ECLI:NL:GHARL:2024:6989

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
21-002089-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1971, heeft op 20 mei 2019 in [pleegplaats] als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval veroorzaakt door niet te stoppen voor een stopbord en geen voorrang te verlenen aan een van links komende scootmobielbestuurder, de heer [slachtoffer]. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, die een heupfractuur opliep en een spoedoperatie onderging. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat resulteerde in een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank had eerder een taakstraf van 120 uren opgelegd, maar het hof paste een strafvermindering toe vanwege de schending van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002089-20
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 juni 2020 met parketnummer 08-234720-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde feit tot een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, en tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Oude Breuil, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft in het vonnis van 18 juni 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, en tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en de [straatnaam 2] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 2]
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 2] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht en/of
niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en/of is blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 2] / [straatnaam 2] aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 4] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en/of ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2019 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en de [straatnaam 2] , daarmede heeft gereden over de weg, de [straatnaam 2] en
terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 2] ) een stopstreep en/of een pianoklavier was aangebracht en/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 2] / [straatnaam 2] aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) en/of kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 4] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en/of ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd:
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor het primair tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde feit. Daartoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte weliswaar geen voorrang heeft verleend, maar dat een enkele verkeersovertreding op zichzelf onvoldoende is voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Ook heeft de raadsman betwist dat de tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden bij het slachtoffer is veroorzaakt door het ongeval, nu gebleken is dat het slachtoffer al op een wachtlijst stond voor een nieuwe heup.
Oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof verenigt zich wat betreft de vaststaande feiten en omstandigheden met de - hieronder cursief weergegeven - overwegingen van de rechtbank:
‘De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen. [1]
Op 20 mei 2019 heeft verdachte in [pleegplaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) gereden over [straatnaam 2] gaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en de [straatnaam 2] . Voor deze kruising is een in verdachtes rijrichting gekeerd bord geplaatst zijnde verkeersbord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een zogeheten stopbord, wat inhoudt dat moet worden gestopt en voorrang moet worden verleend aan bestuurders op de kruisende weg. Daarnaast zijn direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 2] ) een stopstreep en ook een pianoklavier aangebracht. [2]
Verdachte rijdt dagelijks over deze kruising en was ervan op de hoogte dat hij een voorrangsweg naderde en dat hij zijn bedrijfsauto tot stilstand moest brengen. Verdachte heeft zijn bedrijfsauto niet bij de aangebracht stopstreep tot stilstand gebracht. Verdachte is zonder te stoppen de kruisende voorrangsweg opgereden. Verdachte was, zo verklaarde hij ter terechtzitting, op dat moment intensief in gesprek met zijn dochter, die als bijrijder naast hem zat. Verdachte heeft vervolgens geen voorrang verleend aan de zich op de voorrangsweg bevindende heer [slachtoffer] , die verdachte van links naderde in zijn scootmobiel. Verdachte heeft de heer [slachtoffer] in zijn scootmobiel niet gezien. [3]
De bedrijfsauto van verdachte is vervolgens met de scootmobiel van de heer [slachtoffer] in aanrijding gekomen waardoor de heer [slachtoffer] uit zijn scootmobiel is geslingerd en op het wegdek ten val is gekomen. [4]
In aanvulling op het voorgaande stelt het hof met betrekking tot het door het slachtoffer opgelopen letsel het volgende vast.
De heer [slachtoffer] heeft door de hierboven beschreven aanrijding lichamelijk letsel opgelopen. Dit letsel bestaat volgens een brief van [ziekenhuis] van 20 mei 2019 uit een
‘mediale M.collumfractuur links’en wordt in dezelfde brief onder het kopje ‘
aanvullend onderzoek’ aangeduid als ‘
x-heup/bekken links-ct heup links: fractuur’. Ook blijkt uit die brief dat de heer [slachtoffer] door het ongeluk een hoofdwond en diverse laceraties heeft opgelopen. [5] De heer [slachtoffer] is in het ziekenhuis opgenomen en is met spoed geopereerd, waarbij een kophals-prothese is geplaatst. [6] Op basis van deze medische informatie is de conclusie van het hof dat met de titel ‘mediale collum femoris fractuur’, die in de medische stukken als reden voor de ziekenhuisopname wordt gebruikt [7] , een heupfractuur wordt bedoeld.
Na de operatie heeft de heer [slachtoffer] anderhalve week in het ziekenhuis gelegen. Daarna is hij overgeplaatst naar [locatie] te [pleegplaats] om te revalideren. De heer [slachtoffer] moest opnieuw leren lopen en moest hiervoor dagelijks fysiotherapie ondergaan. Gebleken is dat de heer [slachtoffer] op 19 juli 2022 dagelijks nog veel pijn aan zijn heup ervaart en twee keer per week voor behandeling naar de fysiotherapeut gaat. [8]
Juridische beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad valt de vraag of er - indien een enkele of meerdere verkeersovertredingen leiden tot een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg - sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Of schuld in de zin van dit artikel kan worden aangenomen, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [9] Daarbij moet geoordeeld kunnen worden dat verdachte heeft gehandeld met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Wat betreft de vraag of verdachte heeft gehandeld met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid verenigt het hof zich met de volgende cursief weergegeven overwegingen van de rechtbank:
‘Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft verdachte het stopbord genegeerd door zonder te stoppen de kruising op te rijden en heeft hij vervolgens geen voorrang verleend aan de van links komende bestuurder van een scootmobiel.
De rechtbank overweegt dat de verkeerssituatie op het moment van het ongeval overzichtelijk was. Er is niet gebleken van zicht belemmerende omstandigheden. Hieruit volgt dat de heer [slachtoffer] in zijn scootmobiel voorafgaande aan de aanrijding goed zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte. Verdachte verklaart dat hij de heer [slachtoffer] niet heeft gezien. Volgens eigen zeggen was verdachte op het moment van oprijden van de kruising verwikkeld in een intensief gesprek met zijn dochter.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verdachte, net als iedere andere verkeersdeelnemer, de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend. In de betreffende verkeerssituatie is sprake van een kruising waar niet slechts voorrang moest worden verleend, maar waar bestuurders tevens verplicht zijn hun voertuig tot stilstand te brengen. In deze, verdachte welbekende verkeerssituatie, is extra voorzichtigheid en oplettendheid geboden, temeer nu zich direct voor deze kruising ook een voetgangersoversteekplaats en een pianoklavier bevinden. Door niet te stoppen, geen voorrang te verlenen en de heer [slachtoffer] niet te zien, heeft verdachte voornoemde bijzondere zorgplicht niet in acht genomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in onvoldoende mate heeft gelet op en is blijven letten op het voor hem gelegen kruisende voorrangsweg, alsook dat verdachte onvoldoende naar links heeft gekeken en is blijven kijken en zich, voorafgaand aan het oprijden van de kruising niet (voldoende) heeft vergewist van de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers op deze voorrangsweg waaraan hij voorrang had moeten verlenen. Daarbij had verdachte zijn voertuig voor de stopstreep tot stilstand moeten brengen, zodat hij de heer [slachtoffer] op de voorrangsweg tijdig had kunnen zien en voorrang had kunnen verlenen en een aanrijding te voorkomen. Door dit alles niet te doen, heeft verdachte volgens de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden en heeft hij aanmerkelijke schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.’
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte onvoldoende naar links heeft gekeken en is blijven kijken en zich niet (voldoende) heeft vergewist van de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. Dit blijkt in het bijzonder uit het feit dat de heer [slachtoffer] op de achterzijde van zijn scootmobiel is geraakt. Uit dit feit volgt immers dat de heer [slachtoffer] de weg al een stuk had overgestoken, toen hij door verdachte werd aangereden. Gelet hierop acht het hof het niet aannemelijk dat bij verdachte sprake is geweest van één enkel moment van onoplettendheid. Verdachte heeft geen voorrang verleend, heeft zijn voertuig niet voor de stopstreep tot stilstand gebracht en heeft - zoals ook past bij zijn eigen verklaring dat hij in een intensief gesprek met zijn dochter was verwikkeld - zijn concentratie zonder meer onvoldoende bij de verkeerssituatie gehad.
Wat betreft het lichamelijk letsel van de heer [slachtoffer] is het hof van oordeel dat dit letsel gelet op de aard en de ernst ervan (een gebroken heup bij een man van gevorderde leeftijd), alsmede gelet op de gevolgen (een spoedoperatie, met aansluitend een verblijf van acht dagen in het ziekenhuis en een langdurige revalidatie) kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De verklaring van verdachte dat hij van de ex-partner van de heer [slachtoffer] heeft vernomen dat deze al op een wachtlijst stond voor een nieuwe heup, vindt in de overige inhoud van het dossier geen steun.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt dus verworpen. Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks20 mei 2019 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van de [straatnaam 1] en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, de [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en de [straatnaam 2] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 2]
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
terwijl voor voormelde kruising een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
/ofdirect voor die kruising op het wegdek van die weg (de [straatnaam 2] ) een stopstreep en
/ofeen pianoklavier was aangebracht en
/of
niet of in onvoldoende mate naar links heeft gekeken en
/ofis blijven kijken of over de kruisende (voorrangs)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) gezien, zijn verdachtes rijrichting van links verkeer naderde en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) voor die op het wegdek van die [straatnaam 2] / [straatnaam 2] aangebrachte stopstreep te stoppen en
/of
die kruisende
(voorrangs
)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) en
/ofkruising is op- en
/ofovergereden en
/of
in strijd met voormeld bord B7 geen voorrang heeft verleend aan een over een die kruisende
(voorrangs
)weg (de [straatnaam 2] / [straatnaam 2] ) rijdende, toen gezien, zijn verdachtes, rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
(voorrangs
)weg (de [straatnaam 4] ) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig), ten gevolge waarvan die bestuurder uit dat andere motorrijtuig (scootmobiel/gehandicaptenvoertuig) is geslingerd en
/often val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
welk feit is veroorzaakt
of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met oplegging van een geldboete, nu mede gelet op de lagere straffen die blijkens jurisprudentie in soortgelijke gevallen worden opgelegd, oplegging van een taakstraf van honderdtwintig uren te hoog is.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Hij is met zijn bedrijfsauto een voorrangskruising opgereden zonder daarbij te stoppen voor een stopbord en voorrang te verlenen aan een van links komende andere verkeersdeelnemer in een scootmobiel. Als gevolg van de aanrijding die daarop volgde, heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij de strafoplegging is in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 augustus 2024, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ook is rekening gehouden met hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden is aangevoerd.
Tot slot heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bij de strafvervolging van verdachte is geschonden. Deze overschrijding is overigens deels veroorzaakt door ziekte aan de zijde van de verdediging. Nu de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden met twee jaren en drie maanden - gerekend vanaf de datum van het instellen van hoger beroep door verdachte op 30 juni 2020 tot de datum van de uitspraak in hoger beroep op 11 oktober 2024 - zal een strafvermindering worden toegepast. Aangezien het hof een geldboete voor het bewezen verklaarde feit niet aan de orde vindt, zal het hof deze strafvermindering toepassen op een op te leggen taakstraf. In plaats van oplegging van een taakstraf van honderdtwintig uren wordt volstaan met het opleggen van een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.
Naast de genoemde taakstraf legt het hof verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. J. Corthals en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 11 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019220003 van 23 juli 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 23 juli 2019 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 2-3.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2020, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 23 juli 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina 3.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenverslag van 20 mei 2019 opgemaakt door [naam 1] , aios SEH, namens [naam 2] , SEH-arts KNMG, werkzaam bij het [ziekenhuis] , pagina 18-19.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van het ziekenhuisverblijf en de operatie betreffende de heer [slachtoffer] , opgemaakt op 28 mei 2020 door [naam 3] , arts-assistent heelkunde, mede namens [naam 4] , traumachirurg, werkzaam bij het [ziekenhuis] , pagina 14-15.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van het ziekenhuisverblijf en de operatie betreffende de heer [slachtoffer] , opgemaakt op 28 mei 2020 door [naam 3] , arts-assistent heelkunde, mede namens [naam 4] , traumachirurg, werkzaam bij het [ziekenhuis] .
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2022.
9.HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2208.