. De rechtbank vindt het verwerpelijk dat verdachte geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van de broers, maar alleen heeft gehandeld uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan, vooral omdat hij kort na het feit voorbereidingen trof om opnieuw een gewapende overval te plegen. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat bij er deze beraamde overval op gewelddadige wijze een grote hoeveelheid geld zou worden afgenomen van het beoogde slachtoffer. Het heeft er alle schijn van dat verdachte, die zelf spreekt over een ‘kick’, zijn levensstijl maakt van het plegen van vermogensfeiten.
Tot slot vindt de rechtbank het bezwaarlijk dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en geen enkel berouw heeft getoond, maar in plaats daarvan heeft geprobeerd zijn eigen straatje schoon te vegen en zijn schuld af te schuiven op medeverdachte [medeverdachte] .
Wat zijn de oriëntatiepunten?
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een woningoverval geldt, wanneer er licht geweld en/of bedreiging wordt toegepast, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
In de toelichting wordt een aantal factoren genoemd waardoor de in het oriëntatiepunt genoemde straf hoger dan wel lager kan uitvallen. Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan dat het kwetsbare slachtoffers betroffen, die opgesloten in hun eigen woning zijn achtergelaten, dat er een vuurwapen is gebruikt en dat (zoals hierna wordt besproken) sprake is van recidive.
De rechtbank houdt verder rekening met de wettelijke bepaling dat de maximumstraf ten aanzien van de voorbereide overval met de helft moet worden verminderd.
Voor een bedreiging met zware mishandeling schrijft het LOVS een geldboete van € 250,- voor als oriëntatiepunt.
Heeft verdachte (relevante) justitiële documentatie?
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in strafverzwarende zin gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2020. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, geweldsdelicten en bedreigingen.
Wat is er bekend over de persoon van verdachte?
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 april 2019. Hierin spreekt de reclassering van een zorgwekkend delictverleden. Verdachte wordt om die reden besproken in het veelplegersoverleg. De reclassering schrijft dat het laatste toezicht in juni 2018 vroegtijdig negatief is beëindigd omdat verdachte grensoverschrijdend gedrag vertoonde en daarnaast maar beperkt meewerkte aan de opgelegde voorwaarden. Omdat verdachte geen medewerking heeft verleend aan een NIFP onderzoek, kan niet worden beoordeeld in hoeverre eventuele psychische problematiek en/of middelengebruik een rol heeft gespeeld bij het begaan van de feiten. Dit maakt dat de reclassering geen adequaat plan van aanpak kan opstellen, dat is gericht op recidivevermindering. Gelet daarop ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of tot gedragsverandering te komen. Bovendien zijn er niet dan wel nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Dit alles maakt dat de risico’s op recidive, letselschade en onttrekking aan de voorwaarden als hoog worden ingeschat.
Welke straf en/of maatregel legt de rechtbank op?
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan tilt de rechtbank met name zwaar aan de aard en ernst van de delicten, de hierboven vermelde strafverzwarende omstandigheden en de proceshouding van verdachte. Op grond daarvan acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, die inhoudt een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank overweegt dat er tussen de officier van justitie en de verdediging verdeeldheid bestaat over de vraag op welke goederen al dan niet beslag rust. De rechtbank gaat uit van de beslaglijst van 17 april 2019, waarop alleen de Renault Megane Scenic staat vermeld. De rechtbank is van oordeel dat dit goed moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het onder 2 bewezenverklaarde feit is voorbereid. Het staat immers vast dat verdachte het beoogde slachtoffer in zijn voertuig heeft gevolgd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2het misdrijf:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Renault Megane Scenic, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemd onder nummer 1.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2020.
Buiten staat
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met onderzoeksnummer ON1R019008 (Ankara). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 13 januari 2019, pagina’s 76-78.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 januari 2019, pagina’s 74-75.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, pagina’s 83-86.
5.Het proces-verbaal onderzoek gebakend voertuig van 20 februari 2019, pagina 240.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2019, pagina’s 780-781.
7.Het vonnis van de Rechtbank Overijssel van 20 februari 2020, parketnummer 08/952146-19.
8.HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2018:187.
9.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2020.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2019, pagina’s 118-120.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, pagina’s 121-123.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 februari 2019, pagina 579 en 581.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2019, pagina 519.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2019, pagina 516.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2019, pagina’s 550-557.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2019, pagina 568.
17.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2020.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2019, pagina’s 560-569.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2019, pagina 507.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, pagina’s 860-861.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2019, pagina 867.
22.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2020.
23.Het proces-verbaal uitwerken OVC PI Grave van 21 februari 2019, pagina’s 283-290.
24.Het proces-verbaal van sporenonderzoek van 15 januari 2019, pagina 90 in samenhang met het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek van 14 januari 2019, pagina’s 799-805.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, pagina 362.
26.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2019, pagina’s 364-366.
27.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 27 maart 2019, pagina’s 372-373.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2019, pagina 473.
29.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315,
30.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte N. [naam 2] van 13 februari 2019, pagina 716.
31.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte N. [naam 2] van 13 februari 2019, pagina 714.
32.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte N. [naam 2] van 13 februari 2019, pagina 712.
33.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte M.A. [medeverdachte] van 20 maart 2019, pagina 908.
34.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 3] van 14 februari 2019, pagina 759.
35.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 3] van 15 februari 2019, pagina 768.
36.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 7 maart 2019, pagina 775.
37.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 3] van 15 februari 2019, pagina 759.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een tapgesprek van 30 januari 2019, pagina 183.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een tapgesprek van 1 februari 2019, pagina 192.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een tapgesprek van 2 februari 2019, pagina 199.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een tapgesprek van 2 februari 2019, pagina 200.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een tapgesprek van 6 februari 2019, pagina 201.
43.Het proces-verbaal onderzoek wapen van 9 april 2019, pagina 458.
44.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2020.
45.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2020.