ECLI:NL:RBOVE:2020:445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
7850392 \ EJ VERZ 19-163
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor letselschade tijdens sportles door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een werknemer, een docent lichamelijke opvoeding, en zijn werkgever, het Carmel College. De werknemer, die op 14 september 2007 tijdens een softbal-les ten val kwam en daarbij knieletsel opliep, verzocht de rechter om te bepalen dat het Carmel College aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De werknemer stelde dat hij was gestruikeld over een terreinlint dat het speelveld afbakende, en dat de werkgever zijn zorgplicht had geschonden door dit lint te gebruiken zonder adequate veiligheidsmaatregelen te treffen.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet had aangetoond dat het Carmel College zijn zorgplicht had geschonden. De rechter overwoog dat de werknemer, als ervaren docent, bekend was met de risico's van het gebruik van terreinlint en dat hij had gekozen om dit veld te gebruiken, ondanks de beschikbare alternatieven zoals pionnen of een krijtwagen. Bovendien was de werknemer op de hoogte van eerdere incidenten met het terreinlint en had hij geen concrete schending van een wettelijke norm aangetoond. De kantonrechter concludeerde dat het incident het gevolg was van de eigen afwegingen van de werknemer en dat het Carmel College niet aansprakelijk was voor de schade.

De rechter wees het verzoek van de werknemer af en begrootte de proceskosten op nihil, aangezien de aansprakelijkheid niet was vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel werkgevers als werknemers in situaties van letselschade tijdens de uitoefening van werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 7850392 \ EJ VERZ 19-163
Beschikking van de kantonrechter van 24 januari 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen
de stichting
CARMEL COLLEGE,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (Ov.),
verwerende partij, verder te noemen het Carmel College,
gemachtigde: mr. B.M. Paijmans.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend - ontvangen op 19 juni 2019 - ingevolge artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
Het Carmel College heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op
9 september 2019.
1.3.
Het verzoek is behandeld op 16 september 2019 waar [verzoeker] is verschenen, samen met zijn echtgenote. Namens het Carmel College zijn de heren [A] en [B] verschenen, bijgestaan door mr. Paijmans. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, waaraan de opmerkingen van mr. Paijmans (ten aanzien van het proces-verbaal) d.d. 30 september 2019 zijn gehecht.
1.4.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 6 december 2019. Voorafgaand aan deze zitting heeft [verzoeker] per e-mail d.d. 14 oktober 2019 een nadere toelichting en aanvullende producties in het geding gebracht. Van de zitting d.d. 6 december 2019 is ook een proces-verbaal opgemaakt, waaraan de pleitaantekeningen en opmerkingen van
mr. Paijmans (ten aanzien van het proces-verbaal) d.d. 16 december 2019 zijn gehecht.
1.5.
Vervolgens is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [1954] , is jarenlang werkzaam geweest als docent lichamelijke opvoeding.
2.2.
Het Carmel College is het bevoegd gezag van onder meer het Bonhoeffer College in Enschede, een scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo.
2.3.
In het schooljaar 2006/2007 is [verzoeker] tussen eind maart 2007 en begin juli 2007 ingevallen voor een zieke docent lichamelijke opvoeding van het Bonhoeffer College. In het daaropvolgende schooljaar 2007/2008 heeft [verzoeker] aansluitend, per 1 augustus 2007, deze invalwerkzaamheden voortgezet, een en ander op basis van arbeidsovereenkomsten (deels vervat in “aktes van benoeming”) voor bepaalde tijd.
2.4.
Op 14 september 2007 is [verzoeker] tijdens een softbal-les, waaraan hij als docent deelnam, ten val gekomen (hierna ook wel ‘het incident’ genoemd) met onder meer knieletsel tot gevolg. [verzoeker] is blijvend arbeidsongeschikt geraakt.
2.5.
Op of kort na 14 september 2007 heeft [verzoeker] , in ieder geval mondeling, melding gemaakt van het incident bij zijn teamleider, de heer [C] .
2.6.
Op 12 december 2007 heeft [verzoeker] een brief gestuurd naar het Carmel College, waarin onder meer het volgende staat:

(…)
Echter door een tweetal “bedrijfsongelukjes” heb ik een liesbreukoperatie ondergaan op
24 september waarbij daarna een complicatie is ontstaan met een bloedstolsel eveneens in de lies bovenop de wond.
Voor de operatie op 24 september ben ik echter tijdens een softbal les op vrijdag
14 september op een ongelukkige terecht ben gekomen, doordat ik met mijn linkervoet ben blijven haken achter een scheidingslijn. Op dat moment hoorde ik iets kraken in mijn Rechter knie en kon deze direct erna nauwelijks meer gebruiken. Dit heb ik ook schriftelijk gemeld bij mijn teamleider [C] .
Tijdens een onderzoek in het ziekenhuis is vastgesteld dat er een scheurtje was ontstaan in de meniscus mediaal en lateraal, en vermoedelijk iets gescheurd was in het bot van het bovenbeen.
Onlangs, 6 december ben ik geopereerd (…)
Dit alles is reeds ook aan de ARBO arts Dr. [D] doorgegeven.
Mijn vragen zijn in deze:
(…)
2) Hoe gaat het verder in deze nu ik door een ongeval op school in de ziekte wet ben?
3) Dat ik op 4 september volledig ziek ben gemeld en niet op 24 september 2007?
(…)
2.7.
Op 3 januari 2008 heeft [verzoeker] een “Schade-aangifteformulier Ongevallen” ingevuld. Hierin is onder meer het volgende vermeld (de rechter kolom is door [verzoeker] ingevuld):
“Wanneer vond het ongeval plaats? Datum 14 september 2007 tijd 4 de lesuur/nm
Plaats (eventuele straatnaam) waar Locatie school zie boven
het ongeval gebeurde
Wat was de oorzaak van het ongeval? Tijdens een softbal les met R. voet blijven haken
A.u.b. omschrijving van de toedracht onder een scheidingslijn waarbij een forse
(zodanig situatieschets of toelichting “knak” werd gevoeld en gehoord in de
op los blad toevoegen) rechterknie, direct erg veel pijn in de r. knie.
Ik was als Pitcher met de 5 de klas havo les
aan het geven. Probeerde iemand uit te tikken
en bleef haken. (zie boven.)
Waarmee was verzekerde bezig toen Les geven en meedoen met de klas tijdens een
het ongeval gebeurde? softbal les,
Zie boven.
(…)
Bestaat er kans op blijvende gevolgen? X. ja, Volgens de dokter zou, indien de operatie,
dit kan eerst in een paar weken bekeken
worden, niet goed heeft aangeslagen verdere
behandelingen nodig zijn.
(…)
Heeft getroffene reeds eerder aan dezelfde Wel knie klachten, door het vele lesgeven en
klachten geleden? Zo ja, wanneer en zelf sport bedrijven uiteraard, maar niet in deze
hoelang? vorm. Dit was meer een zeer ongelukkige
omstandigheid met vergaande gevolgen.
(…)
Wie veroorzaakte het ongeval? Niemand, het was meer eenzijdig, tijdens het
geven van de sportles.
(…)
Is er ter zake van dit voorval (of deze Indien nodig een eventuele mondelinge
gebeurtenis) nog iets van belang mee te toelichting als ik meer weet na het volgende
delen? bezoek aan de arts.”
2.8.
Op 7 januari 2008 heeft het Carmel College aan [verzoeker] een e-mail met als bijlage een “Schadeaangifteformulier Algemeen” gestuurd. Hierin bevestigt het Carmel College aan [verzoeker] de ontvangst van het hiervoor vermelde “Schade-aangifteformulier Ongevallen” en schrijft het Carmel College onder meer het volgende:
“Door middel van het formulier doet u een beroep op onze Ongevallenverzekering. Deze verzekering keert, indien de claim wordt toegekend, de kosten uit die niet door uw eigen ziektekostenverzekering worden vergoed.
Indien u daarnaast ook uw werkgever aansprakelijk wilt stellen, dan kunt u het bijgevoegde formulier invullen en dit naar onze verzekeringsmaatschappij opsturen. Mocht u dit doen dan ontvang ik graag een kopie van uw claim.”
2.9.
Bij brief van 30 januari 2008 heeft de verzekeraar van het Carmel College,
W.A. Hienfeld B.V., de ontvangst van de schademelding op de ongevallenverzekering aan [verzoeker] bevestigd.
2.10.
Partijen zijn vervolgens in een arbeidsconflict verwikkeld geraakt. Medio 2008 hebben partijen in dat kader een minnelijke regeling getroffen. [verzoeker] werd toen bijgestaan door mr. Kroeze. In haar e-mail van 9 juli 2008 aan (de gemachtigde van) het
Carmel College vermeldt mr. Kroeze onder meer het volgende:
“Na betaling van het overeengekomen bedrag ad (…) zijn partijen over en weer finaal gekweten, uiteraard met uitzondering van de kwestie ten aanzien van de aansprakelijkheid van de werkgever terzake het bedrijfsongeval, zoals eerder besproken.”
2.11.
Na afwikkeling van het arbeidsconflict heeft [verzoeker] zich gewend tot een andere advocaat, mr. Andriol, die het Carmel College bij brief d.d. 14 augustus 2009 aansprakelijk heeft gesteld voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het incident op 14 september 2007. De aansprakelijkheid is door de verzekeraar van het Carmel College van de hand gewezen.
2.12.
Bij brief van 4 februari 2010 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van het
Carmel College aan mr. Andriol bericht dat zij een expert van Cunningham Lindsey heeft verzocht om een toedrachtsonderzoek uit te voeren.
2.13.
Cunningham Lindsey heeft twee rapporten uitgebracht, op 8 en 26 april 2010. De door [verzoeker] afgelegde verklaring is hierin -voor zover van belang- als volgt weergegeven:
- Afbakening sportveld

De gymnastiekhal, die vlakbij de school is gelegen, breidde uit. Een deel van het sportveld
dat naast de gymnastiekhal ligt werd tijdelijk opgeofferd voor de opslag van machines en
materialen. Het sportveld naar de gymnastiekhal is een voetbalveld, waarvan de kalklijnen
duidelijk zichtbaar zijn. Vanwege de omstandigheid dat een deel van het veld was opgeofferd
aan bouwmaterialen en machines, kon er slechts op een kleiner deel worden gesport en
dienden de speelvelden te worden verplaatst / verschoven.
Dit had als gevolg dat de originele krijtlijnen / kalklijnen niet meer kon worden gebruikt voor afbakening van het speelveld. Benadeelde verduidelijkte dit door een voetbalveld te tekenen en aan te geven dat hij bij softbal gebruikt maakt van het voetbalveld daar waar een van de cornervlaggen is gesitueerd. Ter hoogte van de cornervlag, lopen de achterlijn en zijlijn. Deze twee lijnen bakenen het speelveld af. Vanwege de verbouwing kon dit dus niet en
diende er gebruik te worden gemaakt van andere lijnen die moesten worden aangebracht.
De mogelijkheid was er om zelf krijtlijnen aan te brengen. Een krijtwagen was aanwezig,
maar deze is niet gebruikt. Een andere mogelijkheid was het plaatsen van pionnen. Deze
pionnen waren aanwezig, maar zijn evenmin gebruikt. Een derde mogelijkheid was het
aanbrengen van een polyester lint. Het betreft een lint dat uitgerold kan worden en aan het
einde kan worden vastgemaakt. Het lint is wit van kleur en is zoals gezegd, gefabriceerd van
polyester. Het ligt op het gras en wordt aan de uiteinden vastgemaakt door middel van
haringen. Het is elastisch en wordt dan ook wel gebruikt ter afscheiding van velden.
Benadeelde had bewust niet gekozen voor het gebruiken van pionnen, aangezien een
honkballer die van het ene naar het andere honk rent, zich binnen een afstand van een meter
van de lijn moet bevinden. Begeeft hij zich meer dan 1 meter buiten de lijn, dan wordt hij uit
het spel genomen. Het aanbrengen van een lint voorkomt discussies of een speler wel /niet
uit het spel moet worden genomen.
(…)
Het veld was uitgezet door een collega. De opstelling bestond die gehele dag al. Het is
gebruikelijk binnen het college om op vrijdag gezamenlijk te sporten. Doordeweeks wordt er
een voetbalveld van de plaatselijke voetbalvereniging gehuurd voor twee dagen. Op vrijdag
wordt deze echter niet gehuurd. Als gevolg hiervan sporten circa 60 leerlingen in de leeftijd
van 17 tot 18 jaar op vrijdag tegelijkertijd op een speelveld van circa 80x50 meter (80% van
een origineel voetbalveld). Benadeelde vindt dit onverantwoord. Leerlingen in de
leeftijdscategorie van 17-18 jaar hebben veel kracht en kunnen bijvoorbeeld bij het hockeyen
of softballen, de bal hard verplaatsen. Ook wordt het onoverzichtelijk.
Benadeelde had aangegeven dat hij deze werkomstandigheden verre van ideaal vond.
Meerdere malen heeft hij aangegeven dat het lesgeven op deze wijze eigenlijk niet
verantwoord is, maar benadeelde kreeg beweerlijk ‘nul op rekest’ van de directeur van het
Bonhoeffer College te Enschede. Benadeelde kreeg beweerlijk nogal eens te horen dat hij
“het ermee moest doen”.
Benadeelde voelde zich onder morele druk gezet, aangezien hij nog geen vaste betrekking
had. Hij kon de ‘knuppel’ niet in het spreekwoordelijke ‘hoenderhok’ gooien, zonder het
risico te lopen vroegtijdig te worden ontslagen; althans, zo voelde benadeelde dat. Dit is
volgens benadeelde de reden geweest om maar schoorvoetend akkoord te gaan met de in zijn
ogen onveilige werksituatie. Daarbij komt dat er ook sprake was van tijdsdruk. Benadeelde
had geen tijd om zelf kalklijnen aan te brengen, nu er nog maar een klein deel van de tijd
over was om te sporten; zo begreep ik van hem.
Benadeelde verklaarde dat er een week eerder een bijna-ongeluk met een leerling is gebeurd. Ook toen is er een leerling achter het lint blijven haken, maar dit heeft niet tot letsel geleid. Benadeelde heeft toen de teamleiding beweerlijk gewaarschuwd voor de onveilige situatie. Daar is beweerlijk niets mee gedaan. Het betreft de heer [E] , die destijds teamleider was van de vakgroep lichamelijke opvoeding.
Het vastzetten van het lint gebeurt op drie plaatsen. Vanuit de hoek worden er twee lijnen
gespannen van circa 12 meter lengte. De lijnen staan in een hoek van 90° op elkaar. Aan
weerszijden van het lint wordt deze bevestigd met behulp van een haring.
(…)
-
Het incident
Benadeelde deed mee als pitcher. Hij wilde een leerling uittikken en is met zijn linker voet
op de lijn terecht gekomen.
Hij wilde zijn rechter voet bijplaatsen, maar kwam met zijn gymschoen onder de lijn terecht.
Als gevolg daarvan overstrekte hij zijn rechter knie. Benadeelde is direct gestopt en heeft één
van de leerlingen gevraagd de leiding van de les op zich te nemen. Benadeelde heeft zich
toen afzijdig gehouden, zo lang de les duurde.”
De door de heren [B] en [F] van het Carmel College afgelegde verklaringen zijn
- voor zover van belang- als volgt weergegeven:
“ - Het beweerlijke voorval
(…)
De heer [F] liet weten dat hij het softbalveld heeft uitgezet, met behulp van nylon linten
(zoals gefotografeerd, zie foto 5). Het lint was in een L-vorm gemaakt. De lijnen waren aan
de uiteinden bevestigd met de ook gefotografeerde haringen (zie foto 6) en waar de lijnen
samen kwamen, werden deze vastgemaakt door middel van een haring. De lijnen waren
derhalve vastgezet met drie haringen. De lijnen stonden strak over het grasveld gespannen.
De heer [F] liet weten dat hij dit altijd op deze manier oplost en nog nooit problemen
heeft gehad. Hij kan zich dan ook niet voorstellen dat er een week vóór dit beweerlijke
voorval met benadeelde, een bijna-voorval zou hebben plaatsgevonden met een leerling,
zoals kennelijk door benadeelde wordt beweerd. Het lint is juist bedoeld voor dit soort zaken. Het lint wordt gebruikt ter afscheiding van ruimte en ter afbakening van velden en banen.
De heer [B] liet overigens weten dat hij bij de afscheiding van het veld, altijd gebruik
maakt van pionnen. Dit is niet omdat dit veiliger zou zijn, maar omdat dit minder tijd kost.
Benadeelde moest aan het einde van de bewuste dag nog twee gymnastiek uren geven. Hij
heeft de beer [F] verzocht het speelveld niet op te ruimen, omdat hij in navolging van de
heer [F] ook met zijn klas wilde gaan softballen. De heer [F] vindt het dan ook
vreemd dat de school aansprakelijk wordt gesteld in verband met een beweerlijk onveilige
situatie; een situatie waar benadeelde kennelijk willens en wetens stilzwijgend in toegestemd
heeft, nu hij de heer [F] nota bene zelf heeft gevraagd het veld (lees: de nylon linten) niet
op te ruimen. In dat kader is het ook van belang, aldus de heer [F] , dat de kalklijnen
waarover benadeelde rept, op het sportveld naast de school helemaal niet aanwezig zijn. Die
zijn er ook nooit geweest. Bij het afbakenen van een veld, moet derhalve altijd van linten
gebruik worden gemaakt of van bijvoorbeeld pionnen of van een ‘kalkwagen’, oftewel
‘kruitwagen’.
Deze wagen is beschikbaar, maar wordt vrijwel nooit gebruikt door gymnastiekdocenten.”
2.14.
Partijen hebben in de jaren volgend op het jaar 2010 -met tussenpozen- gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid voor het incident op 14 september 2007. Het Carmel College is de aansprakelijkheid blijven afwijzen, waarop [verzoeker] medio 2019 onderhavige deelgeschilprocedure is gestart.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat het Carmel College aansprakelijk is voor de schade die hij heeft opgelopen bij het incident op
14 september 2007.
3.2.
Het Carmel College verzoekt de kantonrechter om het verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
3.3.
Op wat partijen aan hun verzoek respectievelijk verweer ten grondslag hebben gelegd zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
De kantonrechter zal eerst de vraag beantwoorden of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv. Volgens het Carmel College is dit niet het geval, omdat de toedracht van het incident van
14 september 2007 onduidelijk is en de stellingen van [verzoeker] , die het Carmel College betwist, niet zonder nader (getuigen)bewijs als feit kunnen worden vastgesteld.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade (hierna: de Wet Deelgeschillen) de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de (kanton)rechter te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat deze zaak zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Niet ter discussie staat dat [verzoeker] jegens het Carmel College een recht op schadevergoeding geldend kan maken als het Carmel College aansprakelijk is voor het incident zoals zich dit op 14 september 2007 beweerdelijk zou hebben voorgedaan. Over die aansprakelijkheid zijn partijen verdeeld. Daarmee is het belang van het door [verzoeker] gedane verzoek gegeven. Zoals hierna zal blijken is voor de inhoudelijke beoordeling van de vraag die in deze zaak centraal staat, namelijk of het Carmel College aan haar zorgplicht heeft voldaan in de zin van artikel 7:658 BW, geen nadere bewijslevering nodig, zodat aan het argument van het Carmel College dat de kwestie zich om die reden niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure voorbij wordt gegaan.
Klachtplicht
4.4.
Volgens het Carmel College heeft [verzoeker] de klachtplicht als bedoeld in
artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschonden. Het Carmel College wordt hier niet in gevolgd.
4.5.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
Deze klachtplicht is ook van toepassing op situaties waarin personenschade is ontstaan tijdens werkzaamheden waarop een arbeidsovereenkomst van toepassing is. De Hoge Raad heeft immers in een arrest van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY4600) overwogen dat dit artikel van toepassing is op “alle verbintenissen”. Verder heeft de Hoge Raad in hetzelfde arrest overwogen dat bij beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Daarbij is ook van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in artikel 6:89 BW vermeld
- te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming - en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie.
4.6.
Volgens het Carmel College heeft [verzoeker] haar voor het eerst op
14 augustus 2009, bij brief van mr. Andriol, aansprakelijk gesteld voor de schade van het hem beweerdelijk op 14 september 2007 overkomen bedrijfsongeval. Zij stelt door de late melding van [verzoeker] in een belang te zijn geschaad, omdat, toen de aansprakelijkheids-verzekeraar werd ingeschakeld, de toedracht van het incident niet meer zodanig kon worden achterhaald dat er overeenstemming kon worden bereikt over de feiten.
4.7.
Het Carmel College was echter al ruim voor de formele aansprakelijkheidstelling d.d. 14 augustus 2009 op de hoogte van het incident. [verzoeker] heeft hiervan immers vrijwel direct (mondeling) melding gemaakt bij zijn toenmalig teamleider, de heer Geesing (zie ook randnr. 2.13 en 3.4 van het verweerschrift). Ook staat vast dat [verzoeker] bij brief van
12 december 2007 bij het Carmel College melding heeft gemaakt van “een tweetal bedrijfsongelukjes”, waarmee hij onder andere doelt op het incident van 14 september 2007. Verder heeft [verzoeker] in januari 2008 een beroep gedaan op de ongevallenverzekering van het Carmel College. Het kan zo zijn, zoals het Carmel College stelt en [verzoeker] overigens betwist, dat [verzoeker] vervolgens heeft nagelaten een ander formulier in te vullen en op te sturen voor een beroep op de aansprakelijkheidsverzekering, maar dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat het Carmel College er geen rekening mee hoefde te houden dat [verzoeker] deze actie alsnog zou ondernemen. Dat geldt temeer omdat bij een incident als het onderhavige doorgaans niet direct duidelijk is of er sprake is van (blijvend) letsel en (mede) daarvan zal afhangen of tot aansprakelijkheidsstelling wordt overgegaan. Dat [verzoeker] het Carmel College in eerste instantie geen verwijt leek te maken en daar kennelijk later anders over dacht, is in dat licht bezien niet onbegrijpelijk. Ook weegt de kantonrechter mee dat mr. Kroeze, die [verzoeker] bijstond in het arbeidsconflict met het Carmel College, in haar e-mail van 9 juli 2008 de rechten van [verzoeker] wat betreft het incident op 14 september 2007 heeft voorbehouden. Dat er pas begin 2010 een toedrachtsonderzoek heeft plaatsgevonden kan gelet op het voorgaande niet aan [verzoeker] worden tegengeworpen. Het stond het Carmel College vrij om, eerder dan zij heeft gedaan, onderzoek te doen naar de toedacht van het incident op 14 september 2007.
4.8.
[verzoeker] is uitvoerig ingegaan op en heeft veel stukken in het geding gebracht over de aangifte die hij heeft gedaan tegen onder meer de locatiedirecteur van het Carmel College, omdat -kort gezegd- volgens [verzoeker] zijn schriftelijke ongevalsmelding daterend van
14 september 2007 is “verdwenen” uit zijn dossier. In het kader van dit deelgeschil hoeft die kwestie niet te worden besproken, omdat de kantonrechter, zoals hiervoor is overwogen, ook zonder op deze kwestie in te gaan tot de conclusie komt dat geen sprake is van schending van de klachtplicht in de zin van artikel 6:89 BW.
Aansprakelijkheid
4.9.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek het bepaalde in artikel 7:658 BW ten grondslag.
Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde verplichtingen (zorgplicht) is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar, maar een werkgever dient ingevolge dit artikel wel die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid verwacht mag worden, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.10.
De werknemer dient te stellen en bij betwisting zo nodig te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade geleden heeft. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem overkomen is op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim genomen mag worden. De juiste, exacte toedracht van het ongeval hoeft hij daarbij niet te stellen (vergelijk ECLI:NL:HR:2001:AB2432). Indien komt vast te staan dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade geleden heeft, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet tekortgeschoten is in zijn zorgplicht als bedoeld in lid 1.
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] op 14 september 2007, tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden als docent lichamelijke opvoeding, ten val is gekomen. Ook is niet in geschil dat het incident plaatsvond tijdens een softbal-les en dat [verzoeker] niet alleen les gaf, maar ook zelf actief het softbalspel meespeelde als pitcher. In een poging al rennend een leerling uit te tikken is [verzoeker] ten val gekomen. [verzoeker] stelt dat de val werd veroorzaakt doordat hij bleef haken achter het terreinlint waarmee het veld was afgezet. Volgens het Carmel College is onduidelijk waardoor [verzoeker] ten val is gekomen.
4.12.
Ervan uitgaande dat [verzoeker] inderdaad is gestruikeld over het terreinlint waarmee het betreffende softbalveld op 14 september 2007 was afgezet, dient de vraag te worden beantwoord of het Carmel College haar zorgplicht heeft geschonden door terreinlint beschikbaar te stellen voor de afbakening van de velden, althans voor het opdelen van één veld in verschillende kleinere velden, dan wel door na te laten om aanwijzingen te verstrekken om te voorkomen dat [verzoeker] schade lijdt of om daartoe geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] niet heeft gesteld, en dat ook niet is gebleken, dat er sprake is van schending van een concrete (wettelijke) norm met betrekking tot het gebruik van terreinlint.
4.13.
Als onbetwist staat vast dat de velden al waren afgebakend met terreinlint vóórdat [verzoeker] met de betreffende softbal-les aanving. Ook staat vast dat [verzoeker] op dat moment een ervaren docent lichamelijke opvoeding was die -zo heeft [verzoeker] zelf verklaard- bekend was met het risico van “vast blijven zitten onder het terreinlint”. [verzoeker] heeft immers, zowel in het kader van het toedrachtsonderzoek als tijdens de mondelinge behandeling van dit deelgeschil, verklaard dat hij, een week voor het incident op
14 september 2007, nog gezien dat een leerling vast bleef zitten onder terreinlint en dat hij bij de heer [B] van het Carmel College zou hebben aangegeven dat het terreinlint gevaarlijk is.
4.14.
Het Carmel College heeft onbetwist gesteld dat er alternatieven voor het terreinlint voorhanden waren in de vorm van een krijtwagen en pionnen. [verzoeker] had ook uit kunnen wijken naar de gymzaal, die beschikbaar was. Volgens het Carmel College hebben docenten lichamelijke opvoeding een grote vrijheid wat betreft het inrichten van hun gymlessen en is het niet aan het Carmel College om te treden in de grote hoeveelheid keuzes die een docent in dat verband maakt. Dat geldt in het geval van [verzoeker] temeer, omdat hij een ervaren docent was, aldus het Carmel College. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat hij die vrijheid op 14 september 2007 niet voelde, echter zijn de omstandigheden die [verzoeker] in dat verband heeft aangevoerd, waaronder tijdsdruk en het feit dat hij les moest geven aan leerlingen die niet zijn eigen leerlingen waren, onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat die vrijheid er niet was.
4.15.
[verzoeker] heeft er aldus kennelijk voor gekozen om een veld dat was afgezet met terreinlint te gebruiken en niet één van de voorhanden zijnde alternatieven. Ook heeft hij ervoor gekozen om zelf actief deel te nemen aan de softbal-les op het met terreinlint afgezette veld, waarvan de risico’s hem bekend waren. Een werkgever schendt zijn zorgplicht niet, indien hij niet waarschuwt voor algemeen bekende gevaren. Los van de vraag of het terreinlint, wat volgens het Carmel College een zeer gebruikelijk en soms onmisbaar hulpmiddel is op school, in zijn algemeenheid gevaarlijk is of niet, [verzoeker] heeft niet op de volgens hem gevaarlijke situatie ingespeeld, terwijl hij dat wel had kunnen en wellicht moeten doen, nu het door hem gestelde risico zich op 14 september 2007 heeft verwezenlijkt. Niet valt in te zien welke maatregelen of instructies het Carmel College had kunnen of moeten nemen om het incident te voorkomen.
4.16.
[verzoeker] heeft nog aangevoerd dat het softbalveld kleiner was dan gebruikelijk, vanwege bouwwerkzaamheden die naast het sportveld werden uitgevoerd. Volgens [verzoeker] was het niet verantwoord om drie groepen les te geven op een veld van ca. 3.500 tot
4.000 m2 en had het Carmel College extra terrein moeten huren. Ook zou volgens [verzoeker] het veld drassig en glad zijn geweest. Zonder nadere toelichting, die [verzoeker] niet heeft gegeven, valt niet in te zien hoe maatregelen van het Carmel College met betrekking tot de grootte of kwaliteit van het veld hadden kunnen voorkomen dat [verzoeker] op
14 september 2007 is gestruikeld over het terreinlint. [verzoeker] heeft hierover immers in het kader van het toedrachtsonderzoek verklaard, dat hij met zijn linkervoet op de lijn terecht is gekomen en toen hij zijn rechtervoet wilde bijplaatsen, met zijn gymschoen onder de lijn terecht is gekomen. De oorzaak van de val is volgens [verzoeker] dus niet gelegen in de afmeting of kwaliteit van het veld. Ook op dit punt kan dus niet tot de conclusie worden gekomen dat het Carmel College haar zorgplicht heeft geschonden.
4.17.
Concluderend komt de kantonrechter tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het incident het gevolg is van de eigen afwegingen die [verzoeker] in de gegeven omstandigheden heeft gemaakt en dat het niet aannemelijk is dat (veiligheids)maatregelen en/of instructies door het Carmel College het incident hadden kunnen voorkomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het Carmel College niet aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het incident op 14 september 2007. De aansprakelijkheid van de werkgever in de zin van artikel 7:658 BW is immers geen risicoaansprakelijkheid.
Kosten
4.18.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, dient te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dat is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, wat in dit geval niet aan de orde is.
De kantonrechter zal dan ook overgaan tot een begroting van de kosten aan de zijde van [verzoeker] . Omdat gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] in het kader van deze deelgeschilprocedure kosten heeft gemaakt, worden de kosten begroot op nihil. Omdat in deze zaak de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan, blijft een proceskostenveroordeling achterwege.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af,
5.2.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020. (PM)