ECLI:NL:RBOVE:2020:1368

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
08-996090-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten in grootschalige btw-carrouselfraude met internationale dimensies

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes verdachten die betrokken waren bij een grootschalige, internationale btw-carrouselfraude. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot celstraffen van maximaal vijf en een half jaar voor hun rol in deze fraude, die onder andere bestond uit valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Eén van de verdachten is vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie. Daarnaast zijn twee bedrijven, waaronder het Nieuw-Zeelandse E. Limited, veroordeeld tot aanzienlijke geldboetes, waarbij E. Limited een boete van 670.000 euro kreeg opgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gedurende een lange periode betrokken waren bij het opzetten van een systeem waarbij btw werd ontdoken door middel van valse facturen en schijnhandel. De FIOD had signalen ontvangen over verdachte transacties en na onderzoek bleek dat de verdachten een gewoonte hadden gemaakt van witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten wisten dat de geldbedragen die zij verwerkten afkomstig waren uit misdrijven, en dat zij opzettelijk handelden om de herkomst van deze gelden te verhullen. De rechtbank heeft de straffen en boetes opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-996090-14 (P)
Datum vonnis: 6 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
gevestigd te [adres] (Nieuw-Zeeland),
[adres] .
Inhoudsopgave

1. Het onderzoek op de terechtzitting

2. De tenlastelegging

3. De voorvragen

3.1 Geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid en ontvankelijkheid
3.2 Schorsing van de vervolging

4. De bewijsoverwegingen

4.1 Inleiding
4.2 Het standpunt van de officieren van justitie
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.4 De bewezenverklaring

5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6. De strafbaarheid van verdachte

7. De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officieren van justitie
7.2 De gronden voor een straf of maatregel
7.3 De inbeslaggenomen voorwerpen

8. De toegepaste wettelijke voorschriften

9. De beslissing

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 oktober en 4 november 2016, 11 september 2017, 23 april 2018, 3 en 10 december 2018,
7 en 13 februari 2019, 28 november 2019, 2 december 2019, 21 januari 2020, 29 januari 2020, 13 februari 2020 en 24 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers. Mr. D. Greven, thans advocaat te Borne, heeft zich na de zitting van 11 september 2017 onttrokken als advocaat. Namens verdachte is sindsdien niemand verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, in de periode van 10 augustus 2011 tot en met 31 maart 2013, samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, een gewoonte heeft gemaakt van witwassen
.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2011 tot en met 31 maart 2013 te Hilversum en/of Almere en/of Waalwijk en/of elders in Nederland en/of in Polen en/of elders in Europa , tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en),
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij (telkens) op een of meerdere tijdstippen in genoemde periode,
a. a) van een of meer geldbedragen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is van voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of wie voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden had, en/of
b) een of meer geldbedragen, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
immers hebben zij, verdachte, en/of dier medeverdachten, een of meerdere geldbedrag(en), afkomstig van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (handelsnaam: [bedrijf 2] ) en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] (handelsnaam: [bedrijf 7] ) en/of [bedrijf 8] (handelsnaam: [bedrijf 8] ) en/of [bedrijf 9] (handelsnaam: [bedrijf 9] ) en/of [bedrijf 10] (handelsnaam: [bedrijf 10] ) en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] (handelsnaam: [bedrijf 12] ) en/of [bedrijf 13] (handelsnaam: [bedrijf 13] ) en/of een of meer andere (rechts)personen,
overgemaakt en/of over laten maken naar en/of ontvangen op een van de bankrekening(en) toebehorende aan haar, verdachte, en/of aan haar medeverdachte(n), en/of
(vervolgens) met deze/dit geldbedrag(en) transacties verricht middels een (intern) systeem, welk in beheer en/of onder controle was van haar, verdachte, en/of van haar medeverdachte(n), welk systeem erin bestond dat de/het ontvangen geldbedrag(en) konden worden over-/doorgeboekt ten behoeve van een andere partij, waarbij (intern) een administratie van deze transactie(s) werd(en) bijgehouden en/of middels een intern boekingssysteem geadministreerd, en/of waardoor als gevolg van het gebruik van dit (intern) betalingsplatform vorenomschreven transactie(s) niet traceerbaar/herleidbaar was/waren voor derden en/of waardoor niet meer de herkomst en/of eigenaar kon worden
vastgesteld van vorenbedoelde geldbedrag(en),
en/of (vervolgens) vanaf de voornoemde bankrekening en/of betalingsplatform een of meer geldbedrag(en) overgeboekt naar andere (buitenlandse) bankrekeningen en/of
(rechts-)personen ,
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid en ontvankelijkheid
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging.
3.2
Schorsing van de vervolging
Verder is de rechtbank van oordeel dat de juiste dagvaardingstermijn in acht is genomen en dat daarin, en ook voor het overige, geen reden voor schorsing van de vervolging kan worden gevonden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 588, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) luidt: “De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag.”
De rechtbank overweegt dat tussen Nederland en Nieuw-Zeeland geen verdrag van toepassing is dat ziet op de uitreiking van gerechtelijke stukken. Wel dienen voor berechting in Nederland de bepalingen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) in acht te worden genomen, waaronder artikel 6 EVRM dat een verdachte het recht geeft om bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn. Dit recht omvat niet alleen dat een verdachte kennis moet kunnen nemen van de datum, het tijdstip en de plaats van de zitting, maar ook dat hij voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden en de zitting bij te wonen (EHRM 28 augustus 2018, 12307/16, Vyacheslav Korchagin-Rusland).
Daarom dient naar het oordeel van de rechtbank niet alleen de in artikel 265 lid 1 Sv genoemde termijn van tien dagen in acht te worden genomen, maar moet daarnaast ook rekening gehouden worden met de overkomstduur van de gerechtelijke brief (in het geval van Nieuw-Zeeland 5-7 werkdagen, aldus PostNL op haar website) en de tijd die redelijkerwijs moet worden aangenomen in verband met het regelen en ondernemen van de reis.
Uit de akte van uitreiking van de oproeping voor de zitting van 21 januari 2020 volgt dat deze op 12 december 2019 aan de griffier van de rechtbank is uitgereikt en per gewone brief aan het van verdachte bekende adres in Nieuw-Zeeland is gezonden. Dat is 40 dagen voor de zitting. Naar het oordeel van de rechtbank is deze termijn voldoende voor (een vertegenwoordiger van) verdachte om haar rechten uit te kunnen oefenen.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , [bedrijf 2] , [bedrijf 4] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9] . Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. [2] In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , [bedrijf 2] , [bedrijf 4] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 9] en [bedrijf 8] . De eenmanszaken [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 2] werden als vermoedelijke buffers aangemerkt. [3]
[bedrijf 16] en [bedrijf 17]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [bedrijf 17] (hierna: [bedrijf 17] ) en [bedrijf 16] (hierna: [bedrijf 16] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer- en bufferbedrijven. [4] De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 17] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. [5] Uit het onderzoek bleek dat [bedrijf 17] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [6] [bedrijf 16] was een groothandel in computeronderdelen. [7] Op basis van de bevindingen rond [bedrijf 17] en [bedrijf 16] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [bedrijf 17] en [bedrijf 16] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. [8]
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat, waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [bedrijf 18] (hierna: [bedrijf 18] ) werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude. De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken. [9]
De betalingsplatforms maakten gebruik van bankrekeningen in het buitenland waarbij over één bankrekening de transacties van meerdere bedrijven plaatsvinden. Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. [10]
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] is een Nieuw-Zeelandse rechtspersoon en heeft vanaf 10 augustus 2011 als betalingsplatform gefungeerd. [11] In maart 2013 – kennelijk op 19 maart 2013, gezien de vonnissen van de Duitse rechter [12] – is door de Duitse autoriteiten beslag gelegd op de bankrekeningen van [verdachte] . [13] Door deze beslaglegging zijn de activiteiten stil komen te liggen. [14]
[verdachte] gebruikte meerdere bankrekeningen bij twee Poolse banken (Nordea Bank en Zachodni Bank). Het betreft onder meer de bankrekeningen eindigend op [15] :
  • [rekeningnummer 1] (Nordea Bank);
  • [rekeningnummer 2] (Nordea Bank);
  • [rekeningnummer 3] (Nordea Bank);
  • [rekeningnummer 4] (Nordea Bank);
  • [rekeningnummer 5] (Zachodni Bank).
Over deze bankrekeningen liepen de transacties van meerdere bedrijven. [16] Voor de vastlegging van interne transacties maakte [verdachte] gebruik van speciaal daarvoor ontwikkelde software. De mutaties op het interne account vinden binnen het softwareprogramma plaats en zijn daardoor niet zichtbaar voor toezichthouders. [17] Hierover heeft [medeverdachte] [18] – die naar eigen zeggen tot december 2011 was betrokken bij [verdachte] [19] – verklaard dat hij kon zien dat er bedragen werden vertraagd of verborgen konden worden gehouden. Hij heeft verklaard: ‘
Vertraging in die zin, dat de autoriteiten er niet zo snel achter zouden komen en het onderzoek door politie bemoeilijkt wordt, dit omdat je de interne boekingen nodig hebt om verbanden te kunnen leggen tussen de ingaande en uitgaande betalingen, dit omdat je de tussenliggende transacties niet ziet’.
Voor het verrichten van het betalingsverkeer, zoals hierna uiteengezet, bracht [verdachte] een (transactie)fee in rekening aan haar klanten. Deze fee vormde de inkomstenbron voor [verdachte] . [20]
Gelden afkomstig van [bedrijf 1]
Uit het dossier blijkt dat door [bedrijf 1] (de handelsnaam van [bedrijf 1] [21] ) op 9 september 2011 [22] en op 30 september 2011 [23] gelden, in totaal € 23.500,--, vanaf de Nederlandse bankrekening zijn overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte] .
[bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) kan als ploffer worden aangemerkt. [24] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [25]
De door [bedrijf 1] verrichte betalingen aan [verdachte] betreffen de positieve winstmarges van de niet afgedragen omzetbelasting. [26] Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte] doorgeboekt. [27]
Gelden afkomstig van [bedrijf 2]
Handelsnamen van [bedrijf 2] waren (met ingang van 31 mei 2011) [handelsnaam 1] , (met ingang van 14 juni 2011) tevens [handelsnaam 2] en (met ingang van
1 november 2011) [handelsnaam 3] . [28]
Medeverdachte [medeverdachte 1] , die in 2011 middellijk en onmiddellijk bestuurder van [bedrijf 2] is geweest, heeft verklaard dat hij de beschikking had over de ING-rekening [rekeningnummer 6] ten name van [handelsnaam 3] , een bedrijf dat hij vroeger samen met zijn broer had [29] en dat hij de gegevens van die bankrekening over heeft gedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2] ten behoeve van de opvolgend bestuurder [naam 2] . [30] [medeverdachte 1] ging ervan uit dat hij de onderliggende stukken van betalingen en ontvangsten van deze bankrekening zou krijgen van [medeverdachte 2] en dat hij die dan zou moeten verwerken. [31]
Uit het dossier blijkt dat vanaf de Nederlandse ING-bankrekening [rekeningnummer 6] in de periode van
25 augustus 2011 tot en met 4 november 2011 [32] gelden, in totaal € 167.170,--, zijn overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] .
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 2] als ploffer kan worden aangemerkt. [33] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [34] [35]
De door [bedrijf 2] verrichte betalingen aan [verdachte] betreffen de positieve winstmarges van de niet afgedragen omzetbelasting. [36]
De rechtbank kan op basis van het onderhavige dossier echter niet vaststellen dat met de op de rekening van [verdachte] ontvangen bedragen, afkomstig van [bedrijf 2] , middels een intern systeem transacties zijn verricht en de gelden vervolgens zijn doorgeboekt naar andere (buitenlandse) rekeningen.
Gelden afkomstig van [bedrijf 3]
Uit het dossier blijkt dat door [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) in de periode van 26 oktober 2011 tot en met 1 december 2011 [37] gelden, in totaal € 209.450,--, vanaf de Nederlandse bankrekening zijn overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] .
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 3] als ploffer kan worden aangemerkt. [38] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [39]
De door [bedrijf 3] naar [verdachte] overgeboekte gelden betreffen de positieve winstmarges van de niet afgedragen omzetbelasting. [40] Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte] doorgeboekt. [41]
Gelden afkomstig van [bedrijf 4]
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 26 oktober 2011 tot en met 15 februari 2012 de geldstroom van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ) (uitgaand in totaal € 4.122.290,24, inkomend in totaal € 8.265.434,11) via het interne account van [bedrijf 4] bij [verdachte] loopt. [42]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 4] als ploffer kan worden aangemerkt. [43] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [44] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [45]
Gelden afkomstig van [bedrijf 5]
Uit het dossier blijkt dat door [bedrijf 5] in de periode van 15 februari 2012 tot en met 16 maart 2012 [46] gelden, in totaal € 69.170,--, vanaf de Nederlandse bankrekening zijn overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] . Dit betreft de positieve winstmarge van de niet afgedragen omzetbelasting. [47] Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte] doorgeboekt. [48]
Daarnaast blijkt uit het dossier dat in de periode van 7 februari 2012 tot en met 25 mei 2012 de geldstroom van [bedrijf 5] (uitgaand en inkomend beide in totaal € 584.842,--) via het interne account van [bedrijf 5] bij [verdachte] loopt. [49]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 5] als ploffer kan worden aangemerkt. [50]
Gelden afkomstig van [bedrijf 6]
Uit het dossier blijkt dat door [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ) in de periode van 29 maart 2012 tot en met 13 april 2012 [51] gelden, in totaal € 15.000,--, vanaf de Nederlandse bankrekening zijn overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] .
Daarnaast blijkt uit het dossier dat in de periode van 28 februari 2012 tot en met 28 mei 2012 de geldstroom van [bedrijf 6] (uitgaand in totaal € 5.774.116,50 en inkomend in totaal
€ 6.070.076,73) via het interne account van [bedrijf 6] bij [verdachte] loopt. [52]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 6] als ploffer kan worden aangemerkt. [53] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [54] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [55]
De door [verdachte] van [bedrijf 6] ontvangen gelden betreffen de niet afgedragen omzetbelasting. [56] Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte] doorgeboekt. [57]
Gelden afkomstig van [bedrijf 7] (handelsnaam: [bedrijf 7] [58] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 21 maart 2012 tot en met 16 mei 2012 de geldstroom van [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ) (uitgaand in totaal € 2.316.756,32, inkomend in totaal € 2.362.028,88) via het interne account van [bedrijf 7] bij [verdachte] loopt. [59]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 7] als ploffer kan worden aangemerkt. [60] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [61] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [62]
Gelden afkomstig van [bedrijf 8] (handelsnaam: [bedrijf 8] [63] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 23 mei 2012 tot en met 13 juni 2012 de geldstroom van [bedrijf 8] (uitgaand in totaal € 1.025.654,--, inkomend in totaal € 1.042.642,64) via het interne account van [bedrijf 8] bij [verdachte] loopt. [64]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 8] als ploffer kan worden aangemerkt. [65] [66] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [67] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [68]
Gelden afkomstig van [bedrijf 9] (handelsnaam: [bedrijf 9] [69] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 14 mei 2012 tot en met 22 augustus 2012 de geldstroom van [bedrijf 9] (uitgaand in totaal € 3.706.345,41, inkomend in totaal € 3.707.110,80) via het interne account van [bedrijf 9] bij [verdachte] loopt. [70]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 9] als ploffer kan worden aangemerkt. [71] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [72] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [73]
Gelden afkomstig van [bedrijf 10] en [bedrijf 10] (handelsnaam: [bedrijf 10] [74] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 16 november 2012 de geldstroom van [bedrijf 10] en [bedrijf 10] (hierna: [bedrijf 10] ) (uitgaand in totaal
€ 9.208.661,80, inkomend in totaal € 378.934,49) via het interne account van [bedrijf 10] bij [verdachte] loopt. [75]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 10] als ploffer kan worden aangemerkt. [76] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [77] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [78]
Gelden afkomstig van [bedrijf 11]
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 25 september 2012 tot en met 15 november 2012 de geldstroom van [bedrijf 11] (uitgaand in totaal € 3.673.721,96, inkomend in totaal € 3.695.105,41) via het interne account van [bedrijf 11] bij [verdachte] loopt. [79] Uit de bankrekening van [verdachte] kan worden opgemaakt dat er ook daarna, tot en met 18 december 2012, transacties hebben plaatsgevonden, echter ontbreken deze op de bankafschriften van [verdachte] en is het overzicht van het interne account onzichtbaar gebleven in het opsporingsonderzoek. [80]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 11] als ploffer kan worden aangemerkt. [81] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [82] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [83]
Gelden afkomstig van [bedrijf 12] (handelsnaam: [bedrijf 12] [84] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 29 november 2012 tot en met 21 januari 2013 de geldstroom van [bedrijf 12] (uitgaand in totaal € 4.012.262,96, inkomend in totaal
€ 3.174.018,40) via de bankrekeningen van [verdachte] loopt. [85] Het overzicht van het interne account is onzichtbaar gebleven in het opsporingsonderzoek, waardoor slechts een deel van de financiële transacties, de hiervoor genoemde, zijn te herleiden uit de bankafschriften van [verdachte] . [86]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 12] als ploffer kan worden aangemerkt. [87] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [88] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [89]
Gelden afkomstig van [bedrijf 13] (handelsnaam: [bedrijf 13] [90] )
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 29 januari 2013 tot en met 15 maart 2013 de geldstroom van [bedrijf 13] (uitgaand in totaal € 7.735.829,54, inkomend in totaal
€ 8.082.441,53) via de bankrekeningen van [verdachte] loopt. [91] Het overzicht van het interne account is onzichtbaar gebleven in het opsporingsonderzoek, waardoor slechts een deel van de financiële transacties, de hiervoor genoemde, zijn te herleiden uit de bankafschriften van [verdachte] . [92]
Uit het dossier blijkt verder dat [bedrijf 13] als ploffer kan worden aangemerkt. [93] Steeds werd ingekocht bij een leverancier in het buitenland, zonder btw, en vervolgens (door)verkocht aan een afnemer in Nederland waarbij btw in rekening werd gebracht. [94] Deze in rekening gebrachte btw is niet afgedragen aan de Belastingdienst. [95]
Afkomstig uit enig misdrijf
Op basis van het dossier en mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van btw-carrouselfraude (inleiding) is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat voornoemde gelden als door misdrijf verkregen gelden kunnen worden aangemerkt op het moment dat ze door [verdachte] werden ontvangen. Deze gelden hebben immers betrekking op betalingen op basis van valse facturen en (vervolgens) het niet afdragen van in rekening gebrachte en ontvangen btw door de ploffers. Omdat voornoemde gelden steeds afkomstig zijn uit schijnhandel in het kader van btw-carrouselfraude, kunnen al deze gelden naar het oordeel van de rechtbank als van misdrijf afkomstig worden aangemerkt.
Toerekening aan de rechtspersoon?
Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De boekingen naar [verdachte] en het vervolgens via interne accounts doorboeken van gelden past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en is de rechtspersoon ook dienstig geweest gelet op de ontvangen fees. Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien was [verdachte] (in de ten laste gelegde periode) bestemd voor het plegen van de verboden gedragingen (de ontvangsten en overboekingen van de hiervoor genoemde gelden) als onderdeel van de btw-carrouselfraude. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het dossier naar voren dat medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte] als feitelijke leidinggevenden betrokken zijn bij verdachte. Zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 4] dat zij betrokken waren bij de oprichting/overname van [verdachte] : ‘
voor zover ik me kan herinneren, waren [medeverdachte 3] , [medeverdachte] en ik bij deze beslissing betrokken. Het waren meerdere gesprekken waarin we tot de conclusie kwamen dat het beter was om een nieuwe firma op te richten’. [96] Ook heeft [medeverdachte 4] verklaard: ‘
[medeverdachte] , [medeverdachte 3] en ik hebben toen zeer snel besloten om deze Nieuw-Zeelandse firma te kopen [97] en dat zij deelden in de winst: ‘
[medeverdachte] , ik en [medeverdachte 3] hebben de winst onderling verdeeld. Ik kreeg 60%, omdat ik de software gefinancierd heb en deze ook van mij was. De beide anderen hebben ongeveer 20% ieder gekregen’. [98] [medeverdachte] heeft dit bevestigd. [99]
Verder heeft [medeverdachte] verklaard: ‘
de strategie ten aanzien van [verdachte] werd besproken tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] [100] en ‘
de algemene beslissingen met betrekking tot (..) [verdachte] werden in gezamenlijk overleg tussen [medeverdachte] en [medeverdachte 3] gemaakt (..). De beslissingen die normaal gesproken op management niveau worden genomen, die werden vastgesteld door [medeverdachte] en [medeverdachte 3]’. [101] [medeverdachte 4] heeft hierover verklaard: ‘
[naam 3] en [naam 4] waren alleen op papier bedrijfsleider en hadden niets te vertellen. In het begin waren we met zijn drieën met [medeverdachte] en later dan [medeverdachte 3] en ik’. [102] Ook [naam 4] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 4] de verantwoordelijken bij [verdachte] waren. [103]
Verder blijkt uit skypegesprekken dat [medeverdachte 3] invloed heeft op waar geld van [verdachte] naartoe gaat. [104]
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte] en [medeverdachte 4] , waarbij de bijdragen van elk van de verdachten van een voldoende gewicht zijn geweest in die zin dat zij in vereniging feitelijke leiding hebben gegeven aan verdachte.
Aan de vereiste voorwaarden voor strafbaarheid is naar het oordeel van de rechtbank voldaan, aangezien de verboden gedragingen en het opzet van medeverdachte [medeverdachte 3] en de andere feitelijke leidinggevenden aan [verdachte] kunnen worden toegerekend.
Sub a: de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en verplaatsing verhullen en verbergen en verbergen en verhullen wie de rechthebbende van voornoemde geldbedragen is
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de in- en uitgaande betalingen van een groot aantal ploffers - te weten alle ten laste gelegde ploffers met uitzondering van [bedrijf 2] - via de bankrekeningen en het interne, voor toezichthouders onzichtbare, systeem van [verdachte] is gelopen en dat de winstmarge, de niet afgedragen btw, van een aantal ploffers is overgeboekt naar [verdachte] . [verdachte] heeft geen banklicentie, waardoor geen afhankelijkheid heeft bestaan van toezichthoudende instanties en door het gebruik van een ‘black box’ was de prijsval aan het zicht onttrokken en waren de gelden niet traceerbaar. Hiermee heeft [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing en de rechthebbende van deze gelden verborgen en verhuld.
Sub b: voornoemde geldbedragen verworven, voorhanden gehad en overgedragen
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat deze gelden op de bankrekeningen van [verdachte] zijn ontvangen en vervolgens gedeeltelijk zijn overgeboekt naar andere bankrekeningen. Hiermee heeft [verdachte] de geldbedragen naar het oordeel van de rechtbank verworven, voorhanden gehad en overgedragen.
Gewoonte
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] gedurende een lange periode meerdere (grote) geldbedragen heeft witgewassen. Gelet op die frequentie, de lange periode en het oogmerk van de criminele organisatie dat was gericht op schijnhandel ten behoeve van de btw-carrouselfraude, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij in de periode van 10 augustus 2011 tot en met 31 maart 2013 in Nederland en in Polen en/of elders in Europa , tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij (telkens) in genoemde periode,
a. a) van geldbedragen, de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing verborgen en verhuld en verborgen en verhuld wie de rechthebbende is van voornoemde geldbedragen en/of wie voornoemde geldbedragen voorhanden had, en/of
b) geldbedragen, verworven en voorhanden gehad,
immers hebben zij, verdachte, en/of haar medeverdachten, geldbedragen, afkomstig van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en [bedrijf 5] en [bedrijf 6] en [bedrijf 7] (handelsnaam: [bedrijf 7] ) en [bedrijf 8] (handelsnaam: [bedrijf 8] ) en [bedrijf 9] (handelsnaam: [bedrijf 9] ) en [bedrijf 10] en [bedrijf 10] (handelsnaam: [bedrijf 10] ) en [bedrijf 11] en [bedrijf 12] (handelsnaam: [bedrijf 12] ) en [bedrijf 13] (handelsnaam: [bedrijf 13] ),
overgemaakt en/of over laten maken naar en/of ontvangen op een van de bankrekeningen toebehorende aan haar, verdachte, en/of aan haar medeverdachte(n), en
(vervolgens) met deze geldbedragen transacties verricht middels een (intern) systeem, welk in beheer en/of onder controle was van haar, verdachte, en/of van haar medeverdachte(n), welk systeem erin bestond dat de ontvangen geldbedragen konden worden over-/doorgeboekt ten behoeve van een andere partij, waarbij (intern) een administratie van deze transacties werd bijgehouden en/of middels een intern boekingssysteem geadministreerd, en/of waardoor als gevolg van het gebruik van dit (intern) betalingsplatform vorenomschreven transacties niet traceerbaar/herleidbaar waren voor derden en/of waardoor niet meer de herkomst en/of eigenaar kon worden vastgesteld van vorenbedoelde geldbedragen,
terwijl zij, verdachte, wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 420bis en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot de maximale geldboete, te weten een geldboete van € 670.000,--.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Binnen de btw-carrousel werden fictieve handelsstromen ontworpen door onder andere gebruik te maken van valse facturen. Doordat binnen de btw-carrousel de ploffers geen omzetbelasting afdroegen, konden de ploffers ruim onder de inkoopprijs doorverkopen aan buffers, welke buffers dan ieder een deel van de ‘winst’ - die enkel kon worden behaald doordat de ploffer geen omzetbelasting afdroeg - konden behouden. Om deze fictieve handelsstroom en de daarbij behorende geldstroom buiten het zicht van toezichthouders te houden is [verdachte] opgericht. [verdachte] heeft een wezenlijke rol gespeeld binnen deze btw-carrousel door de herkomst van de gelden te verhullen.
Uit het voorgaande blijkt dat in de tenlastegelegde periode alleen al van de ploffers [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [bedrijf 9] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 12] en [bedrijf 13] , tientallen miljoenen euro’s via de bankrekeningen en de ‘black box’ van [verdachte] hebben gelopen.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte – blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie – in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 670.000,-- passend en geboden.
7.3
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder medeverdachte [medeverdachte 2] is beslag gelegd op de tegoeden van de volgende bankrekeningen van [verdachte] :
  • Zachodni bank, [rekeningnummer 7] , met saldo € 945.592,96;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 4] , met saldo € 767,80;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 3] , met saldo € 586,74;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 1] , met saldo € 3.923,34;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 2] , met saldo € 6.431,14.
De officieren van justitie hebben gesteld dat de saldi van deze bankrekeningen geheel afkomstig zijn van misdrijf of gebruikt zijn ten behoeve van het plegen van strafbare feiten en hebben verzocht deze bankrekeningen bij verdachte verbeurd te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de tegoeden van voornoemde bankrekeningen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren of die zij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 33, 33a, 47 en 51 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 670.000,-- (zeshonderdzeventigduizend euro);
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de tegoeden van de bankrekeningen van [verdachte] :
  • Zachodni bank, [rekeningnummer 7] , met saldo € 945.592,96;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 4] , met saldo € 767,80;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 3] , met saldo € 586,74;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 1] , met saldo € 3.923,34;
  • Nordea bank, [rekeningnummer 2] , met saldo € 6.431,14.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M.M. Lorist, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen en mr. J.M. van Westerlaak, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, met dossiernummers 50934 en 56341 (onderzoek [medeverdachte 2] en onderzoek [naam 5] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.OPV – AH-500, pag. 35 bovenaan en pag. 37, halverwege; sluitingsdatum OPV 12 mei 2015.
3.AH-500, pag. 36 onderaan.
4.AH-500, pag. 2.
5.D-158.
6.AH-503, pag. 5.
7.AH-501, pag. 4 en AH-057, pag. 10, uittreksel KvK, D-1110.
8.AH-500, pag. 2; zie ook de ambtsedige verklaring van [naam 6] , AH-212, pag. 3, 4 en 5.
9.AH-500, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan.
10.AH-513, pag. 4 halverwege.
11.AH-551, pag. 9 onderaan.
12.Vonnis Landgericht Augsburg inzake [medeverdachte 4] (Nederlandse versie), pag. 20.
13.AH-551, pag. 6 onderaan.
14.AH-180, pag. 10 bovenaan.
15.D-1557 en D-1560.
16.AH-551, pag. 12 onderaan en 13 bovenaan.
17.AH-551, pag. 13 bovenaan.
18.G-017-03, pag. 4 bovenaan.
19.G-017-06, pag. 9 halverwege.
20.AH-551, pag. 45 tot 48 bovenaan.
21.D-191, pag. 3.
22.D-991, pag. 27.
23.D-991, pag. 28.
24.AH-181, pag. 4.
25.AH-181, pag. 2.
26.AH-180, pag. 11 bovenaan; AH-181, pag. 4.
27.D-1383.
28.D-028.
29.V-009-02, pag. 8 onderaan.
30.V-009-02, pag. 9 bovenaan.
31.V-009-02, pag. 11 halverwege.
32.D-078, pag. 19, 20, 21, 24, 26, 28, 30, 31, 33, 35 en 37 tot en met 45.
33.AH-181, pag. 5.
34.AH-181, pag. 2.
35.AH-533, pag. 8 halverwege.
36.AH-180, pag. 11 bovenaan; AH-181, pag. 5 bovenaan.
37.D-980, pag. 7, 8, 10, 11, 13, 14, 16, 17 en 20.
38.AH-181, pag. 5.
39.AH-181, pag. 2.
40.AH-180, pag. 11 bovenaan.
41.D-1403.
42.D-741; AH-180 pag. 7.
43.AH-180.
44.AH-546, pag. 6 en D-057 pag. 5, 7 , 8, 11 en 14.
45.AH-181, pag. 2 en AH-006, pag. 1 en AH-027, pag. 1.
46.D-981, pag. 19 tot en met 24.
47.AH-180, pag. 11 bovenaan.
48.D-739.
49.D-1400.
50.AH-551, pag. 62.
51.D-023, pag. 6 tot en met 10.
52.D-742.
53.AH-181, pag. 6.
54.AH-532, pag. 9.
55.AH-181, pag. 2.
56.AH-181, pag. 6.
57.AH-551, pag. 63 en D-1404.
58.D-092.
59.D-744.
60.AH-021.
61.AH-021, pag. 4 bovenaan en D-094.
62.AH-010.
63.D-108.
64.D-743.
65.AH-500, pag. 57.
66.AH-551, pag.65.
67.D-111.
68.D-122.
69.D-068.
70.D-1374.
71.AH-022.
72.D-063.
73.AH-011.
74.D-125 en D-126.
75.D-745.
76.AH-500, pag. 57.
77.D-127.
78.AH-039.
79.D-1407, uit AH-551 pag. 67 onderaan blijkt dat dit alleen op de bankrekeningen van [verdachte] ziet.
80.AH-551, pag. 67 onderaan.
81.AH-500, pag. 57.
82.D-307.
83.AH-551, pag. 68 bovenaan.
84.D-167.
85.AH-551, pag. 69 bovenaan en halverwege.
86.AH-551, pag. 69 bovenaan.
87.AH-500, pag. 57.
88.D-183.
89.AH-058.
90.D-222.
91.AH-551, pag. 71 bovenaan
92.AH-551, pag. 70 onderaan.
93.AH-500, pag. 57.
94.D-734.
95.AH-551, pag. 71 halverwege.
96.V-067-04-1, pag. 4 bovenaan
97.V-067-04-01, pag. 5 halverwege.
98.V-067-02-01, pag. 12.
99.G-017-02, pag. 5.
100.G-017-02, pag. 5.
101.G-017-06, pag. 13 en 14.
102.V-067-04-01, pag. 29.
103.V-060-05, pag. 3.
104.D-953.