Uitspraak
08-996093-14), 31 oktober 2016 (vanaf dit moment inzake 08-996093-14 en 08-993126-16), 4 november 2016, 11 september 2017, 23 april 2018, 3 en 10 december 2018, 7 en 13 februari 2019, 28 november 2019, 2 december 2019, 28 en 29 januari 2020, 6, 13 februari 2020 en 24 maart 2020.
mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M.R. Paardekooper, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
€ 450.797,-- een gewoonte heeft gemaakt.
1 augustus 2013 te Hilversum en/of Almere en/of elders in Nederland en/of in [plaats 1] en/of elders in Europa,
3.De voorvragen
een groot aantal’, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste facturen op te nemen, waaronder ‘
onder meer’ de in de tenlastelegging genoemde facturen. Met dezelfde wijze van ten laste leggen wordt verdachte onder 5 in de zaak met parketnummer 08-996093-14 verweten dat hij als pleger de bedrijfsadministratie van zijn eenmanszaak [bedrijf 3] valselijk heeft opgemaakt.
‘een groot aantal’en ‘
waaronder onder meer'.Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. De onderdelen van de tenlastelegging ‘
een groot aantal’en ‘
waaronder onder meer'onder 1, 3 en 5, in alle ten laste gelegde varianten, zijn dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding in zoverre partieel nietig.
een groot aantal’, althans één of meerdere aangiften omzetbelasting onjuist of onvolledig te doen, waaronder ‘
onder meer’ de in de tenlastelegging genoemde aangiften. Nu de tenlastelegging is beperkt tot de aangiften omzetbelasting van respectievelijk [bedrijf 1] (feit 2) en [bedrijf 2] (feit 4) in de jaren 2011, 2012 en/of 2013, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk en begrijpelijk waartegen verdachte zich kan verdedigen.
beschrijving van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd’ in het EAB onder meer vermeld:
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
€ 215,-- per stuk. Dat betekent dat bij [bedrijf 23] sprake is geweest van een onzakelijke prijsval van 13,5%.
£ 254.871,--. [54] Op deze facturen wordt de bankrekening van betalingsplatform [betalingsplatform 2] als betaalinstructie vermeld.
e-mailadressen van [bedrijf 49] , die in de facturen van [bedrijf 3] staan vermeld, onjuist zijn en dat verdachte, [bedrijf 3] en het opgegeven bedrijfsadres van [bedrijf 49] onbekend zijn bij [bestuurder 6] , de vertegenwoordiger van [bedrijf 49] . [55]
22 december 2011, voor een totaalbedrag van € 604.853,--. [63] Op deze facturen wordt (de bankrekening van) betalingsplatforms [bedrijf 4] of [betalingsplatform 2] vermeld als rekening waarop betaald dient te worden.
- op alle voornoemde facturen een betalingsinstructie is opgenomen om via betalingsplatforms te betalen;
- dat – met uitzondering van [bedrijf 49] , van wie de identiteit kennelijk is misbruikt – het btw-nummer van de bedrijven aan wie voornoemde facturen zijn gericht (kort) na de factuurdatum is beëindigd;
- dat bij vijf van de zes bedrijven naar aanleiding van een scac-verzoek steeds is geconcludeerd dat het bedrijf een missing trader is, of dat daarvoor sterke vermoedens bestaan;
- dat bij een aantal van voornoemde bedrijven steeds [contactpersoon 2] en [bestuurder 2] als verantwoordelijken naar voren komen, van wie uit het onderzoek is gebleken dat zij als katvanger zijn gebruikt ( [contactpersoon 2] ) of eerder zijn veroordeeld voor btw-fraude ( [bestuurder 2] ).
- de rechter-commissaris heeft het [land 1] tot tweemaal toe (in het oorspronkelijke rechtshulpverzoek en in het aanvullende) verzocht de getuigen te horen in aanwezigheid van de verdediging;
- de rechter-commissaris heeft de vragen van de verdediging doorgestuurd aan de [land 1] autoriteiten. De [land 1] autoriteiten hebben die vragen ook ontvangen en naar aanleiding daarvan een aantal voorstellen gedaan. De rechter-commissaris heeft vervolgens (bij mail van 5 februari 2019) gemotiveerd verzocht de vragen van de verdediging te handhaven;
- de rechter-commissaris is aanwezig geweest bij het verhoor van [contactpersoon 2] , maar mocht geen invloed uitoefenen op dat verhoor;
- het [land 1] heeft een groot aantal vragen van de verdediging aan de getuigen gesteld;
- het [land 1] heeft beslist dat bij het verhoor van [bestuurder 2] geen derden aanwezig mochten zijn en bij het verhoor van [contactpersoon 2] slechts twee.
solely) of in beslissende mate (
to a decisive degree) berust op de verklaring van de niet-ondervraagde getuigen. Wanneer daarvan sprake is, kan ook sprake zijn van schending van artikel 6 lid 3 onder d EVRM. De rechtbank merkt allereerst op dat voor de bewezenverklaring de getuigenverklaring van [bestuurder 2] niet is gebruikt. Daarnaast blijkt uit voorgaande bewijsmiddelen dat de bewezenverklaring niet uitsluitend en ook niet in beslissende mate is gebaseerd op de verklaring van [contactpersoon 2] . De verklaring van [contactpersoon 2] vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat betekent dat de derde vraag, of er voldoende compenserende factoren waren om de eerlijkheid van het proces als geheel te waarborgen, niet aan de orde is.
voor zover ik me kan herinneren, waren [verdachte] , [bestuurder 7] en ik bij deze beslissing betrokken. Het waren meerdere gesprekken waarin we tot de conclusie kwamen dat het beter was om een nieuwe firma op te richten’. [74] Ook heeft [bestuurder 3] verklaard: ‘
[bestuurder 7] , [verdachte] en ik hebben toen zeer snel besloten om deze [land 9] firma te kopen’. [75] Daarnaast ontving verdachte naar eigen zeggen een deel van de winst (‘commissie’) van [bedrijf 4] (‘
Het was eerst 10%, toen [bestuurder 7] vertrok werd het 20%’). [76] [bestuurder 3] heeft hierover verklaard: ‘
[bestuurder 7] , ik en [verdachte] hebben de winst onderling verdeeld. Ik kreeg 60%, omdat ik de software gefinancierd heb en deze ook van mij was. De beide anderen hebben ongeveer 20% ieder gekregen’. [77] [bestuurder 7] heeft bevestigd dat verdachte een deel van de winst ontving. [78]
de strategie ten aanzien van [bedrijf 4] werd besproken tussen [bestuurder 3] en [verdachte]’ [79] en ‘
de algemene beslissingen met betrekking tot (..) [bedrijf 4] werden in gezamenlijk overleg tussen [bestuurder 3] en [verdachte] gemaakt (..). De beslissingen die normaal gesproken op management niveau worden genomen, die werden vastgesteld door [bestuurder 3] en [verdachte]’. [80] [bestuurder 3] heeft hierover verklaard: ‘
[bedrijfsleider] en [medeverdachte 9] waren alleen op papier bedrijfsleider en hadden niets te vertellen. In het begin waren we met zijn drieën met [bestuurder 7] en later dan [verdachte] en ik’. [81] Ook [medeverdachte 9] heeft verklaard dat verdachte en [bestuurder 3] de verantwoordelijken bij [bedrijf 4] waren. [82]
Zo was verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] , alsmede [bestuurder 3] , werkzaam voor [bedrijf 48] , waren verdachte en [medeverdachte 3] beiden betrokken bij [bedrijf 50] en heeft verdachte in 2012 voor een onderneming van [medeverdachte 3] , [bedrijf 41] , gewerkt, waarbij [bedrijf 41] in die periode in hetzelfde bedrijfspand gevestigd was als [bedrijf 2] , te weten aan de [adres 2] .
zijn [91] -, welke facturen gericht zijn aan “ [bedrijf 4] , p/a [adres 2]
[adres 2] T.a.v. dhr. [medeverdachte 3] ”. [92]
5.De bewijsoverwegingen ter zake parketnummer 08-993126-16
- [rekeningnummer 4] ( [banken] );
- [rekeningnummer 5] ( [banken] );
- [rekeningnummer 6] ( [banken] );
- [rekeningnummer 7] ( [banken] );
- [rekeningnummer 8] ( [banken] ).
Vertraging in die zin, dat de autoriteiten er niet zo snel achter zouden komen en het onderzoek door politie bemoeilijkt wordt, dit omdat je de interne boekingen nodig hebt om verbanden te kunnen leggen tussen de ingaande en uitgaande betalingen, dit omdat je de tussenliggende transacties niet ziet’.
1 november 2011) [handelsnaam 1] . [115]
€ 8.265.434,11) via het interne account van [bedrijf 23] bij [bedrijf 4] loopt. [128]
€ 6.070.076,73) via het interne account van [bedrijf 21] bij [bedrijf 4] loopt. [138]
€ 9.208.661,80, inkomend in totaal € 378.934,49) via het interne account van [bedrijf 29] bij [bedrijf 4] loopt. [161]
€ 3.174.018,40) via de bankrekeningen van [bedrijf 4] loopt. [171] Het overzicht van het interne account is onzichtbaar gebleven in het opsporingsonderzoek, waardoor slechts een deel van de financiële transacties, de hiervoor genoemde, zijn te herleiden uit de bankafschriften van [bedrijf 4] . [172]
€ 8.082.441,53) via de bankrekeningen van [bedrijf 4] loopt. [177] Het overzicht van het interne account is onzichtbaar gebleven in het opsporingsonderzoek, waardoor slechts een deel van de financiële transacties, de hiervoor genoemde, zijn te herleiden uit de bankafschriften van [bedrijf 4] . [178]
€ 32.518,50 aan btw in rekening gebracht. [207] Dit bedrag wordt op 25 maart 2013 ontvangen op de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] . [208] Deze iPads zijn intracommunautair geleverd, dus zonder btw, door [bedrijf 57] aan [bedrijf 38] voor een bedrag van € 181.070,--. [209] Deze factuur is eveneens betaald vanaf de rekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] , op 27 maart 2013. [210] De rechtbank constateert dat [bedrijf 38] de goederen ruim onder de inkoopprijs heeft doorverkocht. De in rekening gebrachte en ontvangen btw is door [bedrijf 38] niet afgedragen aan de Belastingdienst. [211]
€ 113.740,-- wordt op 26 maart 2013 ontvangen op de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] in [plaats 1] . [213] Deze partij Sony Playstations 3 is ook intracommunautair geleverd, dus zonder btw, door [bedrijf 58] aan [bedrijf 38] voor een bedrag van
€ 110.000,--. [214] Deze factuur is eveneens betaald vanaf de rekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] op 27 maart 2013. [215] De rechtbank constateert ook hier dat [bedrijf 38] de goederen ruim onder de inkoopprijs heeft doorverkocht en dat de in rekening gebrachte en
ontvangen btw door [bedrijf 38] niet is afgedragen aan de Belastingdienst. [216]
€ 292.730,-- en wordt daarnaast een bedrag van € 61.473,30 aan btw in rekening gebracht. [217] Dit bedrag wordt op 20 maart 2013 en 26 maart 2013 ontvangen op de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] in [plaats 1] . [218] heeft deze Seagate harddisks gekocht van [bedrijf 58] . Deze zijn intracommunautair geleverd, dus zonder btw, voor een totaalbedrag van € 342.100,--. [219] De betaling is gedaan vanaf de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] op 21 maart 2013 en 27 maart 2013. [220] De rechtbank constateert dat [bedrijf 39] de goederen dus onder de inkoopprijs heeft doorverkocht. De in rekening gebrachte en ontvangen btw is door [bedrijf 39] niet afgedragen aan de Belastingdienst. [221]
10 april 2013 ontvangen op de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] . [224] heeft deze iPads gekocht van Black Star Investments. Deze zijn intracommunautair geleverd, dus zonder btw, voor een totaalbedrag van € 105.768,--. [225] De betaling is gedaan vanaf de bankrekening van [bedrijf 5] bij de [bank 1] op 11 april 2013. [226] De rechtbank constateert dat [bedrijf 40] de goederen dus onder de inkoopprijs heeft doorverkocht. De in rekening gebrachte en ontvangen btw is door [bedrijf 40] niet afgedragen aan de Belastingdienst. [227]
Ook voor [bedrijf 5] geldt dat de boekingen naar [bedrijf 5] en het vervolgens via interne accounts doorboeken van gelden past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. De gedragingen zijn de rechtspersoon ook dienstig geweest gelet op de ontvangen fees. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien worden opgemaakt dat [bedrijf 5] (in de ten laste gelegde periode) was bestemd voor het plegen van de verboden gedragingen (de ontvangsten en overboekingen van de hiervoor genoemde gelden) als onderdeel van de btw-carrouselfraude. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon. De verboden gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank aan [bedrijf 5] worden toegerekend.
niet-afgedragen btw op de bankrekening van [bedrijf 5] is achtergebleven. [bedrijf 5] heeft niet de beschikking gehad over een banklicentie, waardoor geen afhankelijkheid heeft bestaan van toezichthoudende instanties en door het gebruik van een ‘black box’ was de prijsval aan het zicht onttrokken en waren de gelden niet traceerbaar. Hiermee heeft [bedrijf 5] naar het oordeel van de rechtbank de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing en de rechthebbende van deze gelden verborgen en verhuld.
€ 1.564,-- van de bankrekeningen van [bedrijf 4] is overgeboekt naar de Nederlandse bankrekening van [bedrijf 3] zijnde de Rabobankrekening van verdachte. [229] Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij gelden van [bedrijf 4] op zijn Rabobankrekening heeft ontvangen. [230] Verdachte heeft aangegeven dat deze gelden zien op bemiddelingsvergoedingen in de vorm van ‘commissies’.
in Nederlandhet geld heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, of handelingen heeft verricht om de criminele herkomst of de rechthebbende van het geld te verhullen of verbergen.
6.De bewezenverklaring
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
8.De strafbaarheid van verdachte
9.De op te leggen straf of maatregel
- de tegoeden van twee bankrekeningen bij de Rabobank met nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 13] van € 6.277,23 en € 4.701,27;
- de tegoeden van bankrekeningen van [bedrijf 5] en [bedrijf 60] ;
- onroerend goed in [land 13] ;
- zijn paspoort.
10.De toegepaste wettelijke voorschriften
11.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;