5.4Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat de verkoopactiviteiten op Marktplaats van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Daarbij is niet alleen van belang welke inkomsten daadwerkelijk zijn ontvangen, maar ook welke inkomsten, gelet
op de omvang van de activiteiten, redelijkerwijs hadden kunnen worden bedongen of ontvangen. Door verweerder hiervan niet op de hoogte te stellen, heeft eiseres dan ook de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Dat zij, zoals eiseres stelt, verweerder al bij de aanvraag op de hoogte heeft gebracht van haar activiteiten, heeft zij niet onderbouwd. De stelling van eiseres, dat verweerder onvoldoende of niet tijdig actie zou hebben ondernomen op signalen dat mogelijk te veel of ten onrechte uitkering wordt verstrekt, treft dan ook geen doel. Het betoog dat verweerder heeft nagelaten eiseres al in een eerder stadium op mogelijke onduidelijkheden over de term ‘inkomsten’ te wijzen en dat zij daaraan een eigen invulling gaf, faalt eveneens. Eiseres is namelijk gehouden alle feiten of omstandigheden waar niet uitdrukkelijk naar wordt gevraagd - maar die wel van belang kúnnen zijn voor de verlening van bijstand - uit eigen beweging te melden. Indien bij eiseres onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van haar inlichtingenverplichting, lag het op haar weg hierover navraag te doen bij verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de informatieplicht van verweerder niet zover dat bij aanvang van de uitkering alle mogelijke situaties die gemeld moeten worden, door verweerder uiteengezet moeten worden.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat er in de maanden juni 2011, februari 2012, augustus tot en met november 2012, april 2014, oktober tot en met januari 2015, maart 2015, april 2015, juni tot en met augustus 2015 en november 2015 tot en met juni 2016 diverse stortingen hebben plaatsgevonden op de bankrekening van eiseres terwijl zij in die maanden bijstand ontving en dat zij hiervan geen melding heeft gemaakt. Evenmin in geschil is dat de stortingen kunnen worden aangemerkt als middelen in de zin van de Pw.
De herziening, intrekking en terugvordering
7. Schending van de inlichtingenverplichting levert een grond op voor herziening en, als daardoor niet kan worden vastgesteld in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, intrekking van de bijstand. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen deugdelijke administratie of boekhouding van de verkopen op Marktplaats overgelegd en evenmin op andere wijze objectieve en verifieerbare gegevens in het geding gebracht op basis waarvan zou kunnen worden vastgesteld hoeveel inkomsten eiseres met de verkoopactiviteiten heeft verworven.
Onder deze omstandigheden is niet vast te stellen in hoeverre eiseres in de te beoordelen perioden in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Dit betekent dat verweerder op grond van artikel 54, eerste lid, van de Pw gehouden was het recht op bijstand in te trekken en op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw de door eiseres ten onrechte ontvangen bijstand van haar terug te vorderen.
8. Verweerder heeft verder het recht op bijstand herzien over de perioden waarin de geldbedragen op de rekening van eiseres zijn ontvangen. Ten aanzien van de hoogte van het herziene recht op bijstand en het daarmee samenhangende terugvorderingsbedrag zijn geen gronden aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende duidelijk heeft gemaakt hoe de herziening en de omvang van de terugvordering tot stand zijn gekomen. Het komt de rechtbank voor dat verweerder met deze benadering eiseres niet tekort heeft gedaan.
9. Voor toepassing van de zesmaanden-jurisprudentie, zoals eiseres betoogt, is geen plaats als, zoals in dit geval, de inlichtingenverplichting is geschonden.
Eiseres heeft verder betoogd dat het terugvorderingsbedrag zo hoog is opgelopen, doordat verweerder nalatig is geweest. Deze beroepsgrond treft geen doel, alleen al omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder wist van haar verkoopactiviteiten of de stortingen, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
10. Het beroep van eiseres op de door haar gestelde onevenredigheid vindt geen grondslag in het recht. Verweerder is verplicht tot terugvordering van het teveel betaalde over te gaan, behoudens voor zover dringende redenen zich daartegen verzetten. Zodanige redenen heeft eiseres niet gesteld.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.