ECLI:NL:RBOVE:2020:2845

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
08/953033-14 (P), 08/910050-17 en 08/910053-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan criminele drugsorganisatie met meerdere hennepkwekerijen en export van verdovende middelen

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man uit Vroomshoop, die werd beschuldigd van het leiden van een criminele drugsorganisatie. De man, Robin W., werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden. Hij was betrokken bij zes hennepkwekerijen en had hennep geëxporteerd naar Duitsland. De rechtbank oordeelde dat hij samen met medeverdachten handelde in strijd met de Opiumwet, waarbij hij op verschillende locaties hennep teelde en voorbereidingen trof voor de export van verdovende middelen. De rechtbank heeft ook de betrokkenheid van andere verdachten vastgesteld, waaronder Wiebe van B., die eveneens werd veroordeeld voor zijn rol in de drugshandel. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten voor het illegaal aftappen van elektriciteit, niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet afzonderlijk was ten laste gelegd. De rechtbank heeft de straffen gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer hoofdzaak: 08/953033-14 (P)
Parketnummers ter terechtzitting gevoegde zaken: 08/910050-17 en 08/910053-19
Datum vonnis: 2 september 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. Y. Oosterhof en mr. R.J. Wiegant en van wat door verdachte (hierna: ‘ [verdachte] ’) en zijn raadslieden mr. J.B. Boone, advocaat in Wijk bij Duurstede, en mr. M. Hoevers, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08/953033-14 als feiten 1, 2 en 3, de feiten van de zaak met parketnummer 08/910050-17 als feiten 4, 5 en 6 en het feit van de zaak met parketnummer 08/910053-19 als feit 7.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
feit 1(met anderen) hennep buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
feiten 2, 4 en 6:(met anderen) hennepkwekerijen heeft gehad, waarbij al dan niet elektriciteit illegaal werd afgetapt;
feit 3:als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een criminele drugsorganisatie;
feit 5:(met anderen) materialen in zijn bezit had, waarvan hij wist of moest vermoeden dat die bestemd waren voor het begaan van feiten als bedoeld in de Opiumwet;
feit 7:(met anderen) hennep en hasjiesj aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte] , dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks 01 januari 2016 tot en met 26
februari 2016 te Vroomshoop en/of Almelo en/of andere plaatsen in Nederland
en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
(ongeveer) 25 kilogram en/of (telkens) (een) andere hoeveelheid/hoeveelheden
hennep, tot een totaal van ongeveer 116 kilogram, in elk geval een hoeveelheid
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel;
2.
hij
A] op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 11
februari 2015 te Gramsbergen
B] op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 15
oktober 2015 te Steenwijk
C] op tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 februari 2015 tot en met 31
juli 2015 te Hoogeveen
D] op tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 februari 2015 tot en met 27
juli 2015 te Hoogeveen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
ad A] op het adres [adres 2]
ad B] op het adres [adres 3]
ad C] op het adres [adres 4]
ad D] op het adres [adres 5]
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (in totaal)
ad A] ongeveer 2700 hennepplanten (berekend op 900
aangetroffen hennepplanten en 2 oogsten van telkens 900 hennepplanten),
ad B] ongeveer 550 hennepplanten,
ad C] ongeveer 1814 hennepplanten (op basis van 907 aangetroffen hennepplanten
en een eerdere oogst),
ad D] ongeveer 6770 hennepplanten (op basis van 5
oogsten van telkens 1354 hennepplanten),
althans [ad A, B, C en/of D] een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als
zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
waarbij ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid door Enexis en/of
Rendo geleverde elektriciteit voor een bedrag van (ad A) E. 4.894,51,- (ad D)
E. 56.688,54 illegaal is afgetapt,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten ad A] 2700 en ad B] 550 en ad C] 1814 hennepplanten
en ad D] 6770 planten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01
januari 2009 tot en met 10 mei 2016,
te Vroomshoop en/of Almelo en/of andere plaatsen in Nederland
(telkens) als oprichter /leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een samenwerkingsverband van verdachte en/of (onder
meer) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en
een of meer andere perso(o)n(en)
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vierde en/of
vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of
beroep) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote)
hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 21
januari 2016 te Zuidwolde,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 6] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 16600 hennepplanten (berekend op
basis van 1660 aangetroffen hennepplanten en 9 eerdere oogsten), althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
waarbij ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid door Enexis geleverde
elektriciteit voor een bedrag van E. 25.891,27 illegaal is afgetapt,
zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als
een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 16600 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
en/of
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met
30 mei 2016 te Saasveld, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 7] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1494 hennepplanten (berekend op basis
van 390 aangetroffen hennepplanten en 1104 geoogste hennepplanten), althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
waarbij ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid door Enexis geleverde
elektriciteit voor een bedrag van E. 6.209,74 illegaal is afgetapt,
zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als
een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 1494 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
5.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en
met 14 april 2016 te Geesteren, in de gemeente Tubbergen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens,
te weten:
in een Volkswagen met kenteken [kenteken 1]
- een elektrisch schakelbord in verpakking
- ongeveer 150 vierkante kunststof bloempotten
- een rol zwart grondzeil
- een slakkenhuis in doos met een vermogen van 1255 watt
- 6 staande ventilatoren in doos met een vermogen van 130 watt
- 5 temperatuurventilatieregelaars
- 3 koolstoffilters in doos
en
in een loods aan [adres 8] (en in het zaaksprocesverbaal ZD06
geduid als) ruimte 2
- 83 transformatoren (geïnstalleerd) en 27 transformatoren (verpakt) met een

vermogen van 600 watt

- 2 elektrische schakelborden
- handgereedschap voor het monteren van voorwerpen bestemd voor kweek
- 2 armaturen voor assimilatielampen
- 2 assimilatielampen
- 16 rollen met electriciteitssnoer

ruimte 3

- 216 assimilatielampen
- 2 koolstoffilters (verpakt)

ruimte 4

- 10 dozen flexibele buizen
- 4 koolstoffilters (verpakt)
- 4 rollen met folie
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel
11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
heeft vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij,
verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en/of
voorwerpen en/of gegevens bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
6.
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 26 mei 2016
te Emmen.
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 9] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 8239 hennepplanten (berekend op basis van

7 oogsten van 1177 hennepplanten), althans een groot aantal hennepplanten

en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als
zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
waarbij ook een grote hoeveelheid door Enexis geleverde elektriciteit voor een
bedrag van bijna E. 18.500,- illegaal is afgetapt,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 8239 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
7.
hij in de periode van 11 maart 2018 tot en met 7 mei 2018, althans op of
omstreeks 07 mei 2018 te Almelo ( [opslag] , box [nummer 1] ),
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5,15 kilogram (brutogewicht) henneptoppen, althans een grote
hoeveelheid henneptoppen, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep en/of
- ongeveer 58,62 kilogram (brutogewicht) hasjies(plakken), althans een grote
hoeveelheid hasjiesj, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als
een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten (in totaal) ca. 63 kilogram hennep en hasjiesj,
althans meer dan 500 gram hennep en hasjiesj).

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken.
3.2
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
Mr. Boone stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij voert daartoe aan dat de aanvang van het onderzoek onrechtmatig is. Zo wordt [verdachte] niet genoemd in anonieme informatie en kan de door de verdediging betwiste herkenning van zijn stem in OVC-gesprekken niet worden getoetst. Daarnaast stelt mr. Boone dat het Openbaar Ministerie in zaaksdossier 06 (Geesteren) een bewijsstuk heeft vervalst, waarmee [verdachte] werd gekoppeld aan [medeverdachte 1] – en daarmee aan het onderzoek Travee.
3.2.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert dat het ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging. Het voert daartoe aan dat de verweren van mr. Boone niet voldoen aan de eisen die worden gesteld aan artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechter-commissaris heeft zijn machtiging gegeven voor de telefoontaps en het plaatsen van de OVC apparatuur.
Het Openbaar Ministerie heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de stemherkenning van [verdachte] , in de eerste plaats omdat hij bij de loods kwam waarin de communicatie werd opgenomen en in de tweede plaats omdat zijn naam wordt genoemd in de gesprekken.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat het Openbaar Ministerie op 2 juni 2014, mede naar aanleiding van anonieme meldingen, het onderzoek Travee heeft ingesteld, dat in eerste instantie was gericht op [medeverdachte 1] . Kort na de start van het onderzoek, in de periode van oktober 2014 tot en met januari 2016, heeft de politie meerdere anonieme meldingen ontvangen waarin voor het eerst onder meer de naam [verdachte] wordt genoemd. [1] Volgens de tipgever(s) zou [medeverdachte 1] zich bezighouden met hennepkwekerijen en weedhandel en zou een groep jongens uit Vroomshoop, waaronder [verdachte] , deze hennepkwekerijen verzorgen en de geoogste hennep verpakken en vervoeren naar Duitsland. [verdachte] zou op het gebied van de drugshandel werkzaam zijn voor [medeverdachte 1] en taken voor hem uitvoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze anonieme informatie de aanleiding geweest om onderzoek te doen naar de betrokkenheid van [verdachte] in de vermeende organisatie van [medeverdachte 1] . De rechtbank acht de aanvang van het onderzoek op grond hiervan rechtmatig. De rechtbank zal niet nader ingaan op de gestelde onbetrouwbaarheid van de stemherkenning en het vermeende vervalste bewijsstuk, omdat de OVC-gesprekken en de aanhouding in Zutphen in tijd later plaatsvonden dan de anonieme meldingen. De rechtmatige basis voor het onderzoek was toen reeds gegeven. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het vermeende valse bewijsstuk, het briefje met daarop een adres in Geesteren, is opgenomen op pagina 11128 van zaaksdossier 6 (Geesteren).
Nu de rechtbank bovendien niet is gebleken van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van [verdachte] aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, zal zij het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaren in de vervolging. Het verweer van mr. Boone op dit punt wordt dan ook verworpen.
3.3
Schorsing van de vervolging
De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [2]
4.1
Inleiding
De zaken met de parketnummers 08/953033-14 en 08/910050-17 maken onderdeel uit van het onderzoek ‘Travee’. Dit onderzoek richt zich met name op het ontmantelen van een criminele organisatie die zich vanaf januari 2009 op grote schaal zou bezighouden met het telen en verkopen van grote hoeveelheden hennep. In de loop van het onderzoek zijn in de periode van maart 2014 tot en met mei 2016 negen hennepkwekerijen opgerold. Er zijn meerdere personen als verdachten aangemerkt. Het aandeel van [verdachte] bestaat er volgens het Openbaar Ministerie uit dat hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met
10 mei 2016 als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie, betrokken is geweest bij zeven hennepkwekerijen en hennep buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Ook wordt [verdachte] verweten dat hij materialen in zijn bezit had die bestemd waren voor de hennepteelt.
De zaak met het parketnummer 08/910053-19 maakt onderdeel uit van het onderzoek ‘Byron’. Hierin wordt [verdachte] ten laste gelegd dat hij een hoeveelheid hennep en hasjiesj aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie [3]
Het Openbaar Ministerie vordert vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde en stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de export van hennep verwijst het Openbaar Ministerie naar de observaties en de OVC-gesprekken in combinatie met het onderschepte transport op 26 februari 2016 in Bremen. De toen aangehouden chauffeur, [medeverdachte 3] , verklaart dat hij het transport verrichtte in opdracht van [verdachte] . De Ennetcom-data dienen als steunbewijs.
De betrokkenheid van [verdachte] bij de hennepkwekerij in Gramsbergen volgt uit de belastende verklaring van [medeverdachte 5] en de observaties.
Met betrekking tot de hennepkwekerij in Steenwijk baseert het Openbaar Ministerie zich op de verklaringen van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] alsmede op de observaties.
Wat betreft de hennepkwekerij in het pand aan [adres 4] in Hoogeveen volgt het bewijs uit de verklaringen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en de observaties.
Ten aanzien van de hennepkwekerij in het pand aan [adres 5] in Hoogeveen verwijst het Openbaar Ministerie naar de belastende verklaring van [medeverdachte 6] en de camerabeelden.
De betrokkenheid van [verdachte] bij de hennepkwekerijen in Emmen en Saasveld blijkt uit de verklaringen van de eigenaren van de woningen, die tevens allebei één van de drie hennepgerelateerde contacten waren in de telefoon van [medeverdachte 8] .
Hoewel er voor de hennepkwekerij in Zuidwolde geen rechtstreeks bewijs tegen [verdachte] ligt, acht het Openbaar Ministerie dit feit toch bewezen gelet op de modus operandi rond de hennepkwekerijen in Emmen en Saasveld en de Ennetcom-data.
Het bezit van de hennep en hasj (Byron) door [verdachte] kan worden afgeleid uit de camerabeelden en loggegevens.
Door in wisselende maar bestendige samenwerkingen hennep te telen en ook gelet op zijn rol bij de uitvoer van hennep, heeft [verdachte] in de periode van 1 maart 2014 tot en met
10 mei 2016 deelgenomen aan een criminele organisatie. [verdachte] heeft hierbij een leidinggevende rol ingenomen, aangezien hij door vrijwel iedereen als leider van de groep wordt gezien.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten.
Mr. Boone voert allereerst een algemeen verweer over de OVC-gesprekken. Deze gesprekken zijn onrechtmatig, gelet op de door de verdediging betwiste stemherkenning van [verdachte] die niet kan worden getoetst. Dit maakt dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM, zodat de gesprekken van het bewijs moeten worden uitgesloten. Subsidiair stelt mr. Boone dat de OVC-gesprekken niet eenduidig zijn en zelfs multi-interpretabel zijn. Daar komt bij dat de gesprekken geen steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Ten aanzien van de hennepkwekerijen bepleit mr. Hoevers dat uit het dossier niet blijkt dat [verdachte] daarvan de eigenaar is geweest, maar dat hij slechts verantwoordelijk is voor de opbouw van de hokken, zijnde een bezigheid die niet strafbaar is. Er is onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] bij de kweek of handel in hennep. Van een samenwerkingsverband met [medeverdachte 1] is geen sprake.
Met betrekking tot het onderzoek Byron stelt mr. Hoevers primair dat het dossier enkel suggesties bevat dat [verdachte] de hennep en hasj voorhanden heeft gehad. Subsidiair, voor zover het bewijs zou steunen op uit Duitsland verkregen informatie uit een Europees Onderzoeksbevel, bepleit mr. Hoevers dat die informatie van het bewijs dient te worden uitgesloten, op grond van de parallelle interpretatie met het Europese Aanhoudingsbevel.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis de tenlastegelegde feiten niet in chronologische volgorde zal bespreken, maar eerst de vermeende betrokkenheid bij het transport en de hennepkwekerijen zal beoordelen en daarna die bij de criminele organisatie. De rechtbank zal tot slot stilstaan bij het feit dat naar aanleiding van het onderzoek Byron aan [verdachte] is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1:
Op basis van OVC-gesprekken en camerabeelden stelt de politie vast dat er in de periode van 12 januari 2016 tot en met 23 februari 2016 zeven ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en/of [verdachte] enerzijds en Duitse mannen uit Bremen anderzijds. [4] Deze ontmoetingen vinden plaats in de loods van [medeverdachte 1] , gelegen aan [adres 10] in Almelo. Volgens de politie is op de OVC-gesprekken te horen dat er tijdens de ontmoetingen telkens wordt gesproken over soorten en hoeveelheden verdovende middelen en de levering en betaling daarvan.
Tijdens de ontmoeting op 23 februari 2016 wordt in de loods onder meer gesproken over een levering die op vrijdag (de rechtbank begrijpt: vrijdag 26 februari 2016) om acht uur zal plaatsvinden. [5] De Duitse politie voert die vrijdag een observatie uit. [6] Om 05.52 uur wordt een Opel Insignia waargenomen met het kenteken [kenteken 2] . Er zitten twee personen in het voertuig, naar later blijkt [naam 2] en [naam 3] . Achter dit voertuig rijdt een andere Opel Insignia met het kenteken [kenteken 3] . In dit voertuig zit één persoon, naar later blijkt [medeverdachte 3] (hierna: ‘ [medeverdachte 3] ’). Gezien wordt dat beide voertuigen richting Bremen rijden. Uiteindelijk wordt de achtervolging ingezet op de Opel Insignia met het kenteken [kenteken 3] . Gezien wordt dat dit voertuig om 08.01 uur op het adres [adres 11] in Bremen het terrein van een garage oprijdt, dat [medeverdachte 3] een tas naar binnen brengt en vervolgens de garage weer afsluit. Nadat de verbalisanten [medeverdachte 3] hebben gearresteerd, zien zij in de bewuste garage een grote zwarte reistas liggen die op slot zit. Voor deze tas ligt een doos van een mobiele BlackBerry telefoon. Voor de rest is de garage leeg. Bij het openen van de tas zien de verbalisanten dat deze gevuld is met doorzichtige zakjes met marihuanabloesem. Op de zakjes staan handgeschreven markeringen: N+, P, K II en SH. Nader onderzoek wijst uit dat het een partij hennep betreft met een brutogewicht van 16,6 kilo. [7]
Bij de rechtbank ligt de vraag voor of [verdachte] betrokken is geweest bij het meermalen opzettelijk buiten het grondgebied brengen van verdovende middelen. De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij het door de politie onderschepte transport in opdracht van [verdachte] heeft verricht. [8] Daarnaast heeft de politie de OVC-gesprekken uitgewerkt van de ontmoeting van 23 februari 2016. Anders dan de raadsman acht de rechtbank wel degelijk wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] bij deze afspraak aanwezig is geweest en de persoon is die de politie in het gesprek als ‘ [verdachte] ’ heeft aangeduid. De rechtbank baseert dat oordeel onder meer op de volgende passages:
‘’NNM: als je naar Duitsland komt doe ik ook alles voor jou geen probleem. [9]
Ze praten door elkaar
NNM: geen probleem
[verdachte] : onverstaanbaar...met [naam 1]
: ja wij komen samen
Er wordt gelachen
[naam 1] : ja ik ga met[verdachte]mee’’ [10]
‘’NNM: heb je van deze,[verdachte], deze stekken?
[verdachte] : maar wat moet je hebben?’’ [11]
Het komt de rechtbank als vanzelfsprekend voor dat, nu er door personen over ‘ [verdachte] ’ wordt gesproken en aan ‘ [verdachte] ’ een vraag wordt gesteld, deze ‘ [verdachte] ’ ook bij het gesprek aanwezig was. Bovendien staat op basis van camerabeelden vast dat [verdachte] vaker ontmoetingen had met de Duitse afnemers en/of [medeverdachte 1] in de loods aan [adres 10] in Almelo. [12]
Nu voor de rechtbank vast staat dat [verdachte] bij de ontmoeting op 23 februari 2016 aanwezig was, zal zij nader ingaan op het aldaar besprokene. De rechtbank overweegt dat de verdediging heeft aangevoerd dat de inhoud van de gesprekken voor meerdere interpretatie vatbaar is, maar dat er door de verdediging geen invulling aan is gegeven hoe de gesprekken dan wél geduid zouden moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn onderstaande gebezigde vetgedrukte termen in de geuite context (hoeveelheid, gewichten en geldbedragen) slechts voor één uitleg vatbaar, te weten de handel in drugs:
‘’NNM: achtHaze, vier normale, ik zweer drie-en-een-half sorry, drie-en-een-half. lk heb nog van de vorige keer drie stuk liggen
[verdachte] : ja
NNM: en van de donkere nog twee kilo, ik zweer op mijn alles’’ [13]
‘’NNM: tweede rekening, totaal honderdachttienduizend zeshonderdvijftig
[verdachte] : ja
NNM: min depoedertweeduizendtweehonderdvijftig zijn honderdzestienduizendvierhonderd min honderdachtduizend die ik heb gegeven.’’ [14]
‘’NNM: en wacht, diePPviernegentig ik zweer het, ...onverstaanbaar
[verdachte] : vijfduizendnegenhonderdvijftig zeg je, min vijf, vijf die heb je mij gegeven, vierhonderdvijftig’’ [15]
‘’ [verdachte] : als je dat doet, en alles isgedroogden alles is goed en je hebt er zo'n grote knoppen (D: Knospen) in
NNM: onverstaanbaar
[verdachte] : nee, die zijn gedroogd maar diestengelsdie zijn nat, die krijg je niet gedroogd dan gaan de kleine knoppen kapot. Als je dat...onverstaanbaar...dan is het weg (…)
[verdachte] : dat krijg je niet droog
NNM: maar bij dieHaze
[verdachte] : ja maar dan is het andere klein dan is het zo droog, wordt net bijnagruis. (…) [verdachte] : ik kan ook hier handel uit Spanje kopen
NNM: ja?
[verdachte] : maar dat is euh, ze maken/doen het daar op de normale manier, maar de handel gaat zo veel, zo veel slechte,bladeren
NNM: ja
[verdachte] : en de mensen verkopen dat hier voor vier twee, vier vier hier! Ze hebben geen zin om dat naarDuitslandte brengen destraffen zijn hoger.’’ [16]
‘’NNM: bij laatste die je gestuurd hebt was veelgesnedenhè?
[verdachte] : weet je wat we dan doen? Als de handel komt moet je er eigenlijk één a twee door doen.
NNM: ja? Want de laatste die je gedaan hebt was te vroeggeknipt.
[verdachte] : maar als ie dan komt dan kun je zeggen ja een klein hoekje van de.. onverstaanbaar....dat kan zijn ja, dat is geen mix, dan kun je zeggen deplantenzijn hetzelfde.’’ [17]
De rechtbank weegt bij haar oordeel mee dat in het gesprek tevens gesproken wordt over ‘de handel’ in combinatie met vrijdag acht uur, zoals hieronder weergegeven:
‘’NNM: vrijdag acht uur dan hè?
[verdachte] : wat?
NNM: de handel
[verdachte] : ja’’ [18]
Deze afspraak komt volledig overeen met de daadwerkelijke gang van zaken bij het onderschepte drugstransport van 26 februari 2016, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat er op de handel in drugs werd gedoeld. Bovendien komt de afspraak tussen [verdachte] en de Duitse afnemer(s) overeen met de verklaring van [medeverdachte 3] , inhoudend dat hij het transport heeft verricht in opdracht van [verdachte] . Er is aldus voldoende steunbewijs. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] bij de ontmoeting van 12 januari 2016 aan de Duitse afnemers aangeeft hoe de levering zal gaan:
‘’ [medeverdachte 1] : beter als je eengaragehebt, één maal kun je kijken, ik heb eenchauffeur, en eenvoor chauffeur
NNM: Hollander?
[medeverdachte 1] : nee een Duitser, alleen Duitsers. De voor chauffeur geeft je een sleutel van de garage, die zet het in de garage en twintig minuten later kun je het ophalen...niet wanneer de mensen, ze kunnen mijn mensen in de gaten houden maar ook die van jou...dat is beter niet zo.’’ [19]
In het licht van deze opmerkingen van [medeverdachte 1] is het opvallend dat deze werkwijze overeenkomt met de levering op 26 februari 2016, waarbij immers ook gebruik is gemaakt van twee chauffeurs en een garage waarin de drugs werden neergezet. Ook [verdachte] spreekt over een ‘voor chauffeur’ en zegt dat ze beiden in een Opel Insignia rijden. [20]
Verder is het noemenswaardig dat tijdens de ontmoeting op 14 januari 2016 in de aanwezigheid van [verdachte] tussen [medeverdachte 1] en de Duitse afnemers wordt besproken dat [medeverdachte 1] markeringen aanbrengt, aangezien op de verdovende middelen van de onderschepte levering ook markeringen waren geschreven:
‘’NNM: alstublieft alles goed markeren, niet verkeerd markeren...onverstaanbaar..
[medeverdachte 1] : die normale, schrijf iknikserop. Bij haze schrijf ikH, ( beslag in Duitsland )
Ze praten onverstaanbaar door elkaar..
[medeverdachte 1] : ofSH, silber haze of wat.’’
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op de onderschepte levering van 26 februari 2016. De rechtbank spreekt [verdachte] partieel vrij van de overige tenlastegelegde leveringen, omdat zij van oordeel is dat uit het dossier onvoldoende volgt dat deze leveringen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 onder A (Gramsbergen):
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 11 februari 2015 wordt door de politie in een pand gelegen aan [adres 2] in Gramsbergen binnengetreden. [21] De verbalisanten stuiten onder meer op een in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal negenhonderd planten, verspreid over twee afgetimmerde kweekruimtes. [22] In de eerste kweekruimte staat een koelinstallatie. De assimilatielampen zijn door middel van een tijdsklok ingeschakeld. In de tweede kweekruimte is een afvoer voor de warme lucht gebouwd. Ook hier staan tijdschakelaars ingesteld op assimilatielampen. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij Enexis, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [23]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lang de hennepkwekerij al in werking is geweest. Er zijn meerdere indicatoren dat de aangetroffen apparatuur al langer in gebruik is geweest in de kweekruimtes. Er is bijvoorbeeld onder meer sprake van een vervuiling op het filterdoek van de aanwezige koolstoffilters en op de lampenkappen die in de kweekruimtes hangen. Ook zijn er vervuilde bamboestokken aangetroffen.
Daarnaast is over de periode van 17 december 2014 tot en met 24 december 2014 door Enexis een netmeting verricht. Uit de meting blijkt dat het gemeten patroon duidt op een mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in de betreffende loods. [24]
Volgens de verklaring van [medeverdachte 5] kwamen er in augustus 2014 mensen in het pand kijken die voorstelden een hennepkwekerij te starten. [25] De eerste hennepplanten zijn er eind september, begin oktober 2014 ingegaan en begin december geoogst. [26]
Verder heeft een overbuurman omstreeks augustus/september 2015 een sterke wietlucht geroken, waarvan hij dacht dat deze uit de loods aan [adres 2] kwam. [27]
Onderzoek naar betrokken personen
Uit onderzoek blijkt dat op 14 februari 2014 een huurovereenkomst is afgesloten ten behoeve van het bewuste pand, waarvan de ingangsdatum 1 maart 2014 is. [28] Het pand wordt gehuurd op naam van [bedrijf 1] . De bestuurder van het bedrijf is [medeverdachte 5] . [29] Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 5] , kort voor de ontmanteling van deze kwekerij, meermalen bij en in het pand is geweest. [30] Daarnaast is er sporenonderzoek verricht op voorwerpen in het pand. De verbalisanten stellen onder meer een drinkbeker [31] en kauwgum waarop gekauwd was [32] veilig. Uit het NFI rapport blijkt dat het daarop aangetroffen DNA-materiaal afkomstig kan zijn van [medeverdachte 5] . [33] In beide gevallen is de kans dat het DNA-materiaal van een ander dan van [medeverdachte 5] afkomstig is kleiner dan één op één miljard. Op grond daarvan is [medeverdachte 5] als verdachte gehoord.
[medeverdachte 5] heeft meerdere (bekennende) verklaringen afgelegd, waarin hij ook belastend over andere betrokkenen verklaart. In zijn verhoren van 13 februari 2015, 20 oktober 2015 en 28 oktober 2015 verklaart [medeverdachte 5] over een groep van ongeveer vijf personen die (mede)verantwoordelijk zou zijn voor de hennepkwekerijen in Gramsbergen en Steenwijk. [34] In eerste instantie wil [medeverdachte 5] geen namen noemen van de groepsleden, in de eerste plaats omdat hem was verteld dat hij dat niet mocht en in de tweede plaats omdat hij zich bedreigd voelt. [medeverdachte 5] zegt de jongens wel te kunnen beschrijven, maar kiest ervoor dat op dat moment niet te doen. Pas in zijn verhoor van 23 mei 2016 wil [medeverdachte 5] daar vanwege de verdenking van grootschalige hennepteelt op terugkomen. Hij noemt de namen [medeverdachte 3] (hierna ‘ [medeverdachte 3] ’), [medeverdachte 10] (hierna ‘ [medeverdachte 10] ’) en [verdachte] en [medeverdachte 8] . [35] Van deze laatste twee personen weet [medeverdachte 5] de achternaam niet. De rolverdeling was dat [medeverdachte 8] de man was die onderhoud deed en de andere personen (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 10] , [verdachte] en [medeverdachte 3] ) kwamen zo nu en dan eens even langs om te kijken of alles goed ging (de rechtbank begrijpt met de hennepplanten). [36] De afspraken zijn gemaakt met [verdachte] , ook over het geld. [verdachte] is de man waar het om gaat: de jongen die de lijn uitzet en bepaalt wat er gebeurt. Zijn wil is wet. [verdachte] deed ook de specialistische dingen, zoals stroom aansluiten. [medeverdachte 5] vertelt afhankelijk te zijn geweest van [verdachte] , want die zou de hennep verkopen. [37] Het contact liep via [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] . Verder verklaart [medeverdachte 5] dat [medeverdachte 8] de ‘waterman’ was, die elke twee á drie dagen langskwam om de plantjes te verzorgen. Hij hield ook toezicht op de hennepkwekerij. [38] [verdachte] en [medeverdachte 10] hebben het (de rechtbank begrijpt de planten water geven) ook wel eens gedaan. [39] [medeverdachte 10] heeft ook meegeholpen met de opbouw en kwam zo nu en dan kijken naar de plantjes. [40] [medeverdachte 5] had de indruk dat hij de technische man was, wat inhoudt dat hij verstand van de plantjes had. Volgens [medeverdachte 5] was [medeverdachte 3] een meeloper. Hij had altijd geld bij zich. Er kwamen nog meer personen, maar die kent [medeverdachte 5] niet bij naam. Aan [medeverdachte 5] zijn daarom foto’s getoond van mogelijk betrokken personen. [41] Aan de hand hiervan kan worden geconcludeerd dat [medeverdachte 5] met ‘ [medeverdachte 8] ’ op [medeverdachte 8] (hierna ‘ [medeverdachte 8] ’) en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] doelt. [42] [medeverdachte 5] herkent de persoon op foto nummer 11 ( [medeverdachte 11] ), maar weet zijn naam niet. Het was iemand die meehielp bij de opbouw in Gramsbergen.
Daarnaast heeft ook [medeverdachte 8] verklaard over de hennepkwekerij aan [adres 2] in Gramsbergen. [medeverdachte 8] bevestigt dat hij de ‘waterman’ is, waarover [medeverdachte 5] spreekt, en zegt dat hij af en toe voor [medeverdachte 5] de planten water gaf. [43] [medeverdachte 8] zegt dat hij met [medeverdachte 5] in contact is gekomen omdat hij hem vroeg of hij dit wilde.
Verder zijn er in de periode van 15 januari 2015 tot 26 februari 2015 camera's geplaatst met zicht op het pand [adres 2] in Gramsbergen. [44] Er zijn op verschillende momenten diverse personen waargenomen en herkend. De rechtbank zal een aantal momenten in het bijzonder vermelden.
Er is regelmatig een Hyundai Getz met het kenteken [kenteken 4] bij het pand geweest. [45] Dit voertuig stond tijdens de bovengenoemde periode op naam van [medeverdachte 8] .
Ook is in diezelfde periode meermalen een Volkswagen bus met het kenteken [kenteken 5] bij het pand gesignaleerd. [46] Dit voertuig stond tijdens de bovengenoemde periode op naam van [medeverdachte 10] .
Daarnaast wordt op de camerabeelden tussen 1 december 2014 en 24 februari 2015 tweemaal een Renault Vel Satis waargenomen met de kentekens [kenteken 6] en [kenteken 7] . [47] Deze voertuigen stonden destijds op naam van [medeverdachte 3] . Daar komt bij dat ook een voertuig is gezien op naam van [bedrijf 2] B.V., welk bedrijf een rechtstreeks verband heeft met [medeverdachte 3] .
Tot slot is door het observatieteam gezien dat [verdachte] op 1 december 2014 de Renault Vel Satis met het kenteken [kenteken 6] heeft bestuurd, deze auto heeft geparkeerd nabij het bedrijf [bedrijf 1] en daar naar binnen ging. [48]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [adres 2] in Gramsbergen. De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de lijntjes uitzette en bepaalde wat er gebeurde. Met hem werden ook de afspraken gemaakt en hij was ook degene die de hennep verkocht. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] en [medeverdachte 10] de hennepplanten water hebben gegeven. [medeverdachte 10] heeft tevens geholpen met de opbouw en kwam net als [verdachte] en [medeverdachte 3] zo nu en dan langs om de plantjes te bekijken. [medeverdachte 10] heeft [medeverdachte 5] ook geadviseerd over de hennepkwekerij. [49] [medeverdachte 5] heeft het pand geregeld ten behoeve van de hennepkwekerij. [medeverdachte 5] heeft daarnaast [medeverdachte 8] gevraagd of hij werkzaamheden wilde verrichten in de kwekerij. [medeverdachte 8] heeft, net als [verdachte] en [medeverdachte 10] , de hennepplanten water gegeven. Hij hield ook toezicht op de hennepkwekerij en was samen met [medeverdachte 3] de contactpersoon. [medeverdachte 11] heeft geholpen bij de opbouw van de hennepkwekerij.
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [50]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij zowel zelf de planten water heeft gegeven en gekeurd maar ook anderen heeft aangezet tot hennepgerelateerde taken. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde onder A, met uitzondering van het afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepplanten.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 5] kan de ten laste gelegde periode van 1 augustus 2014 tot en met 11 februari 2015 worden bewezen verklaard.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de capaciteit van de hennepkwekerij, in dit geval negenhonderd planten, en overweegt dat het passender is om de vraag naar de hoeveelheid oogsten onderdeel van debat te laten uitmaken in de (eventuele) ontnemingsprocedure. Om diezelfde reden zal de rechtbank zich niet uitlaten over het bedrag dat hoort bij de hoeveelheid weggenomen elektriciteit.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op [adres 2] in Gramsbergen negenhonderd planten. Daar komt bij dat er in de kweekruimtes professionele klimaatbeheersingsvoorzieningen waren getroffen, zoals het instellen van tijdschakelaars op assimilatielampen, en de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 2 onder B (Steenwijk):
Aantreffen van hennepkwekerij
Na de ontmanteling van de hennepkwekerij aan [adres 2] in Gramsbergen (zie zaaksdossier 01), wordt opgemerkt dat [medeverdachte 5] wederom een pand huurt, ditmaal aan de [adres 3] in Steenwijk. Ook daar komen personen en voertuigen van de ‘organisatie’. Het vermoeden rijst daarom dat op deze locatie een hennepkwekerij wordt opgezet. In dat kader wordt op 15 oktober 2015 door de politie in het bewuste pand binnengetreden. In de ruimte achter de deur van de opslagruimte staan allerlei benodigdheden voor een hennepkwekerij, zoals potaarde, assimilatielampen en koolstooffilters. [51] Vervolgens stuiten de verbalisanten op twee afgetimmerde kweekruimtes, waarvan de eerste ruimte kennelijk nog in opbouw is. In de tweede kweekruimte treffen de verbalisanten een hennepplantage aan. In deze ruimte staan 550 planten van ongeveer acht weken oud. [52] In totaal hangen er 26 assimilatielampen. Alle hennepplanten worden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien vanuit een watervat. De luchtverversing, luchtafvoer en warmteafvoer wordt geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Ook wordt er gebruikgemaakt van CO2 toevoeging. [53] Er zijn geen indicaties die duiden op een eerdere oogst.
Onderzoek naar betrokken personen
[medeverdachte 5] heeft meerdere (bekennende) verklaringen afgelegd, waarin hij ook belastend over andere betrokkenen verklaart. Zo spreekt [medeverdachte 5] over een groep van ongeveer vijf personen die (mede)verantwoordelijk zou zijn voor de hennepkwekerijen in Gramsbergen en Steenwijk. [54] De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 5] is geconfronteerd met een aantal foto’s en leidt uit zijn herkenningen af dat hij met [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 8] en ‘ [medeverdachte 6] ’ doelt op [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] . [55] [medeverdachte 5] vertelt dat hij in geldproblemen kwam met de hennepkwekerij in Gramsbergen. Hij had een schuld bij ‘de jongens’. Daarom besloot [medeverdachte 5] om het pand aan de [adres 3] in Steenwijk te huren, op naam van [naam 4] . [56] Het huurcontract ving aan op 15 mei 2015 en de huur bedroeg € 20.000,- per jaar. [medeverdachte 5] heeft € 5.000,- van [medeverdachte 3] gekregen en € 5.000,- van de vader van [verdachte] , die hij ‘ [vader verdachte] ’ noemt, wonende aan de [adres 12] in Vroomshoop. [57] Het contact liep toen nog uitsluitend via [medeverdachte 3] , maar [verdachte] is wel in het pand aan de [adres 3] in Steenwijk geweest. [58] De planten zijn er op 24 augustus 2015 neergezet. [59] ‘De jongens’ hebben de kweekruimtes ingericht, namen de planten mee en verzorgden deze. Om de twee dagen werd er iemand gestuurd om de plantjes te verzorgen. [60] Ten tijde van de inval was [medeverdachte 5] naar eigen zeggen net een jongen aan het ophalen van een carpoolplek. [medeverdachte 5] verklaart dat hij [medeverdachte 8] heeft gezien bij de opbouw van de koelcel en kwekerij. [61] Daarnaast hebben [medeverdachte 8] en [verdachte] alle hokken gebouwd. [62] De andere personen waren allemaal van [verdachte] afhankelijk. Hij weet bijvoorbeeld dat [medeverdachte 8] door [verdachte] werd betaald. [medeverdachte 5] zegt [medeverdachte 6] vermoedelijk ook in Steenwijk te hebben gezien. Zijn rol was bouwen. [63]
[medeverdachte 8] verklaart dat hij een koelcel heeft geplaatst in het pand aan de [adres 3] in Steenwijk. [64] Hij zegt dat [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt uit de context van het verhoor dat hij [medeverdachte 5] bedoelt) hem soms daarbij heeft geholpen.
Daarnaast vertelt [naam 5] over de hennepkwekerij aan de [adres 3] in Steenwijk dat [medeverdachte 5] dat pand had samen met zijn zoon en nog wat mensen uit [cafe] in Zwolle. [65] [naam 5] zegt er twee keer binnen te zijn geweest. De eerste keer dat [naam 5] er was, zag hij dat het een hennepkwekerij was. Er waren twee hokken waar hennepplanten in stonden. Hij had het idee dat [medeverdachte 5] het voor het zeggen had. [66] [naam 5] heeft zelf ook werkzaamheden verricht, die bestonden uit camera’s installeren, lampen ophangen en kabels aansluiten. Volgens [naam 5] wilde [medeverdachte 5] die camera’s omdat hij problemen had gehad in Gramsbergen. [naam 5] was nog bezig met de installatie toen er al een inval was. Hij zou de nieuwe kweekruimte gaan verzorgen. De potgrond hiervoor lag al klaar bij de koelcel. De tweede keer dat [naam 5] er was, kwam de zoon van [medeverdachte 5] langs, samen met een beruchte crimineel, die de [supermarkt] (de rechtbank begrijpt [supermarkt] ) had afgeperst. [67] Deze crimineel is samen met de zoon van [medeverdachte 5] in het pand geweest en wilde graag de plantjes zien. De rechtbank stelt onder meer op basis van de verklaring van [medeverdachte 5] [68] vast (die spreekt over [medeverdachte 3] en een [supermarkt] affaire) dat [naam 5] met de beruchte crimineel op [medeverdachte 3] doelt.
Verder verklaart [medeverdachte 6] dat hij vier keer in Steenwijk is geweest. [verdachte] was er altijd en die deed de deur voor hem open. [69] Het was daar niet zo groot. In de loods stond een grote koelvriezer en daarachter was de kwekerij. [medeverdachte 6] zegt dat hij de ventilatie heeft aangesloten. [70] [medeverdachte 6] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij drie hennepkwekerijen en dat [verdachte] bij al die kwekerijen was betrokken. [71] [medeverdachte 6] vond [verdachte] een beetje ogen als de baas, zo’n regelbaasje.
Tot slot volgt uit de verklaring van [naam 6] (hierna ‘ [naam 6] ’) dat hij camera’s heeft opgehangen. [72]
Bij [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] zijn bakens onder hun voertuigen geplaatst. Bij [medeverdachte 8] is dat gebeurd in de periode van 10 maart 2015 tot 26 november 2015, onder een Hyundai Getz met het kenteken [kenteken 4] . [73] Hieruit is gebleken dat zijn voertuig in juni 2015 zeven keer en in juli 2015 twee keer bij het pand aan de [adres 3] in Steenwijk is geweest.
Bij [medeverdachte 3] is de baken geplaatst geweest in de periode van 5 juni 2015 tot 22 september 2015, onder een Renault Kangoo met het kenteken [kenteken 8] . [74] Hieruit is gebleken dat zijn voertuig in juni 2015 vier keer bij het pand aan de [adres 3] in Steenwijk is geweest.
Daarnaast zijn er in de periode van 10 september 2015 tot en met 22 oktober 2015 camera’s geplaatst met zicht op het pand aan de [adres 3] in Steenwijk. [75] Ook is er een observatieteam ingezet. Een aantal observaties komt overeen met de bakengegevens van de hierboven genoemde voertuigen, bijvoorbeeld op 2 juni 2015 en op 23 juni 2015. [76] Voorts zijn op verschillende momenten diverse personen waargenomen en herkend. De rechtbank zal een aantal momenten in het bijzonder vermelden.
Op 23 juni 2015 wordt door het observatieteam om 13.50 uur gezien dat [medeverdachte 5] als bestuurder van een Fiat Croma met het kenteken [kenteken 9] bij het pand arriveert. [77] Wat verder opvalt is dat een Volvo met het kenteken [kenteken 10] en een Ford Transit met het kenteken [kenteken 11] van de [adres 5] in Hoogeveen (zie zaaksdossier 02) naar de [adres 3] in Steenwijk rijden. De bestuurder van de Volvo wordt als [medeverdachte 3] herkend en de bestuurder van de Ford Transit als [medeverdachte 6] . [78]
Op 30 juni 2015 wordt gezien dat [medeverdachte 6] met de Ford Transit met het kenteken [kenteken 11] en [medeverdachte 3] met de Mercedes met het kenteken [kenteken 12] van de [adres 5] in Hoogeveen naar de [adres 3] in Steenwijk rijden. [79]
Ook tussen 24 september 2015 en 15 oktober 2015 wordt [medeverdachte 5] regelmatig bij het pand waargenomen als bestuurder van de eerder genoemde Fiat Croma of van een Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken 13] . [80]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] , [naam 5] en [naam 6] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan de [adres 3] in Steenwijk. [81] De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en [medeverdachte 8] de hokken voor de hennepkwekerij hebben gebouwd. Daarnaast staat het voor de rechtbank vast dat de bij de hennepkwekerij betrokken personen afhankelijk waren van [verdachte] , die hen (in elk geval [medeverdachte 8] ) betaalde. Dit past ook bij de verklaring van [medeverdachte 6] , dat [verdachte] oogde als de baas, zo’n regelbaasje. [medeverdachte 6] heeft geholpen bij de opbouw en heeft de ventilatie aangesloten. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 5] onder een valse naam het pand heeft gehuurd. Hij heeft ook wel eens het vervoer van een carpoolplek naar de hennepkwekerij verzorgd. [naam 5] had bovendien het idee dat [medeverdachte 5] het voor het zeggen had in het pand. [medeverdachte 3] was de contactpersoon van [medeverdachte 5] . Hij kwam tevens meermalen bij het pand, waaronder (tenminste) één keer om de plantjes te bekijken. Tot slot staat het voor de rechtbank vast dat [naam 6] zich bezighield met de camera-installatie. Dat geldt ook voor [naam 5] , die tevens lampen ophing en kabels aansloot.
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [82]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij heeft geholpen om de hennepkwekerij te realiseren en er aanknopingspunten zijn dat hij de baas was, ook omdat in elk geval [medeverdachte 8] van hem afhankelijk was. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde onder B, met uitzondering van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepplanten.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 5] , bakengegevens en observaties kan de ten laste gelegde periode van 1 juni 2015 tot en met 15 oktober 2015 worden bewezen verklaard.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op de [adres 3] in Steenwijk 550 planten. Daar komt bij dat de kweekruimtes waren afgetimmerd, een bevloeiingssysteem was geregeld en een afzuiging naar buiten was gemaakt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 2 onder C ( [adres 4] Hoogeveen):
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 31 juli 2015 wordt door de politie in een pand aan [adres 4] in Hoogeveen binnengetreden in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij. [83] De verbalisanten treffen een man (naar later blijkt [naam 7] , hierna ‘ [naam 7] ’) aan in de deuropening. Het valt de verbalisanten op dat de onderbenen en voeten van de man nat zijn en dat er aarde aan zijn voeten en tenen zit. Ook ruikt de man naar hennep. Deze waargenomen geur kan in zoverre worden verklaard doordat binnen een hennepkwekerij wordt aangetroffen. De hennepkwekerij bestaat uit een tweetal afgetimmerde kweekruimtes. In beide ruimtes zijn drie kweekbedden ingericht. In de eerste ruimte staan 425 hennepplanten van ongeveer vier tot zes weken oud en in de tweede ruimte staan 482 hennepplanten van ongeveer acht weken oud. [84] Door de verbalisanten wordt geconstateerd dat de hennepplanten in teelaarde staan en handmatig worden besproeid. De vuile lucht uit de eerste en tweede kweekruimte komt via flexibele slangen samen in een T-profiel, gelegen bovenop het dak van de aftimmerde kweekruimtes en verdwijnt via het dak. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij N.V. Rendo, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [85]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lang de hennepkwekerij al in werking is geweest. Het blijkt dat het pand sinds 15 januari 2015 door [medeverdachte 7] wordt gehuurd. [86] Er zijn vanaf maart 2015 bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, omdat toen al een vermoeden bestond dat in het pand een hennepkwekerij zat. Uit observaties, camerabeelden en bakengegevens blijkt dat vanaf 30 maart 2015 regelmatig voertuigen en personen bij het pand zijn geweest, die ook te linken zijn aan hennepkwekerijen aangetroffen op andere adressen. [87]
Onderzoek naar betrokken personen
Nadat [naam 7] is aangehouden, wordt hij als verdachte verhoord. [naam 7] verklaart dat hij de afgelopen week in opdracht van [medeverdachte 7] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 7] ) de planten water heeft gegeven. [88] [medeverdachte 7] heeft hem verteld wat hij moest doen.
Gelet op de belastende verklaring van [naam 7] , maar ook omdat [medeverdachte 7] het pand huurt, komt de politie al snel bij laatstgenoemde terecht. [medeverdachte 7] bekent tegenover de politie dat hij een hennepkwekerij had in het pand aan [adres 4] in Hoogeveen. [89] In zijn verhoor van 14 juni 2016 verklaart [medeverdachte 7] dat hij werd benaderd door [naam 7] (de rechtbank begrijpt [naam 7] ) met de vraag of hij interesse had in een hennepkwekerij. [90] [naam 7] heeft hem vervolgens met een paar jongens in contact gebracht. [verdachte] uit [woonplaats] heeft de hennepkwekerij ingericht. [91] Daarna zijn de jongens, één blanke en één donkere, die hij niet kende, in het pand gaan werken. [medeverdachte 7] denkt dat [verdachte] alles heeft geregeld. [92] Nadat [medeverdachte 7] een aantal foto’s is getoond [93] , geeft hij aan dat hij de persoon op foto nummer 10 ( [medeverdachte 6] ) herkent als ‘ [medeverdachte 6] ’. [94] Volgens [medeverdachte 7] klopt het dat ‘ [medeverdachte 6] ’ de ventilatie heeft gedaan. [95] [medeverdachte 7] vertelt dat de jongens, waaronder [medeverdachte 6] , hebben geknipt en de ruimtes daarna weer hebben vol gezet. [96] Verder herkent hij de persoon op foto nummer 6 ( [medeverdachte 8] ) als iemand die de opbouw deed. [97] De persoon op foto nummer 8 ( [medeverdachte 12] ) heeft [medeverdachte 7] ook een keer gezien samen met de personen op foto nummer 6 ( [medeverdachte 8] ) en nummer 10 ( [medeverdachte 6] ). De persoon op foto nummer 24 ( [medeverdachte 4] ) kwam af en toe langs om te kijken hoe het met de plantjes ging. [medeverdachte 7] denkt dat deze jongen een Volvo had. [98] Verder verklaart [medeverdachte 7] dat hij op aanzeggen van ‘ [medeverdachte 6] ’ wel eens jongens heeft opgehaald vanaf een carpoolplaats. [99] Ook heeft [medeverdachte 7] ten behoeve van dit ophalen zijn auto wel eens omgeruild, omdat dat moest van [naam 7] of ‘ [medeverdachte 6] ’. Hoewel [medeverdachte 7] zegt dat hij van tevoren niet het plan had bedacht om een hennepkwekerij te starten, verklaart hij tegelijkertijd dat hij een pand huurde in Hoogeveen, omdat Emmen te dichtbij was voor het geval dat hij ‘gepakt zou worden’. [100]
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte 7] wordt ook [medeverdachte 6] gehoord. [medeverdachte 6] verklaart in zijn verhoor van 12 mei 2016 dat hij in het pand aan [adres 4] in Hoogeveen is geweest voor het aanleggen van ventilatie. [101] Er waren twee kweekruimtes, want hij heeft twee keer de ventilatie aangesloten. [102] Andere jongen deden het onderhoud aan de hennepplanten. [medeverdachte 6] zegt dat ‘ [alias 1 medeverdachte 12] ’ (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 12] op basis van de verklaringen van [medeverdachte 5] [103] en [medeverdachte 6] [104] , gelet op de legenda bij de foto’s van verdachten in het dossier [105] ) degene is die de materialen voor de bouw van de hennepkwekerij heeft opgehaald. [106] [medeverdachte 6] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij verdacht wordt van betrokkenheid bij drie hennepkwekerijen en dat [verdachte] bij al die kwekerijen was betrokken. [107] [medeverdachte 6] vond [verdachte] een beetje ogen als de baas, zo’n regelbaasje. Ook tegenover de rechter-commissaris verklaart [medeverdachte 6] dat het kan kloppen dat hij verantwoordelijk is geweest voor de installatie en aanleg van de hennepkwekerij aan [adres 4] in Hoogeveen.
[medeverdachte 12] bekent dat hij heeft geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij. [108] Hij zit zonder werk en kan ieder zakcentje gebruiken. [medeverdachte 12] herkent [verdachte] op een foto van 30 maart 2015 aan [adres 4] in Hoogeveen.
Tot slot zijn er camera’s geplaatst met zicht op het pand aan [adres 4] in Hoogeveen. Ook is er een observatieteam ingezet. Er zijn op verschillende momenten diverse personen waargenomen en herkend. De rechtbank zal een aantal momenten in het bijzonder vermelden.
Op 30 maart 2015 wordt om 15.30 uur gezien dat de volgende voertuigen bij het pand aan [adres 4] in Hoogeveen staan geparkeerd: de Hyundai Getz met het kenteken [kenteken 4] , de BMW 5 serie met het kenteken [kenteken 14] , de Mercedes Benz met het kenteken [kenteken 12] en de Renault Kangoo met het kenteken [kenteken 8] . [109] Om 17.05 uur wordt gezien dat [verdachte] als bestuurder van de Renault Kangoo en [medeverdachte 12] (NN5) [110] als bestuurder van de Mercedes Benz vertrekken. [111] Even later, om 17.08 uur, wordt gezien dat [medeverdachte 6] (NN1) [112] en [medeverdachte 8] het eerdergenoemde pand verlaten. [medeverdachte 6] doet de deur op slot en vertrekt als bestuurder van de BMW 5 serie en [medeverdachte 8] vertrekt als bestuurder van de Hyundai Getz. [113]
Op 1 juni 2015 wordt gezien dat voertuigen heen en weer rijden tussen de [adres 5] (zie zaaksdossier 02) en [adres 4] in Hoogeveen. Om 12.36 uur wordt gezien dat [medeverdachte 6] het pand aan [adres 4] verlaat, een voorwerp pakt uit de BMW met het kenteken [kenteken 14] en daarna het pand weer betreedt. [114] Om 13.04 uur wordt door het observatieteam waargenomen dat onder meer [medeverdachte 4] aan de [adres 5] in een Renault Vel Satis met het kenteken [kenteken 7] stapt. [115] Om 13.14 uur wordt dit voertuig geparkeerd aan [adres 4] . [116] Gezien wordt dat de inzittenden, inclusief [medeverdachte 4] [117] , het pand betreden en daar blijven tot 14.25 uur. Daarna vertrekt het voertuig weer naar het pand aan de [adres 5] . [118]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 7] , [naam 7] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [adres 4] in Hoogeveen. [119] De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de hennepkwekerij heeft ingericht en alles rondom de hennepkwekerij regelde. Daarnaast staat het voor de rechtbank vast dat [medeverdachte 7] het pand heeft gehuurd en dit ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de hennepkwekerij, de planten wel eens water heeft gegeven, hennepgerelateerde troep opruimde, toezicht hield op het pand, het vervoer van een carpoolplek naar de hennepkwekerij verzorgde en auto’s verwisselde (om niet op te vallen). [120] Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 12] heeft geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij, [naam 7] de planten water heeft gegeven, [medeverdachte 4] zo nu en dan langskwam om de planten te keuren en [medeverdachte 6] de ventilatie heeft aangesloten, heeft geoogst en daarna weer nieuwe hennepplanten heeft gepoot.
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [121]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij heeft geholpen om de hennepkwekerij te realiseren door mee te helpen met de opbouw van de hennepkwekerij, maar ook alles daaromheen te regelen. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde onder C, met uitzondering van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepplanten.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 14] kan de ten laste gelegde periode van 1 augustus 2014 tot en met 26 mei 2016 worden bewezen verklaard.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de capaciteit van de hennepkwekerij, in dit geval 907 planten, en overweegt dat het passender is om de vraag naar de hoeveelheid oogsten onderdeel van debat te laten uitmaken in de (eventuele) ontnemingsprocedure.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op [adres 4] in Hoogeveen 907 planten. Daar komt bij dat de kweekruimtes waren afgetimmerd, een afzuiging naar buiten was gemaakt en de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 2 onder D ( [adres 5] Hoogeveen):
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 27 juli 2015 wordt door de politie in een pand gelegen aan de [adres 5] in Hoogeveen binnengetreden. De verbalisanten zien in de opslagruimte allerlei goederen en attributen die nodig zijn voor de hennepteelt, waaronder assimilatielampen, ventilatoren, cannacutters, trafo’s en flexibele buizen. [122] Vervolgens betreden de verbalisanten een afgetimmerde kweekruimte met daarin een grotendeels ontmantelde hennepkwekerij. Er staan geen hennepplanten meer en de meeste voor een kwekerij benodigde attributen en goederen zijn weggehaald. In het plafond boven het kantoorgedeelte zijn vijf gaten voor de flexibele buizen gemaakt, vermoedelijk voor de aanvoer van verse lucht. [123] Uit onderzoek naar het aantal planten lijkt te volgen dat er minimaal 1.354 planten in het pand hebben gestaan. [124] In de kweekbakken liggen resten van hennepplanten. Een aantal van deze resten wordt getest met gebruikmaking van een cannabistest. De test geeft een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij N.V. RENDO, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [125]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lang de hennepkwekerij in werking is geweest. Er zijn meerdere indicatoren dat de aangetroffen apparatuur al langer in gebruik is geweest in de kweekruimtes. Er is bijvoorbeeld onder meer sprake van verdroogde resten van hennepplanten op, in en naast de kweekbakken en in vuilniszakken. [126] Ook bevinden zich hennepresten op de in de kweek- en opslagruimtes aangetroffen knipschaartjes.
Verder valt het de verbalisanten op, afgezet tegen het feit dat het pand sinds juli 2012 wordt verhuurd, dat de in de kweekruimte aangetroffen vervuilde afzuigventilator een productiedatum van week 18 van het jaar 2012 vermeldt. In de kweekruimte worden daarnaast gipsplaten aangetroffen, die als scheidingswand dienen, waarop de productiedatum 7 juli 2012 staat.
Onderzoek naar betrokken personen
Uit onderzoek blijkt dat het pand sinds juli 2012 wordt gehuurd door [bedrijf 2] B.V.. [127] De bestuurder en enig aandeelhouder van dit bedrijf is [medeverdachte 3] (hierna ‘ [medeverdachte 3] ’). [128] Tijdens de inval is er sporenonderzoek verricht op voorwerpen in het pand. Een verbalisanten stelt onder meer een in de kweekruimte aangetroffen sigarettenpeuk veilig. [129] Uit het NFI rapport blijkt dat het daarop aangetroffen DNA-materiaal afkomstig kan zijn van [medeverdachte 3] . [130] De kans dat het DNA-materiaal van een ander dan [medeverdachte 3] afkomstig is kleiner dan één op één miljard. Op grond hiervan wordt [medeverdachte 3] als verdachte gehoord. [medeverdachte 3] verklaart dat hij sinds januari 2015 bezig was met het opzetten van een hennepkwekerij, maar dat er nog nooit een plant in het pand heeft gestaan. In het dossier zitten echter diverse bewijsmiddelen waaruit het tegendeel blijkt.
Zo zijn er in de periode van 9 februari 2015 tot 18 augustus 2015 camera’s geplaatst met zicht op het pand aan de [adres 5] in Hoogeveen. Ook is er een observatieteam ingezet. Er zijn vanaf 10 februari 2015 op verschillende momenten diverse personen waargenomen en herkend. Verbalisant [verbalisant] relateert dat hij naast [medeverdachte 3] heeft gezien dat onder meer [verdachte] , [medeverdachte 12] (hierna ‘ [medeverdachte 12] ’), [medeverdachte 13] (hierna ‘ [medeverdachte 13] ’), [medeverdachte 8] (hierna ‘ [medeverdachte 8] ’) en [medeverdachte 6] (hierna ‘ [medeverdachte 6] ’) zich bij of in het pand aan de [adres 5] in Hoogeveen bevonden. [131] De rechtbank zal een aantal momenten in het bijzonder vermelden.
Op 7 april 2015 wordt om 07.32 uur een Renault Vel Satis met het kenteken [kenteken 7] voor het pand geparkeerd. [132] Er wordt gerelateerd dat onder andere [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] uitstappen en het pand betreden. Ook wordt gezien dat om 08.34 uur een Ford Focus met het kenteken [kenteken 15] , die op naam staat van [medeverdachte 13] , achteruit de loods wordt ingereden. De inzittenden zijn niet zichtbaar. Om 13.24 uur wordt gezien dat een voertuig met [verdachte] als (mede)inzittende bij het pand arriveert. Vervolgens wordt gezien dat [verdachte] meermalen het pand in- en uitloopt met boodschappentassen. [133] Om 17.32 uur verlaat een aantal mannen de loods. De verbalisant herkent onder andere [verdachte] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] . [134] Om 17.40 uur verlaat ook [medeverdachte 12] het pand. [135]
De dagen daarna, op 8 en/of 9 en/of 13 april 2015, worden [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 12] wederom op de camerabeelden gezien bij het pand aan de [adres 5] in Hoogeveen. [136]
De op de foto’s dan wel camerabeelden herkende personen zijn vervolgens door de politie gehoord. [medeverdachte 6] heeft meerdere (bekennende) verklaringen afgelegd. Volgens [medeverdachte 6] wilde [verdachte] hem helpen met zijn financiële situatie. [137] Hij moest daarvoor werk doen in de hennepkwekerij. [medeverdachte 6] zegt het installatiewerk te hebben gedaan, zoals het aansluiten van koolstoffilters en afzuigingen. Het was hem bij binnenkomst direct duidelijk dat het om een kweeklocatie ging. [medeverdachte 6] verklaart desgevraagd dat hij één keer heeft geholpen met oogsten. [138] Hij kreeg daar € 200,- voor. [verdachte] deed hem voor hoe hij moest oogsten. [verdachte] vertelde wat [medeverdachte 6] moest doen en was dan zelf ook bezig. [139] Volgens [medeverdachte 6] hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] de kwekerij ingericht, dat wil zeggen het neerzetten van hennepplanten. [medeverdachte 6] neemt aan dat [medeverdachte 3] en [verdachte] ook het onderhoud van de planten deden, omdat zij er altijd waren. [140] Nadat [medeverdachte 6] een aantal foto’s is getoond, [141] geeft hij aan dat hij de personen op foto nummer 2 ( [verdachte] ), nummer 5 ( [medeverdachte 3] ), nummer 6 ( [medeverdachte 8] ), nummer 8 ( [medeverdachte 12] ) en nummer 9 ( [medeverdachte 13] ) kent. [medeverdachte 6] noemt [medeverdachte 8] ‘ [alias medeverdachte 8] ’ en [medeverdachte 12] ‘ [alias 1 medeverdachte 12] ’. [142] Hij omschrijft [medeverdachte 13] als de rechterhand van [verdachte] . [medeverdachte 6] zegt over [medeverdachte 8] dat het een loopjongen van [verdachte] is. Hij zag hem ook wel eens in de kwekerij, waar hij dingen deed die hem werden opgedragen. Over [medeverdachte 12] zegt [medeverdachte 6] dat hij bezig was met de opbouw en dat hij hem heeft zien slepen met spullen voor de kwekerij. [143] [medeverdachte 6] vertelt dat zij vaak bij een carpoolplek werden opgehaald in een bus en naar het pand werden gebracht. [144] Wie er reed was verschillend, soms was het [medeverdachte 3] . De anderen die in de bus zaten waren [medeverdachte 12] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 13] en [verdachte] . [medeverdachte 6] heeft meerdere oogsten gezien, namelijk twee of drie, maar heeft er zelf maar aan één meegedaan. Hij is betaald door [verdachte] . [medeverdachte 6] zegt dat hij twee dagen over het knippen heeft gedaan. Daarna is de hennepkwekerij ontmanteld. [medeverdachte 6] vermoedt dat het rond 30 juni 2015 al klaar was. Bij het ontmantelen heeft [medeverdachte 6] alleen zijn eigen spullen weggehaald, dus de hele ventilatie-installatie.
Verder verklaart [medeverdachte 5] dat hij wel eens in het pand aan de [adres 5] in Hoogeveen is geweest. [145] Deze verklaring vindt steun in de camerabeelden. [146] [medeverdachte 5] zegt dat hij daar ook wel eens planten heeft zien staan. In de beleving van [medeverdachte 5] was de kwekerij van [medeverdachte 3] .
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 13] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan de [adres 5] in Hoogeveen. De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] [medeverdachte 6] heeft benaderd voor het verrichten van werkzaamheden in de hennepkwekerij. [verdachte] gaf [medeverdachte 6] aanwijzingen en opdrachten en betaalde hem. [verdachte] heeft bovendien samen met [medeverdachte 3] de hennepkwekerij ingericht. Zij waren er altijd als [medeverdachte 6] er was. Ook heeft [medeverdachte 3] het vervoer van een carpoolplek naar de hennepkwekerij wel eens verzorgd. In het busje zaten ook [medeverdachte 13] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 8] . [medeverdachte 13] was de rechterhand van [verdachte] . Daarnaast staat het voor de rechtbank vast dat [medeverdachte 8] de loopjongen was van [verdachte] en in de hennepkwekerij dingen deed die hem werden opgedragen. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 6] het installatiewerk heeft gedaan, heeft geholpen met oogsten en daarna met het ontmantelen van de hennepkwekerij. Tot slot was [medeverdachte 12] betrokken bij de opbouw van de hennepkwekerij.
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [147]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij de hennepkwekerij heeft ingericht en ook anderen heeft benaderd en aangezet tot hennepgerelateerde taken. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde onder D, met uitzondering van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepplanten.
Gelet op de resultaten van de camerabeelden kan de ten laste gelegde periode van 9 februari 2015 tot en met 27 juli 2015 worden bewezen verklaard.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de capaciteit van de hennepkwekerij, in dit geval ongeveer 1.354 planten, en overweegt dat het passender is om de vraag naar de hoeveelheid oogsten onderdeel van debat te laten uitmaken in de (eventuele) ontnemingsprocedure. Om diezelfde reden zal de rechtbank zich niet uitlaten over het bedrag dat hoort bij de hoeveelheid weggenomen elektriciteit.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op de [adres 5] in Hoogeveen ongeveer 1.354 planten. Daar komt bij dat de kweekruimtes waren afgetimmerd, een afzuiging naar buiten was gemaakt en de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 4 (Zuidwolde):
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 21 januari 2016 rond 09.45 uur wordt het perceel aan [adres 6] in Zuidwolde door de politie bezocht. De verbalisanten treffen in een loods een hennepkwekerij aan met twee afgetimmerde kweekruimtes. In de eerste kweekruimte staan 820 hennepplanten van ongeveer vier weken oud. In de tweede kweekruimte staan 840 hennepplanten van ongeveer zes weken oud. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij Enexis, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
De vraag is of [verdachte] betrokken is geweest bij de hennepkwekerij aan [adres 6] in Zuidwolde. De rechtbank constateert dat het dossier geen direct bewijs bevat voor de betrokkenheid van [verdachte] bij deze hennepkwekerij aan [adres 6] in Zuidwolde. Echter, ook zonder direct bewijs is een bewezenverklaring mogelijk indien op grond van “schakelbewijs” het wettige en overtuigende bewijs uit het dossier kan worden afgeleid. [148] Van schakelbewijs is sprake indien de rechter voor het bewijs van een feit gebruik maakt van de bewezenverklaring van een ander feit en/of de daaraan ten grondslag gelegde bewijsmiddelen in het geval de door de verdachte gehanteerde modus operandi bij die feiten in essentie dezelfde is.
De rechtbank overweegt dat er overeenkomsten bestaan tussen deze hennepkwekerij en andere hennepkwekerijen, zoals het illegaal aftappen van stroom, het gebruikmaken van ‘geheim’ vervoer van een carpoolplek naar de hennepkwekerij en het onderhouden van contact tussen [medeverdachte 8] en de eigenaar van een pand. Deze overeenkomsten zijn naar het oordeel van de rechtbank passend bij een ‘doorsnee’ hennepkwekerij en dus niet van dien aard dat gesproken kan worden van een specifieke modus operandi. De rechtbank overweegt daarnaast dat uit de door het Openbaar Ministerie aangehaalde Ennetcom-data slechts lijkt te volgen dat ene ‘Stekel’ wetenschap heeft van de opgerolde hennepkwekerij in Zuidwolde. Nog afgezien van de vraag of deze ‘Stekel’ dezelfde persoon is als [verdachte] , kan uit de data niet zonder meer worden afgeleid dat ‘Stekel’ ook een intellectuele en/of materiële bijdrage heeft geleverd aan de kwekerij. Om die reden zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten van die onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op de hennepkwekerij in Zuidwolde.
Ten aanzien van feit 4 (Saasveld):
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 30 mei 2016 wordt door de politie in een schuur gelegen aan [adres 7] in Saasveld binnengetreden. [149] Omdat uit observaties blijkt deze locatie wordt bezocht door personen van de ‘organisatie’, terwijl een logisch verklaarbare relatie met de bewoner ontbreekt, rijst het vermoeden dat er een hennepkwekerij op deze locatie wordt opgezet. [150] Dit vermoeden blijkt juist, in die zin dat in een schuur achter het perceel een hennepkwekerij wordt aangetroffen. Deze kwekerij is onderverdeeld in twee afgetimmerde kweekruimtes. In de eerste kweekruimte staan geen planten meer. Daarom wordt het aantal planten aanvankelijk bepaald aan de hand van een standaardberekening dat er zestien planten per vierkante meter staan. [151] In dit geval bedraagt de oppervlakte van de eerste kweekruimte 22,37 vierkante meter, zodat er 357 planten zouden kunnen staan. In de tweede kweekruimte treffen de verbalisanten 390 hennepplanten aan. [152] De hennepplanten in deze ruimte worden gelijkelijk belicht door assimilatielampen, die door middel van een tijdsklok worden ingeschakeld. Ook wordt verse lucht aangevoerd door middel van een ventilator. De planten worden door een irrigatiesysteem van water voorzien. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij Enexis, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [153]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lang de hennepkwekerij al in werking is geweest. Er zijn meerdere indicatoren dat de aangetroffen apparatuur al langer in gebruik is geweest in de kweekruimtes. Er worden bijvoorbeeld verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in de kweekruimte. [154] Ook is sprake van ernstig vervuiling op filterdoeken van de koolstoffilters, op lampenkappen en op de overige in de kweekruimte aanwezige elektra. De waterreservoirs zijn tevens ernstig vervuild en ook de dompelpompen zijn voorzien van een dikke sliblaag. Op gebruikte knipscharen zitten resten van hennepplanten.
Volgens de verklaring van [getuige] (hierna ‘ [getuige] ’), één van de twee bewoonsters van [adres 7] in Saasveld, is er twee keer geoogst. Bij de eerste keer zijn beide kweekruimtes geoogst en bij de tweede keer is alleen de tweede kweekruimte geoogst. [155]
Onderzoek naar betrokken personen
De bewoonsters van [adres 7] in Saasveld zijn na de doorzoeking gehoord.
[getuige] bekent dat zij uit financiële overwegingen heeft geholpen met het onderhouden van de hennepkwekerij. Nadat [getuige] een aantal foto’s is getoond, [156] geeft zij aan dat zij de persoon op foto nummer 8 ( [medeverdachte 12] , hierna ‘ [medeverdachte 12] ’) herkent als iemand die heeft meegeholpen met de bouw van de kweekruimtes. [157] Hij noemde zichzelf ‘ [alias 2 medeverdachte 12] ’. [158] [medeverdachte 12] heeft haar benaderd en is bij haar op bezoek geweest. Het eerste gesprek heeft ergens augustus 2015 plaatsgevonden. [159] ‘Ze’ zijn half september (de rechtbank begrijpt 2015) aan het bouwen gegaan en daar ongeveer twee weken mee bezig geweest. ‘Ze’ moesten een keer bij de woning zijn voor de elektra en lieten via een briefje de datum en het tijdstip daarvoor weten. Toen [getuige] de deur van de woning opende, zag zij [medeverdachte 12] . ‘Ze’ zijn na het bouwen meteen doorgegaan. Toen [getuige] een keer ging kijken, stonden de planten er in. Daarna kwamen ‘ze’ om de twee of drie dagen. [medeverdachte 12] heeft ervoor gezorgd dat de kweekruimtes zijn opgebouwd en aangesloten. Hij was ook degene die [getuige] contant betaalde. [160] De komst van [medeverdachte 12] werd aangekondigd door middel van briefjes die op de deur waren geplakt. [getuige] had met [medeverdachte 12] afgesproken dat zij deze briefjes zou vernietigen. [getuige] herkent de persoon op foto nummer 9 ( [medeverdachte 13] , hierna ‘ [medeverdachte 13] ’) als iemand die zij één keer heeft gezien. [161] [medeverdachte 13] was toen samen met [medeverdachte 12] . [getuige] zegt dat ze er nooit bij was als ‘ze’ kwamen. Volgens [getuige] konden ‘ze’ zelf de ruimte in, want ze had de sleutel van de schuur afgegeven aan [medeverdachte 12] . Dat [getuige] behalve [medeverdachte 13] geen andere personen heeft gezien, wil volgens haar niet zeggen dat er geen andere personen zijn geweest. In een later verhoor verklaart [getuige] ook over een derde persoon, genaamd ‘ [alias verdachte] ’. [162] [getuige] heeft hem in het begin, bij het opbouwen, twee keer gezien, namelijk bij het maken van de afspraken. [getuige] verklaart dat [naam 9] , de zus van haar vriendin [naam 10] , een oplossing had voor de financiële problemen. [naam 10] heeft toen via [naam 9] een afspraak gemaakt met degene die een oplossing had. De afspraak was bij nog dezelfde dag of een dag later bij [getuige] en [naam 10] thuis. Bij die afspraak kwamen ‘ [alias verdachte] ’ en [medeverdachte 12] . [163] Het was [getuige] wel duidelijk dat ‘ [alias verdachte] ’ degene is die de lijntjes uitzet. [getuige] denkt dat ‘ [alias verdachte] ’ uit Vroomshoop komt. [getuige] heeft ‘ [alias verdachte] ’ ook nog gezien bij de definitieve afspraak, de sleuteloverdracht en de eerste geldoverdracht. Tot slot zegt [getuige] dat zij zelf de planten af en toe eens water heeft gegeven. [164] Ook verklaart [getuige] dat zij, na de mislukte oogst, de tweede kweekruimte heeft leeggeruimd.
[naam 10] verklaart dat zij en [getuige] geldproblemen hadden. Haar zus (de rechtbank begrijpt [naam 9] ) is boekhoudster en kent meerdere mensen in de drugswereld en wilde een oplossing zoeken. [naam 10] heeft toen een afspraak gehad met [verdachte] en [medeverdachte 13] . [165] Ze boden aan om te helpen. [naam 10] zegt dat zij al van haar zus wist dat het dan om het exploiteren van een hennepkwekerij zou gaan. [verdachte] voerde het woord, hij was de hoofdpersoon, en [medeverdachte 13] was het hulpje. Ze hebben afgesproken dat [verdachte] bij hen thuis langs zou komen. [verdachte] heeft in de schuur gekeken en zei dat er ongeveer achthonderd tot duizend planten in konden, zo hoorde ze van [getuige] . [naam 10] en [getuige] besloten met [verdachte] in zee te gaan en hebben via haar zus weer contact gezocht met hem. [verdachte] kwam toen weer langs. Hij vertelde toen alles al geregeld te hebben en binnenkort te willen beginnen met de opbouw van de kwekerij. [166] Ze zouden zelf twee of drie keer in de week langskomen om water te geven en ‘pruttel’ toe te voegen voor de planten. [verdachte] heeft ervoor gezorgd dat de elektriciteitskabel onder de grond doorkwam en dat het voor de meter werd weggehaald. Als [naam 10] wordt gevraagd hoe het met de knippers zat, verklaart ze dat [verdachte] er bij was en [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] waren aan het oogsten. Ze heeft naar eigen zeggen zelf ook geknipt. Volgens [naam 10] stonden in beide kweekruimtes vierhonderd planten. [naam 10] kreeg vijftig procent van de opbrengst. Bij de betaling waren ze alle drie aanwezig: [medeverdachte 13] , [verdachte] en [medeverdachte 12] . [167] Ze had zelf de indruk dat [verdachte] de baas was en dat de andere jongens hulpjes waren. [168] Haar zus had verteld dat [verdachte] de tweede hoogste in rang was. De eerste in rang zou een autohandelaar zijn. Nadat [naam 10] een aantal foto’s is getoond, geeft zij aan dat zij de persoon op foto nummer 2 ( [verdachte] ) herkent als [verdachte] , de grote baas zelf, waar zij het steeds over heeft gehad. [naam 10] herkent de persoon op foto nummer 8 ( [medeverdachte 12] ) als [medeverdachte 12] , de persoon op foto nummer 9 ( [medeverdachte 13] ) als [medeverdachte 13] en de persoon op foto nummer 6 ( [medeverdachte 8] ) als [medeverdachte 8] .
[medeverdachte 8] heeft op 21 januari 2016 bij zijn aanhouding ter zake een hennepkwekerij in Zuidwolde twee mobiele telefoons bij zich. In één van die telefoons staan drie contacten, genaamd ‘ [naam 11] ’, ‘ [naam 12] ’ en ‘ [naam 13] ’. [169] In de telefoon staan sms’jes tussen [medeverdachte 8] en [naam 13] die dateren van 2 en 5 januari 2016. De politie gaat ervan uit dat het mobiele nummer ‘ [naam 13] ’ aan [naam 10] toebehoort. [naam 10] verklaart namelijk dat zij op enig moment een prepaid telefoon van [verdachte] heeft ontvangen, omdat ze wilde dat ze altijd iemand van de groep kon bereiken. [170] Er stond één contact in het toestel, genaamd ‘ [naam 14] ’, waarop [medeverdachte 8] te bereiken was.
In zijn verhoor van 11 juli 2016 verklaart [medeverdachte 8] dat hij denkt dat hij een keer in Saasveld is geweest. [171] Hij heeft misschien wel werkzaamheden verricht in een kwekerij, wellicht heeft hij de hennepplanten water gegeven of geknipt. Eén dag later zegt [medeverdachte 8] honderd procent zeker te weten dat hij in de kwekerij water heeft gegeven. [172]
Verder is in de periode van 10 maart 2015 en 26 november 2015 een baken geplaatst op het voertuig van [medeverdachte 8] , een Hyundai Getz met het kenteken [kenteken 4] . Hieruit is gebleken dat zijn voertuig eenmaal in september 2015 en zesmaal in oktober 2015 bij het pand aan [adres 7] in Saasveld is geweest. [173]
Er is ook een baken geplaatst op het voertuig van [medeverdachte 13] , een Ford Focus met het kenteken [kenteken 15] . Hieruit is gebleken dat zijn voertuig zich op 27 februari 2016 gedurende een lange tijd bij het pand aan [adres 7] in Saasveld bevond. [174]
Ook is er sporenonderzoek verricht in de hennepkwekerij. [175] Tijdens dit forensisch onderzoek zijn in de kwekerijruimtes sporendragers aangetroffen en veiliggesteld. Er wordt onder meer een vingerafdruk aangetroffen aan de binnenkant van een deksel van de illegale stroomtap. [176] Het blijkt dat de vingerafdruk een match oplevert met de vingerafdruk van [medeverdachte 12] . [177] Volgens deskundigen is de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 8] , [naam 10] en [getuige] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [adres 7] in Saasveld. [178] De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 13] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 8] in de aanwezigheid van [verdachte] de hennepplanten hebben geknipt. [verdachte] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] waren ook betrokken in de oriënterende fase, in die zin dat zij met [getuige] dan wel [naam 10] gesprekken hebben gevoerd over het exploiteren van een hennepkwekerij. Verder waren [verdachte] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] aanwezig bij een betaling aan [naam 10] .
Daarnaast staat het voor de rechtbank vast dat [verdachte] degene was die de lijntjes uitzette en alles regelde. Hij was degene die heeft gekeken of de locatie geschikt was voor een hennepkwekerij. [verdachte] heeft samen met [medeverdachte 12] de illegale elektriciteitsaansluiting aangelegd. [medeverdachte 12] heeft tevens geholpen met het opbouwen en onderhouden van de hennepkwekerij. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 8] naast het knippen ook belast is geweest met het water geven van de hennepplanten. Hij onderhield ook per sms contact met [naam 10] . [naam 10] en [getuige] hebben hun schuur ten behoeve van de hennepkwekerij ter beschikking gesteld aan voornoemde personen. [naam 10] heeft bovendien geholpen met het knippen van de hennepplanten en [getuige] heeft wel eens water gegeven en heeft een kweekruimte leeggeruimd.
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [179]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij aanwezig was op belangrijke momenten gedurende de gehele cyclus, zoals het oriënterende gesprek, de opbouw, het knippen en een betaling. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op de hennepkwekerij in Saasveld.
Gelet op de verklaring van [getuige] dat de eerste gesprekken in augustus 2015 plaatsvonden en ‘ze’ half september 2015 zijn gaan bouwen, kan de ten laste gelegde periode van
1 september 2015 tot en met 30 mei 2016 worden bewezen verklaard.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de capaciteit van de hennepkwekerij, in dit geval ongeveer 747 planten, en overweegt dat het passender is om de vraag naar de hoeveelheid oogsten onderdeel van debat te laten uitmaken in de (eventuele) ontnemingsprocedure. Om diezelfde reden zal de rechtbank zich niet uitlaten over het bedrag dat hoort bij de hoeveelheid weggenomen elektriciteit.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op [adres 7] in Saasveld ongeveer 747 planten. Daar komt bij dat de kweekruimtes waren afgetimmerd, een irrigatiesysteem was geregeld, tijdschakelaren op de assimilatielampen waren ingesteld, een afzuiging naar buiten was gemaakt en de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] betrokken is geweest bij, kort gezegd, de hennepkwekerij in aanbouw in Geesteren. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 6:
Aantreffen van hennepkwekerij
Op 25 mei 2016 gaan verbalisanten naar het adres [adres 9] in Emmen in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij. Bij aankomst zien de verbalisanten een man uit de woning komen die zij woorden horen roepen als ‘ik geef me over’ of ‘ik beken’. De man, tevens bewoner van het pand, legitimeert zich als [medeverdachte 14] (hierna ‘ [medeverdachte 14] ’) en verklaart dat de verbalisanten ‘net te laat waren’ en dat ze ‘alles er al uitgehaald hadden’. [180] Door de verbalisanten worden vervolgens vier kweekruimtes aangetroffen in de twee schuren die bij het perceel behoren. [181] In de kweekruimtes worden geen hennepplanten meer aangetroffen. Daarom wordt het aantal planten bepaald aan de hand van een standaardberekening dat er vijftien planten per vierkante meter staan. In dit geval blijken de kweekruimtes in totaal 78,5 vierkante meter kweekoppervlak te bevatten, zodat er 1.177 planten zouden kunnen staan. [182] In de kweekruimtes zijn voorzieningen getroffen om het klimaat in de ruimtes te beheersen, ter bevordering van een juiste bloei van de hennepplanten. [183] Zo staan er tijdschakelaars ingesteld op assimilatielampen. Daarnaast wordt door een fraude-inspecteur, werkzaam bij Enexis, geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [184]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lang de hennepkwekerij al in werking is geweest. Er zijn meerdere indicatoren dat de aangetroffen apparatuur al langer in gebruik is geweest in de kweekruimtes. Er is bijvoorbeeld onder meer sprake van een flinke vervuiling van de aangetroffen apparatuur en op de aanwezige armaturen van de assimilatielampen zit een grote hoeveelheid stof. [185]
De eerdere kweken worden bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 14] dat er zeven keer was geoogst. Volgens [medeverdachte 14] is hij in juni of juli 2014 benaderd en is de hennepkwekerij eind juli, begin augustus 2014 in werking gegaan. [186] [medeverdachte 14] verklaart dat er zeven keer is geoogst. [187] De eerste oogst vond ergens in november 2014 plaats en de laatste oogst was ongeveer drie á vier weken voor de inval op 25 mei 2016.
Onderzoek naar betrokken personen
[medeverdachte 14] bekent tegenover de politie dat hij een hennepkwekerij had in het pand aan [adres 9] in Emmen. Hij deed zelf ook wel eens water in de bakken. [188] [medeverdachte 14] heeft vanwege geldproblemen zijn chalet en schuur verhuurd voor € 500,- aan iemand die hem in juni of juli 2014 benaderde. [189] [medeverdachte 14] zegt dat het hem wel wat heeft opgeleverd. Degene die hem benaderde heeft hem ook verteld wat er in de schuren zou komen en hij stemde ermee in. [medeverdachte 14] verklaart ook belastend over andere personen, waaronder ‘ [naam 15] ’ (fonetisch) en ‘ [naam 16] ’. Volgens [medeverdachte 14] heeft ‘ [naam 15] ’ een kabel gelegd naar de woning en aangesloten en was ‘ [naam 16] ’ daarbij. [190] Door ‘ [naam 15] ’ is verteld dat het voor de meter afgenomen zou worden, waarmee wordt bedoeld dat het niet op de schijf komt. De rechtbank merkt op dat [medeverdachte 14] enigszins wisselend lijkt te verklaren over wie de illegale elektriciteitsvoorziening heeft aangelegd, omdat hij in een later verhoor zegt dat de elektriciteit werd aangesloten door [verdachte] en dat [medeverdachte 12] daarbij was. [191] Als [medeverdachte 14] wordt gevraagd hoe hij contact had met ‘ [naam 15] ’, antwoordt hij dat ze wel eens briefjes in de bus gooiden, waar bijvoorbeeld het moment op stond waarop ze zouden komen. Nadat [medeverdachte 14] een aantal foto’s is getoond, [192] geeft hij aan dat hij de personen op foto nummer 2 ( [verdachte] ), nummer 8 ( [medeverdachte 12] , hierna ‘ [medeverdachte 12] ’) en nummer 9 ( [medeverdachte 13] , hierna ‘ [medeverdachte 13] ’) kent. [193] De persoon op foto nummer 2 heet ‘ [alias verdachte] ’ of ‘ [alias 2 verdachte] ’, de persoon op foto nummer 8 wordt ‘ [naam 17] of [naam 15] ’ (fonetisch) genoemd en de persoon op foto nummer 9 heet [medeverdachte 13] . [194] Volgens [medeverdachte 14] bekeek [verdachte] zijn chalet en schuur en vertelde dat het kon (de rechtbank begrijpt: geschikt was voor een hennepkwekerij). [medeverdachte 14] is met [verdachte] de huurprijs overeengekomen en heeft ook met hem afgesproken dat hij per oogst een geldbedrag zou krijgen. [195] [medeverdachte 14] noemt [verdachte] de baas van het geheel, omdat hij meestal het woord voerde en in eerste instantie ook kwam kijken of de locatie geschikt was. Hij was ook degene die zei dat [medeverdachte 14] de briefjes die hij door de brievenbus kreeg moest vernietigen. [verdachte] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] hebben de opbouw gedaan. Zij hebben de hennepplanten ook geknipt. [medeverdachte 14] werd de eerste keer betaald door [verdachte] en later door [medeverdachte 13] . Verder kwamen [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] in de schuur om water te vullen. [medeverdachte 13] kwam het vaakst.
Hoewel [medeverdachte 14] in zijn verhoor in eerste instantie niet, althans niet expliciet, belastend over [medeverdachte 8] lijkt te verklaren, blijkt diens mogelijke betrokkenheid bij de hennepkwekerij uit het volgende. [medeverdachte 8] heeft op 21 januari 2016 bij zijn aanhouding ter zake een hennepkwekerij in Zuidwolde twee mobiele telefoons bij zich. In één van die telefoons staan drie contacten, genaamd ‘ [naam 11] ’, ‘ [naam 12] ’ en ‘ [naam 13] ’. [196] De politie gaat ervan uit dat het mobiele nummer ‘ [naam 11] ’ aan [medeverdachte 14] toebehoort. In de telefoon staan sms’jes tussen [medeverdachte 8] en ‘ [naam 11] ’ waarin afspraken worden gemaakt. [197] Zo vraagt ‘ [naam 11] ’ op 5 januari 2016 wanneer ‘de nozems’ komen en even later vraagt ‘ [naam 11] ’ nogmaals wanneer, want alles moet weer in conditie gebracht worden. ‘ [naam 11] ’ deelt tevens mee dat alles is een paar dagen geleden gevuld. Dat [medeverdachte 14] inderdaad ‘ [naam 11] ’ is, vindt steun in de verklaring van [medeverdachte 14] dat hij een telefoon had gekregen van de jongens die de kwekerij onderhielden. [198] Bovendien vertelt [medeverdachte 14] dat hij [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] ‘nozems’ noemde en dat zij wel eens ‘hé [naam 11] ’ tegen hem zeiden.
Verder is in de periode van 10 maart 2015 en 26 november 2015 een baken geplaatst op het voertuig van [medeverdachte 8] , een Hyundai Getz met het kenteken [kenteken 4] . Hieruit is gebleken dat zijn voertuig op 18 oktober 2015 en op 12 november 2015 bij het pand aan [adres 9] in Emmen is geweest. [199]
[medeverdachte 8] verklaart in zijn verhoor van 11 juli 2016 dat hij aan [adres 9] in Emmen is geweest om (de rechtbank begrijpt: hennepplanten) water te geven. [200]
Tot slot is er sporenonderzoek verricht in de hennepkwekerij. Tijdens dit forensisch onderzoek in de kwekerijruimtes zijn sporendragers aangetroffen en veiliggesteld. Deze sporendragers, twee sigarettenpeuken, werden aangetroffen en veiliggesteld in de grootste kweekruimte in het houten chalet. [201] In deze kweekruimte werden ook restanten van hennepplanten gevonden. Het NFI rapporteert dat één peuk sporenmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 13] . De kans dat het DNA-profiel van een ander dan [medeverdachte 13] afkomstig is, is kleiner dan één op één miljard. [202]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend is bewezen dat [medeverdachte 13] , [verdachte] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 14] en [medeverdachte 8] betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [adres 9] in Emmen. De rechtbank overweegt dat het bewijsverweer van de verdediging, inhoudende dat [verdachte] alleen betrokken is geweest bij de opbouw van de hokken, wordt weerlegd door de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen en op grond daarvan wordt verworpen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] degene is die [medeverdachte 14] heeft benaderd en de locatie heeft gekeurd, geholpen heeft met de opbouw van de hennepkwekerij, de hennepplanten heeft geknipt en [medeverdachte 14] heeft betaald. Met [verdachte] werden ook de afspraken over de betalingen gemaakt. De rechtbank overweegt dat de illegale elektriciteitsvoorziening door of in de aanwezigheid van [verdachte] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] lijkt te zijn aangelegd. [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] hebben geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij en hebben de hennepplanten verzorgd en geknipt. [medeverdachte 13] heeft ook betalingen aan [medeverdachte 14] gedaan.
[medeverdachte 14] heeft de schuren verhuurd ten behoeve van de hennepkwekerij, deed wel eens water in de bakken en deelde mee in de winst afkomstig van de oogst. [medeverdachte 8] heeft de hennepplanten water gegeven. Hij onderhield ook telefonisch contact met [medeverdachte 14] .
Voor de vraag hoe de rol van [verdachte] strafrechtelijk kan worden geduid, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. [203]
De rechtbank is, gelet op deze rechtsregel, van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten van voldoende gewicht is om tot de kwalificatie medeplegen te komen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een essentiële en actieve rol heeft vervuld en hecht met name waarde aan het feit dat hij [medeverdachte 14] heeft benaderd voor een hennepkwekerij, heeft geholpen met de opbouw, de hennepplanten heeft geknipt en betalingen heeft gedaan. Voornoemde gedragingen van [verdachte] zijn tevens van zodanige aard dat daarin het opzet op het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep ligt besloten.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 14] kan de ten laste gelegde periode van 1 augustus 2014 tot en met 26 mei 2016 worden bewezen verklaard.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de capaciteit van de hennepkwekerij, in dit geval ongeveer 1.177 planten, en overweegt dat het passender is om de vraag naar de hoeveelheid oogsten onderdeel van debat te laten uitmaken in de (eventuele) ontnemingsprocedure. Om diezelfde reden zal de rechtbank zich niet uitlaten over het bedrag dat hoort bij de hoeveelheid weggenomen elektriciteit.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank weegt bij dat oordeel de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt mee. In dit geval maakte de kwekerij onderdeel uit van een georganiseerd verband waarbinnen aanmerkelijke hoeveelheden planten werden geteeld, op [adres 9] in Emmen ongeveer 1.177 planten. Daar komt bij dat er in de kweekruimtes professionele klimaatbeheersingsvoorzieningen waren getroffen en de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Het telen van de hennep was bovendien bestemd om geldelijk gewin te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 3:
Aanleiding van onderzoek
Op 5 december 2013 wordt een anonieme melding gemaakt inzake internationale drugshandel. [204] De melding houdt in dat de heer [medeverdachte 1] (fonetisch) het brein is achter een georganiseerde organisatie die zich bezighoudt met internationale drugshandel (hennep) naar Duitsland. De geoogste hennep wordt geleverd dan wel verzameld in een pand aan [adres 10] in Almelo. Hierna wordt de hennep ten behoeve van het knippen en verpakken overgebracht naar [opslag] in Almelo.
Hier heeft recent een inbraak plaatsgevonden, maar daarbij is de verkeerde box opengebroken. Vervolgens worden de verpakte drugs naar Duitsland getransporteerd, aldus de melder.
De politie trekt de informatie uit de melding na, en komt op basis daarvan tot de conclusie dat in de melding vermoedelijk wordt gedoeld op [medeverdachte 1] . Opvallend is dat er tussen 26 oktober 2013 en 27 oktober 2013 een inbraak heeft plaatsgevonden bij de [opslag] . [205] Uit de garagebox met het nummer [nummer 2] , die volgens de eigenaar werd gehuurd door de heer [naam 18] , kwam een sterke wietlucht. In deze garagebox waren naast allerlei kweekbenodigdheden ook hennepresten en –toppen aangetroffen. Ook lagen er in de garagebox twee lege blikjes Red Bull die ten behoeve van sporenonderzoek in beslag zijn genomen. Hierop werd speeksel aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . [206]
In dit verband is het enigszins opmerkelijk dat een paar jaar eerder, op 3 februari 2009, in Vlagtwedde een hennepkwekerij is aangetroffen. [207] In de kweekruimte waren drie personen aanwezig, namelijk [naam 18] , [naam 19] en [naam 20] . Verder werd een bedrijfsauto aangetroffen waarin hennepgerelateerde goederen waren opgeslagen. Uit de verklaringen van verdachten bleek dat zij met dit voertuig naar de hennepkwekerij waren gereden. Het voertuig bleek op naam te staan van het bedrijf [bedrijf 3] in Almelo, dat op naam staat van [medeverdachte 1] en is gevestigd aan [adres 10] in Almelo. [208] Uit informatie die bij Team Criminele Inlichtingen is binnengekomen volgt dat [medeverdachte 1] op het gebied van hennepteelt reeds jaren samenwerkt met [naam 18] . [209]
Op 30 oktober 2014 ontvangt de politie wederom een anonieme melding waarin onder meer staat dat de heer [medeverdachte 1] exploitant is van hennepkwekerijen die hoofdzakelijk in Twente gesitueerd zijn. [210] De hennep die uit de verschillende hennepkwekerijen wordt geoogst, wordt doorgezet naar een aantal mannen in Vroomshoop. Dit gaat om ongeveer tien mannen, waaronder [verdachte] en zijn vader. De hennep wordt door deze mannen verpakt en vervoerd/verkocht naar Duitsland.
Op 5 november 2014 wordt de politie opnieuw anoniem getipt over weedhandel. [211] De melder vertelt dat [medeverdachte 1] in weed handelt. [medeverdachte 1] koopt spullen in bij growshops. Dit spul wordt opgehaald door jongens uit Vroomshoop, waaronder [verdachte] en zijn vrienden. Zij verpakken het ergens in Vroomshoop en rijden daarna samen naar Duitsland.
In de periode van juni tot juli 2015 is bij Team Criminele Inlichtingen via meerdere informanten informatie binnengekomen, waaronder dat [verdachte] momenteel op het gebied van de drugshandel voor [medeverdachte 1] werkt. [212] [medeverdachte 1] is de baas en [verdachte] voert taken voor hem uit. Op deze manier is [medeverdachte 1] niet in de picture.
In de maand januari 2016 meldt een informant dat de groep rondom [verdachte] bestaat uit onder andere [medeverdachte 12] (hierna ‘ [medeverdachte 12] ’), [medeverdachte 15] , [medeverdachte 13] (hierna ‘ [medeverdachte 13] ’) en [medeverdachte 2] (hierna ‘ [medeverdachte 2] ’). [213] Ze gebruiken verschillende voertuigen, waarmee ze naar hennepkwekerijen rijden om deze te verzorgen en/of verdovende middelen te transporteren naar Duitsland.
Mede gelet op bovenstaande anonieme meldingen, die overigens slechts een fractie van het geheel zijn, is het onderzoek Travee ingesteld.
Onderzoek naar criminele organisatie
Op 10 september 2014 wordt een telefoontap aangesloten op het bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde telefoonnummer van [bedrijf 3] . [214] Nadat [medeverdachte 1] op 23 september 2014 telefonisch contact heeft met een medewerker van [bedrijf 4] B.V. in Almelo (hierna ‘ [bedrijf 4] ’) over hennepgerelateerde goederen, wordt op 13 oktober 2014 een camera geplaatst met zicht op het pand van [medeverdachte 1] aan [adres 10] in Almelo. In de periode van 23 september 2014 tot en met 12 maart 2015 wordt waargenomen dat meerdere leveringen door [bedrijf 4] aan [medeverdachte 1] plaatsvinden. [215] Uit de boekhouding van [bedrijf 3] blijkt dat in de jaren 2013, 2014 en 2015 voor € 142.000,- aan inkopen is gedaan bij [bedrijf 4] . Aan verkopen werd ruim € 60.000,- ingeboekt. [216] Uit de tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] hennepgerelateerde goederen bestelt waaronder trafo’s, lampenhouders, geïsoleerde slangen en een temperatuursensor. [217]
Er wordt meermalen kort na de leveringen waargenomen dat er personen naar [adres 10] in Almelo komen. Zo wordt op 14 oktober 2014 gezien dat er ruim twee uur na de levering twee busjes komen aanrijden, waarvan de kentekens mogelijk [kenteken 11] en [kenteken 12] zijn. [218] Beide voertuigen staan op naam van [bedrijf 2] , waarvan [medeverdachte 3] (hierna ‘ [medeverdachte 3] ’) de bestuurder is, en worden nadien veelvuldig gesignaleerd bij diverse hennepkwekerijen. De inzittenden van de voertuigen zijn meermalen in beeld en verplaatsen pallets met een palletwagen. Eén van de inzittenden wordt herkend als [verdachte] . [219] Een verbalisant herkent op een later moment de andere inzittenden als [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] . [220] Er zijn aanwijzingen dat de door [medeverdachte 1] bestelde goederen onder meer door [verdachte] worden verplaatst naar een locatie in Hoogeveen, aangezien zijn telefoon een uur na vertrek aan [adres 10] gedurende bijna twee uren een mast aanstraalt in Hoogeveen. [221] Het verdient in dat verband opmerking dat er in onderzoek Travee twee hennepkwekerijen in Hoogeveen zijn aangetroffen.
Medio 2015 is in het pand aan [adres 10] in Almelo opnameapparatuur geplaatst. Hieruit blijkt dat er in de periode van 12 januari 2016 tot en met 23 februari 2016 meermalen Duitse afnemers van de verdovende middelen in de loods komen. [222] Tijdens de ontmoetingen wordt telkens gesproken over soorten en hoeveelheden verdovende middelen en de levering en betaling daarvan. Op 12 januari 2016 zegt [medeverdachte 1] dat hij het wil brengen, maar dat is duurder. [223] De afnemer zegt dat het naar Bremen moet. De afnemer vraagt of [medeverdachte 1] ook Haze heeft. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij dat hier verkoopt, gemakkelijk, en dat ze uit zijn hand eten. Als de afnemer zegt dat ze bijna elke week wat nodig hebben, zegt [medeverdachte 1] dat het geen probleem is. [medeverdachte 1] vraagt aan de afnemer of hij ook hasj neemt en deelt mee dat hij daarvan nu zes stuks heeft. [224] [medeverdachte 1] zegt dat hij ook hasjiesj heeft. [225] [medeverdachte 1] zegt daarna dat het beter is als de afnemer een garage heeft en zegt dat hij een chauffeur en een voorchauffeur heeft. De voorchauffeur zet het in de garage en twintig minuten later kan het worden opgehaald.
Tijdens de ontmoeting op 14 januari 2016 wordt tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en de Duitse afnemers afgesproken dat ze 25 kilo wiet zullen leveren. [226] [verdachte] noemt een bedrag van honderdzestien en een halve rug (de rechtbank begrijpt € 116.500,-), waarop de afnemer kenbaar maakt dat hij hier € 109.500,- heeft. [227] De afnemer vraagt of [medeverdachte 1] alles markeert. [medeverdachte 1] zegt dat hij bij die normale niks erop schrijft, bij Haze een H of SH voor Silber Haze. [228]
Op 26 februari 2016 wordt een levering onderschept door de Duitse politie. [229] Bij de levering is volgens de werkwijze gewerkt die [medeverdachte 1] heeft omschreven. Er is namelijk gebruikgemaakt van een voorchauffeur en een chauffeur die een tas met verdovende middelen in een garage achterlaat. Verder staan op de zakjes handgeschreven markeringen (N+, P, K II en SH). De bestuurder van één van de voertuigen is [medeverdachte 3] , die bij de rechter-commissaris verklaart dat hij het transport heeft verricht in opdracht van [verdachte] . [230]
Verder worden in de periode van 11 februari 2015 tot en met 30 mei 2016 op diverse plaatsen hennepkwekerijen opgerold. Het lijkt erop dat het merendeel van de hennepkwekerijen in verband met elkaar staat, omdat dezelfde voertuigen en personen steeds worden waargenomen op diverse kweeklocaties. De rechtbank zal hierna in een tabel per hennepkwekerij tot uitdrukking brengen ten aanzien van welke betrokkene een bewezenverklaring tot stand is gekomen en wat diens taak is geweest.
Gramsbergen (ZD01)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
Baas, zette lijntjes uit, maakte afspraken, onderhoud, controleur en verkoop
[medeverdachte 8]
Onderhoud, contactpersoon en toezichthouder
[medeverdachte 3]
Contactpersoon en controleur
[medeverdachte 5]
Regelde pand ten behoeve van hennepkwekerij en wierf [medeverdachte 8]
[medeverdachte 11]
Opbouw
[medeverdachte 10]
Opbouw, onderhoud, toezichthouder, adviseur en controleur (technische man)
[adres 5] in Hoogeveen (ZD02)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
(Regel)baas, inrichter en wierf [medeverdachte 6] die hij aanstuurde en betaalde
[medeverdachte 13]
Rechterhand van [verdachte]
[medeverdachte 12]
Opbouw
[medeverdachte 8]
Uitvoerder van [verdachte]
[medeverdachte 3]
Huurder pand, inrichter, geheim vervoer naar hennepkwekerij
[medeverdachte 6]
Installatiewerk, oogsten en leegruimen kweekruimte(s)
Steenwijk (ZD03)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
(Regel)baas en opbouw
[medeverdachte 8]
Opbouw
[medeverdachte 3]
Contactpersoon en bekeek planten
[medeverdachte 5]
Regelde pand ten behoeve van de hennepkwekerij
[medeverdachte 6]
Opbouw en ventilatie
[naam 5]
Camera-installatie, montagewerkzaamheden
[naam 6]
Camera-installatie
[adres 4] Hoogeveen (ZD04)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
(Regel)baas en inrichter
[medeverdachte 12]
Opbouw
[medeverdachte 6]
Ventilatie, oogst, inrichter
[medeverdachte 4]
Hennepplanten keuren
[medeverdachte 7]
Regelde pand ten behoeve van de hennepkwekerij, onderhoud, opruimen, toezichthouder, geheim vervoer naar hennepkwekerij en auto’s verwisselen
[naam 7]
Onderhoud
Zuidwolde (ZD05)
Betrokkene
Taak
[medeverdachte 8]
Onderhoud en had telefonisch contact met huurder pand
[naam 21]
Stelde het door hem gehuurde pand ter beschikking ten behoeve van hennepkwekerij, had telefonisch contact met [medeverdachte 8] , laten aanleggen waterleiding en geheim vervoer naar hennepkwekerij
Emmen (ZD07)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
Benaderde pandeigenaar, keurde locatie, opbouw, knippen, maakte afspraken over en verrichtte betalingen
[medeverdachte 13]
Opbouw, onderhoud, knippen en betalingen
[medeverdachte 12]
Opbouw, onderhoud en knippen
[medeverdachte 8]
Onderhoud en had telefonisch contact met pandeigenaar
[medeverdachte 14]
Pand ter beschikking gesteld ten behoeve van hennepkwekerij, onderhoud, deelde mee in opbrengst oogst en had telefonisch contact met [medeverdachte 8]
Saasveld (ZD08)
Betrokkene
Taak
[verdachte]
Aanwezig bij oriënterend gesprek met pandeigenaar, knippen en betaling, keurde locatie, opbouw, zette lijntjes uit en regelde alles
[medeverdachte 13]
Aanwezig bij oriënterend gesprek met pandeigenaar en betaling en knippen
[medeverdachte 12]
Aanwezig bij oriënterend gesprek met pandeigenaar en betaling, opbouw, onderhoud en knippen
[medeverdachte 8]
Onderhoud, knippen en had telefonisch contact met pandeigenaar
[getuige]
Pand ter beschikking gesteld ten behoeve van hennepkwekerij, deelde mee in opbrengst oogst, onderhoud en leegruimen kweekruimte
[naam 10]
Pand ter beschikking gesteld ten behoeve van hennepkwekerij, deelde mee in opbrengst oogst, knippen en had telefonisch contact met [medeverdachte 8]
Tot slot is er ook een hennepkwekerij in opbouw in Geesteren (ZD06) en een hennepkwekerij in Almelo (ZD09) aangetroffen. De rechtbank zal deze hennepkwekerijen buiten beschouwing laten voor het oordeel of iemand al dan niet lid is van de criminele organisatie, omdat bij geen van de verdachten een bewezenverklaring is gevolgd ter zake van die kwekerijen.
Overwegingen en conclusies
Vooropgesteld wordt dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en 11b van de Opiumwet wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een organisatie, heeft de rechtbank vastgesteld dat de TCI-informatie (zoals weergegeven onder het kopje ‘aanleiding van onderzoek’) voor een groot deel verankering gevonden heeft in het onderzoek Travee, dat heeft geresulteerd in het voorliggende strafdossier. Uit dit dossier kan worden afgeleid dat de hiervoor genoemde personen in wisselende combinaties betrokken zijn geweest bij een groot aantal hennepkwekerijen. De rechtbank is, gelet op voorgaande, van oordeel dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband, zoals hierboven wordt omschreven, en daarmee ook van een organisatie. Deze organisatie bestond naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval uit [verdachte] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . [231] De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 15] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 10] niet tot deze organisatie behoorden. Hoewel ten aanzien van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 10] is gebleken dat zij, ieder voor zich, betrokken zijn geweest bij een aan de organisatie toebehorende hennepkwekerij, acht de rechtbank dit voor wat betreft de frequentie en taak van de betrokkene onvoldoende om van deelneming aan de organisatie te kunnen spreken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte 1] tot deze organisatie behoorde. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat hij samen met [verdachte] partijen verdovende middelen, waaronder hennep, heeft verkocht aan (buitenlandse) afnemers. Of deze partijen hennep afkomstig zijn van de hennepkwekerijen van de organisatie, staat echter niet vast. [medeverdachte 1] is bijvoorbeeld geen enkele keer waargenomen bij de hennepkwekerijen van de organisatie. Dit zou, zoals een anonieme tipgever omschrijft, een bewuste keuze kunnen zijn om hem uit de ‘picture’ te houden, maar ook dat blijkt onvoldoende uit het dossier. Weliswaar spreekt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] over ‘die jongens van ons’, maar daaruit valt niet af te leiden dat hij op deze specifieke organisatie doelt. Het enkele feit dat [medeverdachte 1] door enkele afnemers ‘chef’ wordt genoemd (en zichzelf ook zo noemt), beschouwt de rechtbank evenmin als redengevend bewijs, omdat het ook zo kan zijn dat deze aanduiding alleen ziet op zijn hoedanigheid als onderhandelaar en/of verkoper van verdovende middelen. Dat [medeverdachte 1] in de jaren 2013, 2014 en 2015 meerdere bestellingen heeft geplaatst bij een growshop, zegt naar het oordeel van de rechtbank ook niets over zijn rol in de criminele organisatie.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor ten aanzien van de onderscheiden hennepkwekerijen heeft overwogen en geoordeeld, was het oogmerk van de organisatie onmiskenbaar de grootschalige hennepteelt. Ten aanzien van alle deelnemers aan de organisatie is gebleken dat zij als medepleger met anderen betrokken zijn geweest bij het telen van hennepplanten in meerdere hennepkwekerijen.
De duurzaamheid en de structuur van deze organisatie volgt uit wat de rechtbank ten aanzien van de onderscheiden hennepkwekerijen heeft overwogen. Daaruit blijkt dat gedurende een periode van ruim twee jaren de genoemde zes personen in een bestendige vorm van samenwerking hebben geopereerd. Ten aanzien van hun onderlinge rolverdeling overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte] was de onbetwiste leider van de organisatie. Zo verklaart [getuige] dat hij degene was die de lijntjes uitzette. [232] [medeverdachte 5] zegt dat hij met [verdachte] afspraken maakte. Als hem wordt gevraagd waarom, antwoordt hij dat hij de man is waar het om gaat. Het is de jongen die de lijn uitzet en bepaalt wat er gebeurt. Zijn wil is wet. [233] Ook [medeverdachte 6] verklaart dat [verdachte] hem vertelde wat hij moest doen. [234] [verdachte] gaf ook andere leden van de organisatie opdrachten, zoals [medeverdachte 3] voor wat betreft het transport van verdovende middelen naar Duitsland. [naam 10] noemt [verdachte] de hoofdpersoon. Hij heeft gekeken of de locatie geschikt was voor een hennepkwekerij. Haar zus, [naam 9] , zou haar hebben verteld dat [verdachte] momenteel de tweede hoogste in rang is. [medeverdachte 14] verklaart ook dat [verdachte] de baas van het geheel was. Hij denkt dat omdat [verdachte] vaak het woord deed en in eerste instantie kwam kijken of de locatie geschikt was. [235] De huurders dan wel eigenaren van de panden van de ontmantelde kwekerijen aan [adres 4] in Hoogeveen, [adres 9] in Emmen en [adres 7] in Saasveld hebben allen een bekennende verklaring afgelegd over hun rol. Zij hebben ook ieder voor zich verklaard dat zij met [verdachte] afspraken hebben gemaakt over de hennepkwekerij. [236] Opvallend is dat de hennepkwekerijen ofwel werden gevestigd in panden van (leden van) de organisatie ofwel in panden van financieel kwetsbare personen, zoals [medeverdachte 7] , [medeverdachte 14] , [naam 10] en [getuige] en [naam 21] .
De overige personen, te weten [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] hadden een uitvoerende rol binnen de organisatie. Zij waren voornamelijk betrokken bij het regelen van panden ten behoeve van de organisatie, de opbouw en inrichting van de kwekerijen, het onderhouden van de hennepplanten en ook het knippen van de planten. Ook fungeerden sommigen van hen als contactpersoon. Ten aanzien van enkele leden staat vast dat zij geheim vervoer verzorgden van carpoolplekken naar hennepkwekerijen. Tot slot heeft [medeverdachte 3] in opdracht van [verdachte] verdovende middelen naar Duitsland getransporteerd.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als leider heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele organisatie. De rechtbank zal voor de aanvang van de pleegperiode aansluiting zoeken bij de datum van de eerst opgezette hennepkwekerij waarbij de betrokkenheid van [verdachte] bewezenverklaard zal worden, te weten 1 augustus 2014.
Ten aanzien van feit 7:
Op 7 mei 2018 vindt een doorzoeking plaats bij de [opslag] , gevestigd aan [adres 13] in Almelo. In box [nummer 1] wordt in een diepvrieskist een 58,62 kilogram hasj en 5,15 kilogram wiet aangetroffen. De eigenaar van deze box, de heer [naam 22] , verklaart dat hij deze bewuste box alsook die met nummer [nummer 3] vanaf 8 maart 2018 heeft verhuurd aan [medeverdachte 1] , die hij herkent van een foto. De politie stelt op basis van de loggegevens en de camerabeelden van de [opslag] vast dat box [nummer 1] tussen 8 maart 2018 en
7 mei 2018 door vier personen frequent werd bezocht, namelijk door [medeverdachte 1] , [verdachte] , [naam 23] en [naam 24] . De politie relateert dat op de camerabeelden van 11 maart 2018 onder meer is te zien dat [verdachte] samen met [naam 23] een grote diepvrieskist en vier sporttassen naar box [nummer 1] brengt. In deze diepvrieskist en sporttassen zijn tijdens de doorzoeking de verdovende middelen aangetroffen. Verder heeft de politie op de camerabeelden waargenomen dat [medeverdachte 1] op 7 mei 2018 twee rode tassen meeneemt, waarin bruinkleurige pakketten zitten. Bij de doorzoeking zijn twee exact dezelfde tassen aangetroffen met op het oog dezelfde inhoud. De zich daarin bevindende bruine pakketten bleken hasj te bevatten.
De vraag is of [verdachte] opzettelijk de voornoemde hoeveelheid hasjiesj en henneptoppen aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Wellicht kan uit de herkenning op de camerabeelden van 11 maart 2018 worden afgeleid dat [verdachte] in box [nummer 1] een diepvrieskist heeft geplaatst waarin later de verdovende middelen zijn aangetroffen. Er kan echter niet worden vastgesteld dat de drugs zich op dat moment al in de diepvrieskist bevonden dan wel dat [verdachte] wetenschap had dat de diepvrieskist zou worden gebruikt ten behoeve voor de opslag van de drugs. Om die reden zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van het onder 7 ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen ten aanzien van [verdachte] wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 26 februari 2016 te Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 16,6 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel;
2.
hij
A] in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 11 februari 2015 te Gramsbergen
B] in de periode van 1 juni 2015 tot en met 15 oktober 2015 te Steenwijk
C] omstreeks de periode van 9 februari 2015 tot en met 31 juli 2015 te Hoogeveen
D] in de periode van 9 februari 2015 tot en met 27 juli 2015 te Hoogeveen
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
ad A] op het adres [adres 2]
ad B] op het adres [adres 3]
ad C] op het adres [adres 4]
ad D] op het adres [adres 5]
heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt en (ad A) verkocht een hoeveelheid van
ad A] 900 hennepplanten
ad B] 550 hennepplanten
ad C] 907 hennepplanten
ad D] 1354 hennepplanten,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
waarbij ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid door Enexis (ad A) en
Rendo (ad D) geleverde elektriciteit illegaal is afgetapt, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 10 mei 2016 in Nederland heeft als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van verdachte en [medeverdachte 3] en andere personen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep) opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 mei 2016 te Saasveld tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt in een pand aan [adres 7] een hoeveelheid van ongeveer 747 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, waarbij ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid door Enexis geleverde elektriciteit illegaal is afgetapt, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel;
6.
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 26 mei 2016 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt in een pand aan [adres 9] een hoeveelheid van ongeveer 1177 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, waarbij een hoeveelheid door Enexis geleverde elektriciteit illegaal is afgetapt, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank constateert dat het ‘illegaal aftappen’ van elektriciteit als buitenwettelijke term geen basis vindt in het Wetboek van Strafrecht of de Opiumwet. Dit onderdeel van de bewezenverklaring kan dan ook niet als een strafbaar feit worden gekwalificeerd.
Het overig bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 11, 11a (oud) en 11b van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2:
het misdrijf:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde lid, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feiten 4 en 6:
telkens het misdrijf:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Het Openbaar Ministerie houdt in het voordeel van [verdachte] rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer met betrekking tot de op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
[verdachte] heeft leidinggegeven aan een criminele organisatie. Deze organisatie hield zich op grote schaal bezig met het bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep. De rechtbank overweegt dat [verdachte] een centrale rol heeft gespeeld binnen de criminele organisatie en door zijn betrokkenheid een onmisbare schakel is geweest bij het in stand houden daarvan. De rechtbank beschouwt de mate van organisatie, waarin in gezamenlijk verband willens en wetens buitengewoon kwalijke feiten zijn gepleegd, als een strafverzwarende omstandigheid. Ook weegt de rechtbank het professionele dan wel bedrijfsmatige karakter van de organisatie mee. De rechtbank overweegt dat het gebruik van hennep een bedreiging voor de volksgezondheid vormt en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van drugs vindt. Daarnaast heeft [verdachte] ten behoeve van de hennepkwekerijen gedurende enige tijd onrechtmatig elektriciteit afgetapt. Diefstal is een kwalijk feit en veroorzaakt schade. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van elektriciteit kan leiden tot gevaarlijke situaties, zoals kortsluiting en brand. Tot slot heeft [verdachte] met anderen ruim zestien kilo hennep geëxporteerd naar Duitsland.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 23 april 2020. Hieruit blijkt dat [verdachte] in het verleden vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke Opiumwetfeiten.
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. [237] Wanneer de redelijke termijn wordt overschreden, heeft een verdachte op grond van artikel 13 van het EVRM recht op een effectief rechtsmiddel. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) leidt de rechtbank enerzijds af dat dit rechtsmiddel compensatie moet kunnen bieden voor de overschrijding en er anderzijds toe moet leiden dat (toekomstige) termijnoverschrijdingen worden voorkomen. [238]
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op de dag van de inverzekeringstelling, te weten 10 mei 2016. Dit betekent, uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren, dat [verdachte] in beginsel de afronding van zijn proces met een eindvonnis op 10 mei 2018 had mogen verwachten. Dit vonnis is echter gewezen op 2 september 2020, circa twee jaren en drie maanden later. De rechtbank stelt vast dat de zaak onderdeel uitmaakt van een zeer omvangrijk onderzoek, waarvoor 22 verdachten in juni 2020 hebben terechtgestaan. Om proceseconomische redenen is besloten de zaken van deze verdachten bij elkaar te houden.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft dat echter geen rechtvaardiging voor een voortdurende termijnoverschrijding van de vastgestelde duur en moet (een deel van) de periode aan de Nederlandse Staat worden toegerekend. De rechtbank overweegt dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, mede gelet op de betrokkenheid van [verdachte] bij zes hennepkwekerijen, zijn deelname aan de criminele organisatie en de export van hennep, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. Gelet op de vereiste compensatie van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank per hennepkwekerij (in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden) een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen. Voor het deelnemen aan de criminele organisatie acht de rechtbank, gelet op de leidinggevende rol, een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden op zijn plaats. Voor de export van zestien kilo hennep acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend. De rechtbank dan ook komt tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.4
De voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is geschorst voor bepaalde tijd, te weten tot de datum van dit vonnis. De rechtbank acht termen aanwezig om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 2 onder A
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij wordt door mr. A. Vaarkamp, advocaat in Zwolle, gevorderd [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.905,96 (zegge: vijfduizend negenhonderdvijf euro en zesennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bedraagt € 4.894,51 en bestaat uit de volgende posten:
- netwerkkosten elektriciteit/CAPTAR € 65,36;
- uurtarief inspecteur € 444,00;
- elektriciteitsmeter 3 fase € 35,85;
- kosten netmeting € 334,55;
- vooronderzoek en dossieraanleg € 57,45;
- dossierverwerking en aangifte € 114,91;
- opmaken factuur € 76,62;
- afhandelingskosten € 114,91;
- verbruik elektriciteit € 3.650,86.
Daarnaast is een bedrag aan € 1.011,45 gevorderd aan (buiten)gerechtelijke kosten.
Feit 2 onder C
Rendo N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 16.404,32 (zegge: zestienduizend vierhonderdvier euro en tweeëndertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- afgenomen elektriciteit € 15.716,94;
- verwijderen herplaatsen meetinrichting € 220,00;
- elektriciteitsmeter € 171,00;
- gasmeter € 146,38;
- administratiekosten € 75,00.
Feit 2 onder D
Rendo N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 56.688,54 (zegge: zesenvijftigduizend zeshonderdachtentachtig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- afgenomen elektriciteit € 56.148,54;
- monteurskosten € 240,00;
- administratiekosten € 300,00.
8.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat diefstal van elektriciteit niet afzonderlijk is ten laste gelegd en de Rechtbank Overijssel in een zaak van een medeverdachte oordeelde dat in dat geval een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde geleden schade ontbreekt.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2 onder A, C en D
De rechtbank zal de benadeelde partijen Rendo N.V. en Enexis B.V. niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat het schadeveroorzakende feit niet dan wel niet afzonderlijk als diefstal is ten laste gelegd. Aldus is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting niet komen vast te staan dat [verdachte] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat [verdachte] het onder 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat [verdachte] het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2het misdrijf:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 3het misdrijf:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde lid, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feiten 4 en 6telkens het misdrijf:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
strafbaarheid verdachte
- verklaart [verdachte] strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
39 (negenendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen Enexis B.V. (feit 2 onder A) en Rendo N.V. (feit 2 onder C en D) in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2020.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 2528-2531 (oktober 2014), pagina’s 2536-2537 (november 2014), pagina’s 2603-2604 (juni-juli 2015) en pagina’s 2606-2607 (januari 2016), maar gebruikt deze informatie
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Dienst Regionale Recherche, Eenheid Oost-Nederland met nummer 07Travee / 07TAC14006. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.De rechtbank zal ten behoeve van de overzichtelijkheid onder 4.2 alleen de motivering van de officier van justitie opnemen voor zover er een bewezenverklaring wordt gevorderd en onder 4.3 alleen de motivering van de raadsman opnemen voor zover deze afwijkt van het standpunt van de officier van justitie.
4.Pagina’s 16005-16006.
5.Pagina 16198.
6.Pagina’s 16199-16201.
7.Pagina 16288.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris van 22 mei 2019.
9.Noot: met NNM wordt/worden de Duitse afnemer(s) bedoeld.
10.Pagina’s 16186-16187.
11.Pagina 16192.
12.Ter illustratie: pagina’s 16037, 16062, 16079 en 16121.
13.Pagina 16180.
14.Pagina 16182.
15.Pagina 16185.
16.Pagina 16189.
17.Pagina 16191.
18.Pagina 16198.
19.Pagina 16031.
20.Pagina 16100.
21.Pagina 6155.
22.Pagina 6156.
23.Pagina 6157.
24.Pagina’s 6106-6114.
25.Pagina’s 6280-6287.
26.Pagina’s 6283.
27.Pagina 6255.
28.Pagina’s 6101-6105.
29.Pagina 6250.
30.Pagina’s 6114-6119.
31.Pagina 6207.
32.Pagina 6210.
33.Pagina’s 6212-6215.
34.Pagina 8189.
35.Pagina’s 6300-6306.
36.Pagina 6325.
37.Pagina 6329.
38.Pagina 6285.
39.Pagina 6301.
40.Pagina 6339.
41.Pagina’s 6337-6344.
42.Pagina 700.
43.Pagina 6404.
44.Pagina 6014.
45.Pagina’s 6127-6134.
46.Pagina’s 6136-6138.
47.Pagina’s 6149-6153.
48.Pagina 6335.
49.De rechtbank verwijst naar het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 10] van 2 september 2020, waarin diens verklaring ter terechtzitting is opgenomen.
50.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
51.Pagina 8123.
52.Pagina 8124.
53.Pagina 8125.
54.Pagina 8189.
55.Pagina 6337 ( [medeverdachte 3] ), pagina’s 6343-6344 ( [verdachte] ), pagina 6338 ( [medeverdachte 8] ) en pagina 6341 ( [medeverdachte 6] ).
56.Pagina’s 8185 en 8187.
57.Pagina’s 8205 en 8211.
58.Pagina 8207.
59.Pagina’s 8187 en 8189.
60.Pagina 8186.
61.Pagina 8224.
62.Pagina 8247.
63.Pagina 8264.
64.Pagina 8312.
65.Pagina 8391.
66.Pagina 8392.
67.Pagina 8391.
68.Pagina 8199.
69.Pagina’s 8365-8370.
70.Pagina 8366.
71.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 19 mei 2016.
72.Pagina 8423.
73.Pagina’s 8039-8040.
74.Pagina 8012.
75.Pagina 8022.
76.Pagina’s 8048 en 8057.
77.Pagina 8060.
78.Pagina’s 8060-8062, 8108 en 8110.
79.Pagina’s 8067, 8108 en 8111.
80.Pagina’s 8085-8093.
81.Medeverdachte [naam 5] is op 22 januari 2019 en medeverdachte [naam 6] is op 23 januari 2019 veroordeeld door de politierechter.
82.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
83.Pagina’s 9097-9101.
84.Pagina 9098 en pagina 9102.
85.Pagina 9099.
86.Pagina 9289.
87.Pagina 9006.
88.Pagina 9310.
89.Pagina 9289.
90.Pagina 9296.
91.Pagina 9297.
92.Pagina 9301.
93.De rechtbank verwijst naar pagina 700 voor de legenda.
94.Pagina 9301.
95.Pagina 9302.
96.Pagina’s 9302-9303.
97.Pagina’s 9303-9304.
98.De partner van [medeverdachte 4] heeft een Volvo V70 op naam staan, met het kenteken [kenteken 10] . [medeverdachte 4] is op meerdere momenten als bestuurder van deze Volvo gezien, ter illustratie pagina’s 7310, 7338 en 7350.
99.Pagina 9306.
100.Pagina 33 uit het persoonsdossier van [medeverdachte 7] .
101.Pagina 9242.
102.Pagina 9243.
103.Pagina 115 uit het persoonsdossier van [medeverdachte 5] .
104.Pagina 39 uit het persoonsdossier van [medeverdachte 6] .
105.Pagina 200, algemeen dossier 01.
106.Pagina’s 9243-9244.
107.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 19 mei 2016.
108.Pagina 9279.
109.Pagina 9029.
110.Pagina 9074.
111.Pagina 9030.
112.Pagina 9085.
113.Pagina’s 9031-9032 en pagina 9076.
114.Pagina 9061.
115.Pagina 9069.
116.Pagina’s 9062-9064.
117.Pagina 9057.
118.Pagina’s 9069-9070.
119.Medeverdachte [naam 7] is op 23 januari 2019 veroordeeld door de politierechter. Aan medeverdachte [medeverdachte 8] is dit feit niet ten laste gelegd, zodat de rechtbank zich niet over zijn betrokkenheid zal uitlaten.
120.De rechtbank verwijst naar het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 7] van 2 september 2020, waarin diens verklaring ter terechtzitting is opgenomen.
121.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
122.Pagina 7060.
123.Pagina 7061.
124.Pagina 7112.
125.Pagina’s 7268-7270.
126.Pagina 7063.
127.Pagina 7139 en pagina 7374.
128.Pagina’s 7131-7132.
129.Pagina 7288.
130.Pagina 7291.
131.Pagina’s 7050-7059.
132.Pagina’s 7360-7372.
133.Pagina’s 7365-7367.
134.Pagina 7367.
135.Pagina 7370.
136.Pagina’s 7339-7342 (13 april 2015), pagina’s 7344-7348 (9 april 2015) en pagina’s 7349-7359 (8 april 2015).
137.Pagina 7491.
138.Pagina 7531.
139.Pagina 7492.
140.Pagina 7494.
141.De rechtbank verwijst naar pagina 700 voor de legenda.
142.Pagina 12107.
143.Pagina 7494.
144.Pagina 7531.
145.Pagina 7581.
146.Ter illustratie: pagina 7298.
147.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
148.PHR 28 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:565.
149.Pagina’s 13023-13082.
150.Pagina 12015.
151.Pagina 12180.
152.Pagina 13024.
153.Pagina 13027.
154.Pagina 13026.
155.Pagina 36 uit het persoonsdossier van [getuige] .
156.De rechtbank verwijst naar pagina 700 voor de legenda.
157.Pagina 34 uit het persoonsdossier van [getuige] . Gelet op de herkenning van [getuige] , zal de rechtbank de persoon op foto nummer 8 hierna aanduiden als [medeverdachte 12] .
158.Pagina 37 uit het persoonsdossier van [getuige] .
159.Pagina 35 uit het persoonsdossier van [getuige] .
160.Pagina 36 uit het persoonsdossier van [getuige] .
161.Pagina 34 uit het persoonsdossier van [getuige] . Gelet op de herkenning van [getuige] , zal de rechtbank de persoon op foto nummer 9 hierna aanduiden als [medeverdachte 13] .
162.Pagina 41 uit het persoonsdossier van [getuige] .
163.Pagina 42 uit het persoonsdossier van [getuige] .
164.Pagina 36 uit het persoonsdossier van [getuige] .
165.Pagina 13 uit het persoonsdossier van [naam 10] .
166.Pagina 14 uit het persoonsdossier van [naam 10] .
167.Pagina 15 uit het persoonsdossier van [naam 10] .
168.Pagina 16 uit het persoonsdossier van [naam 10] .
169.Pagina’s 10127-10146. Zie pagina’s 10025-10034 ( [naam 12] pagina’s 10128-10141, [naam 11] pagina’s 10141-10143 en [naam 13] pagina’s 10143-10145).
170.Pagina 10151.
171.Pagina’s 13191-13197.
172.Pagina’s 13198-13206.
173.Pagina 13022.
174.Pagina 13022.
175.Pagina’s 13113-13114.
176.Pagina 13122.
177.Pagina’s 13124-13131.
178.Medeverdachten [getuige] en [naam 10] zijn op 22 januari 2019 veroordeeld door de politierechter.
179.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
180.Pagina 12017.
181.Pagina’s 12018-12034.
182.Pagina’s 12020 en 12180.
183.Pagina 12019.
184.Pagina 12020.
185.Pagina 12179.
186.Pagina’s 12102 en 12105.
187.Pagina 12105.
188.Pagina 12119.
189.Pagina 12102.
190.Pagina 12102 en 12104.
191.Pagina 12108.
192.De rechtbank verwijst naar pagina 700 voor de legenda.
193.Pagina 12107.
194.Gelet op de herkenning van [medeverdachte 14] , zal de rechtbank hierna de personen bij hun achternaam aanduiden.
195.Pagina 12108.
196.Pagina’s 12070-12089.
197.Pagina’s 12084-12086.
198.Pagina 12118.
199.Pagina 12015.
200.Pagina 12149.
201.Pagina’s 12063.
202.Pagina 12069.
203.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.
204.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 567-569, maar gebruikt deze informatie
205.Pagina’s 570-573.
206.Pagina 574 juncto pagina 518.
207.Pagina’s 576-580.
208.Pagina 578.
209.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina 2572, maar gebruikt deze informatie
210.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 2528-2531, maar gebruikt deze informatie
211.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 2536-2537, maar gebruikt deze informatie
212.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 2603-2604, maar gebruikt deze informatie
213.De rechtbank verwijst ter raadpleging naar pagina’s 2606-2607, maar gebruikt deze informatie
214.Pagina 619.
215.Pagina’s 621-657.
216.Pagina 711.
217.Pagina’s 621 en 634.
218.Pagina 624.
219.Pagina 625.
220.Pagina 711.
221.Pagina 1048.
222.Pagina 16005.
223.Pagina 16027.
224.Pagina 16028.
225.Pagina 16031.
226.Pagina 16054.
227.Pagina 16052.
228.Pagina 16050.
229.Pagina’s 16199-16201.
230.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 22 mei 2019.
231.De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat deelname aan een criminele organisatie niet aan [medeverdachte 6] is ten laste gelegd.
232.Pagina 931.
233.Pagina 938.
234.Pagina 943.
235.Pagina 970.
236.Pagina 1009 ( [medeverdachte 7] ), pagina 1028 ( [medeverdachte 14] ) en pagina 931 ( [getuige] ) / pagina 960 ( [naam 10] ).
237.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.
238.EHRM 26 oktober 2000, zaaknr. 30210/96 (