ECLI:NL:RBOVE:2020:4639

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
257510/ KG ZA 20-267
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijgave van in escrow gestort bedrag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen 4Titude B.V. en [gedaagde] B.V. De eiser, 4Titude B.V., vorderde de vrijgave van een in escrow gestort bedrag van € 50.000,00, dat door de notaris werd vastgehouden. De vordering was gebaseerd op de stelling dat 4Titude aan alle verplichtingen uit de overeenkomst had voldaan en dat er geen reden was voor de gedaagde partij om het bedrag niet vrij te geven. De gedaagde partij voerde aan dat 4Titude haar verplichtingen niet was nagekomen en dat er een holdmelding was gedaan, waardoor het bedrag niet kon worden vrijgegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat 4Titude voldoende belang had bij de vordering en dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij opdracht moest geven aan de notaris om het bedrag vrij te geven, onder de voorwaarde dat het bedrag pas zou worden vrijgegeven na opheffing van het derdenbeslag. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde partij niet aan de veroordeling voldeed. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagde partij, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer / rolnummer : 257510/ KG ZA 20-267
Vonnis in kort geding van 30 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
4TITUDE B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Oss,
eisende partij,
hierna te noemen:
4Titude,
advocaat mr. H.A.A. Voermans te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen:
[gedaagde] ,
advocaat mr. A.C. Huisman te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidende exploot van dagvaarding van 25 november 2020, met producties;
  • de schriftelijke pleitaantekeningen van mr. Voermans, ter griffie ontvangen op 13 december 2020;
  • de schriftelijke pleitaantekeningen van mr. Huisman, met producties, ter griffie ontvangen op 13 december 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 14 december 2020 via een Skypeverbinding in verband met de overheidsmaatregelen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Daarbij zijn voor 4Titude verschenen de heer [A] en mevrouw [B] (beiden directeur/aandeelhouder), bijgestaan door mr. Voermans en voor [gedaagde] de heer [C] (directeur/aandeelhouder), vergezeld van de heer [D] en bijgestaan door mr. Huisman. Beide partijen hebben het eigen standpunt mondeling nader toegelicht. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. 4
Titude heeft op 1 juli 2020 aan [gedaagde] verkocht (en kort daarna ook geleverd) het zogeheten “project [X] ”, bestaande uit:
  • de aan 4Titude in eigendom toebehorende appartementsrechten gelegen aan [het adres] te [plaats] , zijnde een kantoor met woonfunctie, voor de koopprijs van € 1.805.000,00;
  • de aan 4Titude in eigendom toebehorende onroerende zaak, eveneens gelegen aan [het adres] te [plaats] , zijnde een parkeerplaats, voor de koopprijs van € 420.000,00;
  • andere zaken zoals een domeinnaam.
2.2.
De begane grond van het betreffende kantorencomplex is niet in eigendom overgedragen aan [gedaagde] . De begane grond behoort thans in eigendom toe aan [E] B.V. (hierna: [E] ) en voordien aan [F] Vastgoed B.V. (hierna: [F] ). [E] heeft de ruimte op de begane grond verhuurd aan Albert Heijn, die in die ruimte een filiaal van haar supermarktconcern exploiteert.
2.3.
De transactie van project [X] is vastgelegd in de door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst van 1 juli 2020 (hierna: de overeenkomst).
2.4.
Voor zover thans van belang zijn partijen in de overeenkomst het navolgende overeengekomen:
“(…)
4.1.3. 4
Titude bevestigt en garandeert hierbij dat alle kosten met betrekking tot de instandhouding van de Domeinnaam tot de Overdrachtsdatum zijn voldaan.
(…)
4.2.4. 4
Titude garandeert dat zij op Overdrachtsdatum aan haar financiële verplichtingen voortvloeiende uit de Contracten heeft voldaan.
(…)
4.3.3. 4
Titude garandeert dat zij op Overdrachtsdatum aan haar financiële verplichtingen met betrekking tot het verstrekken van de Vergunning heeft voldaan.
(…)
4.4.3. 4
Titude bevestigt en garandeert hierbij dat alle kosten met betrekking tot de in opdracht van 4Titude verrichte ontwerp- en/of ontwikkelingswerkzaamheden met betrekking tot het Kantoor met woonfunctie zijn voldaan. Indien en voor zover in het kader van de contractsoverneming zoals beschreven in artikel 4.2 blijkt dat 4Titude facturen van deze contractspartijen en/of De Tekenkamer welke betrekking hebben op de periode tot de Overdrachtsdatum onbetaald heeft gelaten, is 4Titude verplicht deze facturen binnen 5 werkdagen na een daartoe strekkend verzoek te voldoen.
(…)”
2.5.
In artikel 1 van de overeenkomst wordt “Contracten” gedefinieerd als:
“Alle door 4Titude met derden gesloten overeenkomsten aangaande Project [X] .”
2.6.
Ter meerdere zekerheid van de nakoming van de verplichtingen uit artikel 4.1.3., 4.2.4., 4.3.3. en 4.4.3. uit de overeenkomst (hiervoor geciteerd), zijn partijen een in escrow gestort bedrag overeengekomen. De betreffende bepaling, artikel 4.6 uit de overeenkomst, luidt als volgt:
“De Notaris zal worden verzocht een bedrag van € 50.000,00 van de Koopprijs gedurende een periode van drie maanden, derhalve tot 1 oktober 2020 in escrow te houden, als zekerheid voor de juiste en volledige nakoming door 4Titude van haar verplichtingen zoals vermeld in de alinea’s 4.1.3., 4.2.4., 4.3.3. en 4.4.3.”
2.7.
Ten behoeve van het in escrow gestorte bedrag is een depotovereenkomst van 1 juli 2020 opgemaakt. Daarin is, onder meer, opgenomen dat [gedaagde] tot 1 oktober 2020 een zogeheten “holdmelding” kan doen, inhoudende dat de notaris het depotbedrag (de escrow) onder zich dient te houden en niet mag vrijgeven/uitbetalen aan 4Titude.
2.8.
Als onderdeel van de verkoop aan [gedaagde] heeft 4Titude alle documenten die zien op Project [X] aan [gedaagde] afgegeven, daaronder ook een schrijven van 30 maart 2020, van [E] en gericht aan de heer [A] , directeur van 4Titude. Daarin is, voor zover thans relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
Eigenaar van de begane grond en deels eerste verdieping (…) zal zijn medewerking verlenen aan de door u geplande realisatie van woningen op de bovenliggende verdiepingen. E.e.a. onder de volgende voorwaarden:
(…)
o
Ten aanzien van de verplaatsing van de dagruimte van Albert Heijn hebben wij een finaal voorstel ontvangen, waaraan Albert Heijn haar schriftelijke goedkeuring reeds heeft verleend. Eigenaar en opvolgend koper verlenen hierbij goedkeuring aan bijgevoegde tekening. De kosten ten aanzien van verplaatsing, inrichting en aanpassing splitsingsakte en tekening voor uw rekening wordt gerealiseerd.
(…)”
2.9.
In het kader van de wens van [gedaagde] (en aanvankelijk 4Titude) om een extra appartement te realiseren boven de dagruimte (de kantine) van Albert Heijn, is gesproken over de verplaatsing van die dagruimte.
2.10.
In de gesprekken die tussen [gedaagde] en Albert Heijn daarover zijn gevoerd, heeft Albert Heijn zich op het standpunt gesteld dat zij geen schriftelijke goedkeuring heeft verleend voor de door [gedaagde] beoogde verplaatsing. In een e-mail van 23 oktober 2020 geeft Albert Heijn aan haar akkoord enkel te zullen geven onder de door haar gestelde aanvullende voorwaarden.
2.11.
De onderhandelingen tussen [gedaagde] en Albert Heijn over de gewenste verplaatsing van de dagruimte hebben geen resultaat opgeleverd.
2.12.
Blijkens een e-mail van 30 september 2020 heeft [gedaagde] bij monde van haar statutair bestuurder, de heer H. [gedaagde] , een holdmelding gedaan, gericht aan de notaris, met daarin het verzoek het in escrow gestorte bedrag onder zich in depot te houden.
2.13.
Bij e-mail van 2 oktober 2020 heeft de raadsman van [gedaagde] mededeling gedaan aan de raadsman van 4Titude van de holdmelding.
2.14.
Tussen de beide raadslieden van partijen is de communicatie per e-mail vervolgens voortgezet. Daarbij heeft de raadsman van 4Titude onder meer in een e-mail van 14 oktober 2020 en vervolgens in een e-mail van 29 oktober 2020 [gedaagde] gesommeerd het in escrow gestorte bedrag vrij te geven. [gedaagde] heeft aan die sommaties niet voldaan.
2.15.
[gedaagde] heeft, na daartoe verkregen verlof op 14 december 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, conservatoir beslag gelegd op het bedrag dat de notaris onder zich heeft.

3.Het geschil

3.1. 4
Titude heeft op de in de dagvaarding genoemde gronden gevorderd bij vonnis, bij wege van voorlopige voorziening en zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (samengevat):
I. [gedaagde] te veroordelen met onmiddellijke ingang, althans binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, schriftelijk aan de notaris opdracht te geven tot het vrijgeven van het in escrow gestorte bedrag van € 50.000,00 en tot het storten van dit bedrag op de rekening van 4Titude, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor de overtreding van dit gebod, vermeerderd met € 5.000,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat de overtreding door [gedaagde] voortduurt;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan 4Titude van de wettelijke handelsrente over het hiervoor genoemde bedrag van € 50.000,00 gerekend vanaf 1 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening, althans tot betaling van een voorschot daarop;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de door 4Titude gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 1.275,00;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. 4
Titude heeft daartoe, kort gezegd, het navolgende aangevoerd.
4Titude meent dat zij aan alle verplichtingen uit de overeenkomst waarop de escrow ziet, meer specifiek de bepalingen uit artikelen 4.1.3., 4.2.4., 4.3.3. en 4.4.3. uit de overeenkomst, heeft voldaan, zodat niets de uitbetaling van het in escrow gestorte bedrag in de weg staat.
De hiervoor genoemde escrow-bepalingen, in het bijzonder artikel. 4.2.4. waarop [gedaagde] in dit verband een beroep heeft gedaan, zijn tussen partijen overeengekomen als zekerheid voor de betaling door 4Titude van haar financiële verplichtingen voortvloeiende uit contracten die zij heeft gesloten. De tekst van de betreffende bepalingen is dusdanig duidelijk dat daarover ook geen onduidelijkheid kan bestaan. In het traject tot aan de overeenkomst heeft zich niets voorgedaan dat zou kunnen duiden op een andere partijbedoeling dan uit de letterlijke tekst van de overeenkomst zou voortvloeien. Bovendien hebben partijen uitgebreid onderhandeld om tot de overeenkomst te komen, bijgestaan door hun beider advocaten, hetgeen temeer reden is om aan te knopen bij de letterlijke tekst van de overeenkomst, die, als gezegd, geen misverstand laat bestaan over hetgeen partijen zijn overeengekomen.
Een situatie als waarvoor de artikelen zijn geschreven, derhalve dat 4Titude haar financiële verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten die zij is aangegaan, niet is nagekomen (meer concreet, dat zij rekeningen onbetaald heeft gelaten), doet zich hier niet voor.
Daar komt nog bij dat de betreffende brief van 30 maart 2020 waarop door [gedaagde] een beroep is gedaan ter staving van haar standpunt, niet kwalificeert als een contract in de zin van artikel 4.2.4. uit de overeenkomst. Die brief ziet op de kwestie met Albert Heijn en de discussie die in dat verband is/wordt gevoerd en kan om die reden geen schending opleveren van voornoemde bepaling, zodat [gedaagde] evenmin een beroep daarop toekomt.
[gedaagde] is daarom gehouden alsnog haar medewerking te verlenen aan het vrijgeven van het in escrow gestorte bedrag. Ondanks herhaalde schriftelijk sommaties daartoe, blijft zij dat evenwel weigeren.
3.3. 4
Titude betoogt verder een spoedeisend belang bij haar vordering te hebben.
Aangevoerd wordt dat de onderhavige kwestie en het voortduren daarvan een zware wissel trekt op het privéleven van de heer en mevrouw [A] (de eigenaren en directie van 4Titude). Zij wensen dit dossier spoedig te sluiten.
Daarnaast heeft 4Titude een groot financieel belang om op korte termijn over het bedrag van € 50.000,00 te beschikken. Zij staat op het punt om een kantoorpand met bedrijfsloods te bouwen, waarvoor zij thans in gesprek is met de Rabobank voor de benodigde financiering.
In dat verband is de heer [A] (directeur van 4Titude) in de gesprekken met de Rabobank ervan uit gegaan dat 4Titude zal kunnen beschikken over het in escrow gestorte bedrag van € 50.000,00.
Die gesprekken liggen nu stil. Het op korte termijn vrijgeven van dat bedrag zal de onderhandelingen met de Rabobank over de financiering kunnen vlottrekken.
4Titude vordert voorts een bedrag ter vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij betoogt dat tussen partijen als ook de advocaten van beide partijen veel is gecorrespondeerd en getelefoneerd. Dat zijn werkzaamheden en inspanningen, met als doel voldoening buiten rechte te kunnen krijgen, voor welke werkzaamheden een vergoeding ter hoogte van € 1.275,00 in de rede ligt en ook wordt gevorderd.
3.4.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat, kort gezegd, strekt tot afwijzing van de gevorderde voorziening, met veroordeling van 4Titude in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en de nakosten.
3.5.
Samengevat weergegeven is daartoe het navolgende aangevoerd.
Allereerst voert [gedaagde] aan dat 4Titude geen belang meer heeft bij haar vordering, vanwege het gelegde conservatoire derdenbeslag onder de notaris. Immers, ook ingeval de onderhavige vordering zou worden toegewezen, kan de notaris zijn medewerking aan het vrijgeven van het in escrow gestorte bedrag niet verlenen, omdat het derdenbeslag daaraan in de weg staat. Reeds daarom dient [gedaagde] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen, althans dienen deze te worden afgewezen.
3.6.
Voor zover wel wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil, voert [gedaagde] het navolgende aan.
Bij de koop van Project [X] is [gedaagde] uitgegaan van de juistheid van de aan haar verstrekte informatie en documentatie, in het bijzonder de brief van 30 maart 2020.
Op basis van de inhoud van die brief, die volgens [gedaagde] wel kwalificeert als een overeenkomst, mocht [gedaagde] ervan uit gaan:
  • dat Albert Heijn haar schriftelijke goedkeuring had verleend aan de verplaatsing van de dagruimte/kantine en,
  • dat de kosten ter uitvoering van het plan voor rekening van hetzij 4Titude, hetzij [E] zouden komen.
[gedaagde] ziet zich thans geconfronteerd met de omstandigheid dat Albert Heijn zich op het standpunt heeft gesteld dat zij nimmer haar goedkeuring heeft verleend aan de gewenste verplaatsing van de dagruimte. Dat heeft vergaande consequenties voor [gedaagde] , in de vorm van financiële schade. Zij kan, bij een aanhoudende weigering van Albert Heijn haar medewerking te verlenen (althans het vasthouden van Albert Heijn aan allerhande aanvullende voorwaarden die zij stelt voordat zij haar medewerking verleent), haar plannen niet uitvoeren zoals zij wenst; in plaats van 43 appartementen, kan [gedaagde] mogelijk 42 of slechts 41 appartementen realiseren.
[gedaagde] meent dat de brief van 30 maart 2020 een contract betreft en daarmee, in redelijkheid, ook valt onder de definitie van contracten zoals partijen die hebben gebezigd in de overeenkomst die zij hebben gesloten. Nu blijkt dat 4Titude in strijd gehandeld heeft met artikel 4.2.4. uit de overeenkomst, heeft zij daarmee ook een garantie die zij had afgegeven geschonden. Zij heeft [gedaagde] voorgehouden dat de verplaatsing van de dagruimte akkoord was bevonden door Albert Heijn, hetgeen niet het geval is. [gedaagde] is met andere woorden ‘op het verkeerde been gezet’, met alle financiële gevolgen van dien.
De schending van artikel 4.2.4. door 4Titude, leidt ertoe dat [gedaagde] terecht aan de notaris een holdmelding heeft gegeven. Het bedrag in escrow is ook voor een dergelijke omstandigheid bedoeld.
3.7.
Voor wat betreft het door 4Titude gestelde spoedeisend belang meent [gedaagde] , zo daarvan sprake is, dat 4Titude die situatie zelf heeft gecreëerd, althans aan haarzelf heeft te wijten. 4Titude mocht er niet van uit gaan dat het in escrow gestorte bedrag aan haar toebehoorde. Dat bedrag ligt immers onder de notaris, ter zekerheid van [gedaagde] , en behoort daarom niet aan 4Titude toe.
3.8.
Op hetgeen door partijen overigens is aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voldoende belang?
4.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat niemand een rechtsvordering toekomt zonder voldoende belang. Deze rechtsregel impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat een eisende partij, vóórdat wordt overgegaan tot dagvaarding, dient te onderzoeken of hij/zij voldoende belang heeft om een partij in rechte te betrekken.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure het conservatoir derdenbeslag en de rechtmatigheid daarvan, niet aan de orde is, zodat daarover in deze procedure ook geen oordeel kan worden gegeven.
4.3.
Dit betekent echter niet automatisch dat 4Titude geen belang heeft bij haar vordering in dit kort geding. Immers, naast het feit dat er op het bedrag in escrow beslag is gelegd, heeft [gedaagde] de eerdergenoemde holdmelding gegeven. Dit betekent dat zelfs als het beslag wordt opgeheven, dit bedrag niet kan worden vrijgegeven zolang er nog sprake is van die holdmelding. Voor 4Titude is het, gelet op deze situatie, dus noodzakelijk om dit kort geding te entameren om de holdmelding op te heffen, naast het gegeven dat zij zo nodig een procedure zal moeten starten om het beslag op te heffen (waar overigens pas daags voor de zitting van de onderhavige procedure verlof voor is verleend).
4.4. 4
Titude heef aldus voldoende belang bij het onderhavige kort geding.
Is er ook sprake van eenspoedeisendbelang?
4.5.
Vooropgesteld wordt dat de vraag of een eisende partij in kort geding voldoende
spoedeisendbelang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553, r.o. 3.4).
4.6.
Bij inleidende dagvaarding, en later ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, heeft 4Titude onder meer gesteld dat zij met de Rabobank in gesprek is over (aanvullende) financiering voor een bouwproject van 4Titude, en dat in dat verband door de heer [A] is uitgegaan van het vrijkomen van het in escrow gestorte bedrag van € 50.000,00. Nu dat wordt belet door [gedaagde] , zijn ook de onderhandelingen met de bank gestaakt. De holdmelding van [gedaagde] belet met andere woorden de verdere voortgang van de gesprekken bij de Rabobank, als gevolg waarvan ook de financiering van het bouwproject niet van de grond komt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee het spoedeisend belang van 4Titude in beginsel gegeven.
4.7.
Dat, zoals [gedaagde] stelt, 4Titude zichzelf in deze situatie heeft gebracht door – zo begrijpt de voorzieningenrechter dit verweer – er geen rekening mee te houden dat er mogelijk een holdverklaring zou worden gegeven door [gedaagde] , doet aan het spoedeisend belang geen afbreuk. Blijkens de processtukken heeft de heer [C] in zijn e-mail pas op de laatst mogelijke dag – 30 september 2020, verzonden om 18:10 uur – de holdmelding aan de notaris gegeven, als gevolg waarvan de notaris het bedrag in escrow onder zich houdt. Dat [gedaagde] op een eerder moment had aangegeven gebruik te zullen maken van het recht om een holdmelding te doen, of dat zij die mogelijkheid overwoog, is gesteld noch gebleken. Bovendien is de holdmelding – zo blijkt uit de e-mail van 30 september 2020 – enkel ingegeven door de discussie met Albert Heijn omtrent de verplaatsing van de dagruimte. Zoals uit het navolgende zal blijken, levert de discussie met de Albert Heijn echter geen grondslag voor het afgeven van de holdmelding. Nu evenmin is gesteld, noch gebleken, dat er sprake was van andere (gestelde) tekortkomingen van 4Titude waarvoor het bedrag in escrow als zekerheid diende, hoefde 4Titude er geen rekening mee te houden dat het in escrow gestorte bedrag per 1 oktober 2020 niet zou worden vrijgegeven door de notaris. [A] is derhalve bij de gesprekken met de Rabobank over de financiering, op goede gronden uitgegaan van de uitbetaling van dat bedrag per 1 oktober 2020.
Inhoudelijk
4.8.
Hetgeen partijen in de kern verdeeld houdt betreft de vraag of er sprake is van een situatie waarop artikel 4.2.4. van de overeenkomst van toepassing is. Dat betreft met andere woorden een vraag omtrent de uitleg van die bepaling.
4.9.
Bij de uitleg van een overeenkomst, gesloten tussen twee professionele partijen, komt in beginsel groot gewicht toe aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. De overige omstandigheden van het geval kunnen echter met zich brengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940, r.o. 3.2.3 en HR 24 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:670 (conclusie A-G T. Hartlief), overweging 3.22 en 3.23).
4.10.
Artikel 4.2.4 van de overeenkomst luid:
“4.2.4. 4Titude garandeert dat zij op Overdrachtsdatum aan haar financiële verplichtingen voortvloeiende uit de Contracten heeft voldaan.”
Contracten worden in artikel 1 van de overeenkomst als volgt gedefinieerd:
“Alle door 4Titude met derden gesloten overeenkomsten aangaande Project [X] ”
Een taalkundige uitleg van artikel 4.2.4 in samenhang met de definitie van contracten in artikel 1 van de overeenkomst, brengt met zich dat 4Titude enkel verplicht was haar financiële verplichten uit
met derden gesloten overeenkomstenna te komen. Door [gedaagde] zijn verder geen omstandigheden aangevoerd, noch is van omstandigheden gebleken, die tot een andere dan deze taalkundige uitleg zouden moeten leiden.
4.11.
De brief van 30 maart 2020 behelst naar het oordeel van de voorzieningenrechter verder geen overeenkomst die 4Titude met een derde is aangegaan. In die brief worden geen concrete financiële afspraken gemaakt. Uit de brief kan ook niet worden afgeleid dat partijen over en weer bindende (afdwingbare) verplichtingen zijn aangegaan. Dat de brief is ondertekend door 4Titude en [E] maakt het voorgaande niet anders, aangezien de ondertekening van een document nog niet met zich brengt dat partijen hebben beoogd een overeenkomst te sluiten. Dit geldt temeer nu 4Titude ter zitting heeft aangegeven dat de brief was bedoeld als een gespreksverslag en niet als een overeenkomst.
4.12.
Dat betekent dat het er voorlopig voor moet worden gehouden dat de brief van 30 maart 2020 waarop [gedaagde] haar standpunt heeft gegrond, niet kan worden geduid als een contract in de zin van artikel 4.2.4. van de overeenkomst. Om die reden was er voor [gedaagde] dan ook geen grondslag om de holdverklaring aan de notaris te geven.
Conclusie
4.13.
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de vordering van 4Titude die ziet op het geven van een opdracht aan de notaris door [gedaagde] voor het vrijgeven van het in escrow gestorte bedrag en de betaling daarvan aan 4Titude, voor toewijzing gereed ligt, zulks evenwel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het vrijgeven daarvan zal geschieden na opheffing van het derdenbeslag.
Dwangsommen
4.14.
De door 4Titude gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen. De dwangsom dient immers als prikkel tot tijdige nakoming door [gedaagde] ten aanzien van de aan de notaris te geven opdracht tot vrijgave van het in escrow gestorte bedrag van € 50.000,00. De voorzieningenrechter ziet evenwel aanleiding om de hoogte van de door 4Titude gevorderde dwangsom te matigen tot een bedrag van € 5.000,00 per dag, een en ander als hierna in het dictum is bepaald. Daarbij wordt gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het door 4Titude gevorderde bedrag van
€ 10.000,00 voor een eerste overtreding, met € 5.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, niet in redelijke verhouding staat tot haar vordering. Daarnaast zal de voorzieningenrechter de dwangsommen maximeren tot een bedrag van € 50.000,00
Wettelijke handelsrente / wettelijke rente
4.15.
De kern van de vordering is gelegen in een gebod aan [gedaagde] om opdracht te geven aan de notaris om het bedrag in escrow vrij te geven. In zoverre is er dus geen sprake van een vordering van een geldsom als zodanig, maar is het onderwerp van de vordering die opdracht. Derhalve zal de gevorderde wettelijke (handels)rente worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16. 4
Titude vordert een vergoeding voor de door haar gestelde buitengerechtelijke incassokosten. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de overgelegde stukken voldoende aannemelijk is geworden dat namens 4titude buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van dit kort geding, welke werkzaamheden in redelijkheid voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. In het bijzonder is op basis van de processtukken gebleken dat tussen partijen enkele uitvoerige e-mails zijn gewisseld, meer bepaald de e-mails die zijn overgelegd als productie 3 bij dagvaarding.
De daarmee verband houdende kosten zijn niet enkel kosten ter instructie van de zaak.
Het gevorderde bedrag van € 1.275,00 komt verder overeen met de staffel uit het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
proceskosten
4.17.
[gedaagde] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van 4Titude, zoals te doen gebruikelijk, worden begroot op de na te melden wijze:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 656,00
- salaris gemachtigde €
980,00
Totaal € 1.723,99

5.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde] om, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, schriftelijk aan de notaris, mr. R. Mollema, verbonden aan het kantoor van Kienhuis Hoving Notarissen en Advocaten, opdracht te geven tot het vrijgeven van het in escrow gestorte bedrag van € 50.000,00 en tot het storten van dit bedrag op de rekening van 4Titude, zodra is gebleken dat het thans daarop rustende beslag is opgeheven of anderszins is komen te vervallen;
veroordeelt [gedaagde] om aan 4Titude een dwangsom te betalen van € 5.000,00 per dag, voor elke dag dat [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling onder I, betreffende de aan de notaris te geven opdracht, met een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan 4Titude van € 1.275,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde 4Titude begroot op € 1.723,99;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 30 december 2020. (SA)