ECLI:NL:RBOVE:2020:2154

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
08.234720.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door het negeren van verkeersregels

Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 mei 2019 in Haaksbergen. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, negeerde een stopbord en verleende geen voorrang aan een scootmobielbestuurder, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 120 uren op, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door niet te stoppen voor de stopstreep en geen voorrang te verlenen, zijn bijzondere zorgplicht in het verkeer niet had nageleefd. De verdachte had verklaard dat hij op het moment van de aanrijding in gesprek was met zijn dochter, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet als excuus kon dienen voor zijn onoplettendheid. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om alert te zijn en zich aan de verkeersregels te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.234720.19 (P)
Datum vonnis: 18 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer;
Primair:dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen; dan wel zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair:dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te [plaats] in de gemeente Haaksbergen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de [straat 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de
wegen, de [straat 2] , [straat 3] en de [straat 4] , daarmede rijdende over de weg, de [straat 2]
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte, terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straat 2] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht en/of
niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en/of is blijven kijken of over de kruisende(voorrangs)weg(de [straat 2] / [straat 4] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straat 2] / [straat 4] aangebrachte stopstreep te stoppen
en/of
die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 2] / [straat 4] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 2] / [straat 4] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 5] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig
(scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en/of ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te [plaats] in de gemeente Haaksbergen, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de [straat 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straat 2] ,
[straat 3] en de [straat 4] , daarmede heeft gereden over de weg, de [straat 2] en terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straat 2] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straat 2] / [straat 4] aangebrachte stopstreep te stoppen
en/of
die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 2] / [straat 4] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 2] / [straat 4] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straat 5] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig
(scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en/of ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, nu verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden door niet te stoppen voor het stopbord en geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer] , als gevolg waarvan een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden. De raadsman heeft onder verwijzing naar relevante uitspraken aangevoerd dat het gegeven dat verdachte geen voorrang heeft verleend onvoldoende is voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Het feit dat hij niet voor het stopbord is gestopt, maakt dit niet anders.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
- de redengevende feiten en omstandigheden
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen. [1]
Op 20 mei 2019 heeft verdachte in [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) gereden over de [straat 2] gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straat 2] , [straat 3] en de [straat 4] . Voor deze kruising is een in verdachtes rijrichting gekeerd bord geplaatst zijnde verkeersbord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een zogeheten stopbord, wat inhoudt dat moet worden gestopt en voorrang moet worden verleend aan bestuurders op de kruisende weg. Daarnaast zijn direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straat 2] ) een stopstreep en ook een pianoklavier aangebracht. [2]
Verdachte rijdt dagelijks over deze kruising en was ervan op de hoogte dat hij een voorrangsweg naderde en dat hij zijn bedrijfsauto tot stilstand moest brengen. Verdachte heeft zijn bedrijfsauto niet bij de aangebrachte stopstreep tot stilstand gebracht. Verdachte is zonder te stoppen de kruisende voorrangsweg opgereden. Verdachte was, zo verklaarde hij ter terechtzitting, op dat moment intensief in gesprek met zijn dochter, die als bijrijder naast hem zat. Verdachte heeft vervolgens geen voorrang verleend aan de zich op de voorrangsweg bevindende heer [slachtoffer] , die verdachte van links naderde in zijn scootmobiel. Verdachte heeft de heer [slachtoffer] in zijn scootmobiel niet gezien. [3]
De bedrijfsauto van verdachte is vervolgens met de scootmobiel van de heer [slachtoffer] in aanrijding gekomen waardoor de heer [slachtoffer] uit zijn scootmobiel is geslingerd en op het wegdek ten val is gekomen. [4] De heer [slachtoffer] heeft door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken heup, een hoofdwond en diverse laceraties. [5] De heer [slachtoffer] is in het ziekenhuis opgenomen en is met spoed aan zijn heup geopereerd. [6]
- het primair tenlastegelegde
Voor bewezen verklaring van artikel 6 WVW moet verdachte zodanig onvoorzichtig en onoplettend hebben gereden dat sprake is van schuld aan het verkeersongeval. Of er sprake is van schuld in de zin van dit artikel hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [7] Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft verdachte het stopbord genegeerd door zonder te stoppen de kruising op te rijden en heeft hij vervolgens geen voorrang verleend aan de van links komende bestuurder van een scootmobiel.
De rechtbank overweegt dat de verkeerssituatie op het moment van het ongeval overzichtelijk was. Er is niet gebleken van zicht belemmerende omstandigheden. Hieruit volgt dat de heer [slachtoffer] in zijn scootmobiel voorafgaande aan de aanrijding goed zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte. Verdachte verklaart dat hij de heer [slachtoffer] niet heeft gezien. Volgens eigen zeggen was verdachte op het moment van oprijden van de kruising verwikkeld in een intensief gesprek met zijn dochter.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, net als iedere andere verkeersdeelnemer, de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend. In de betreffende verkeerssituatie is sprake van een kruising waar niet slechts voorrang moest worden verleend, maar waar bestuurders tevens verplicht zijn hun voertuig tot stilstand te brengen. In deze, verdachte welbekende verkeerssituatie, is extra voorzichtigheid en oplettendheid geboden, temeer nu zich direct voor deze kruising ook een voetgangersoversteekplaats en een pianoklavier bevinden. Door niet te stoppen, geen voorrang te verlenen en de heer [slachtoffer] niet te zien, heeft verdachte voornoemde bijzondere zorgplicht niet in acht genomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in onvoldoende mate heeft gelet op en is blijven letten op het voor hem gelegen kruisende voorrangsweg, alsook dat verdachte onvoldoende naar links heeft gekeken en is blijven kijken en zich, voorafgaand aan het oprijden van de kruising niet (voldoende) heeft vergewist van de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers op deze voorrangsweg waaraan hij voorrang had moeten verlenen. Daarbij had verdachte zijn voertuig voor de stopstreep tot stilstand moeten brengen, zodat hij de heer [slachtoffer] op de voorrangsweg tijdig had kunnen zien en voorrang had kunnen verlenen en een aanrijding te voorkomen. Door dit alles niet te doen, heeft verdachte volgens de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden en heeft hij aanmerkelijke schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot bewezen verklaring van het primair tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 20 mei 2019 te [plaats] in de gemeente Haaksbergen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de
[straat 1] en gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straat 2] , [straat 3] en de [straat 4] , daarmede rijdende over de weg, de [straat 2] aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte, terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straat 2] ) een stopstreep en een pianoklavier was aangebracht en niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en is blijven kijken of over de kruisende voorrangsweg (de [straat 2] / [straat 4] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straat 2] / [straat 4] aangebrachte stopstreep te stoppen en die kruisende voorrangsweg (de [straat 2] / [straat 4] )en kruising is op- en overgereden en in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende voorrangsweg (de [straat 2] / [straat 4] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en in aanrijding is gekomen met dat over die
kruisende voorrangsweg (de [straat 5] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die
bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welk feit is veroorzaakt, doordat hij, verdachte
geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: het misdrijf
: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een culpoos delict en dat, gezien de richtlijnen voor andere opzetdelicten waarbij een ander letsel oploopt zoals mishandeling, een taakstraf van 120 uren te fors is. De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een geldboete.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsbus een aan zijn schuld te wijten aanrijding veroorzaakt, als gevolg waarvan een bestuurder van een scootmobiel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte is met zijn bedrijfsbus een voorrangskruising opgereden, zonder daarbij te stoppen voor de stopstreep en zonder voorrang te verlenen aan de heer [slachtoffer] , die met zijn scootmobiel op deze voorrangsweg eveneens de kruising naderde. Door de hier opvolgende aanrijding is de heer [slachtoffer] van zijn scootmobiel gevallen en heeft hij een gebroken heup, een hoofdwond en meerdere laceraties opgelopen.
Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij of zij op de hoogte is van de gevaren in het verkeer, hierop anticipeert en het eigen verkeersgedrag daaraan aanpast. Verdachte is hierin tekort geschoten en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straftoemeting rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook het voor dit feit vastgestelde landelijk oriëntatiepunt straftoemeting betrokken. Dit geeft als uitgangspunt voor het, in geval van aanmerkelijke schuld, veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel bij een slachtoffer als gevolg, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De in deze zaak bewezen verklaarde schuld in de zin van artikel 6 WVW betreft eveneens aanmerkelijke schuld, zijnde de minst zware vorm van schuld binnen dit kader.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte het ongeval en de gevolgen van zijn handelen voor de heer [slachtoffer] zeer betreurt, zoals verdachte ter zitting ook te kennen heeft gegeven. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Ook houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die een onvoorwaardelijke rijontzegging voor verdachte zou hebben.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een taakstraf op zijn plaats is. Nu geen bijzondere strafverzwarende, dan wel straf verminderende omstandigheden aanwezig zijn, zal de rechtbank de in voornoemde oriëntatiepunten genoemde taakstraf voor de duur van 120 uren als straf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarnaast de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van zes maanden, welke ontzegging de rechtbank, vanwege het tijdsverloop in dit proces, geheel voorwaardelijk zal opleggen met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4. omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: het misdrijf
: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
bijkomende straf
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van

6 (zes) maanden;

- bepaalt dat deze bijkomende straf
geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.
Buiten staat
Mr. Heijink en mr. Van Diggele zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] van 23 juli 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 23 juli 2019 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 2 – 3.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 23 juli 2019 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 3.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenverslag van 20 mei 2019 opgemaakt door [naam 1] , aios SEH, namens [naam 2] , SEH-arts KNMG, werkzaam bij het Medisch Spectrum Twente, pagina 18 - 19.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van het ziekenhuisverblijf en de operatie betreffende de heer [slachtoffer] , opgemaakt op 28 mei 2020 door [naam 3] , arts-assistent heelkunde, mede namens, [naam 4] , traumachirurg, werkzaam bij het Medisch Spectrum Twente.
7.HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2208.