ECLI:NL:RBOVE:2019:4201

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
08-770136-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank Overijssel over seksueel grensoverschrijdend gedrag en de gevolgen daarvan

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 november 2016 in Deventer, door middel van geweld en andere feitelijkheden, de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de aangeefster in haar eigen huis, in haar eigen bed, op ruwe wijze vastgepakt, betast, gebeten en gezoend, ondanks haar duidelijke verzoeken om te stoppen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft vastgesteld dat er voldoende ondersteunend bewijs was voor haar verklaring. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een schadevergoeding van 300 euro aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de impact van de veroordeling op de toekomst van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van het gepleegde feit een passende straf rechtvaardigt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op 300 euro, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770136-18 (P)
Datum vonnis: 19 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 25 november 2016 te Deventer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het:
- zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of
- bijten in de nek van die [slachtoffer] en/of
- aanraken/betasten van de benen en/of billen en/of armen en/of borsten van die [slachtoffer] en/of
- wrijven over en/of knijpen in de benen en/of billen en/of armen en/of borsten van die [slachtoffer] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging

met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (meermalen):

- vastpakken en/of vasthouden van het lichaam en/of de keel van die [slachtoffer]

en/of

- in/op bed duwen van die [slachtoffer] en/of
- voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale uitingen van die [slachtoffer] dat zij
voornoemde handelingen niet wilde ondergaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte en aangeefster kennen elkaar van de [studentenvereniging] . Aangeefster had een relatie met een ander, maar onderhield tegelijkertijd een seksuele relatie met verdachte. Die seksuele relatie met verdachte is beëindigd halverwege oktober 2016. Op 24 november 2016 zijn verdachte en aangeefster beiden aanwezig tijdens een etentje met vrienden. Aangeefster vertrekt om 23:00 uur naar haar studentenkamer. Tussen 04:00 uur en 05:00 uur ’s nachts kwam verdachte bij aangeefster aan de deur, dronken en in emotionele staat, om met haar te praten over hun beëindigde seksuele relatie. Aangeefster laat verdachte binnen. Nadat aangeefster en verdachte kort hebben gepraat, probeert verdachte aangeefster aan te raken en te zoenen. Verdachte ontkent aangeefster te hebben aangerand.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de verweten handelingen niet heeft verricht.
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het dossier niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet redengevend mag zijn voor een veroordeling en dat al het overige bewijs afkomstig is uit dezelfde bron, namelijk aangeefster.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de verweten handelingen, indien bewezen, geen ontuchtig karakter hadden, gezien de aard van de relatie die verdachte en aangeefster hadden. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, de zaak zal worden aangehouden teneinde een deskundige te benoemen om onderzoek te verrichten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en de getuigen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat aangeefster in het informatieve gesprek dat zij heeft gevoerd met de zedenpolitie op 20 februari 2017, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, alsmede tijdens haar aangifte op 14 april 2017 en haar tweede aangifte op 24 april 2017 zeer consistent heeft verklaard over hetgeen zich op 25 november 2016 in haar studentenkamer heeft afgespeeld.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend aangenomen worden op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van aangeefster is dan ook onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, iets dat haar verklaring ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat er om dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. [1]
De rechtbank is van oordeel dat het dossier in onderhavig geval deze ondersteuning biedt. Aangeefster heeft de ochtend na het incident geappt naar haar vriendin:
“Dit is echt de ergste nacht ooit.”en “
Hij heeft me de hele tijd geprobeerd te zoenen en weet ik veel hij was zo lam. Ik moest er vanochtend ook van huilen.”Verdachte appt op 25 november 2016 om 13:00 uur naar aangeefster: “
Ik heb van [naam 1] gehoord wat er is gebeurd. Schaam me diep…. Wat het ergst is, is dat ik je pijn heb gedaan, dat vind ik echt heel naar van mezelf. Het spijt me heel erg en hoop dat we het er over een tijd een keer over kunnen hebben.”en
“Ik heb een grens van mezelf overschreden en ik zou niet willen dat onze verhouding verslechterd.”
De rechtbank ziet ook ondersteuning in de verklaring die verdachte heeft afgelegd tijdens het verhoor bij de politie. Verdachte heeft tijdens dit verhoor bevestigd dat hij op 25 november naar de kamer van aangeefster is gegaan en aangeefster heeft gezoend, zijn hand op haar heup heeft gelegd en heeft gekeken of ze seks wilde of niet.
Voorts is ondersteunend de in het dossier opgenomen transcriptie van het door aangeefster opgenomen gesprek op 9 maart 2017. Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster, een vriend van verdachte en twee vriendinnen van aangeefster. Verdachte zegt in dat gesprek dat hij aangeefster heeft geprobeerd te zoenen, haar op het bed heeft geduwd, nogmaals heeft gezoend, nog een keer heeft geprobeerd haar in haar nek te zoenen, haar stevig heeft vastgehouden en dat soort dingen. Verdachte vertelt in dit gesprek dat het wat harder is gegaan dan hij zelf had gewild en dat hij een keer iets te hard had gebeten, een bitemark heeft achter gelaten, te ruw is geweest en blauwe plekken bij aangeefster heeft veroorzaakt.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij dit alles enkel heeft gezegd om te voorkomen dat aangeefster naar de politie zou gaan acht de rechtbank ongeloofwaardig. Dit geldt temeer nu verdachte in het betreffende gesprek een gedetailleerde en concrete verklaring heeft afgelegd over het gebeurde. De door de raadsman ter zitting naar voren gebrachte voorstelling van zaken, ertoe strekkend dat verdachte in het gesprek door aangeefsters dominante gedrag geleid zou zijn tot een onjuiste weergave van de gang van zaken die nacht om aangeefster ter wille te zijn, wordt door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte al vroeg in het gesprek, nog voor aangeefster veelvuldig aan het woord was, een beschrijving van zijn handelen heeft gegeven.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat er voldoende bewijsmiddelen voor handen zijn die de verklaring van aangeefster op specifieke punten ondersteunen, zodat haar verklaring niet op zichzelf staat. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring dat verdachte de verweten handelingen heeft verricht.
4.4.2
Ten aanzien van de ontuchtige aard van de handelingen
De raadsman heeft bepleit dat de verweten handelingen, indien bewezen, geen ontuchtig karakter hadden, gezien de aard van de relatie die verdachte en aangeefster hadden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de handelingen van verdachte als ontuchtig moeten worden aangemerkt. 'Ontuchtig' als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is volgens de wetgever "seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm.” Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen.
De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
De handelingen van verdachte, te weten het zoenen, vastpakken en aanraken, op het bed duwen en het bijten in de nek hebben naar uiterlijke verschijningsvorm te gelden als handelingen met een seksuele strekking, temeer nu deze handelingen plaatsvonden in de beslotenheid van de eigen slaapkamer van aangeefster. Gelet op de wijze van aanraking, de strekking van de gedragingen, het ontbreken van een relatie tussen aangeefster en verdachte op dat moment (hun seksuele relatie was immers reeds enige tijd beëindigd) en het meermalen duidelijk aangeven van aangeefster – verbaal en non-verbaal – dat zij wenste dat verdachte zou stoppen, kunnen de handelingen van verdachte worden aangemerkt als handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ontuchtige handelingen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen, voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de verklaring van aangeefster betwist, omdat deze verklaringen geruime tijd na het ten laste gelegde feit zijn opgenomen en alle betrokkenen deel uitmaakten van [studentenvereniging] waarin onderling veel werd geroddeld en gekletst. De raadsman heeft daarom verzocht dat, mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, de zaak zal worden aangehouden teneinde een deskundige te benoemen om onderzoek te verrichten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en de getuigen.
Nu de rechtbank de verklaringen van de getuigen niet bezigt voor het bewijs, behoeven deze voor het vaststellen van de betrouwbaarheid geen bespreking.
De rechtbank ziet voorts geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster omtrent de aanranding te twijfelen. Deze opeenvolgende verklaringen zijn met betrekking tot de seksuele handelingen gedetailleerd en consistent afgelegd. Het is bij uitstek de taak van de rechter om de betrouwbaarheid van een verklaring te wegen. De enkele omstandigheid dat de verdediging de betrouwbaarheid van bepaalde verklaringen betwist, biedt geen grond om de om een deskundige te benoemen. Het verzoek tot het benoemen van een deskundige zal dan ook worden afgewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 november 2016 te Deventer, door geweld en feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het:
- zoenen op de mond van die [slachtoffer] en
- bijten in de nek van die [slachtoffer] en
- aanraken van de benen en billen en armen en borsten van die [slachtoffer] en
- wrijven over en knijpen in de benen en billen en armen en borsten van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld en die feitelijkheden uit het:
- vastpakken en vasthouden van het lichaam en de keel van die [slachtoffer] en
- op bed duwen van die [slachtoffer] en
- voorbijgaan aan de verbale en non-verbale uitingen van die [slachtoffer] dat zij voornoemde
handelingen niet wilde ondergaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen vervangende hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft zich niet uitgelaten omtrent de op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster in haar eigen huis, in haar eigen bed, op ruwe wijze vastgepakt, betast, gebeten en gezoend. Verdachte heeft respectloos gehandeld richting aangeefster en haar recht op lichamelijke integriteit ondergeschikt gemaakt aan de kennelijk bij hem bestaande behoefte aan intimiteit en daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op aangeefster.
Blijkens de justitiële documentatie van verdachte van 7 maart 2019 is hij niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 25 maart 2019, waarin over verdachte is gerapporteerd. De reclassering heeft geen problemen op de verschillende leefgebieden geconstateerd. Uit het onderzoek blijkt een lage kans op recidive, zodat de reclassering geen noodzaak ziet voor begeleiding of behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt het advies.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de mogelijk grote consequenties van deze strafoplegging voor de toekomst van de verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van te noemen duur passend en geboden.
7.4
Verklaring Omtrent het Gedrag
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte vreest dat een mogelijke veroordeling voor een zedendelict een registratie in de justitiële documentatie oplevert, waardoor hij in de toekomst bij het vinden van een baan de nodige belemmering zal ondervinden. Na een dergelijke veroordeling zal een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) mogelijk niet meer worden afgegeven.
De rechtbank merkt het volgende op. Op basis van het thans geldende beleid wordt bij de beoordeling van een verzoek tot afgifte van een VOG in het geval van zedendelicten een onbeperkte zogenoemde terugkijktermijn gehanteerd. Een veroordeling voor een zedendelict kan daarom in theorie levenslang een reden vormen voor de weigering tot afgifte van een VOG.
Naar het oordeel van de rechtbank zou de onderhavige veroordeling geen reden mogen zijn om de afgifte van een VOG te weigeren aan verdachte, gelet op de aard van het gepleegde feit, de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit gepleegd is. Het weigeren van de afgifte van een VOG aan verdachte op grond van - uitsluitend - de onderhavige strafzaak zou, gezien het voorgaande, een dermate grote inbreuk opleveren op het privéleven van verdachte, dat een dergelijke beslissing naar het oordeel van de rechtbank strijdig zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Met het oog hierop adviseert de rechtbank verdachte om - mocht het hierboven beschreven beleid van het Centraal Orgaan VOG (hierna: COVOG) tegen die tijd niet gewijzigd zijn - in de toekomst bij een eventuele aanvraag van een VOG een kopie van dit vonnis mee te zenden, zodat het COVOG bij de beoordeling rekening kan houden met het oordeel van de rechtbank.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.055,00 (duizendvijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, (primair) op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is niet betwist. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, nu zij op het voegingsformulier heeft beschreven, kort gezegd, dat zij in eerste instantie boos was, omdat zij de vernederende handelingen niet kon verhinderen doordat ze emotioneel bevroor. Pas later realiseerde ze zich wat haar was overkomen en kreeg ze huilbuien en voelde ze zich onveilig in haar eigen huis. Daarnaast heeft het voorval grote gevolgen gehad voor haar sociale leven, doordat verdachte zich in dezelfde sociale kringen – de [studentenvereniging] – begaf, als zijzelf.
De rechtbank beziet deze onderbouwing in het licht van de ambtshalve vaststelling dat het hier een schending van de lichamelijke integriteit van de benadeelde betreft en daarmee een aantasting van haar persoon.
De rechtbank acht, rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 300,00 redelijk en billijk. De aangehaalde uitspraak ter onderbouwing van het schadebedrag ziet op een aanranding door een familielid in de huiselijke sfeer, terwijl het in onderhavige zaak gaat om een ex-vriend, waarmee benadeelde een seksuele relatie heeft gehad. De rechtbank zal, gelet op de aard van de relatie tussen aangeefster en verdachte, en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 25 november 2016.
Voor het overige gedeelte zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 300,00 (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 6 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. [2]
1.
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 20 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 10-12:
(…) Op donderdag 24 november 2016 is [slachtoffer] samen met wat vrienden en [verdachte] sushi gaan eten en hebben spelletjes gedaan. [slachtoffer] was rond 23.00 uur weer thuis in haar studentenkamer in Deventer. Tussen 04.00 uur en 05.00 uur wordt er aangebeld. (…) Ze ziet dat [verdachte] voor de deur staat, hij vraagt of hij alsjeblieft binnen mag komen. Binnen merkt [slachtoffer] dat [verdachte] behoorlijk onder invloed van alcohol is. (…) In bed begint [verdachte] aan [slachtoffer] te zitten. Hij knijpt hardhandig in haar armen, borsten, buik en billen, pakt haar bij haar keel en bijt in haar nek. [slachtoffer] geeft aan dat hij moet stoppen, maar hij luistert niet naar haar en gaat door. Op een gegeven moment ‘flipt’ [slachtoffer] bijna en stopt hij toch. (…) Als [slachtoffer] die ochtend op het werk komt, stort ze in en vertelt aan een collega wat er is gebeurd. (…) [verdachte] biedt via de WhatsApp zijn excuses aan aan [slachtoffer] . (…) Ze had niet verwacht dat ze zoveel last van de gebeurtenis zou hebben en daarom pas nu gekomen is. (…)
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, met bijgevoegde screenshots, van 28 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] , p. 13-22:
(…) Op maandag 27 februari 2017 ontving ik, verbalisant [verbalisant 1] , via de mail van betrokkene [slachtoffer] screenshots van WhatsApp-gesprekken die zij had gevoerd mat [verdachte] en vriendin [naam 2] . (…)
Whatssapp bericht van [verdachte] aan [slachtoffer] , d.d. 25 november 2016 te 19: 13 uur:
(…) Ik heb van [naam 1] gehoord wat er is gebeurd. Schaam me diep.. Wat het ergst is is dat ik je pijn heb gedaan, dat vind ik echt heel naar van mezelf. Het spijt me heel erg en hoop dat we het er over een tijd een keer over kunnen hebben. (…)
Whatssapp bericht van [verdachte] aan [slachtoffer] , d.d. 29 november 2016 te 16:24 uur:
(…) Hee. Ik voel me echt heel erg kut over de situatie die ik heb veroorzaakt. Ik wil graag persoonlijk mijn excuses aanbieden, ik hoop dat je hier voor open staat. Ik heb een grens van mezelf overschreden en ik zou niet willen dat onze verhouding verslechterd. (…)
Whatssapp bericht van [verdachte] aan [slachtoffer] , d.d. 15 december 2016 te 23:22 uur:
[verdachte] : (…) Weet niet hoe dit zo is gebeurd. (…)
[slachtoffer] : (…) Ik vrees dat er hier echt iets gruwelijk fout is gegaan. (…)
[verdachte] : (…) Ja dat denk ik ook. (…)
Whatssapp bericht van [slachtoffer] aan [naam 2] , d.d. 25 november 2016 te 06:40 uur:
(…) Omg [naam 2] Dit is echt de ergste nacht ooit (…)
(…) Ik ben echt overstuur wtf happende (…)
(…) Hij heeft de hele tijd geprobeerd me te zoenen en weet ik veel hij was zo lam. Ik moest er vanochtend ook van huilen (…)
3.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 14 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 23-38:
V= vraag verbalisant
A= antwoord aangever
(…)
V: Tegen wie doe je de aangifte?
A: Tegen [verdachte]
V: Waarvan wil jij aangifte doen?
A: Van aanranding.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: De nacht van donderdag 24 op vrijdag 25 november jl.
V: Waar is het gebeurd?
A: Op de kamer in mijn studentenhuis.
V: Wat is het adres?
A: [adres 2] in Deventer.
(…)
V: Vertel eens wat er gebeurd is, begin maar met die avond.
A: (…) Om ongeveer 04:00 uur ‘s nachts werd er aangebeld een paar keer. Ik deed open.
[verdachte] stond voor de deur. Hij vroeg of hij alsjeblieft binnen mocht komen. We gingen het huis binnen en toen we op mijn kamer waren, zag ik dat hij dronken was. Ik had hem nog nooit zo dronken gezien. (…) Toen we in bed lagen, draaide hij zich naar mij toe en probeerde hij mij te zoenen. Toen heb ik mijn hoofd weggedraaid. Ik zei dat ik dat niet wilde en dat het klaar was. Ik zei dat ik het niet zag zitten. Daar ging hij gewoon mee door. Ik vond dat hij denigrerend deed, hij leek niet naar mij te luisteren. (…) Toen zat hij steeds meer aan mij. Hij kneep in mijn armen, benen en borsten. Hij werd steeds wat harder daarin. En ik zei steeds dat ik het niet wilde en dat hij moest stoppen en dat het klaar was. (…) Ik weet nog dat ik rechtop probeerde te gaan zitten en dat hij mij bij mijn schouders terug duwde. Ook bij mijn keel duwde hij mij een keer terug en hij beet mij een keer in mijn nek. (…)
V: Lukte het zoenen:
A: Hij raakte mij wel. Hij kwam met zijn lippen tegen mijn lippen en met zijn neus tegen mijn gezicht. Ik duwde hem weg met mijn hand tegen zijn borst. Ik draaide mijn hoofd weg. Ik zei dat ik dat niet meer wilde, dat dat klaar was. (…) Het was alsof het er niet toe deed wat ik zei.
V: Hoe vaak probeerde [verdachte] je te zoenen?
A: Ik heb het niet geteld. Wel gewoon het grootste deel van de tijd. Het was een soort van worsteling. En daarna ging hij ook met zijn handen aan mij zitten. Ik heb niet geteld hoe vaak hij mij probeerde te zoenen, ik denk twee of drie keer zonder dat hij aan mij zat. Daarna ging hij in mijn benen, billen en borsten knijpen en hield hij mij vast.
V: Je hebt het over knijpen. Wat deed hij dan?
A: Hard in mijn billen en mijn borsten en mijn armen en benen.
V: Deed hij dat met zijn hele hand?
A: Ja, met zijn hele hand, hij wreef en kneep. Het deed geen pijn maar was niet prettig. (…)
V: En met welke hand kneep hij dan?
A: Het zijn rechterhand, hij lag over mij heen.
V: Hoe kwam hij met zijn hand aan je bil?
A: Met zijn lichaam over mij heen en dan ging hij met zijn hand naar mijn bil onder mijn lijf door. (…)
V: Je zei dat hij je aanraakte aan je armen, benen, borsten en billen.
A: De bil en benen was onder mijn kleding. In het begin raakte hij mijn borsten aan. (…)Ik weet niet of hij met zijn hand onder mijn jurk doorging of er van bovenaf in ging. Maar hij raakte mijn borsten ook aan onder mijn jurk. Ik weet niet meer precies de chronologische volgorde. Het begon met zoenen en het werd steeds erger. (…)
V: Je zei ook dat hij je in het bed drukte. Hoe ging dat?
A: Ik probeerde op mijn ellebogen omhoog te komen. Hij duwde mij terug in het bed. (…)
V: Je had het er ook over dat hij je bij je keel vast had. Hoe ging dat?
A: Een beetje hetzelfde als dat terugduwen tegen mijn schouders.
Aangeefster houdt haar hand bij haar keel.
A: Hij had mij niet alleen vast bij mijn keel maar duwde er ook tegen. (…)
V: Je ging naar je werk, en dan?
A: Toen zat [naam 3] daar, [naam 3] . Ik werkte altijd met haar. Ik zei tegen haar dat ik de ergste nacht ooit heb gehad. Ik vertelde haar wat er gebeurd was en ik moest huilen. (…)
4.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 39-55:
(…)
V: Je vertelde dat [verdachte] op een gegeven moment wel stopte met aan jou te zitten. Vertel nog eens hoe dat stukje precies ging?
A: Ik flipte, ik werd heel boos. Ik ging met een ruk overeind zitten. Ik zei dat het afgelopen was. (…) Ik denk de combinatie dat ik mijn stem verhief en heel abrupt overeind ging zitten. De grens was bereikt. (…)
Na het incident.
(…) Ik heb het [naam 1] toen verteld wat er gebeurd was. (…)
V: Wat was de reden dat je het wel vertelde?
A: Omdat ik me er slecht over voelde (…) Ik droeg het met me mee, dan kan je een paar weken verbergen. (…)
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 120-137:
V = vraag verbalisant
A = antwoorde verdachte
(…)Ik heb haar toen een knuffel gegeven en gezoend. (…) Toen heb ik me uitgekleed, ben ik in bed gaan liggen, haar nog geprobeerd te zoenen totdat ze zei dat ze dit niet wilde. (…)
V: Jullie hebben dat gesprek gehad, en dan?
A: Toen ben ik naar haar toegelopen, want zij zat op het bed. Toen hebben we gezoend. (…) Gekust, zonder tong zeg maar. (…) Toen heb ik haar nog wat gekust en toen keek ik of zij seks wilde of niet.(…) Ik ben wel zo gaan liggen dat mijn hand op haar heup lag. (…)
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, van 7 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] , niet doorgenummerd:
Audiobestand [slachtoffer] ivm [verdachte]
(…)
[verdachte] : (…) Ja en toen heb ik gewoon geprobeerd [slachtoffer] te zoenen, op het bed geduwd, nog een keer geprobeerd, dat werkte allemaal niet. (…) En nogmaals, maar niet meer op de mond en zo, maar gewoon in de nek en uh….. Stevig vasthouden, dat soort dingen. En na een tijdje kreeg ik eindelijk door wat ik aan het doen was, was niet zo heel erg slim. (…) Ja, het is moeilijk om voor mezelf om natuurlijk te zeggen, want het is voor mij ook een confrontatie, maar het is wel wat harder gegaan dan dat ik zelf natuurlijk had gewild. En mijn ervaring had ik niet helemaal door op dat moment. Maar ik neem aan, ik had een keer iets te hard gebeten. En te ruw geweest, blauwe plekken achter gelaten. (…) Ik heb echt gewoon blauwe plekken achter gelaten. Ik heb verteld: Ik heb te hard gebeten, dus een bitemark achter gelaten en ja dat is wel gewoon wat ik heb gedaan uiteindelijk.(…)

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-20175074253. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.