ECLI:NL:RBOVE:2020:1396

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
08-950036-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten in grootschalige btw-carrouselfraude met valsheid in geschrift en belastingfraude

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen meerdere verdachten die betrokken waren bij een grootschalige btw-carrouselfraude. De rechtbank heeft in totaal zes verdachten veroordeeld tot celstraffen van maximaal vijf en een half jaar. De verdachten zijn schuldig bevonden aan verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Eén verdachte is vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie. Daarnaast zijn twee bedrijven veroordeeld tot aanzienlijke geldboetes wegens witwassen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten betrokken waren bij een systeem van ploffer- en bufferbedrijven, waarbij goederen werden verhandeld zonder dat de verschuldigde btw werd afgedragen. Dit leidde tot aanzienlijke belastingverliezen voor de staat. De rechtbank heeft de rol van elke verdachte in het criminele netwerk beoordeeld en geconcludeerd dat zij op verschillende manieren bijdroegen aan de frauduleuze activiteiten. De rechtbank heeft ook de lange duur van de procedure en de schending van de redelijke termijn in aanmerking genomen bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-950036-15 (P)
Datum vonnis: 6 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .
Inhoudsopgave

1. Het onderzoek op de terechtzitting

2. De tenlastelegging

3. De voorvragen

3.1 Geldigheid van de dagvaarding
3.2 De overige voorvragen

4. De bewijsoverwegingen

4.1 Inleiding
4.2 Het standpunt van de officieren van justitie
4.3 Het standpunt van de verdediging
4.4 Het oordeel van de rechtbank
4.4.1 [bedrijf 2]
4.4.2 [bedrijf 1]
4.4.3 Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5
4.4.4 Ten aanzien van feit 5
4.4.4.1 Contacten met [bedrijf 3]
4.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
4.4.4.3 Aangetroffen usb-stick met Excel-bestand
4.4.4.4 Criminele organisatie
4.4.5 Ten aanzien van feit 3
4.4.6 Ten aanzien van feit 4
4.4.7 Ten aanzien van feit 1
4.4.8 Ten aanzien van feit 2
4.4.9 Opzet
4.4.10 Deelnemingsvormen
4.5 De bewezenverklaring

5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6. De strafbaarheid van verdachte

7. De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officieren van justitie
7.2 Het standpunt van de verdediging
7.3 De gronden voor een straf of maatregel
7.4 De inbeslaggenomen voorwerpen

8. De toegepaste wettelijke voorschriften

9. De beslissing

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
7 september 2015, 12 oktober 2015, 11 en 15 januari 2016, 31 oktober 2016, 4 november 2016, 11 september 2017, 23 april 2018, 3 en 10 december 2018, 7 en 13 februari 2019, 28 november 2019, 2 december 2019, 23 en 29 januari 2020, 11 en 13 februari 2020 en 24 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H. van Aardenne, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse facturen in die administratie op te nemen;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 1] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] BV valselijk heeft opgemaakt door valse facturen in die administratie op te nemen;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] BV door valse facturen in die administratie op te nemen;
2:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 1] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1] BV heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 1] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
3:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse facturen in die administratie op te nemen;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 2] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] BV valselijk heeft opgemaakt door valse facturen in die administratie op te nemen;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] BV door valse facturen in die administratie op te nemen;
4.
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 2] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] BV heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 2] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
5:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, het opzettelijk niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie, en bedrieglijke bankbreuk.
Voluit luidt de tenlastelegging dat:
1.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) de bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 4] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 5] , voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en) , althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) , zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
2.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 1] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand maart 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand september 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012, en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te Apeldoorn en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest,
immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
3.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage D-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage D-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen,
immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage D-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage D-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 te Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00 (bijlage D-225-22, pagina 11331), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39 (bijlage D-247-87, pagina 12159), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24 (bijlage D-247-39, pagina 12111), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00 (bijlage D-246-34, pagina 12068),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen,
immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) hij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en) , een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
4.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te Apeldoorn en/of Hazerswoude Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Amstelveen en/of Aalsmeer en/of Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest,
immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en) , waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Almere en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 3] BV en/of [bedrijf 9] B.V. en/of [bedrijf 10] B.V. en/of [bedrijf 11] B.V. en/of [bedrijf 12] en/of [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 14] B.V. en/of [bedrijf 15] B.V. en/of [bedrijf 16] en/of [bedrijf 17] B.V. en/of [bedrijf 18] B.V. en/of [bedrijf 19] B.V. en/of een/of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en/of
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangifte(n) omzetbelasting, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven (BTW-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding - partiële nietigheid
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder feiten 1 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door ‘
een groot aantal’valse facturen in die administratie op te nemen ‘
waaronder onder meer’,waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke facturen volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere facturen dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
‘een groot aantal….waaronder onder meer’onder feiten 1 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [bedrijf 9] BV, [bedrijf 10] BV, [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 14] BV en [bedrijf 20] BV. Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. [2] In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [bedrijf 9] BV, [bedrijf 10] BV, [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 14] BV, [bedrijf 20] BV en [bedrijf 21] BV. De eenmanszaken [bedrijf 12] ( [directeur 1] ) en [bedrijf 22] ( [directeur 2] ) werden als vermoedelijke buffers aangemerkt. [3]
[bedrijf 1] en [bedrijf 2]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer- en bufferbedrijven. [4] De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 2] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. [5] Uit het onderzoek bleek dat [bedrijf 2] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [6] [bedrijf 1] was een groothandel in computeronderdelen. [7] Op basis van de bevindingen rond [bedrijf 2] en [bedrijf 1] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [bedrijf 2] en [bedrijf 1] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. [8]
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [betalingsplatform 1] (hierna: [betalingsplatform 1] ) en [betalingsplatform 2] . (hierna: [betalingsplatform 2] ) werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude. De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken. [9]
De betalingsplatforms maakten gebruik van bankrekeningen in het buitenland waarbij over één bankrekening de transacties van meerdere bedrijven plaatsvinden. Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. [10]
De rollen van de verdachten
In het onderhavige dossier zijn de bijdragen die de verdachte natuurlijke personen zouden hebben geleverd bij het plegen van btw-carrouselfraude ingedeeld aan de hand van verschillende rollen met daarbij een globale beschrijving van de bijdragen die zouden zijn geleverd.
Deze rollen zijn de volgende.
Katvangers: formele bestuurders en leidinggevenden van de BV’s of eenmanszaken die fungeren als ploffer- en bufferbedrijven, terwijl in werkelijkheid anderen de zeggenschap hebben over die ondernemingen en/of aan die ondernemingen feitelijke leiding geven.
Systeembouwer: een ‘systeembouwer’ levert bedrijven aan die als ploffer en/of buffer kunnen worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. De systeembouwer zorgt tevens voor een snelle vervanging van een niet meer bruikbare onderneming en voor aansturing van katvangers.
Coördinator van goederen- en facturenstromen: deze persoon speelt een actieve rol in de coördinatie van goederen- en factuurstromen en betalingen en/of is aanspreekpunt voor logistieke dienstverleners.
Beheerder van betalingsplatforms: een beheerder van betalingsplatforms stuurt ondernemingen, betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe hebben de officieren van justitie gesteld dat uit het dossier blijkt dat verdachte niet alleen op de hoogte was van het frauduleuze handelen binnen [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , maar dat hij ook bewust en actief daaraan heeft meegewerkt: bij [bedrijf 2] in de hoedanigheid van feitelijke leidinggevende. Bij [bedrijf 1] heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen actief deelgenomen aan het frauduleuze handelen.
In het bijzonder hebben de officieren verwezen naar de verklaringen van verdachte bij de FIOD en ter terechtzitting, een door verdachte opgesteld Excel-bestand waarin de goederenstromen worden weergegeven, en diverse skypegesprekken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de raadsman gesteld dat de facturen niet vals zijn. Ten aanzien van de feiten 3 en 4, welke feiten betrekking hebben op [bedrijf 2] , heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om toe te zien op de tenlastegelegde gedragingen, zodat van feitelijke leidinggeven geen sprake kan zijn. Verdachte had evenmin een taak in de uitvoering van de administratieve werkzaamheden of het opmaken en indienen van de aangiften omzetbelasting en had geen bijdrage van voldoende gewicht, zodat ook van medeplegen geen sprake kan zijn.
Binnen [bedrijf 1] had verdachte op geen enkele manier zeggenschap over wat er gebeurde bij [bedrijf 1] . Verdachte was evenmin betrokken bij de administratie van [bedrijf 1] en was niet betrokken bij het doen van aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] . Van feitelijke leidinggeven dan wel medeplegen voor wat betreft de feiten 1 en 2 is zodoende geen sprake, aldus de verdediging.
Ten slotte heeft de verdediging gesteld dat het verwijt dat verdachte onder feit 5 wordt gemaakt, te weten deelneming aan een criminele organisatie, feitelijk neerkomt op een herhaling van de voorgaande vier feiten en dus in zoverre weinig toevoegt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1
[bedrijf 2]
werd op 19 januari 2010 opgericht. [11] De activiteiten bestaan uit groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen; import en export van witgoed, groene energie.
Vestigingsadressen waren achtereenvolgens:
 [adres 2] , met ingang van 28 december 2010;
 [adres 3] , met ingang van 1 maart 2011;
 [adres 3] , met ingang van 4 juli 2012 (datum overname door [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ));
Het bezoekadres is: [adres 4] .
Aandeelhouders van [bedrijf 2] waren/zijn:
 [bedrijf 23] van 19 januari 2010 tot 28 december 2010;
 Stichting [stichting bedrijf 2] (hierna: [stichting bedrijf 2] ) van
28 december 2010 tot 15 februari 2011;
 [bedrijf 24] BV (hierna: [bedrijf 24] ), [adres 3] , van
15 februari 2011 tot 19 december 2011;
 [bedrijf 1] met ingang van 4 juli 2012.
Bestuurders van [bedrijf 2] waren/zijn:
 Verdachte door middel van [bedrijf 23] van 19 januari 2010 tot en met 28 december 2010;
 [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) door middel van [stichting bedrijf 2] van 28 december 2010 tot 15 februari 2011;
 Medeverdachte [medeverdachte 2] door middel van [bedrijf 24] van 15 februari 2011 tot 19 december 2011;
 Medeverdachte [medeverdachte 3] door middel van [stichting bedrijf 2] van 19 december 2011 tot 4 juli 2012 [12] ;
 [bedrijf 24] , vanaf 4 juli 2012 en op dezelfde datum uit functie getreden;
 Medeverdachte [medeverdachte 1] door middel van [bedrijf 1] Holding vanaf 4 juli 2012.
Verdachte was tot 28 december 2010 door middel van [bedrijf 23] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . Hij hield zich bezig met zowel de inkoop als verkoop van goederen. [13]
In de periode van 28 december 2010 tot 15 februari 2011 is [bestuurder] , een vriend van medeverdachte [medeverdachte 3] , tijdelijk bestuurder van [bedrijf 2] geweest. Bij de gesprekken over de overname waren verdachte, [bestuurder] en [medeverdachte 3] aanwezig. [bestuurder] werd eerst bestuurder, zodat [medeverdachte 3] zeker wist dat er geen spreekwoordelijke lijken uit de kast kwamen. [14] [medeverdachte 3] wist toen al dat hij [bedrijf 2] weer van [bestuurder] zou gaan overnemen. [15] Bij de overname door [bestuurder] kreeg verdachte de garantie dat hij bij [bedrijf 2] kon blijven werken. [16]
Verdachte was sinds 2011 (de enige) werknemer van [bedrijf 2] . [17] Facturen ten behoeve van [bedrijf 2] werden aan verdachte gericht. [18] Tijdens het onderzoek van de FIOD kwam verdachte als aanspreekpunt van [bedrijf 2] naar voren.
Vanaf de overname door [bestuurder] deed [bedrijf 24] BV (hierna: [bedrijf 24] ), eveneens een bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 3] [19] [20] dat ook was gevestigd in het kantoor aan de [adres 3] , de administratie voor onder meer [bedrijf 2] .
Over de rol van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] binnen [bedrijf 2] , voorafgaand aan de overname door [bedrijf 1] , hebben diverse getuigen verklaard.
Zo heeft [medewerker 1] , administratief medewerker bij [bedrijf 24] , verklaard dat verdachte zich reeds vóór de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] bezighield met de handel van [bedrijf 2] , de betalingen en de vrijgave van de goederen. [medewerker 1] moest de orderbevestigingen, de facturatie en de btw-checks doen en had over [bedrijf 2] vrijwel altijd overleg met [verdachte] , meestal via de e-mail. [medewerker 1] verzond de pro forma facturen naar de leverancier of de afnemer en als [verdachte] liet weten dat betaald was, kon definitief gefactureerd kon worden. [21] Goederen werden bijna altijd meteen doorverkocht. [22]
Namen van nieuwe leveranciers en alle stukken kreeg hij van [verdachte] aangeleverd. In de periode vóór de overname kreeg hij dan een companysheet, de gegevens van de Kamer van Koophandel en een paspoort aangeleverd. [23]
Tot de overname door [bedrijf 1] was het [medeverdachte 3] , die alle betalingen deed van [bedrijf 2] en aan wie [medewerker 1] verantwoording verschuldigd was. Maar als er iets niet klopte, moest [medewerker 1] naar [verdachte] . De concept-belastingaangiften gingen voor de overname eerst naar [medeverdachte 3] , hij gaf het akkoord.
[medewerker 2] , administratief medewerker bij [bedrijf 24] en schoonvader van medeverdachte [medeverdachte 3] [24] , heeft verklaard dat [medeverdachte 3] iedereen aanstuurde. [25] [bedrijf 2] was van [medeverdachte 3] en [verdachte] werkte ook voor [bedrijf 2] . Zowel [medeverdachte 3] als [verdachte] hield zich bezig met de in- en verkopen van [bedrijf 2] . [medeverdachte 3] deed alle betalingen van de bedrijven waaronder die van [bedrijf 2] . [26] [verdachte] deed eerst geen betalingen van [bedrijf 2] . Bij [bedrijf 2] werd alles meteen verkocht. [medewerker 2] zag in de boekhouding regelmatig dat de verkoop al was gerealiseerd nog voordat de inkoop was gedaan. Op een gegeven moment was dat binnen [bedrijf 2] gebruikelijk. [27]
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij bedrijven kreeg aangeleverd via [medeverdachte 3] of dat deze bedrijven zich spontaan meldden via de mail. [bestuurder] was op papier de directeur, maar feitelijk was [medeverdachte 3] bepalend. [28] Verdachte viel na de overname door [medeverdachte 3] onder zijn verantwoordelijkheid. Verdachte mocht vrij onderhandelen met bedrijven aan de inkoopkant en de verkoopkant, maar hij moest hierover wel overleggen met [medeverdachte 3] . [29] [medeverdachte 3] kwam onder andere met het bedrijf [bedrijf 7] / [bedrijf 6] en zei dat met dat bedrijf zaken moesten worden gedaan. Verdachte heeft toen de heer [medewerker 3] van [bedrijf 7] ontmoet en [medeverdachte 3] was daarbij. [30] Vervolgens kwamen er meer bedrijven die zich uit zichzelf aanmeldden, dan wel via [medeverdachte 3] . Als verdachte het dan kon regelen, gingen de transacties door. Als zich een nieuw bedrijf aanmeldde, overlegde verdachte met [medeverdachte 3] . Als [medeverdachte 3] vervolgens zei dat zaken zouden worden gedaan, zoals bijvoorbeeld met [bedrijf 12] , dan gebeurde dat. [31]
Ter terechtzitting heeft verdachte nog aanvullend verklaard dat hij weliswaar contact heeft gehad met buitenlandse leveranciers, maar dat dat alleen was om de aanbiedingen en prijzen van die leveranciers te vergelijken. Die informatie gaf hij door aan [medeverdachte 3] . Bij de handel met [bedrijf 6] BV (hierna: [bedrijf 6] ) en [bedrijf 7] BV had verdachte wel enige vermoedens dat het niet helemaal goed zat, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. [32] Soms had hij ook wel vraagtekens bij een klant, zoals bij de heer [klant] van [bedrijf 25] BV. [33]
[verdachte] heeft verklaard dat hij weliswaar voor [bedrijf 2] werkzaam was, maar dat hij niet de feitelijke leidinggevende was; hij deed slechts wat hem werd opgedragen. Eerst door [medeverdachte 3] , later door [medeverdachte 1] . [34]
Ook na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] is verdachte werknemer van [bedrijf 2] gebleven. Over de rol van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] binnen [bedrijf 2] , na de overname door [bedrijf 1] , zijn diverse verklaringen afgelegd.
[medewerker 1] heeft verklaard dat verdachte na de overname op het kantoor van [bedrijf 1] te [plaats 1] ging werken. [35] [verdachte] kon meer zelf gaan bepalen, aldus [medewerker 1] , want [medeverdachte 1] stuurde minder strak aan dan [medeverdachte 3] dat deed. [36] Sinds de overname hoefde [medewerker 1] , in het geval van nieuwe leveranciers, nog slechts de btw-nummers en de nummers van de Kamer van Koophandel te checken. Toen [medewerker 1] [medeverdachte 1] eens benaderde, zei [medeverdachte 1] : ‘Daarvoor moet je naar [verdachte] ’. [37]
[medewerker 1] bleef voor [bedrijf 2] werken, maar in het kantoor te [plaats 2] en [verdachte] kwam toen nog af en toe naar [plaats 2] . [medewerker 1] bleef de in- en verkoopfacturen opmaken, maar hij deed niets uit zichzelf; alle gegevens betreffende [bedrijf 2] ontving hij van [verdachte] . Voor [medewerker 1] bleef [verdachte] zijn aanspreekpunt voor [bedrijf 2] , niet [medeverdachte 1] . [38] De aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] over de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 2013 werden door zijn collega [medewerker 2] , in samenspraak met [medewerker 1] , digitaal ingediend. [medewerker 2] ging af en toe naar [plaats 1] . Voor de overname was het [medeverdachte 3] , na de overname [medeverdachte 1] die het akkoord moest geven voor het indienen van de aangiften omzetbelasting. [39]
[medewerker 2] heeft verklaard dat hij na de overname de administratie bleef doen voor [bedrijf 2] . De administratie werd steeds onoverzichtelijker. [verdachte] deed nadat [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] was verkocht, wel betalingen. [medewerker 2] zag telkens betalingen, terwijl daar geen facturen voor waren. [medewerker 2] kaartte dat aan en ging vervolgens eens in de twee weken naar [plaats 1] om die posten te bespreken. [40] Toen [medeverdachte 3] naar [land 1] was vertrokken, kwam hij nog wel regelmatig terug om betalingen te verrichten. [medeverdachte 3] stuurde toen nog op afstand aan; hij had dan telkens contact met [medewerker 1] . [41] [medewerker 2] besprak de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] met [verdachte] , maar het kan kloppen dat hij de concepten via de e-mail naar [medeverdachte 1] stuurde en dat [medeverdachte 1] ervan op de hoogte was van wat moest worden betaald of teruggevraagd, aldus Boer. [42]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in juli 2012 de aandelen van [bedrijf 2] van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft overgenomen. [43] [medeverdachte 1] nam [bedrijf 2] over om meer met de Nederlandse markt te kunnen doen; [verdachte] zou zich daar op gaan richten. [medeverdachte 1] heeft een aanbetaling gedaan van € 25.000,-- in verband met de koopsom voor [bedrijf 2] en de rest zou uit de winst van [bedrijf 2] worden betaald. Na de overname droeg [bedrijf 1] een deel van haar klanten aan [bedrijf 2] over; de omzet van [bedrijf 2] steeg ten koste van de omzet van [bedrijf 1] . [44] [medeverdachte 3] vertrok naar [land 1] . [45] Bij de overname was een van de voorwaarden dat [verdachte] , medewerker bij [bedrijf 2] , zou worden meegenomen. [verdachte] bleef dan ook voor [bedrijf 2] werken. [46]
In verband met het restant van de koopsom stuurde [medeverdachte 3] facturen. Het bedrag op de facturen was afhankelijk van de winst van [bedrijf 2] . [47] [medeverdachte 3] had na de overname, met toestemming van [medeverdachte 1] , nog inzage in de boeken van [bedrijf 2] en hij ontving maandelijks de cijfers. [48] De administratie van [bedrijf 2] werd, ondanks de overname vanaf juli 2012, nog altijd door [bedrijf 24] gedaan, een bedrijf van [medeverdachte 3] . Als [medeverdachte 3] de administratie wilde inzien, dan regelde [medewerker 1] dat. [verdachte] en [medeverdachte 1] leverden bij [bedrijf 24] de administratie aan en [bedrijf 24] stuurde facturen voor het verzorgen van de administratie. [49] Contractueel was vastgelegd dat [bedrijf 24] de administratie zou blijven doen zolang de koopsom niet volledig was betaald. [medeverdachte 3] factureerde aan [bedrijf 2] maandelijks de helft van het resultaat van [bedrijf 2] in verband met de kosten van de overname. [50] [medeverdachte 1] besprak, waar het [bedrijf 2] betrof, veel met [verdachte] . [51]
Rond de overname had [bedrijf 2] een aantal vaste leveranciers en klanten. [medeverdachte 1] kende ze niet allemaal, maar hij nam aan dat [verdachte] ze kende. [52] [medeverdachte 1] heeft het klantenbestand van [bedrijf 2] verder uitgebouwd. [53]
Verdachte heeft verklaard dat hij na de overname aan [medeverdachte 1] verantwoording verschuldigd was. [medeverdachte 3] meldde zich toen nog wel omdat hij telkens geld moest hebben, vanwege een earn-outcontract. [54] [medeverdachte 3] had inzage in de resultaten en wilde elke maand geld hebben. [55] Direct na de overname deed [medeverdachte 1] de betalingen en vervolgens, vanaf augustus/september 2012 ging [verdachte] de betalingen doen. [56]
4.4.2
[bedrijf 1]
werd opgericht op 3 mei 2004 met de statutaire naam [bedrijf 1] BV. [57] Op 3 januari 2007 werd die naam gewijzigd in [bedrijf 1] . Het bezoekadres is [adres 4] . De activiteiten van [bedrijf 1] bestaan uit groothandel in computers, randapparatuur en software; handel in en het leveren van computeronderdelen.
Bestuurder van [bedrijf 1] is sinds 22 november 2006 medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is vanaf 27 maart 2009, via [bedrijf 1] , ook aandeelhouder van [bedrijf 1] . Door de overname van [bedrijf 2] op 4 juli 2012 werd [medeverdachte 1] door middel van [bedrijf 1] tevens aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] .
Met ingang van 24 december 2013 is [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard. [58]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [bedrijf 1] zich richtte op intracommunautaire transacties en handel binnen Europa. [59]
4.4.3
Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5
Tijdens het onderzoek van de FIOD hebben in mei 2013 doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , het pand van logistiek dienstverlener [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) te [plaats 3] [60] , een kantoor van een accountant van [bedrijf 2] , het kantoor van medeverdachte [medeverdachte 3] aan de [adres 3] , het kantoor van medeverdachte [medeverdachte 5] [61] alsook in andere bedrijfspanden en kantoren en in de woningen en verblijfsadressen van verdachte en andere medeverdachten.
Tijdens deze doorzoekingen is een grote hoeveelheid aan hardware als laptops, mobiele telefoons, iPads en usb-sticks in beslag genomen alsook (digitale en fysieke) administratieve gegevens als orderbevestigingen en in- en verkoopfacturen van [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en overige betrokken ondernemingen, waaronder [bedrijf 3] .
De FIOD heeft aan de hand van die in- en verkoopfacturen, bank- en transportgegevens en overige administratie overzichten gemaakt van goederenbewegingen en facturenstromen en de bij de goederenstromen betrokken ondernemingen en dit alles vastgelegd in processen-verbaal van ambtshandelingen met schematische overzichten als Excel-bestanden. [62]
Daarnaast zijn computers en andere digitale gegevensdragers uitgelezen, waarbij onder meer aangetroffen skypegesprekken zijn uitgelezen. [63] De inhoud van aangetroffen skypegesprekken komt later in dit vonnis aan de orde.
Tijdens het onderzoek heeft de Belastingdienst overzichten gemaakt waarin is weergegeven welke bedrijven binnen ketens van samenwerkende ondernemingen als ploffer- of als bufferbedrijf zijn gebruikt door [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] voor het plegen van btw-carrouselfraude. [64]
Uit genoemde overzichten blijkt dat [bedrijf 2] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 telkens heeft ingekocht bij Nederlandse bedrijven die - gedurende perioden van niet meer dan enkele maanden - als bufferbedrijf hebben gefungeerd, te weten bij [bedrijf 26] , [bedrijf 1] , [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV (hierna: [bedrijf 8] ) , [bedrijf 22] , [bedrijf 12] , [bedrijf 15] BV, [bedrijf 27] BV, [bedrijf 28] , [bedrijf 29] BV, [bedrijf 25] BV, en [bedrijf 16] .
[bedrijf 1] heeft in 2011 ingekocht bij zowel buitenlandse ondernemingen als Nederlandse ondernemingen die als ploffer- en/of bufferbedrijf fungeerden, te weten de bedrijven [bedrijf 31] BV, [bedrijf 32] BV ( [bedrijf 4] ), [bedrijf 10] BV, [bedrijf 33] BV, [bedrijf 17] BV ( [bedrijf 5] ), [bedrijf 7] BV en [bedrijf 2] . [65]
In 2012 en 2013 heeft [bedrijf 1] ingekocht bij buitenlandse ondernemingen, bij [bedrijf 2] en, incidenteel, bij [bedrijf 34] BV.
De inkoopprijzen voor de leveringen van de buitenlandse ondernemingen waren steeds aanzienlijk hoger dan de inkoopprijzen van de binnenlandse ondernemingen.
De ondernemingen waar [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 mee hebben gehandeld kwamen en gingen. Daarnaast was sprake van de volgende kenmerken van btw-carrouselfraude: [66]
 rondgaande goederenstromen ( [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] werden in een relatief kort tijdsbestek meermalen eigenaar van dezelfde goederen);
 de (tussenliggende) ploffer- en bufferbedrijven hadden geen economisch toegevoegde waarde;
 binnen de ketens van samenwerkende ondernemingen was telkens een prijsval te zien;
 er was sprake van onzakelijke verkoopprijzen, boven de minimumconsumentenprijs.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft ten aanzien van een groot deel van de hiervoor genoemde vennootschappen verklaard dat hij de bedrijfsgegevens daarvan heeft overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte 8] , zodat met die bedrijven kon worden gehandeld. [67] [medeverdachte 5] heeft in het bijzonder verklaard dat hij de bedrijfsgegevens van in elk geval de volgende ondernemingen aan [medeverdachte 8] heeft verstrekt: [68] [bedrijf 9] BV (hierna: [bedrijf 9] ), [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] ), [bedrijf 17] BV, [bedrijf 13] BV (hierna: [bedrijf 13] BV), [bedrijf 11] BV (hierna: [bedrijf 11] ) , [bedrijf 21] BV (hierna : [bedrijf 21] ), [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ), [bedrijf 20] BV, [bedrijf 19] BV (hierna: [bedrijf 19] ), [bedrijf 35] BV, [bedrijf 18] BV, [bedrijf 36] BV, [bedrijf 37] , [bedrijf 22] , [bedrijf 12] , [bedrijf 15] BV (hierna: [bedrijf 15] ), [bedrijf 38] en [bedrijf 39]
De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 5] met betrekking tot het overdragen van bedrijfsgegevens aan [medeverdachte 8] acht de rechtbank, betrouwbaar, nu deze - onder meer - steun vinden in verklaringen van medeverdachten. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 9] tegenover de FIOD verklaard in 2012 gedurende ongeveer een half jaar chauffeur te zijn geweest voor [medeverdachte 5] en met [medeverdachte 5] veel naar [plaats 2] en [plaats 4] te zijn gereden als [medeverdachte 5] bedrijfsgegevens en/of bankafschriften wilde verstrekken aan [medeverdachte 8] [69] . Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft onder meer verklaard dat hij zich op initiatief van [medeverdachte 5] voor veel van genoemde bedrijven als bestuurder heeft laten aanstellen, vaak via een stichting. [70]
De verklaringen van [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] vinden voorts steun in verklaringen van anderen die zich als formeel - middellijk dan wel onmiddellijk - bestuurder hebben laten aanstellen en als katvanger hebben gefunctioneerd. Verschillende van hen hebben verklaard dat [medeverdachte 5] hen had verteld dat een ander met de vennootschap, waar zij bestuurder van werden, zou gaan handelen. [71]
De bestuurders van de bedrijven die voorafgaand aan leveringen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] betrokken waren bij de handel, bleken zelf geen beschikkingsmacht te hebben gehad over de gefactureerde goederen.
4.4.4
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt vast dat verdachte met diverse medeverdachten contacten heeft onderhouden, onder meer via Skype. Uit die communicatie, in samenhang met administratieve gegevens met betrekking tot de goederen - en geldstromen en facturen blijkt dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan het handelen in het kader van de btw-carrouselfraude. Door toedoen van verdachte, in samenwerking met medeverdachten, hebben [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] immers partijen goederen, die bij buitenlandse ondernemingen werden ingekocht, bewust niet rechtstreeks van die buitenlandse ondernemingen afgenomen, maar via tussengeschoven ondernemingen (ploffer- en bufferbedrijven), waardoor op grote schaal fraude met omzetbelasting is gepleegd.
In paragrafen 4.4.5 en 4.4.7 worden de ten laste gelegde goederenstromen en facturen nader uitgewerkt.
4.4.4.1 Contacten met [bedrijf 3]
[bedrijf 2] en [bedrijf 1] hebben in de ten laste gelegde periode voor opslag en doorvoer van goederen gebruik gemaakt van de diensten van logistiek dienstverlener [bedrijf 3] . Directeur van dit bedrijf in de ten laste gelegde periode was [directeur 3] . [72]
Uit onderzoek naar het handelen van [bedrijf 3] is gebleken dat de goederenpartijen met regelmaat, nog vóórdat deze door de eigenaar waren vrijgegeven, het magazijn van [bedrijf 3] hadden verlaten, dat tijdlijnen werden aangepast om dossiers kloppend te krijgen en dat vaak dezelfde partijen binnen korte tijd terug waren bij [bedrijf 3] . [73]
Uit een overzicht van goederenbewegingen waar [bedrijf 3] bij betrokken was, is gebleken dat de eigendom van goederenpartijen vaak in zeer korte tijd overging. [74] Goederenpartijen werden soms op de dag van binnenkomst al verplaatst naar een buitenlandse onderneming. Meer dan eens kwamen partijen goederen weer terug bij [bedrijf 3] , kort nadat ze aan een buitenlands bedrijf waren geleverd. [75]
Uit aangetroffen skypeberichten, in beslag genomen onder [bedrijf 3] [76] , is gebleken dat [directeur 3] contact onderhield met verdachte ( [bedrijf 2] ) en [medeverdachte 1] ( [bedrijf 1] ) over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. Zo is gebleken dat op 14 december 2011 een skypegesprek heeft plaatsgevonden tussen [bedrijf 3] en verdachte [77] ( [verdachte] ; skypenaam [skypenaam 1] ). [78] Verdachte informeert bij [bedrijf 3] : ‘Klopt ‘t, dat er 749 afgeleverd zijn ?’ En na het bevestigende antwoord van [bedrijf 3] schrijft verdachte: ‘ok top’. In een vervolg op dit gesprek, op 15 december 2011, vraagt verdachte aan [bedrijf 3] : ‘Zou je de 749 en 1000 pcs aan [bedrijf 40] willen alloceren ?’
Ten aanzien van de genoemde goederen zijn bij de in beslag genomen administratie van [bedrijf 3] gegevens aangetroffen (dossiers [dossiernummer 1] en [dossiernummer 2] ) waaruit is gebleken dat op 14 december 2011 een partij van 749 stuks PS3 320 GB en een partij van 1000 stuks PS3
320GB zijn binnengekomen bij [bedrijf 3] die afkomstig waren van [bedrijf 41] . [79] Deze partijen zijn nog dezelfde dag, respectievelijk een dag later, aan [bedrijf 42] vrijgegeven en vervolgens een dag later aan [bedrijf 13] BV, [bedrijf 7] BV en vervolgens [bedrijf 2] en een paar dagen later, op 19 december 2011, aan [bedrijf 40] en [bedrijf 43] . Deze goederen werden door [bedrijf 42] vrijgegeven op 22 december 2011, maar gingen reeds op 19 december 2011 weg bij [bedrijf 2] , via [bedrijf 3] , richting het buitenland. Op het moment van de vrijgave door [bedrijf 42] waren de goederen inmiddels al zes schakels verder. Verdachte was dus al op de hoogte van en had contact met [directeur 3] over deze partijen goederen, terwijl de goederen nog geen eigendom van [bedrijf 2] waren. Uit de skypeberichten blijkt dat verdachte vaker contact heeft gehad met [directeur 3] over de handel en goederenstromen van en naar het buitenland. [80]
[directeur 3] sprak [verdachte] ook aan over betalingen van bedrijven die aan [bedrijf 2] zouden leveren, zo is gebleken uit de inhoud van andere skypeberichten tussen [bedrijf 3] en verdachte - onder de skypenaam [skypenaam 2] (displayname [verdachte] ). [81]
Getuige [getuige] , medewerker bij [bedrijf 3] van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, heeft verklaard dat hij zich bezighield met het aannemen van boekingen, releases en instructies voor de loods bij splitsing van partijen. [82] Zowel [directeur 3] als [getuige] hadden telefonisch en per e-mail contact met de klanten; [directeur 3] ook via Skype. [directeur 3] deed de facturatie en betalingen.
Nieuwe ‘elektronica-klanten’ kwamen aanwaaien, aldus [getuige] , via [verdachte] en [medeverdachte 1] . [getuige] wist dat, omdat [verdachte] en [medeverdachte 1] van te voren opbelden met het bericht dat er een nieuwe klant kwam. [83] [getuige] zag nooit de personen achter de ondernemingen die aan [bedrijf 2] leverden; zij werden aangemeld via Gmail of Hotmail. Met [directeur 3] had hij het er weleens over gehad dat [verdachte] net zo goed zelf achter deze mailaccounts kon zitten want personen hadden ze nooit gezien. [84] Gegevens en referenties werden per e-mail uitgewisseld en als referentie werd vaak [bedrijf 2] of [bedrijf 1] opgegeven en dan was er tussen [directeur 3] en [verdachte] of [medeverdachte 1] contact over de klant. De ondernemingen wisselden snel en er was vaak een probleem met betalingen, aldus [getuige] . [directeur 3] sprak [verdachte] ook aan op de betalingen van de ondernemingen die aan [bedrijf 2] leverden. Het kwam voor dat partijen al weg waren bij [bedrijf 3] nog voordat de goederen waren vrijgegeven. In zo’n geval had [verdachte] overleg met [directeur 3] . De eigendom van zo’n goederenpartij lag dan bij een schakel vóór [bedrijf 2] . Veel ondernemingen bestonden maar even en verdwenen dan weer. [directeur 3] probeerde dan nog betalingen te krijgen via [verdachte] of [medeverdachte 1] , aldus [getuige] . [85]
[verdachte] heeft verklaard dat voorwaarde voor het doen van zaken was, dat goederen voor [bedrijf 2] bij [bedrijf 3] werden ondergebracht. [86] [directeur 3] was daar zijn contactpersoon. [87] Vanuit [bedrijf 3] werd direct doorverkocht; de goederen lagen meestal maar een paar uurtjes in de opslag. Meestal had verdachte per mail of telefonisch contact met [bedrijf 3] , maar hij had ook skypecontact met [directeur 3] . [88]
4.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
Uit het dossier is gebleken dat verdachte in de ten laste gelegde periode herhaaldelijk contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 3] , zijn werkgever vanuit wiens kantoorpand aan de [adres 3] verdachte werkte tot de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] . [89] Ook [medeverdachte 5] kwam aan het pand van de [adres 3] . [90] Volgens [medewerker 1] besprak [medeverdachte 5] dan het een en ander met [medeverdachte 3] en verdachte, alsook met [medeverdachte 2] . [91] [92] Ook medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 4] waren geregeld aanwezig in het pand aan de [adres 3] . [93]
Daarnaast had verdachte, zowel voor als na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] , contact met medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en [verdachte] kenden elkaar al van voor de overname door [bedrijf 1] in juli 2012. [medeverdachte 1] en verdachte voerden overleg over [bedrijf 2] op het kantoor aan de [adres 3] , aldus [medewerker 1] . [94]
Ook uit de data in de tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in beslag genomen iPhone, met de naam ‘iPhone van [verdachte] ’ en iPad [95] blijkt dat verdachte contacten onderhield met diverse medeverdachten. Zo blijkt uit de iPhone van skypecontacten tussen verdachte onder de skypenaam [skypenaam 3] [96] met de gebruikers van de nicknames ‘ [nickname 1] ’ en ‘de- [nickname 2] ’. Verdachte heeft verklaard dat de personen achter ‘ [nickname 1] ’ en ‘de- [nickname 2] ’ zijn: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] [97] en ook verdachte [medeverdachte 10] heeft verklaard [medeverdachte 3] te kennen onder de skypenamen: [medeverdachte 3] en ‘ [nickname 1] ’ [98] .
Zo zijn er bijvoorbeeld enkele skypegesprekken aangetroffen, gevoerd op 14 en 15 mei 2013, tussen verdachte [skypenaam 3] ) en de- [nickname 2] ( [medeverdachte 8] ), die kennelijk verband hielden met goederenstromen rond twee partijen goederen: een partij van 2475 stuks ‘HDD Seagate’ [99] en nóg een partij van 2000 stuks Seagate. [100] Verdachte en de- [nickname 2] ( [medeverdachte 8] ) skypen op genoemde data naar elkaar berichten als ‘Atlm betaald !’( [medeverdachte 8] ), ‘Ok Thnx’ (verdachte), ‘Nog meer betal vanmiddag ?’ ( [medeverdachte 8] ) ‘Vooralsnog niet’(verdachte), ‘Ok heb alles bij me voor geval’ ( [medeverdachte 8] ) ‘Is alleen account anders ?’(verdachte), ‘Dat is genoeg’( [medeverdachte 8] ), ‘181k betaald’ (verdachte), ‘Is dat geld er al ?’(verdachte).
Verder stonden op de iPhone van verdachte skypecontacten van de buitenlandse bedrijven [bedrijf 44] , [bedrijf 45] , [bedrijf 46] en [bedrijf 42] onder skypenamen als ‘ [skypenaam 4] ’, ‘ [skypenaam 5] ’, en ‘ [skypenaam 6] ’, terwijl [bedrijf 2] volgens haar boekhouding niet inkoopt bij buitenlandse bedrijven en ook niet aan buitenlandse bedrijven verkoopt.
Ook het skypecontact ‘ [skypenaam 10] ’ alias [skypenaam 10] stond in de iPhone. ‘ [betalingsplatform 2] ’ is een andere naam voor het betalingsplatform [betalingsplatform 2] . [101] Tijdens het onderzoek kwam naar voren dat, vermoedelijk via [betalingsplatform 2] , financieel voordeel werd afgeroomd dat werd genoten door het niet afdragen van omzetbelasting door ploffers.
4.4.4.3 Aangetroffen usb-stick met Excel-bestand
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is een rode usb-Stick (Emtec 4G B) in beslag genomen. [102] [103] Op de usb-stick is een Excel-bestand aangetroffen met de volgende ‘documenteigenschappen’ [104] :
Author: [verdachte]
Last saved by: [verdachte] . [105]
Het Excel-bestand gaf een overzicht van dertien goederentransacties van [bedrijf 2] over de periode 1 tot 7 maart 2012. In het bestand waren in kolommen de data van goederentransacties opgenomen, met de aantallen goederen, een omschrijving van de goederen, de naam van en de prijs voor de buitenlandse leverancier, de naam van en de prijs voor het plofferbedrijf (in de vorm van initialen) en de naam van en prijs voor het bufferbedrijf (in de vorm van initialen). [106] In het Excel-bestand stonden de buitenlandse leveranciers aangeduid met nicknames als ‘ [nickname 3] ’, ‘ [nickname 4] ’ en ‘ [nickname 5] ’ en [nickname 6] ’. [107] De nickname ‘ [nickname 7] ’ stond ook op een - in de woning van verdachte - in beslag genomen iPhone. [108]
Zoals hiervoor beschreven gaf het Excel-bestand een overzicht van dertien goederentransacties met elektronica-goederen, die zich grotendeels in de eerste week van maart 2012 hebben afgespeeld, waaronder een goederentransactie met betrekking tot een partij van 600 stuks PS3 320GB [109] , een goederentransactie met betrekking tot een partij 340 stuks Apple iPhone 4S 16GB [110] en een goederentransactie met betrekking tot een partij 1320 stuks PS3 160GB. [111]
Met betrekking tot de usb-stick en genoemd Excel-bestand heeft verdachte verklaard dat hij gedurende een week op verzoek van [medeverdachte 3] prijsverschillen in de gaten heeft gehouden, maar dat hij vervolgens alleen handelde in opdracht van [medeverdachte 3] . Verdachte zag weliswaar de prijsverschillen en het prijsverval en hij besprak dit ook met [medeverdachte 3] , maar de verschillen werden ‘weggemoffeld’, aldus verdachte. [112]
Verdachte heeft verklaard dat hem wél is opgevallen dat bij een aanbod van een binnenlands bedrijf de prijs vaak lager lag en dat hij ook wel kritische vragen heeft gesteld, maar dat hem dat door [medeverdachte 3] werd afgeraden. Omdat hij graag zijn baan en salaris wilde behouden, hield hij maar zijn mond. [113]
4.4.4.4 Criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor en hierna heeft overwogen, kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had om btw-carrouselfraude mogelijk te maken. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband herhaaldelijk diverse misdrijven gepleegd. Zo werden facturen valselijk opgemaakt in verband met de schijntransacties, welke facturen in bedrijfsadministraties werden opgenomen. Aangiften omzetbelasting werden niet of onjuist gedaan en de ploffers en buffers voldeden niet aan de fiscale administratieverplichtingen. Door geen dan wel een valse administratie te voeren en gebruik te maken van katvangers, konden de ondernemingen na faillissement vervolgens niet voldoen aan de inlichtingen- en administratieplichten zodat er sprake was van bedrieglijke bankbreuk.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De systeembouwers binnen de carrousel waren verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] . Zij leverden bedrijven aan die als ploffer of buffer konden worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. [medeverdachte 8] kreeg zowel van [medeverdachte 5] als van derden de gegevens van de ondernemingen aangeleverd, welke ondernemingen vervolgens binnen de btw-carrousel werden gebruikt als ploffer en buffer. [medeverdachte 8] had een aansturende rol, op meer afstand van de katvangers dan [medeverdachte 5] .
[verdachte] hield zich bezig met de transacties van zowel ploffers en buffers als [bedrijf 2] . Hij was voor logistiek dienstverlener [bedrijf 3] het aanspreekpunt en coördineerde de goederen- en facturenstromen. Hoewel hij daarin werd aangestuurd door en de instructies opvolgde van medeverdachte [medeverdachte 3] , blijkt uit het navolgende dat hij in toenemende mate als zelfstandig en autonoom medewerker werkte. Tevens blijkt uit hetgeen hierna volgt wat zijn rol en betrokkenheid bij [bedrijf 1] inhield. [verdachte] onderhield daarnaast contacten met diverse medeverdachten, alsmede met buitenlandse ondernemingen die ook betrokken waren bij de carrouselfraude. [verdachte] had zicht op de goederenstromen en de daarbij behorende prijsval, zoals ook blijkt uit het door hem opgestelde Excel-bestand.
[medeverdachte 3] stuurde niet alleen [verdachte] aan binnen [bedrijf 2] , maar hij hield zich daarnaast ook actief bezig met de goederen- en facturenstromen.
[medeverdachte 1] hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [bedrijf 1] en vanaf 4 juli 2012 van [bedrijf 2] . Ook hij kan als coördinator van de goederen- en facturenstromen worden gekenmerkt.
Voor het verborgen blijven van de btw-carrousel was het gebruik van betalingsplatforms essentieel. Medeverdachte [medeverdachte 4] was beheerder van de betalingsplatforms [betalingsplatform 1] en [betalingsplatform 2] en daardoor in staat om de betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan te sturen en de leden van de criminele organisatie te voorzien van gelden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie. De rechtbank acht zodoende bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
4.4.5
Ten aanzien van feit 3
Onder feit 3 is verdachte ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de administratie van [bedrijf 2] door in die administratie valse facturen op te nemen. De rechtbank bespreekt hierna eerst de in de tenlastelegging genoemde facturen.
Verkoopfactuur van [bedrijf 6] van 5 april 2011 [114]
Niet betwist is dat de factuur van [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] van 5 april 2011 (factuurnummer [factuurnummer] ) in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] is verwerkt.
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze factuur wordt hierna in kaart gebracht.
Uit skypegesprekken blijkt dat verdachte, onder de skypenaam [skypenaam 7] (display name [bedrijf 2] BV) skypet met [directeur 4] , de directeur van [bedrijf 47] (hierna [bedrijf 47] ) [115] en daarbij zelf, rechtstreeks, zaken deed met [bedrijf 47] . [116] Op 8 april 2011 heeft verdachte met [directeur 4] geskypet over een partij van 600 stuks Sony PS3 160GB. [117] Verdachte vraagt in dat gesprek of de 600 stuks er al zijn, waarop [directeur 4] antwoordt dat die, voor zover hij weet, gisteren al zijn geleverd.
In het dossier van [bedrijf 3] werd met betrekking tot deze partij goederen in eerste instantie gesproken over 600 stuks PS3 160GB. Uit de met het gesprek samenhangende administratieve gegevens en facturen, die onder [bedrijf 3] en bedrijven als [bedrijf 47] , [bedrijf 6] en [bedrijf 4] in beslag zijn genomen blijkt dat het aantal van de partij, nadat deze was opgeslagen bij [bedrijf 3] , naar beneden werd bijgesteld van 600 naar 599. [118]
In de administratie van [bedrijf 3] (dossiernummer [dossiernummer 3] ) werd een transactie aangetroffen met betrekking tot 599 stuks Sony PS3 160GB. [119] Uit de gegevens is gebleken dat 599 stuks Sony PS3 geleverd werden door [bedrijf 48] , aan respectievelijk [bedrijf 47] , [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ), [bedrijf 6] , [bedrijf 2] , [bedrijf 40] en [bedrijf 43] [120] en op 7 april 2011 richting Nederland werden geleverd.
Uit de bij de hiervoor genoemde ondernemingen in beslag genomen administratie is gebleken dat:
- [bedrijf 48] 599 Sony PS3 160GB heeft gefactureerd aan [bedrijf 47] voor € 136.572,-- (zonder btw); € 228,-- per stuk; [121]
- [bedrijf 47] 599 stuks Sony PS3 160GB heeft gefactureerd aan [bedrijf 4] BV voor
€ 138.968,-- (zonder btw), dus € 232,-- per stuk; [122]
- [bedrijf 4] BV op 5 april 2011 599 stuks Sony PS3 160GB aan [bedrijf 6] heeft gefactureerd voor € 144.344,03 inclusief btw, dus € 202,50 per stuk [123] .
[bedrijf 4] heeft de goederen dus voor € 232,-- ingekocht en voor € 202,50 per stuk verkocht. De verkoopprijs bedroeg daarmee 87,28% van de inkoopprijs. Deze prijsval is als onzakelijk aan te merken. Het bedrijf [bedrijf 4] BV heeft in de keten als ploffer gefungeerd en [bedrijf 6] als buffer. [124]
Volgens de factuur van [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] van 5 april 2011 (factuurnummer [factuurnummer] ), heeft [bedrijf 6] 600 stuks Sony PS3 160GB aan [bedrijf 2] verkocht voor € 146.013,50 inclusief btw [125] , dus € 204,50 per stuk. Uit de creditfactuur van [bedrijf 6] gericht aan [bedrijf 2] volgt dat het aantal van 600 naar 599 is bijgesteld.
In de administratie van [bedrijf 2] werd tevens een verkoopfactuur aangetroffen van 12 april 2011, gericht aan [bedrijf 40] Interactive, voor € 150.046,51, waarop staat vermeld dat [bedrijf 2] een partij van 599 stuks Sony PS3 160GB aan [bedrijf 40] Interactive heeft verkocht voor € 210,50 per stuk. [126]
Verkoopfactuur van [bedrijf 7] BV van 7 oktober 2011 [127]
Niet betwist is dat de factuur van [bedrijf 7] BV aan [bedrijf 2] van 7 oktober 2011 (factuurnummer [factuurnummer] ) in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] is verwerkt.
Uit de skypegesprekken blijkt verder dat verdachte (met de skypenaam [skypenaam 7] ) op
10 oktober 2011 heeft geskypet met [directeur 4] van [bedrijf 47] over een partij 498 stuks Sony PS3. [128] Uit dat gesprek blijkt dat [verdachte] vraagt of de prijs inderdaad 210 euro per stuk is. [129]
Uit onderzoek op basis van de administratie van [bedrijf 3] en de met deze stroom samenhangende verkoopfacturen bleek als volgt. [130]
Bij [bedrijf 3] (dossiernummer [dossiernummer 4] ) zijn transactiegegevens aangetroffen met betrekking tot 498 stuks Sony PS3 320GB. Daaruit bleek dat 498 stuks Sony PS3 door [bedrijf 48] werden doorgeleverd aan respectievelijk de bedrijven [bedrijf 47] , [bedrijf 17] BV ( [bedrijf 5] ), [bedrijf 7] BV, [bedrijf 2] , [bedrijf 40] en [bedrijf 42] , waarbij de release voor de laatste vijf bedrijven plaatsvond op één en dezelfde dag, 13 oktober 2011.
Uit de bij de hiervoor genoemde ondernemingen in beslag genomen administratie is gebleken dat:
- [bedrijf 47] op 4 oktober 2011 498 stuks Sony PS3 320GB heeft gefactureerd aan [bedrijf 17] BV ( [bedrijf 17] ) voor € 104.580,-- exclusief btw, dus voor
€ 210,-- per stuk, zijnde de prijs die [verdachte] noemt in het skypegesprek met [directeur 4] van [bedrijf 47] ; [131]
  • de factuur van [bedrijf 17] BV aan [bedrijf 7] BV niet is aangetroffen;
  • [bedrijf 7] BV op 7 oktober 2011 de partij van 498 stuks Sony PS3 320GB aan [bedrijf 2] heeft gefactureerd voor € 109.338,39 inclusief btw, dus voor € 184,50 per stuk. Daarmee is sprake van een prijsval en onzakelijk handelen.
In de administratie van [bedrijf 2] werd voorts een verkoopfactuur van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 40] Interactive aangetroffen van 13 oktober 2011, met als factuurbedrag € 112.005,18. [134] [bedrijf 2] heeft daarmee de partij van 498 stuks aan [bedrijf 40] gefactureerd voor € 189,-- per stuk.
Factuur [bedrijf 7] BV van 24 november 2011 [135]
In de administratie van [bedrijf 2] is een factuur van [bedrijf 7] BV aan [bedrijf 2] van 24 november 2011 ter zake 2.567 stuks Sony PS3 320GB aangetroffen.
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze factuur wordt hierna in kaart gebracht.
Uit skypegesprekken blijkt dat verdachte namens [bedrijf 2] rechtstreeks zaken heeft gedaan met [directeur 5] , directeur van [bedrijf 41] met betrekking tot een partij van 2.567 stuks Sony PS3. [136] Ook medeverdachte [medeverdachte 4] was nauw bij deze transactie betrokken. [directeur 5] en [medeverdachte 4] (skypenaam: [skypenaam 8] ) hebben geskypet over de verkoop van de partij, waarbij [directeur 5] als prijs € 215,-- per stuk heeft genoemd. [medeverdachte 4] heeft tijdens het skypen [directeur 5] in contact met [verdachte] van [bedrijf 2] (‘ [skypenaam 9] ’) gebracht. Op basis van de inhoud van het gesprek is duidelijk dat de gebruiker van de skypenaam “ [skypenaam 9] ” verdachte is. [137] In het bijzonder is daarbij de opmerking van ‘ [skypenaam 9] ’ ‘i work for [bedrijf 2] ’ relevant. [verdachte] is ingegaan op het bod en [directeur 5] en [verdachte] hebben gesproken over levering bij [bedrijf 3] . Na de overeenstemming tussen [directeur 5] en [verdachte] kwam [medeverdachte 4] weer ‘op de lijn’ en deelde aan [directeur 5] mee dat een klant, [bedrijf 49] in [plaats 5] , de goederen zal kopen en ze dan zal doorverkopen aan [verdachte] . [directeur 5] is hier zonder nadere vragen in mee gegaan, evenals verdachte, terwijl normaal gesproken een tussenschakel een prijsverhogend effect heeft.
In de administratie van [bedrijf 3] werd een transactie aangetroffen met betrekking tot de 2.567 stuks Sony PS3 320GB (dossiernummer [dossiernummer 5] ). [138] Uit de gegevens bleek dat 2.567 stuks Sony PS3 door [bedrijf 41] werden geleverd aan [bedrijf 49] ( [land 2] ); vervolgens werden de goederen geleverd aan [bedrijf 13] BV, [bedrijf 7] BV en [bedrijf 2] . Uit gegevens van [bedrijf 3] (met dossiernummer [dossiernummer 6] ) bleek tevens dat de 2.567 stuks Sony PS3 na [bedrijf 2] in vier partijen naar een drietal afnemers zijn gegaan, te weten: [bedrijf 40] (1.000 stuks), [bedrijf 50] (1.100 stuks, verdeeld over twee partijen van 500 en 600 stuks) en [bedrijf 51] BV (467 stuks) waarbij de releasedatum steeds is 5 december 2011. [139]
In de administratie van [bedrijf 3] is voorts een transactie aangetroffen inzake 1.000 stuks Sony PS3 320GB, die door [bedrijf 40] geleverd zijn aan [bedrijf 43] . [140] [bedrijf 43] verkocht deze partij aan [bedrijf 42] (UK). De goederen zijn naar een warehouse in Duitsland gegaan.
Tevens werd in de administratie van [bedrijf 3] een transactie aangetroffen met betrekking tot 500 stuks van de partij Sony PS3 320GB [141] die door [bedrijf 50] geleverd werden aan [bedrijf 52] in [land 3] . Deze goederen zijn naar een warehouse in [land 3] gegaan. In de administratie van [bedrijf 3] werd ook een transactie aangetroffen inzake 600 stuks Sony PS3 320GB [142] die in opdracht van [bedrijf 50] naar een warehouse in [land 4] zijn gegaan en een transactie inzake 467 stuks Sony PS3 320GB [143] die (samen met een tweetal andere partijen, respectievelijk 500 en 491 stuks) door [bedrijf 53] BV geleverd werden aan [bedrijf 54] . Deze goederen zijn naar een warehouse in [land 5] gegaan.
Opmerkelijk is dat terwijl [bedrijf 41] de partij van 2.567 stuks Sony PS3 320GB op 5 december 2011 vrijgaf aan [bedrijf 49] , [bedrijf 49] de goederen al op 24 november 2011 aan [bedrijf 13] BV heeft vrijgegeven. De daarop volgende releases van respectievelijk [bedrijf 13] BV en [bedrijf 7] BV hebben weer op 5 december 2011 plaatsgevonden.
Uit de administratie van [bedrijf 3] bleek dat [bedrijf 43] 1.000 stuks PS3 naar [land 6] liet vervoeren op 28 november 2011, dat [bedrijf 50] BV 500 stuks PS3 op 25 november 2011 naar [land 3] liet vervoeren, dat [bedrijf 50] BV 600 stuks PS3 naar [land 4] liet vervoeren op 29 november 2011 en dat [bedrijf 53] BV op 30 november 2011 een partij van 467 stuks PS3 naar [land 5] liet vervoeren. Hieruit blijkt dat alle 2.567 stuks Sony PS3 320GB het magazijn van [bedrijf 3] al hebben verlaten ruim voordat de eigenaar [bedrijf 41] aan [bedrijf 3] opdracht gaf om de goederen vrij te geven aan [bedrijf 49] (op 5 december 2011).
Ten aanzien van de facturen en prijzen geldt het volgende:
- [bedrijf 41] heeft in het skypegesprek de prijs op € 215,-- per stuk bepaald, zodat de prijs voor 2.567 stuks € 551.905,-- exclusief btw (2.567 x € 215,--) moet zijn geweest. Uit skypegesprekken tussen de medewerkers van het betalingsplatform [betalingsplatform 1] bleek ook dat [bedrijf 49] via [betalingsplatform 1] in totaal € 551.905,-- (€ 114.625,-- en € 437.280,--) aan [bedrijf 41] heeft betaald; [144]
  • er is geen verkoopfactuur van [bedrijf 49] aan [bedrijf 13] BV aangetroffen;
  • er is geen verkoopfactuur van [bedrijf 13] BV aan [bedrijf 7] BV aangetroffen. Uit mutaties op de ING-rekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 7] BV blijkt echter dat, direct na betaling door [bedrijf 2] , vanuit [bedrijf 7] twee betalingen op een buitenlandse bankrekening zijn gedaan met als omschrijving ‘ [betalingsplatform 1] ’, te weten op 25 november 2011 een bedrag van € 115.000,-- en op 30 november 2011 een bedrag van € 453.179,78.
In de administratie van [bedrijf 2] is een verkoopfactuur van 24 november 2011 aangetroffen, van [bedrijf 7] BV aan [bedrijf 2] , betreffende de verkoop van 2.567 stuks Sony PS3 320GB. [146] Op die factuur (factuurnummer [factuurnummer] ) staat dat [bedrijf 7] BV een partij van 2.567 stuks Sony PS3 320GB aan [bedrijf 2] heeft verkocht voor € 574.289,24 (inclusief € 91.693,24 btw). [bedrijf 2] betaalde dus
€ 188,-- per stuk. Uit ING-bankafschriften van de rekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 7] BV bleek dat [bedrijf 2] dit factuurbedrag in twee delen op 25 november 2011 en 29 november 2011 heeft betaald. [147]
In de administratie van [bedrijf 2] zijn voorts verkoopfacturen aangetroffen over het vervolg van voorgaande goederenstroom; facturen gericht aan [bedrijf 50] BV, [bedrijf 53] BV en [bedrijf 40] . Aan de facturen en bankafschriften van [bedrijf 2] is te zien dat [bedrijf 2] de goederen na ontvangst - in delen - heeft doorverkocht aan andere ondernemingen op 25 en 29 november 2011, waarna deze opnieuw richting het buitenland zijn gegaan. [148]
Factuur [bedrijf 8] van 15 februari 2012 [149]
In de administratie van [bedrijf 2] is een factuur van [bedrijf 8] aan [bedrijf 2] van 15 februari 2012 ter zake 200 stuks en 125 stuks Apple iPhone 4S aangetroffen.
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze factuur wordt hierna in kaart gebracht.
In de administratie van [bedrijf 3] werden gegevens aangetroffen over een goederentransactie met betrekking tot 200 stuks Apple iPhone 4S 16GB. [150] Uit de gegevens, bestaande uit
e-mailberichten en facturen, bleek dat de partij door [bedrijf 55] werd geleverd aan [bedrijf 56] vof (hierna: [bedrijf 56] ), waarna de partij in korte tijd is overgegaan naar [bedrijf 22] , [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en [bedrijf 53] BV. [151] [152] De release met betrekking tot de eerste levering vond plaats op 6 februari 2012 en met betrekking tot de laatste vier leveringen op 7 februari 2012. [153] In de administratie van [bedrijf 3] werd tevens een vervolgtransactie aangetroffen inzake de goederen, waaruit bleek dat de partij 200 stuks Apple iPhone in opdracht van [bedrijf 53] BV, op 7 februari 2012 van [bedrijf 3] werd verplaatst naar het adres van [bedrijf 53] BV te [plaats 6] . [154]
In de e-mailwisseling van 8 en 15 februari 2012 is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] betrokken zijn bij de release van de goederen van [bedrijf 2] naar [bedrijf 1] . [155]
Uit het e-mailverkeer blijkt voorts dat in de handelsketen het bedrijf [bedrijf 22] (een eenmanszaak van [directeur 2] ) op papier is vervangen door [bedrijf 8] , dit terwijl de goederen dan op papier reeds in bezit zijn van andere ondernemingen, verderop in de keten. [156] [157] [bedrijf 3] heeft daarop in haar administratie de klant [bedrijf 22] vervangen door [bedrijf 8] , door een nieuw releasebestand op te maken en hierin te vermelden dat de release op 7 februari 2012 heeft plaatsgevonden aan [bedrijf 8] . Laatstgenoemd bedrijf was op de genoemde datum (7 februari 2012) op geen enkele manier betrokken bij de inkoop van [bedrijf 56] en verkoop aan [bedrijf 2] . [158]
Ten aanzien van de facturen en prijzen geldt het volgende:
  • er is geen factuur van [bedrijf 55] aan [bedrijf 56] aangetroffen, Uit de bankgegevens van [bedrijf 56] blijkt dat [bedrijf 56] op 21 februari 2012 € 175.500,-- aan [bedrijf 55] heeft betaald. Daaruit blijkt een verkoopprijs van [bedrijf 55] aan [bedrijf 56] van € 540,-- per stuk (€ 175.500,--/325 = € 540,--);
  • [bedrijf 56] heeft op 15 februari 2012 325 stuks Apple iPhone aan [bedrijf 8] gefactureerd voor een bedrag van € 180.612,25 inclusief btw, dus € 467,-- per stuk.
- [bedrijf 8] heeft op 15 februari 2012 325 stuks Apple iPhone 4S gefactureerd aan [bedrijf 2] voor een bedrag van € 182.546,-- (inclusief € 29.146,-- btw) [161] , dat wil zeggen
€ 472,-- per stuk.
Bij [bedrijf 8] is een factuur gericht aan [bedrijf 2] aangetroffen, waarvan de factuurgegevens overeenkomen met genoemde verkoopfactuur. [162] Uit de factuurgegevens blijkt dat de verkoopfactuur van [bedrijf 8] is opgemaakt bij [bedrijf 2] .
In de administratie van [bedrijf 2] is verder een verkoopfactuur, gericht aan [bedrijf 1] , aangetroffen van 21 februari 2012 [163] , waarop staat vermeld dat twee partijen van respectievelijk 200 en 125 stuks Apple Iphone 4s aan [bedrijf 1] zijn verkocht voor € 184.479,75 (inclusief € 29.454,75 btw), dat wil zeggen € 477,-- per stuk.
In de administratie van [bedrijf 1] werd vervolgens een verkoopfactuur van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 53] BV aangetroffen van 6 februari 2012, waarop staat vermeld dat een partij van 200 stuks Apple iPhone 4S aan [bedrijf 53] BV is verkocht voor € 115.430,-- (inclusief
€ 18.430,00 btw), dat wil zeggen voor € 485,-- per stuk. [164]
Bij de administratie van [bedrijf 53] BV zat een verkoopfactuur van 8 februari 2012, van [bedrijf 53] BV gericht aan [bedrijf 57] BV, waarop staat vermeld dat 200 stuks Apple iPhone 4S werden verkocht voor € 120.071,-- (inclusief € 19.171,-- btw), dat wil zeggen
€ 504,50 per stuk. [165]
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de partijen goederen vanuit het buitenland terecht zijn gekomen in Nederlandse ketens van bedrijven, waarbij ondernemingen tussen de buitenlandse leveranciers en [bedrijf 2] werden geschoven en sprake was van een onzakelijke prijsval. [166] Uit de skypegesprekken is gebleken dat verdachte heeft onderhandeld met de buitenlandse leveranciers en op de hoogte was van de verkoopprijzen van die buitenlandse leveranciers, maar vervolgens niet rechtstreeks heeft afgenomen van die leveranciers, maar er eerst een keten van ploffer en buffers tussen werd geschoven.
Uit hetgeen hiervoor is uitgewerkt is gebleken dat verdachte zowel bij de transactie ter zake 498 stuks Sony PS3 320GB (factuur [bedrijf 7] BV van 7 oktober 2011) als de transactie ter zake 2.567 stuks Sony PS3 320GB (factuur [bedrijf 7] BV van 24 november 2011) op de hoogte was van de oorspronkelijke verkoopprijs van de buitenlandse leverancier (respectievelijk € 210,-- en
€ 215,--), terwijl [bedrijf 2] , waarvoor [verdachte] zich bezig hield met de handel, later in de keten diezelfde goederen inkocht voor een veel lager bedrag (respectievelijk € 184,50 en € 188,--).
De rechtbank concludeert dat de aan de ten laste gelegde facturen ten grondslag liggende goederen- en facturenstromen schijnhandel betreffen en dat verdachte daarvan wist.
4.4.6
Ten aanzien van feit 4
[bedrijf 2] heeft over het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2011, het eerste tot en met vierde kwartaal van 2012 en het eerste en tweede kwartaal van 2013 de aangiften omzetbelasting digitaal ingediend bij de Belastingdienst. [167] De aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 2] over de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 2013 zijn door [medewerker 2] digitaal ingediend, in samenspraak met [medewerker 1] , beiden medewerkers van [bedrijf 24] dat de administratie deed voor [bedrijf 2] . [168]
[bedrijf 2] heeft over 2011 voor de omzetbelasting een bedrag van € 25.387.785,-- als omzet en een bedrag van € 15.967,-- als verschuldigde omzetbelasting aangegeven. Over 2012 heeft [bedrijf 2] voor de omzetbelasting een bedrag van € 39.563.066,-- aangegeven als omzet en een bedrag van € 55.894,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [169] Over het eerste en tweede kwartaal van 2013 heeft [bedrijf 2] een bedrag van € 12.665.389,-- aangegeven als omzet en een bedrag van € 11.485,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [170]
De Belastingdienst heeft op basis van de bankgegevens vastgesteld, dat in de periode 1 januari 2011 tot en met januari 2013 voor een bedrag van in totaal € 75.940.780,79 werd ingekocht van ondernemingen die binnen een handelsketen als bufferbedrijf hadden gefungeerd. [171]
[bedrijf 2] heeft - over 2011 - voor zeker € 27.204.856,-- (inclusief omzetbelasting) ingekocht via bufferbedrijven, waarvan een deel groot € 27.015.444,04 via: [172] [bedrijf 7] , [bedrijf 7] / [bedrijf 6] , [bedrijf 1] , en [bedrijf 26] .
Voor 2012 tot en met januari 2013 geldt dat voor een bedrag van € 48.925.336,75 werd ingekocht via de buffers: [173] [bedrijf 7] BV , [bedrijf 12] , [bedrijf 8] [bedrijf 22] &M, [bedrijf 15] , [bedrijf 38] , [bedrijf 27] en [bedrijf 29] .
Tijdens het onderzoek naar btw-carrouselfraude viel het op, dat het bestuur van bedrijven die goederen doorleverden naar uiteindelijk [bedrijf 2] , dikwijls viel te herleiden naar dezelfde personen, waaronder naar de medeverdachte [medeverdachte 5] . [174] De partijen goederen die werden verhandeld waren steeds uit andere EU-landen afkomstig. Doelbewust werden goederen, ingekocht in het buitenland, niet rechtstreeks aan [bedrijf 2] gefactureerd, maar via meerdere tussengeschoven ondernemingen (ploffers en buffers). De (Nederlandse) bedrijven tussen de eerste leverancier in het buitenland en [bedrijf 2] dienden geen dan wel onjuiste aangiften voor de omzetbelasting in, droegen geen omzetbelasting af en hielden geen, dan wel een onvolledige of onoverzichtelijke, administratie bij. [175] Zoals hiervoor is uiteengezet wisten [bedrijf 2] en verdachte van die carrouselfraude af. De facturen die betrekking hebben op de transacties binnen de carrouselfraude, de schijnhandel, zijn onjuist. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [176] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangiften van [bedrijf 2] over het eerste kwartaal 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2013 onjuist zijn ingediend.
4.4.7
Ten aanzien van feit 1
Onder feit 1 is verdachte ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de administratie van [bedrijf 1] door in die administratie valse facturen op te nemen.
Factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] van 17 december 2012 [177]
In de administratie van [bedrijf 2] zijn twee verkoopfacturen van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 1] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw). [178] Op de tweede factuur, eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [bedrijf 2] 390 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw). [179]
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze facturen wordt hierna in kaart gebracht.
Tijdens het onderzoek naar de facturering bleek dat de ene keer sprake was van facturen voor partijen van 390 stuks en 105 stuks Apple iPad, model MD370FD/A en een andere keer van facturen voor partijen van 395 stuks en 100 stuks. Het ging echter steeds om goederen van dezelfde herkomst/ oorspronkelijk leverancier. [180]
In de administratie van logistiek dienstverlener [logistiek dienstverlener] BV werd in verband met deze goederenstroom een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad (dossier [dossiernummer 8] ) waarbij de 495 Apple iPads door [bedrijf 58] werden geleverd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 59] (hierna: [bedrijf 59] ). [181]
Uit het ‘inspection sheet’ van [logistiek dienstverlener] BV bleek dat het ging om twee partijen:
 390 390 stuks Apple model MD370FD/A;
 390 105 stuks Apple model MD367FD/A.
In de administratie van [bedrijf 3] werd voorts een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad, waaruit blijkt dat de iPads door [bedrijf 59] werden geleverd aan [bedrijf 35] en vervolgens aan [bedrijf 29] , [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . [182]
Volgens het ‘check report’ van [bedrijf 3] ging het om:
 395 395 stuks Apple model MD370FD/A;
 395 100 stuks Apple model MD367FD/A.
Op 11 december 2012 kwamen de goederen op naam van [bedrijf 59] binnen in het magazijn van [bedrijf 3] . In de administratie van [bedrijf 3] werd een vervolgtransactie aangetroffen waaruit bleek dat nog dezelfde dag de partij van in totaal 495 Apple iPads in opdracht van [bedrijf 1] van [bedrijf 3] werd verplaatst naar het magazijn van [logistiek dienstverlener] BV (dossier [dossiernummer 7] ). [183] Bij [logistiek dienstverlener] BV is een transactie aangetroffen waaruit bleek dat [bedrijf 1] de 495 stuks Apple iPad op 12 december 2012 leverde aan [bedrijf 60] te [land 6] ( [dossiernummer 9] ). [184]
Onderzoek aan de hand van de aangetroffen inkoop- en verkoopfacturen bij [bedrijf 2] en ploffer- en bufferbedrijven leverde het volgende op:
- [bedrijf 58] heeft op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad 3 32GB 4G gefactureerd aan [bedrijf 1] voor € 256.410,-- exclusief btw, dus
€ 518,-- per stuk; [185]
- [bedrijf 1] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [bedrijf 59] gefactureerd voor € 266.409,-- exclusief btw, dus € 538,20 per stuk; [186]
- [bedrijf 59] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [bedrijf 35] BV gefactureerd voor (omgerekend van Engelse pond naar euro)
€ 270.512,50. [187] Blijkens de verkoopfactuur zijn de 495 iPads verkocht voor € 546,50 per stuk. Deze verkoopprijs komt overeen met op de purchase-order van [bedrijf 35] BV genoemde prijs; [188]
- [bedrijf 35] BV heeft ook op 7 december 2012 een partij van in totaal 495 stuks Apple iPad gefactureerd aan [bedrijf 29] voor € 278.511,75 (inclusief btw), dat wil zeggen
€ 465,-- per stuk. [189] De iPads zijn verkocht voor een prijs die 85,09% van de verkoopprijs van [bedrijf 59] aan [bedrijf 35] BV bedraagt, waarmee blijkt van een onzakelijke prijsval;
- [bedrijf 29] heeft op 7 december 2012 een partij van 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 2] gefactureerd voor € 59.669,03 (inclusief btw), dat wil zeggen € 469,65 per stuk. [190] Op diezelfde dag heeft [bedrijf 29] 390 stuks Apple iPad aan [bedrijf 2] gefactureerd, voor
€ 221.627,84 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 469,65 per stuk. [191]
In de administratie van [bedrijf 2] zijn twee verkoopfacturen van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 1] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [bedrijf 1] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw), dat wil zeggen
€ 479,05 per stuk. [192] Op de tweede factuur, eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [bedrijf 2] 390 Apple iPads aan [bedrijf 1] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 479,05 per stuk. [193]
In de administratie van [bedrijf 1] zijn voorts nog drie verkoopfacturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 60] aangetroffen, waaruit bleek dat 495 Apple iPads aan [bedrijf 60] BV zijn verkocht in gesplitste partijen voor in totaal € 255.420,00 (zonder btw), dat wil zeggen
€ 516,-- per stuk. [194]
De facturen wekken de indruk dat het gaat om andere partijen iPads, echter uit onderzoek naar de genoemde aantallen blijkt dat het oorspronkelijk getal van 495 is verwerkt in de orders:
 1.390 1.390 stuks Apple model MD370FD/A en 105 stuks Apple model MD367FD/A;
 1.390 2.395 stuks Apple model MD370FD/A en 100 stuks Apple model MD367FD/A.
Samen steeds een aantal van 1.495 (1.000 + 495). [195]
Blijkens het voorgaande werd [bedrijf 1] in korte tijd twee maal eigenaar van dezelfde goederen en is er sprake geweest van een prijsval. Onderzoek naar deze goederenstroom wees uit dat deze goederen niet voor de consumentenmarkt waren bestemd. [196]
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de aan deze factuur ten grondslag liggende goederen- en facturenstroom schijnhandel betreft.
4.4.8
Ten aanzien van feit 2
[bedrijf 1] heeft op 28 januari 2013 een aangifte omzetbelasting over de maand december 2012 digitaal ingediend, waarbij aan omzet een bedrag van € 3.267.212,-- werd opgegeven en een bedrag van € 635.538,-- is opgegeven voor de aftrek van voorbelasting. [197]
De facturen die betrekking hebben de onder 4.4.7 uitgewerkte goederenstroom, de schijnhandel, zijn onjuist. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [198] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangifte van [bedrijf 1] over december 2012 onjuist is ingediend.
4.4.9
Opzet
De Belastingdienst heeft [bedrijf 2] op 11 juni 2011, nadat was geconstateerd dat het bedrijf handelde in risicogoederen als Playstations en iPhones, per brief - ter attentie van medeverdachte [medeverdachte 3] - gewezen op de risico’s met betrekking tot btw-carrouselfraude. [199] In deze brief werd [bedrijf 2] gewaarschuwd dat ‘ondernemers die in dergelijke risicogoederen handelen extra alert moeten zijn op intra-communautaire btw-fraude’. De brief maakt melding van het feit dat de ondernemer die niet zorgvuldig genoeg is geweest het risico loopt hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld, indien aangiften omzetbelasting niet blijken te kloppen. Verdachte heeft verklaard dat hij van de inhoud van die brief op de hoogte werd gesteld nadat deze intern was besproken. [200] Ook [medewerker 1] heeft verklaard dat hij, verdachte en [medeverdachte 3] de waarschuwingsbrief hebben gelezen en dat [medeverdachte 3] tegen verdachte heeft gezegd dat hij met de inhoud van de brief rekening moest houden. [201]
Verdachte was aldus op de hoogte van de risico’s met betrekking tot btw-carrouselfraude. Verdachte was blijkens het Excel-overzicht ook op de hoogte van het inzetten van ploffer- en/of bufferbedrijven bij goederenstromen, van de prijzen die bij de transacties werden gehanteerd en van het feit dat sprake was van een prijsval. [202] Ook blijkt uit dit Excel-overzicht dat verdachte wist van aansturing van leveringen vanuit [bedrijf 2] op basis van vooraf vastgestelde prijzen en marges voor de handel. Uit de skypegesprekken, in combinatie met de aangetroffen administratie, blijkt zelfs dat verdachte zelf contact had met buitenlandse ondernemingen, ook over de inkoopprijs voor de ploffer. Verdachte oefende zelfstandig werkzaamheden uit bij het in gang houden van goederen- en facturenstromen, was contactpersoon voor [bedrijf 3] , niet alleen voor [bedrijf 2] maar ook voor ploffer- en bufferbedrijven én verdachte had contact met [medeverdachte 8] over de betalingen aan ondernemingen in de ketens. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard dat hij bij verschillende bedrijven vraagtekens had en dat hij geen verdere vragen stelde omdat hij zijn (riante) salaris niet op het spel wilde zetten.
De rechtbank is van oordeel dat uit al het voorgaande, in samenhang bezien, volgt dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld en heeft bijgedragen aan het plegen van fraude - op grote schaal - met omzetbelasting.
4.4.10
Deelnemingsvormen
Nu ten aanzien van feiten onder 1, 2, 3 en 4 vaststaat dat de bedrijfsadministraties van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] valselijk zijn opgemaakt door in die administraties opzettelijk valselijk opgemaakte facturen op te nemen en voorts vaststaat dat onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend, dient de deelnemingsvorm van het handelen van verdachte te worden gekwalificeerd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Feitelijke leidinggeven.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of verdachte als feitelijke leidinggever kan worden aangemerkt. Bij de vraag of sprake is geweest van feitelijke leidinggeven dient op grond van jurisprudentie aan navolgend criterium te worden getoetst.
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[bedrijf 2]
heeft valselijk opgemaakte facturen in haar bedrijfsadministratie opgenomen met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken bij het doen van aangiften omzetbelasting. Daarnaast heeft [bedrijf 2] onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, immers op basis van omzet die was gebaseerd op bedragen op valselijk opgemaakte facturen, zodat de aangiften daarmee onjuist waren.
Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [bedrijf 2] worden toegerekend.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
Onder omstandigheden kan aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste eveneens zijn voldaan indien hij de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte bij [bedrijf 2] , in samenhang met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond en/of nagelaten zodanig is geweest, dat hij geacht moet worden aan de verboden gedragingen feitelijke leiding te hebben gegeven.
Aan de hand van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel voor als na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] een prominente rol heeft gespeeld bij het bedrijf en, vanaf januari 2011, ook zelfstandig en autonoom namens [bedrijf 2] heeft gehandeld.
Uit de bewijsmiddelen als hiervoor weergegeven blijkt dat verdachte namens [bedrijf 2] een (zeer) actieve rol heeft gespeeld bij, en intensieve bemoeienissen heeft gehad met, goederentransacties en facturenstromen, dat hij aanspreekpunt was bij [bedrijf 2] , alsook contactpersoon naar [bedrijf 3] en enkele vennootschappen, en dat hij facturen, gebaseerd op schijnhandel, heeft aangeleverd bij de administratie van [bedrijf 2] . Verdachte heeft op die manier steeds bijgedragen aan de mogelijkheid om op naam van [bedrijf 2] op grote schaal frauduleus te handelen met behulp van die vals opgemaakte facturen en door vervolgens op basis van een bedrijfsadministratie, waarin die facturen waren opgenomen, onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen, waarbij ten onrechte forse bedragen aan voorbelasting zijn opgegeven en teruggevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee is voldaan aan het voor feitelijke leidinggeven geldende opzetvereiste dat verdachte - hier: samen met een ander of anderen - de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan [medewerker 1] en [medewerker 2] gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
De rechtbank neemt hierbij in aanvulling op het voorgaande in aanmerking dat verdachte, blijkens de eerder weergegeven bewijsmiddelen, heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 3] - aanvankelijk in nauwe relatie maar in toenemende mate als zelfstandig en autonoom medewerker - en dat verdachte, ook al gaven [medeverdachte 3] en/of mogelijk andere medeverdachten hem mogelijk instructies of adviezen, zelf (mede-) verantwoordelijk was voor de keuze met welke bedrijven [bedrijf 2] zou handelen. De positie en rol van [medeverdachte 3] ontsloeg verdachte niet - gelet op zijn essentiële positie - van de plicht om te handelen overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting en de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het voorgaande geldt temeer, nu de Belastingdienst de leiding van [bedrijf 2] - en daarmee, gelet op zijn positie, ook verdachte - bij schrijven van 1 juni 2011 heeft gewaarschuwd.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij door [bedrijf 2] begane strafbare feiten, dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde gedragingen van [bedrijf 2] .
[bedrijf 1]
De rechtbank stelt voorop dat er geen bewijs aanwezig is dat verdachte een aandeel had in de goederenstromen waar de onder feit 1 in de tenlastelegging onder het eerste en tweede gedachtestreepje genoemde facturen (factuur van [bedrijf 4] , 2 maart 2011, D-764-8 en factuur van [bedrijf 5] , 20 mei 2011, D-518-8) betrekking op hebben. Het betreft immers facturen uit de administratie van [bedrijf 1] die zien op (schijn-)transacties die zich blijkens de data op de facturen hebben voorgedaan in de periode (ruim) voor de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] .
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij ten aanzien van deze facturen. Datzelfde geldt voor de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1] , met uitzondering van de aangifte van december 2012.
Ten aanzien van de factuur van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] van 17 december 2012 (feit 1 onder het derde gedachtestreepje) en de aangifte omzetbelasting van december 2012 (feit 2 onder het derde gedachtestreepje) is hiervoor uiteengezet dat daarvoor de betrokkenheid van verdachte wel uit het dossier volgt.
Op basis van het onderhavige dossier acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leidinggevende binnen [bedrijf 1] was. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, ten aanzien van het vals opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] door een valse factuur van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] van 17 december 2012 daarin op te nemen én het onjuist indienen van de aangifte omzetbelasting over december 2012, nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 1] . Na de overname van [bedrijf 2] door [bedrijf 1] Holding werkte verdachte op kantoor met [medeverdachte 1] . Verdachte bleef de enige werknemer van [bedrijf 2] en hij hield zich bezig met de handel van [bedrijf 2] . Gelet op al het voorgaande heeft verdachte deze strafbare gedragingen in ieder geval samen met [medeverdachte 1] gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair, derde gedachtestreepje en feit 2 subsidiair, derde gedachtestreepje heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
subsidiair:
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en),
de bedrijfsadministratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. - zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft doen opmaken, door een valselijk opgemaakte factuur, te weten:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer 12700409, gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70,
bestaande de valsheid van de bedoelde factuur daarin dat op de factuur valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [bedrijf 1] B.V. en de afzender van die factuur een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 1] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, immers was er sprake van een schijntransactie,
opzettelijk in die bedrijfsadministratie te doen verwerken, zulks met het oogmerk om die bedrijfsadministratie, als echt en onvervalst te doen gebruiken;
2.
subsidiair:
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en),
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- de aangifte omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist of onvolledig heeft laten doen bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat op de aangifte een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
3.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 januari 2014 in Nederland, telkens haar bedrijfsadministratie - zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door valselijk opgemaakte facturen, te weten:
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 6] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 5 april 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 146.013,00, en
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 7 oktober 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 109.338,39, en
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 7] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 24 november 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 574.289,24, en
 een factuur vermeldende als afzender [bedrijf 8] B.V., voorzien van het factuurnummer [factuurnummer] , gedateerd 15 februari 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 182.546,00,
bestaande de valsheid van de bedoelde facturen daarin dat op de facturen telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [bedrijf 2] B.V. en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [bedrijf 2] B.V. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
opzettelijk in die bedrijfsadministratie te verwerken, zulks telkens met het oogmerk om die bedrijfsadministratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
primair:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 in Nederland, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere (elektronische) aangiften voor de omzetbelasting ten naam van [bedrijf 2] B.V., betreffende de jaren 2011 en 2012 en 2013, waaronder:
 de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011, en
 de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011, en
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012, en
 de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 10] B.V. en [bedrijf 11] B.V. en [bedrijf 12] en [bedrijf 13] B.V. en [bedrijf 14] B.V. en [bedrijf 15] B.V. en [bedrijf 16] en [bedrijf 17] B.V. en [bedrijf 18] B.V. en [bedrijf 19] B.V.,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven (btw-carrouselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 het opzettelijk begaan van feiten als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 68 en 69 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen en artikelen 140 en 225 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:valsheid in geschrift, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 primair:
het misdrijf:valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
Daartoe hebben de officieren van justitie in het bijzonder nog aangevoerd dat gelet op zijn rol, het nadeel, de aard, ernst en duur van de feiten en het georganiseerd verband binnen welke de feiten werden gepleegd een gevangenisstraf van dertig maanden passend zou zijn. Gelet op een overschrijding van de redelijke termijn met 23 maanden, het gegeven dat de voorlopige hechtenis van verdachte lange tijd geschorst is geweest en het gegeven dat verdachte wel enige openheid van zaken heeft getoond, achten de officieren van justitie evenwel een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen recidivegevaar (meer) is en dat een straf vanuit het perspectief van speciale preventie niet meer nodig is. Primair heeft de verdediging gesteld dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat aan verdachte een straf wordt opgelegd die verenigbaar is met het werk en de familieomstandigheden van verdachte (verdachte draagt gedurende de helft van de week de zorg voor zijn kinderen). In het bijzonder heeft de verdediging nog gesteld dat een belangrijk deel van de getuigen ambtshalve is toegewezen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de bepaling van de mate van overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Binnen de btw-carrousel werden fictieve handelsstromen vorm gegeven door gebruik te maken van onder andere valse facturen. Doordat binnen de btw-carrousel de ploffers geen omzetbelasting afdroegen, konden de ploffers ruim onder de inkoopprijs doorverkopen aan buffers, welke buffers dan ieder een deel van de ‘winst’ - die enkel kon worden behaald doordat de ploffer geen omzetbelasting afdroeg - konden behouden. Deze gedragingen vonden plaats in het verband van een criminele organisatie. Verdachte heeft een wezenlijke rol gespeeld binnen deze btw-carrousel.
Bewezen is verklaard dat verdachte als medepleger de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] valselijk heeft opgemaakt, alsmede dat hij één aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 1] opzettelijk onjuist heeft ingediend. Daarnaast is bewezen verklaard dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door [bedrijf 2] en het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting door [bedrijf 2] vanaf het tweede kwartaal van 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2013. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door opzettelijk onjuist aangiften te doen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting.
Verdachte was hét aanspreekpunt voor logistiek dienstverlener [bedrijf 3] en coördineerde de goederen- en facturenstromen. Het was verdachte die zich als een soort van tussenpersoon bezighield met de transacties van zowel ploffers als buffers als [bedrijf 2] zelf. Daarmee had verdachte een cruciale rol binnen de btw-carrousel, waarbinnen voor honderden miljoenen euro’s werd omgezet.
Gelet op die cruciale rol van verdachte binnen de carrousel en gelet op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank de eis van de officieren van justitie in dit geval niet passend. De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank in matigende zin rekening gehouden met de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, te weten van 18 juni 2015 tot 13 februari 2019.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 3 maart 2015 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Op 6 april 2020 wijst de rechtbank vonnis. Aldus wordt pas na vijf jaren en één maand vonnis gewezen. Gedurende deze jaren hebben er diverse zittingen, waaronder ook meerdere regiezittingen, plaatsgevonden en is een groot aantal getuigen, waarvan een groot deel in het buitenland verbleef, gehoord. De ingewikkeldheid en omvang van de onderhavige zaak brengt met zich dat een langere duur dan twee jaren is gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de rechtbank is in totaal een periode van 23 maanden aan te merken als overschrijding van de redelijke termijn, nu in deze periode door omstandigheden die niet aan de raadsman van verdachte te wijten zijn geen tot weinig activiteiten hebben plaatsgevonden in het uitvoeren van de - ook door de verdediging van verdachte verzochte - toegewezen onderzoekswensen. Met deze schending van de redelijke termijn dient rekening te worden gehouden bij de strafoplegging.
De rechtbank zal de straf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een contant geldbedrag van € 9.000,-- in beslag genomen.
De officieren van justitie hebben teruggave van dit geldbedrag verzocht, nu de herkomst van dit geld niet kan worden vastgesteld.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ter zake het beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde contante geldbedrag aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 51 en 57 Sr.

9.9. De beslissing

De rechtbank:
nietigverklaring
- verklaart de dagvaarding partieel nietig voor wat betreft:
- het onderdeel ‘een groot aantal…waaronder onder meer’ onder feiten 1 en 3;
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:valsheid in geschrift, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 primair:
het misdrijf: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 5:
het misdrijf:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een contant geldbedrag van € 9.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M.M. Lorist, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, en mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer [nummer] (dossier in het onderzoek [medeverdachte 5] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 12 mei 2015.
2.OPV – AH-500, pag. 35 bovenaan en pag. 37 halverwege.
3.AH-500, pag. 36 onderaan.
4.AH-500, pag. 2 halverwege.
5.Uittreksel KvK D-158.
6.AH-503, pag. 5 halverwege.
7.AH-501, pag. 4 onderaan en AH-057 pag. 10 bovenaan, D-1110, uittreksel KvK.
8.AH-500, pag. 2; zie ook de ambtsedige verklaring van [naam 1] , AH 212, pag. 3, 4 en 5.
9.AH-500, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan.
10.AH-513, pag. 4 halverwege.
11.D-158, uittreksel Kamer van Koophandel, [bedrijf 2] .
12.D-157, gegevens Kamer van Koophandel, [stichting bedrijf 2] .
13.V-021-02, pag. 3 halverwege.
14.V-021-02, pag. 2 halverwege en V-025-01, pag. 5 halverwege.
15.V-021-02, pag. 2 halverwege en onderaan.
16.V-021-02, pag. 3 bovenaan.
17.D-1229.
18.D-032, D-037, pag. 6, 7, 10 en 11, D-090, pag. 10 tot en met 13: facturen gericht aan [bedrijf 2] .
19.G-019-01, pag. 2 onderaan.
20.G-014-01, pag. 2 halverwege.
21.G-014-01, pag. 5 halverwege.
22.G-014-01, pag. 3 onderaan.
23.G-014-01, pag. 3 onderaan en 5 onderaan.
24.G-019-01, pag. 2 halverwege.
25.G-019-01, pag. 5 onderaan.
26.G-019-01, pag. 3 halverwege.
27.G-019-01, pag. 8 bovenaan.
28.V-021-09, pag. 2 halverwege.
29.V-021-09, pag. 2 halverwege.
30.V-021-09, pag. 2 onderaan en 3 bovenaan.
31.V-021-09, pag. 4 bovenaan.
32.Proces-verbaal ter terechtzitting van 23 januari 2020.
33.V-021-09, pag. 4 bovenaan.
34.V-021-09, pag. 4 halverwege.
35.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
36.G-014-01, pag. 5 bovenaan.
37.G-014-01, pag. 6 halverwege.
38.G-014-01, pag. 6 halverwege.
39.G-014-01, pag. 4 halverwege.
40.G-019-01, pag. 2 onderaan.
41.G-019-01, pag. 2 onderaan.
42.G-019-01, pag. 10 onderaan.
43.V-022-01, pag. 3 onderaan e.v.
44.V-022-03, pag. 5 bovenaan.
45.V-022-01, pag. 3 onderaan.
46.V-022-02, pag. 3 halverwege en onderaan.
47.V-022-02, pag. 4 halverwege.
48.V-022-02, pag. 4 halverwege.
49.V-022-02, pag. 4 halverwege.
50.V-022-02, pag. 4 onderaan.
51.V-022-02, pag. 5 bovenaan.
52.V-022-02, pag. 6 onderaan.
53.V-022-02, pag. 5 halverwege en onderaan.
54.V-021-09, pag. 2 onderaan.
55.V-021-09, pag. 4 onderaan.
56.V-021-09, pag. 2 onderaan.
57.D-178, gegevens Kamer van Koophandel, [bedrijf 1] .
58.AH-502, pag. 6 bovenaan en D-1110, uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 1] .
59.V-022-03, pag. 4 onderaan.
60.AH-096 proces-verbaal doorzoeking en inbeslagname [bedrijf 3] ; AH-098, proces-verbaal doorzoeking [bedrijf 3] .
61.AH-095, doorzoeking kantoor [medeverdachte 5] .
62.Zie o.a. AH-144 en AH-503, pag. 6 onderaan en pag. 7 met een overzicht van 22 goederenstromen waar [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in de periode januari 2011 – mei 2013 bij betrokken waren en de (nummers van de) processen-verbaal waarin deze zijn uitgewerkt; AH-222.
63.Zie onder meer AH-122.
64.AH-212, pag. 17 en D-1057, D-1057-1 (schema’s inzet ploffers 2011 - 2013) en D-1058 (schema inzet buffers 2011 – 2013).
65.AH-212, pag. 16 en 17.
66.AH-144, pag. 5 onderaan.
67.V-010-01, pag. 2 onderaan, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan en onderaan.
68.V-010-01, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan.
69.V-017-01, pag. 3.
70.V-009-04, pag. 12, pag. 15 onderaan en 16 bovenaan.
71.Zie onder meer V-040-01 (verklaring [naam 2] ), V-013-02 (verklaring [naam 3] ), V-012-01 (verklaring [naam 4] ), V-042-01 (verklaring [naam 5] )
72.AH-525, pag. 6 bovenaan.
73.AH-169, proces-verbaal van bevindingen dossiers [bedrijf 3] , pag. 2.
74.AH-525, pag. 11 onderaan en D-1231, overzicht goederenbewegingen [bedrijf 3] .
75.AH-525, pag. 11 onderaan.
76.AH-122, proces-verbaal bevindingen Skype, pag. 6, AH-099-01 en AH-098 (inbeslagname digitale gegevens [bedrijf 3] ); D-422 (skypeberichten op laptop [directeur 3] ); zie ook AH-167, proces-verbaal van bevindingen verhullende skypecommunicatie, pag. 6 e.v.
77.V-021-09, pag. 5 halverwege en pag. 6 onderaan.
78.AH-122, pag. 6 onderaan, AH-098, beslagcode Q-serv-01, D-423, pag. 17 e.v. weergave skypegesprekken [bedrijf 3] .
79.AH-167.
80.Zie bijvoorbeeld D-422 en V-032-01, pag. 9 onderaan en 10 bovenaan en D-308, D-411 en D-412 (dossiers [bedrijf 3] ) over een partij van 451 stuks PS3 320 GB die op 6 januari 2012 via [land 1] was binnengekomen en via [bedrijf 13] BV en [bedrijf 7] BV terechtkomt bij [bedrijf 2] .
81.D-424, pag. 43: (12-11-2012) [bedrijf 3] naar [skypenaam 2] : ‘Hoi [verdachte] goed weekend gehad ? Je leveranciers en die van hun lopen weer flink achter!’ en (15/3/2013) [bedrijf 3] naar [skypenaam 2] :‘ [verdachte] , ik krijg weer aanmeldingen van nieuwe bedrijven, maar zolang er niet door oude leveranciers betaald is, openen we geen accounts meer. Tenzij er borg betaald wordt! Neemt niet weg dat ik wil weten van je hoe de openstaande facturen van je oude leveranciers betaald worden en op welke termijn.
82.G-011-01, pag. 2 halverwege.
83.G-011-01, pag. 2 onderaan.
84.G-011-01, pag. 3.
85.G-011-01, pag. 3.
86.V-021-09, pag. 3 halverwege / onderaan.
87.V-021-09, pag. 4 onderaan.
88.V-021-03, pag. 4 halverwege.
89.Zie ook de verklaring van [medewerker 1] : G-014-01, pag. 4 bovenaan.
90.G-014-01, pag. 6 onderaan.
91.G-014-01, pag. 6 onderaan.
92.G-014-01, pag. 3 onderaan.
93.G-014-01, pag. 9 en 10.
94.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
95.AH-122, pag. 17 en Object D, beslagcodes D-3 (iPhone) en D-6 (iPad).
96.V-021-09, pag. 5 halverwege en pag. 6 onderaan.
97.V-021-09, pag. 6 bovenaan en onderaan.
98.V-062-03, pag. 4 bovenaan.
99.D-815, schematische weergave goederenstroom, zie ook AH-162.
100.AH-122, pag. 19 en 20, D-551 en D-394, pag. 26, D-260 en D-835 pag. 4 en 5.
101.AH-122, pag. 18 onderaan.
102.AH-121, pag. 2 onderaan, AH-103, proces-verbaal doorzoeking en inbeslagneming, woning [verdachte] .
103.AH-103-01 (lijst in beslag genomen voorwerpen, D-4 beslagcode), AH-121, pag. 3 bovenaan.
104.D-430.
105.AH-121, pag. 4 halverwege.
106.AH-121, pag. 3 halverwege.
107.D-430, Excel-bestand.
108.AH-122, pag. 17 onder 6.1 en 6.3; beslagcode D-3.
109.AH-121, pag. 5.
110.AH-121, pag. 6.
111.AH-121, pag. 21.
112.V-021-02, pag. 8 halverwege en proces-verbaal ter terechtzitting op 23 januari 2020.
113.Proces-verbaal ter terechtzitting van 23 januari 2020.
114.D-225, pag. 22.
115.AH-172, pag. 3 en D-945, pag. 4 en 5.
116.AH-172, pag. 1 en 3 bovenaan.
117.AH-172, pag. 3.
118.D-946.
119.D-946.
120.AH-172, pag. 4 onderaan.
121.D-947, verkoopfactuur Next Hardware aan [bedrijf 47] .
122.D-948, verkoopfactuur [bedrijf 47] aan [bedrijf 4] .
123.D-384, pag. 6 factuur [bedrijf 4] BV aan [bedrijf 6] .
124.AH-172, pag. 5 bovenaan.
125.AH-172, pag. 5 onderaan en D-225, pag. 22, verkoopfactuur [bedrijf 6] BV 5 april 2011, factuurnr 2011-0138.
126.D-491, regel 88 en D-491-88.
127.D-247, pag. 87.
128.AH-172, pag. 4 bovenaan.
129.AH-172, pag. 3 bovenaan en D-945, pag. 4.
130.AH-172, pag. 6 bovenaan en D-949, administratie [bedrijf 3] .
131.D-950.
132.D-247, pag. 87.
133.AH-172, pag. 7 bovenaan.
134.D-491, regel 199 en D-491-199.
135.D-247, pag. 39.
136.AH-167, pag. 2 onderaan e.v.
137.D-841.
138.AH-167, pag. 6 halverwege en D-842, transactiegegevens [bedrijf 3] .
139.AH-167, pag. 7 bovenaan en D-842; datum release 5 december 2011.
140.D-843; datum release 30 november 2011; zie ook D-842.
141.D-844; datum release 25 november 2011; zie ook D-842.
142.D-845; datum release 30 november 2011; zie ook D-842.
143.D-846; datum release 2 december 2011; zie ook D-842.
144.AH-167, pag. 8 halverwege en skypegesprekken: D-847, pag. 1 en D-847, pag. 5.
145.AH-167, pag. 8 onderaan en 9 bovenaan en D-200, pag. 40 en 42.
146.D-247, pag. 39.
147.D-200, pag. 40 en 41.
148.AH-167, pag. 9 onderaan en pag. 10 bovenaan.
149.D-246, pag. 34.
150.AH-151, pag. 2 halverwege en D-716.
151.D-718, pag. 1 en 2.
152.D-719, D-720, D-721, D-722, D-723, D-724 en D-725.
153.AH-151, pag. 2 halverwege.
154.AH-151, pag. 2 halverwege.
155.D-722, pag. 2.
156.AH-151, pag. 1.
157.AH-151, pag. 4 bovenaan en D-724, pag. 1 en 2.
158.AH-151, pag. 4 halverwege.
159.D-1026, pag. 2 halverwege.
160.AH-151, pag. 5 halverwege.
161.AH-151, pag. 5 halverwege en D-246, pag. 34.
162.AH-151, pag. 5 onderaan.
163.AH-151, pag. 5 onderaan, D-492 regel 51 en D-492-51.
164.AH-151, pag. 6 bovenaan, D-495 regel 51 en D-495-51.
165.D-1064, pag. 6, verkoopfactuur IT-Trader.
166.AH-172, pag. 7 onderaan en pag. 9 bovenaan.
167.AH-133, pag. 2.
168.G-014-01, pag. 4 onderaan. G-019-01, pag. 9.
169.AH-057, pag. 9 onderaan.
170.AH-133, pag. 15 en 16.
171.AH-057, pag. 23.
172.AH-504, pag. 7 halverwege en onderaan.
173.AH-504, pag. 7 onderaan.
174.AH-057, pag. 5 bovenaan.
175.AH-057, proces-verbaal redelijk vermoeden t.a.v. onder meer [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , gesloten 26 maart 2013.
176.AH-212, pag. 16.
177.D-173, pag. 175.
178.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
179.D-173, pag. 175, factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
180.AH-146, pag. 2.
181.D-702
182.AH-146, pag. 2 en D-704.
183.D-705.
184.AH-146, pag. 3 halverwege en D-703.
185.D-706.
186.D-201, pag. 23
187.AH-146, pag. 3 onderaan; D-201, pag. 17.
188.D-201, pag. 18.
189.D-243, pag. 32.
190.D-175, pag. 23.
191.D-175, pag. 24.
192.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
193.D-173, pag. 175, factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
194.D-495-318, D-495-321, D-495-322.
195.AH-146, pag. 5 bovenaan.
196.AH-146.
197.AH-134, pag. 33.
198.AH-212, pag. 16.
199.D-182.
200.V-021-02, pag. 6 halverwege.
201.G-014-01, pag. 7 onderaan.
202.AH-121, pag. 32 halverwege.