ECLI:NL:RBOVE:2019:3057

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
08-997039-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fraude, valsheid in geschrifte en witwassen met aanzienlijke bedragen en betrokkenheid van meerdere verdachten

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man uit Harderwijk, die werd beschuldigd van fraude, valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak betrof een biodieselbedrijf waar de verdachte en drie medeverdachten bij betrokken waren. De hoofdverdachte en zijn vrouw, evenals een andere medeverdachte, kregen voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen opgelegd. Een vierde verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de hoofdverdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en valsheid in geschrift door valse facturen en leenovereenkomsten op te maken en te gebruiken. De rechtbank stelde vast dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke bedragen, tot een totaal van ongeveer 3 miljoen euro, en dat hij opzettelijk behulpzaam was bij het plegen van deze strafbare feiten. De rechtbank legde ook een boete op van 400.000 euro aan het biodieselbedrijf, dat verantwoordelijk was voor de illegale activiteiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de betrokkenheid van meerdere partijen in een complexe fraudezaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-997039-16 (P)
Datum vonnis: 22 augustus 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
thans (uit andere hoofde) verblijvende in de P.I. Alphen aan de Rijn,
te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 november 2017 en van 4, 8 en 9 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
C.F. van Drumpt en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging van 4 juli 2019 - kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan gewoontewitwassen;
feit 2:
zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift, door facturen en leenovereenkomsten vals op te maken en deze valselijk opgemaakte stukken te (doen) gebruiken.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/ of [medeverdachte 3]
op één of meer tijdstip(jen) in of omstreeks de periode vanaf 0l januari 2012 tot en met
31 december 2016, te Kampen, althans in Nederland, en/of in [land 1] en/of elders buiten Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] , en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] van een of meer
voorwerp(en), te weten (onder meer)
(sub a)
een of meer geldbedragen, (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 2] , ORCO-bankrekeningen en contanten) althans van enig voorwerp
de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of de verplaatsing, verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
(sub b)
heeft/hebben die [medeverdachte 1] , en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
 een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 2] , ORCO-bankrekeningen) en/of
 de woning en/of bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] , en/of
 de woning gelegen aan [adres 3] , en/of
 het appartement ( [naam 1] ) gelegen aan [adres 4] , en/of
 het appartement ( [naam 2] ) gelegen aan [adres 5] , en /of
 het appartement ( [naam 3] ) gelegen aan [adres 6]
, en/of
 de woning gelegen aan [adres 7] , en/of
althans enig voorwerp
verworven en/of voorhanden (gehad) en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) en/of woningen gebruik gemaakt,
terwijl die [medeverdachte 1] , en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] wist(en), dat/die gelden en/of voorwerp(en) en/of woningen - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit
enig misdrijf,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest, door toen
en aldaar, (onder meer)
 valse en/of vervalste facturen en/of valse of vervalste leenovereenkomsten op te (laten) maken en/of (laten) versturen en/of (laten) gebruiken;
 te overleggen over het opstellen en/of gebruiken van valse of vervalste leenovereenkomsten en/of facturen;
 het opsturen van statuten van [bedrijf 1] teneinde bovengenoemde bankrekeningen op [land 1] te openen;
althans, is hij op enigerlei (andere) wijze, opzettelijk behulpzaam geweest en/of
heeft hij op enigerlei (andere) wijze opzettelijk gelegenheid gegeven en/of (een) middel(en)
en/of (een) inlichting(en) verschaft;
Feit 2
Hij in of omstreeks de periode vanaf 01 januari 2012 tot en met 31 december 2016, te
Kampen en/of Ermelo althans in Nederland en/of [land 1] en/of elders buiten Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
 een of meer [bedrijf 1] factu(u)ren en/of facturen van [bedrijf medeverdachte 2] , en/of
 een of meer leenovereenkomst(en), en/of
 de bedrijfsadministratie van [bedrijf medeverdachte 2] en/of [bedrijf 2] ,
zijnde (een) geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij al dan niet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), in strijd met de
waarheid,
op een (grote) hoeveelheid facturen vermeld en/of doen vermelden dat er diensten geleverd zijn, terwijl er niet of slechts deels werd geleverd, en/of dat er kosten zijn gemaakt, althans op (onder meer) op de factuur
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] d.d. 31 mei 2012 (Doc-328, p. 7213), vermeld en/of doen vermelden dat er in mei 2012 dertig containers zijn gereinigd, en/of
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 4] d.d. 14 juni 2012 (Doc-351, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er in juni 2012 zevenentwintig containers zijn gereinigd, en/of
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 5] d.d. 2 februari 2015 (Doc-386, p. 7269), vermeld en/of doen vermelden dat er 2,040.38 1 MI isotanks zijn
gereinigd en/of geïnspecteerd, en/of
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 6] d.d. 7 januari 2016 (Doc 751, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er EUR 244.000 courage-kosten zijn gemaakt, en/of
 van [bedrijf medeverdachte 2] aan [bedrijf 2] d.d. 11 maart 2015 (Doc-032, p. 6092), vermeld en/of doen vermelden dat er voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ter hoogte van EUR 25.000 zijn gemaakt, en/of
 van [bedrijf medeverdachte 2] aan [bedrijf 8] d.d. 27 oktober 2015 (Doc-294, p. 7094), vermeld en/of doen vermelden dat er provisiekosten voor 126.380 kilogram in week 2015-43 zijn gemaakt,
en/of
op twee, althans één of meer leenovereenkomst(en):
 d.d. 16 april 2012 (DOC-305, p. 7162) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] op 16 april 2012 357.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 16 april 2012 heeft getekend, en/of
 d.d. 8 juli 2012 (DOC-248, p. 6519) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] op 8 juli 2012 820.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 18 juli 2012 heeft getekend,
en/of heeft hij voornoemde facturen en/of leenovereenkomsten (deels) (laten)
opnemen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf medeverdachte 2] en/of [bedrijf 2]
en/of
heeft hij toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik gemaakt van die valse en/of vervalste
factu(u)r(en) en/of die valse en/of vervalste leenovereenkomst(en), zijnde geschriften die
bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat
 voornoemd(e) valse en/of vervalste factu(u)r(en) en/of leenovereenkomst(en) aan één of meer accountant(s) en/of werknemers van accountantskantoor [accountantskantoor] , althans aan een of meer accountants, en/of één of meer inspecteur(s) van de belastingdienst zijn getoond en/of overgelegd en/of verstuurd en/of zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf medeverdachte 2] en/of [bedrijf 2]
en/of
 voornoemde valse of vervalste factu(u)r(en) is/zijn verzonden naar die [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 2]
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Opmerking rechtbank:
In de gewijzigde tenlastelegging staat bij feit 1 als pleegperiode vermeld: ‘vanaf 01 januari 2012 tot en met ‘heden’. Gelet op de mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting dat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat (in het onderzoek Kleisteen 2) feiten worden ten laste gelegd die zien op het onderzoek over periode van 1 januari 2012 tot en met
31 december 2016- zoals ook vermeld bij feit 2 - heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 de pleegperiode aldus gecorrigeerd.
Daarnaast staat in de gewijzigde tenlastelegging bij de onroerende goederen [adres 8] ’, terwijl dit blijkens het dossier moet zijn: ‘ [adres 7] en bij de leenovereenkomst met de aanduiding DOC-248 als datum ‘18 juli 2012’ terwijl dit blijkens het dossier moet zijn
‘8 juli 2012’.
De rechtbank merkt de hierboven genoemde onjuiste aanduidingen aan als kennelijke verschrijvingen en leest ze als verbeterd in de eveneens hiervoor aangegeven zin.
De verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdediging.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding, met betrekking tot feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 onduidelijk is en innerlijk tegenstrijdig, en dat de dagvaarding om die reden (partieel) nietig moet worden verklaard. Niet duidelijk is uit welke onderdelen het geldbedrag van drie miljoen euro, zoals genoemd in de gewijzigde tenlastelegging, is opgebouwd, waardoor het voor verdachte onduidelijk is waartegen hij zich moet verweren. Het lijkt er bovendien op dat aan verdachte twee keer hetzelfde wordt verweten. De aanschafwaarde van onroerende goederen maakt, zo lijkt het, deel uit van het ten laste gelegde witgewassen geldbedrag. Het witwassen van onroerende goederen is echter ook afzonderlijk ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het in de (gewijzigde) tenlastelegging opgenomen bedrag van drie miljoen euro voldoende aansluiting vindt bij de (som van de) bedragen van de geldstromen die uit het dossier naar voren komen. De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat de strafbare gedragingen alternatief ten laste zijn gelegd. Daarbij komt nog dat [medeverdachte 1] het bedrag van drie miljoen euro zelf heeft genoemd in zijn bekennende verklaring. Van enige onduidelijkheid bij verdachte kan daarom geen sprake zijn,
Naar oordeel van de rechtbank is er sprake van een geldige dagvaarding.
De aan verdachte verweten, alternatief ten laste gelegde, handelingen zijn in de (gewijzigde) tenlastelegging voldoende geconcretiseerd. Behalve de gedragingen en een nadere omschrijving daarvan bevat de tenlastelegging de pleegperiode waarin en de locatie waar de feiten zouden zijn begaan. Het ten laste gelegde hangt bovendien voldoende samen met de inhoud van het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding daarmee voldoet aan de vereisten die in artikel 261 Sv zijn gesteld.
De rechtbank heeft - ook voor het overige - vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Feit 1 en 2
Op 3 november 2015 vonden doorzoekingen plaats in de woning van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en in bedrijfspanden van de [Holding1] waaronder [bedrijf 1 medeverdachte 1] en [bedrijf 2 medeverdachte 1] In de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op diverse plaatsen grote bedragen contant geld aangetroffen. Tijdens de doorzoekingen zijn administratieve bescheiden waaronder vele facturen en enkele leenovereenkomsten inbeslaggenomen. [1] Tevens zijn bankafschriften en bankpassen van bankrekeningen op [land 1] aangetroffen en inbeslaggenomen.
Gedurende het onderzoek rees het vermoeden dat sprake is van drie vormen van ‘verdienmodellen’ om - met gebruikmaking van bv’s/ rechtspersonen, en (mogelijk) in samenwerking met personeel van de [Holding1] - geld te onttrekken aan bedrijven van de holding en dat geld aan te wenden voor privédoeleinden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van de onder 1 ten laste gelegde medeplichtigheid aan (gewoonte-) witwassen en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift, door het valselijk opmaken van leenovereenkomsten alsook facturen op naam van verschillende rechtspersonen, en door van die leenovereenkomsten en facturen ook gebruik te maken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en heeft daartoe de volgende verweren gevoerd – samengevat weergegeven – :
Feit 1:
Primair: geen sprake van een gronddelict;
Allereerst kan medeplichtigheid bij (gewoonte-)witwassen niet worden bewezenverklaard ten aanzien van de zogenoemde ‘ [bedrijf 2] - [medeverdachte 2] ’, omdat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een ‘gronddelict’.
Het geld waarvan bij de geldstromen sprake is, was immers niet afkomstig uit ‘enig misdrijf’, gepleegd voorafgaand aan de ten laste gelegde witwashandelingen.
Het ging om verplaatsing van legaal geld, afkomstig uit legale bedrijfsactiviteiten.
Het onder 2 ten laste gelegde plegen van ‘valsheid in geschrift’ kan niet als een gronddelict voor witwassen worden aangemerkt.
Subsidiairpartiële vrijspraak;
ten aanzien van de “ [bedrijf 2] - [medeverdachte 2] ” want:
 medeplichtigheid achteraf is niet strafbaar:
Voor zover al sprake is geweest van een gronddelict voor witwassen bij de [bedrijf 2] - [medeverdachte 2] geldt voor medeplichtigheid dat het bieden van behulpzaamheid achteraf - nadat een delict is gepleegd - niet strafbaar is. De panden in [plaats 1] – met een waarde van tezamen meer dan één miljoen euro, welk geld aan [bedrijf 2] werd onttrokken – zijn reeds in 2012 aangekocht. In dat jaar was het [bedrijfsleider] van [bedrijf 2] , die voor [bedrijf 2] facturen opmaakte en betalingen verrichtte. Verdachte handelde in 2012 en 2013 volledig te goeder trouw.
Het verwerken van de ‘lening [medeverdachte 2] ’ in de boekhouding, en de oprichting van [bedrijf medeverdachte 2] , gebeurde pas jaren later. Behulpzaamheid achteraf valt als gezegd niet onder het bereik van artikel 48 Sr en is dus niet strafbaar.
 geen dubbel opzet dus geen sprake van medeplichtigheid bij witwassen:
Voor zover bij verdachte al sprake was van behulpzaamheid met enig opzet, zag dat niet op witwassen. Verdachte had, ondanks zijn functie als hoofd administratie, lang niet overal zicht op. Hij zag niet elke factuur en heeft niet alle betalingen zelf verricht. Verdachte was er bovendien niet van op de hoogte dat in 2012 veel geld was onttrokken aan [bedrijf 2] voor privédoeleinden van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] . Het opzet van verdachte zag hooguit op het middels [bedrijf medeverdachte 2] rechttrekken van de boekhouding en het een en ander buiten het zicht van de belastingdienst houden.
Zijn opzet was niet gericht op het verbergen, verhullen of omzetten van gelden ‘uit enig misdrijf afkomstig’. Verdachte is niet betrokken geweest bij het opmaken van valse leenovereenkomsten met [bedrijf 4] . Uit het dossier blijkt dat [bedrijfsleider] in 2013 een leenovereenkomst wilde opstellen; verdachte heeft slechts doorgegeven op welke naam die overeenkomst dan moet komen te staan.
Ten aanzien van de [bedrijf 1] -facturen geldstromen [bedrijf 5] – [bedrijf 6] – [bedrijf 3] – [bedrijf 4] :
Verdachte dient ook van medeplichtigheid bij de constructie met de [bedrijf 1] -facturen voor de buitenlandse bedrijven als [bedrijf 5] en [bedrijf 3] te worden vrijgesproken, wegens het volgende.
 geen sprake van een gronddelict:
Ook voor deze constructie(s) geldt in de eerste plaats dat geen sprake is van gelden ‘uit misdrijf afkomstig’; zakelijk geld werd aan ondernemingen van [medeverdachte 1] onttrokken voor privédoeleinden van de medeverdachten; maar dit was en bleef legaal geld. De [bedrijf 1] -facturen hadden hooguit tot gevolg dat sprake was van fiscale delicten nu facturen en betalingen buiten het zicht van de fiscus werden gehouden. Opzet van verdachte op een gronddelict in het kader van witwassen kan niet worden bewezenverklaard. Verdachte is ook niet betrokken geweest bij de aankoop van onroerende goederen op [land 1] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
 geen sprake van opzet op de valsheid van [bedrijf 1] -facturen en evenmin van een oogmerk tot misleiding:
Op het moment dat verdachte werd verzocht om de [bedrijf 1] -statuten op te sturen naar de Orcobank op, [land 1] voor het openen van een zakelijk [bedrijf 1] -bankrekening aldaar,
in november 2014, wist of vermoedde verdachte niet dat [medeverdachte 1] daarmee verkeerde bedoelingen had. Verdachte dacht in die periode bovendien dat de op de [bedrijf 1] -facturen vermelde werkzaamheden daadwerkelijk werden verricht. Van opzet op het valselijk opmaken van stukken en misleiding van derden, was toen geen sprake, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte begreep pas in september 2015 dat de [bedrijf 1] -facturen die hij opmaakte met daarop het bankrekeningnummer van de Orcobank, niet in de boekhouding van [bedrijf 1] werden opgenomen. En pas in de loop van 2016 besefte verdachte dat dat ook helemaal niet de bedoeling was van [medeverdachte 1] .
 geen sprake van voor medeplichtigheid vereist dubbel opzet:
Voor zover bij verdachte al sprake was van opzet, zag dit opzet op een fiscaal misdrijf: het buiten het zicht van de belastingdienst houden van facturen en betalingen/ omzet. Het voor medeplichtigheid bij witwassen vereiste opzet bij verdachte ten aanzien van enig gronddelict voor witwassen kan niet worden bewezenverklaard.
Feit 2:
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken ten aanzien van [bedrijf 1] -facturen die zijn opgemaakt in de periode gelegen vóór september 2015.
Niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte vóór september 2015 [bedrijf 1] -facturen heeft opgemaakt met daarop bankgegevens van de Orcobank op [land 1] ; dat is ook niet het geval. Verdachte raakte niet eerder dan ergens in september 2015 ervan op de hoogte dat de [bedrijf 1] -facturen niet in de boekhouding van [bedrijf 1] werden opgenomen. En in de loop van 2016 is hem pas duidelijk geworden dat het ook niet de bedoeling was dat de [bedrijf 1] --facturen, gericht aan [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , in de boekhouding van [bedrijf 1] verwerkt zouden gaan worden.
Ten aanzien van de overige [bedrijf 1] -facturen kan het oogmerk op misleiding niet worden bewezenverklaard. De ontvangers van de [bedrijf 1] -facturen wisten dat de op de [bedrijf 1] -facturen beschreven werkzaamheden niet waren verricht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak, feit 2
De rechtbank is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat niet vaststaat dat verdachte aan de totstandkoming van de onder feit 2, onder het eerste en tweede gedachtestreepje, ten laste gelegde facturen ( [bedrijf 1] -factuur van 31 mei 2012 gericht aan [bedrijf 3] , DOC-328, en [bedrijf 1] -factuur van 14 juni 2012 gericht aan [bedrijf 4] DOC-351) en de onder 2 ten laste gelegde leenovereenkomsten (van 16 april 2012, DOC-305, en van 8 juli 2012, DOC-248) een strafbaar aandeel heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte daarom in zoverre partieel vrijspreken.
De rechtbank is voor het overige van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, als hierna gemotiveerd.
Feit 1 en 2.
In december 2015 werd het onderzoek Kleisteen 1 uitgebreid, wegens een verdenking van witwassen door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (Kleisteen 2).
De rechtbank stelt voorop, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (medeplichtigheid bij) (gewoonte-)witwassen, dat noch de tekst van de witwasbepalingen noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat (ook) in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen".
Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. [2]
Op grond van de zich in het dossier bevindende, hierna te noemen, bewijsmiddelen [3] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen (ten aanzien van geld/ voorwerpen ‘afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf’), en valsheid in geschrift.
Ten aanzien van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ook hij betrokken is geweest bij, en een strafbaar aandeel heeft gehad in, de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tijdens de doorzoekingen op 3 november 2015 en op 25 oktober 2016 in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het adres [adres 9] en in de bedrijfspanden van [bedrijf 1 medeverdachte 1] , [bedrijf 2 medeverdachte 1] en [bedrijf 1] , te Kampen zijn papieren administratie en digitale gegevens/ administratie in beslag genomen. [4]
Op basis van onderzoek is vastgesteld dat op verschillende manieren geld uit ondernemingen is getrokken welk geld op latere momenten is omgezet en geïnvesteerd (‘witwassen’), waarbij gebruik is gemaakt van valse facturen en valse leenovereenkomsten. [5]
In de loop van het onderzoek blijkt dat sprake is geweest van de volgende drie te onderscheiden vormen, (verdienmodellen) van onttrekking van geld aan ondernemingen en witwassen: [6]
geldstroom ‘ [bedrijf 2] ’ (zaaksdossier 4.1);
geldstroom ‘ [bedrijf 5] / [bedrijf 6] ’ (zaaksdossier 4.2);
geldstroom ‘ [naam 4] ’ (zaaksdossier 4.3).
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 3 november 2015 in hun woning een aanzienlijke hoeveelheid contant geld voorhanden hebben gehad, waarvan is gebleken dat daar geen contante opnamen bij banken of andere financiële instellingen tegenover stonden, dan wel dat geld kon worden herleid naar door hen verrichte zakelijke opnames uit ondernemingen, hetgeen leidde tot:
4. zaak ‘Contante middelen’ (zaaksdossier 4.4).
In het onderzoek zijn aangemerkt als verdachten - onder meer - : [7]
[medeverdachte 1]
is enig aandeelhouder en bestuurder van [Holding1] . [8] , holdingmaatschappij van de bedrijven [bedrijf 2 medeverdachte 1] , [bedrijf 1] en [bedrijf 1 medeverdachte 1] is CEO bij [bedrijf 1 medeverdachte 1] . [9] [bedrijf 2 medeverdachte 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1 medeverdachte 1]
[bedrijf 2 medeverdachte 1] maakt gebruikte vetten schoon zodat [bedrijf 1 medeverdachte 1] die als grondstof kan gebruiken.
[medeverdachte 1] is getrouwd met [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2]: echtgenote van [medeverdachte 1] . Eigenaar van [bedrijf medeverdachte 2] , een eenmanszaak die - volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel - bemiddelt in brandstoffen. [10]
[medeverdachte 3]: sinds 1 juli 2013 financieel directeur (CFO), in dienst van de [Holding1] , en [bedrijf 1 medeverdachte 1] . [11]
[verdachte]: leidinggevende van de administratie bij [bedrijf 2 medeverdachte 1] en [bedrijf 1 medeverdachte 1] , ondernemingen van de [Holding1] ten tijde van de ten laste gelegde feiten. [12]
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de genoemde ‘verdienmodellen’ het volgende.
Geldstromen rond [bedrijf 2] , valse leenovereenkomsten, [bedrijf medeverdachte 2] , [bedrijf 8] en valse facturen [bedrijf medeverdachte 2] (zaaksdossier 4.1.).
Tijdens de doorzoeking in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 3 november 2015 werd in een werkkamer op de eerste verdieping een ordner aangetroffen met als opschrift: ‘2015, [bedrijf medeverdachte 2] ’ [13] met daarin facturen, voorzien van het briefhoofd ‘ [bedrijf medeverdachte 2] ’, [adres 9] en gericht aan het bedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), [plaats 2] . [14]
In de ordner zaten behalve facturen ook bankafschriften van een ING-rekening t.n.v. [bedrijf medeverdachte 2] , rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop is te zien dat [bedrijf 2] telkens geldbedragen overmaakt naar [bedrijf medeverdachte 2] . Vanaf die eigen rekening maakte [bedrijf medeverdachte 2] in de loop van 2015 telkens weer forse bedragen (tienduizenden euro’s) over naar [bedrijf 2] , onder vermelding van ‘Aflossing’. [15]
Op basis van onderzoek werd vastgesteld dat de facturen van ‘ [bedrijf medeverdachte 2] ’ verband hielden met de aankoop door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van twee onroerende goederen in [plaats 1] , in 2012, te weten een pand aan de [adres 3] en een woning aan de [adres 2] , voor een bedrag van (samen) in totaal € 1.037.500. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden in 2012 elk voor de helft eigenaar van deze panden. [16]
In de boekhouding van [bedrijf 2] over 2012 was een bedrag te zien van
€ 1.037.487,63 met de omschrijving ‘lening aan [medeverdachte 2] ’. [17]
[medeverdachte 1] was in die periode vertegenwoordigingsbevoegd voor [bedrijf 2] . [18]
Aankoop [adres 2] te [plaats 1] .
Op 27 juni 2012 hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een woning aan de [adres 2] gekocht voor een bedrag van € 220.000,00. [19]
In dezelfde tijd werd vanaf de rekening van [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 3] ) tweemaal een bedrag van € 100.000,00 naar de gezamenlijke privérekening van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ( [rekeningnummer 2] overgeboekt met als omschrijving ‘ [bedrijf 2] Diversen’. [20]
Op 26 juni 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een bedrag van € 232.221,46 overgemaakt naar OMVR Notarissen. [21]
Het pand aan de [adres 2] is - na verbouwing en splitsing van het pand - op 29 augustus 2013 verkocht voor een bedrag van ongeveer € 570.000,00. [22]
Aankoop [adres 3] te [plaats 1] .
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarnaast op 5 juli 2012 een woning aan de [adres 3] gekocht voor € 800.000,00. [23] De woning kwam op naam van beiden te staan. [24]
Uit van de notaris ontvangen gegevens blijkt dat op 12 juli 2012 op de derdengeldrekening van OMVR Notarissen € 817.203,63 is bijgeschreven met als omschrijving: Van: [bedrijf 2] , [plaats 2] [25]
Om te kunnen beschikken over voldoende geld voor deze privéuitgaven heeft medeverdachte [medeverdachte 1] opdrachten gegeven en laten geven aan de bedrijfsleider van [bedrijf 2] , [bedrijfsleider] . [26]
[bedrijfsleider] is op 29 november 2016 als verdachte verhoord. [bedrijfsleider] heeft verklaard dat hij degene was die in 2012 voor [bedrijf 2] betalingen verrichtte en de boekhouding deed. In 2012 maakte hij, in opdracht van [medeverdachte 1] , tweemaal € 100.000,00 over naar de privérekening van [medeverdachte 1] . [bedrijfsleider] heeft verklaard dat hij - eveneens in 2012 - vanuit Nederland de opdracht kreeg om een factuur naar het bedrijf [bedrijf 9] in [land 2] (van € 789.049,80) te sturen met als omschrijving ‘Used cooking oil.’ [27] In werkelijkheid was helemaal geen sprake van diensten van [bedrijf 2] in verband met deze factuur. [28] [bedrijfsleider] kende het bedrijf [bedrijf 9] ook niet, maar hij verstuurde de factuur omdat ‘ [medeverdachte 1] dat vroeg’. [29] [bedrijfsleider] verrichtte bovendien de betaling aan de notaris van een bedrag van
€ 817.273,63, op verzoek van [medeverdachte 1] , na een mailwisseling hierover met [verdachte] (verdachte). [30] [bedrijfsleider] had vooral contact met de Nederlandse bedrijfsleiding in de persoon van [medeverdachte 3] of verdachte.
Met [medeverdachte 1] had hij weinig rechtstreeks contact, zo verklaarde [bedrijfsleider] . Ten aanzien van enkele interne overboekingen, te zien op de grootboekrekening van [bedrijf 10] (voorganger [bedrijf 2 medeverdachte 1] ), van bedragen van € 100.000 (tweemaal) en € 817.000,00 met de omschrijving ‘lening [medeverdachte 2] ’ [31] , heeft [bedrijfsleider] verklaard dat hij deze verrichtte in opdracht van de Nederlandse bedrijfsleiding (meestal [medeverdachte 3] ), en dat [medeverdachte 2] de vrouw van [medeverdachte 1] is. In werkelijkheid was geen sprake van een lening, aldus [bedrijfsleider] ; hij zag nimmer een leenovereenkomst. [32]
[bedrijfsleider] kreeg van [verdachte] (verdachte) per mail opdracht om in de boeken ‘de lening’ op naam van [medeverdachte 2] te zetten. [33]
In de administratie van [bedrijf 2] is ten aanzien van de post ‘lening [medeverdachte 2] ’, geen leenovereenkomst of dividenduitkering aangetroffen. [34]
In opdracht van [medeverdachte 1] werd het in de boekhouding ontstane gat, in 2013, afgedekt met de factuur van [bedrijf 2] gericht aan het Duitse bedrijf [bedrijf 9] en een factuur van [bedrijf 10] (voorganger van [bedrijf 2 medeverdachte 1] ) aan [bedrijf 2] d.d. 30 september 2012. [35] In de administratie van [bedrijf 2 medeverdachte 1] over 2013 is sprake van de verwerking van een factuur ter hoogte van € 784.039,96 (nr. 201230970). [36] Door de boekhoudkundige ingrepen bij [bedrijf 2] in 2013 werd dat bedrag ten laste van [bedrijf 2 medeverdachte 1] gebracht. [37]
Het grootste deel van de vordering van [bedrijf 2] op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is op deze wijze ‘weg-geboekt’.
Eind 2012 stond behalve genoemd bedrag tevens een privéschuld open voor een bedrag van € 233.233,67. [38]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat het ten aanzien van de geldstroom vanuit [bedrijf 2] ging om een bedrag van ongeveer € 800.000,00 waarmee hij het pand van de buren, aan de [adres 3] te [plaats 1] , heeft gekocht. [medeverdachte 1] mocht van de bank nog geen dividend aan zichzelf uitkeren omdat hij niet aan zijn ‘dept ratio’ voldeed; daarom onttrok hij het geld aan [bedrijf 2] . [39]
Om het gat te dichten zorgde hij ervoor dat voor de verkoop van vetten door [bedrijf 2 medeverdachte 1] aan het Duitse bedrijf [bedrijf 9] een factuur werd verzonden vanaf [bedrijf 2] Hoewel het dus ging om een deal tussen [bedrijf 2 medeverdachte 1] en [bedrijf 9] , liet [medeverdachte 1] de betaling via [bedrijf 2] lopen. [40]
Verbergen/ verhullen d.m.v. de oprichting van [bedrijf medeverdachte 2] en valse facturen
Het in de boekhouding van [bedrijf 2] in 2015 nog altijd openstaande bedrag van € 233.233,67 is in 2015 weggeboekt met behulp van vals opgemaakte facturen op naam van een, speciaal daarvoor opgerichte eenmanszaak: ‘ [bedrijf medeverdachte 2] ’ (‘kasrondje’).
Dat ten aanzien van die facturen sprake is van valselijk opmaken, waar de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte bij betrokken waren, volgt uit het navolgende.
[bedrijf medeverdachte 2] is op 1 februari 2015 opgericht. Het vestigingsadres is het toenmalige woonadres van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] : de [adres 9] . Enig eigenaar is: medeverdachte [medeverdachte 2] . Volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten uit: handelsbemiddeling in brandstoffen, metalen en chemische producten. [41]
In de inbeslaggenomen ordner ‘2015 [bedrijf medeverdachte 2] ’ (zie hiervoor) zijn 26 facturen op naam van [bedrijf medeverdachte 2] , [adres 9] , aangetroffen, gericht aan het bedrijf [bedrijf 2] te [land 3] . [42] In de ordner zitten tevens bankafschriften van een zakelijke betaalrekening ten name van [medeverdachte 2] , p/o [bedrijf medeverdachte 2] , te [plaats 1] , [rekeningnummer 1] . [43]
Bij deze rekening hoort een betaalpas op naam van [medeverdachte 2] . [44]
Vanuit [bedrijf medeverdachte 2] wordt op 11 maart 2015 een eerste factuur verzonden naar [bedrijf 2] [45] , een factuur ter grootte van € 25.000,00. [46]
Op de in de ordner aangetroffen [bedrijf 2] -facturen staat telkens de tekst: ‘Hierbij belasten wij u voor de voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ’, of ‘Hierbij belasten wij u voor provisie inzake [bedrijf 7] , week (..)’. [47] In inbeslaggenomen digitale gegevens werden in totaal 37 facturen aangetroffen van [bedrijf medeverdachte 2] gericht aan [bedrijf 2] . [48]
Het op basis van de facturen betaalde bedrag wordt door [bedrijf medeverdachte 2] telkens (vrijwel) onmiddellijk teruggestort naar [bedrijf 2] , met als omschrijving ‘aflossing lening’. [49]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verrichtte in werkelijkheid geen werkzaamheden voor [bedrijf medeverdachte 2] . [50]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van [bedrijf medeverdachte 2] (en later [bedrijf 8] ) verklaard dat dit bedrijf alleen werd opgericht om de ‘lening’ te verrekenen.
[bedrijf 2] was ten tijde van de ten laste gelegde periode van hem.
Hij had intern overleg met medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte [verdachte] over de persoonlijke lening uit [bedrijf 2] , de boekhouding van [bedrijf 2 medeverdachte 1] en de [bedrijf 2] -factuur.
Omdat het ‘nu eenmaal al zo geregeld was’ besprak hij dit ook met [medeverdachte 3] , zo van: ‘Wat kunnen we hier van maken ?’
Medeverdachte [medeverdachte 1] had vanuit [bedrijf 2] ook tweemaal een bedrag van € 100.000,00 naar zichzelf laten overmaken voor privédoeleinden, voor de aankoop van het pand aan de [adres 2] . Het wegboeken van dat geld was uiteindelijk pas in 2015 afgerond; daarvoor werd een ‘lening’ opgemaakt van [bedrijf 2] aan ‘ [bedrijf medeverdachte 2] ’. Ze gingen ‘aan het boeken’, om de lening weg te werken, aldus [medeverdachte 1] . [bedrijf medeverdachte 2] heeft voor [bedrijf 2] feitelijk geen werkzaamheden verricht; [bedrijf medeverdachte 2] was slechts op papier een soort broker tussen [bedrijf 2] en een bedrijf als [bedrijf 7] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij behalve de holding [Holding1] nóg een holding heeft opgericht, namelijk [Holding 2] , met daaronder het bedrijf ‘ [bedrijf 8] ’. [bedrijf 8] is opgericht voor de verkoop van ‘reststromen’ die vrijkomen bij [bedrijf 2 medeverdachte 1] en [bedrijf 1 medeverdachte 1]
De provisiefacturen van [bedrijf medeverdachte 2] gericht aan [bedrijf 8] werden louter verstuurd om geld van de ene B.V. naar de andere te sluizen, aldus [medeverdachte 1] . [51]
Uit onderzoek naar de mutaties van de bankrekening van [bedrijf medeverdachte 2] is gebleken dat [bedrijf medeverdachte 2] over de periode vanaf maart 2015 tot en met september 2015 in totaal € 235.978,60 aan provisie heeft ontvangen en in totaal € 233.233,67 aan [bedrijf 2] heeft betaald onder de noemer ‘aflossing lening’. [52] In de grootboekrekening van [bedrijf 2] over 2015 is de reeks ‘aflossingen lening’ opgenomen. [53]
Ná 10 september 2015, als de laatste ‘aflossing’ aan [bedrijf 2] is betaald, zijn nog tien facturen aan [bedrijf 2] verzonden en betaald. [54]
De gegevens op de facturen van [bedrijf medeverdachte 2] waren van echte facturen, afkomstig van het bedrijf [bedrijf 11] , overgenomen. [bedrijf 11] bracht provisiekosten in rekening bij [bedrijf 2 medeverdachte 1] en [bedrijf 1 medeverdachte 1] in verband met de levering van glycerine aan [bedrijf 7] . [55] [bedrijf medeverdachte 2] factureerde voor diezelfde leveringen provisiekosten aan [bedrijf 2] . [56]
Behalve deze ‘provisie-facturen’ van [bedrijf medeverdachte 2] gericht aan [bedrijf 2] zijn in de inbeslaggenomen digitale gegevens ook provisie-facturen aangetroffen gericht aan ‘ [bedrijf 8] ’ [57] [bedrijf 8] is in juni 2015 is opgericht. [medeverdachte 1] is de bestuurder van [bedrijf 8] [58] De provisiefacturen gericht aan [bedrijf 8] hebben dezelfde lay-out en adresgegevens als de facturen voor [bedrijf 2] . Op een factuur van 27 oktober 2015 gericht aan [bedrijf 8] (DOC-294) staat vermeld ‘Hierbij belasten wij u voor provisiekosten voor 126.380 kilogram, week 2015-43’. [59]
[bedrijf medeverdachte 2] ontving in september en oktober 2015 in totaal € 38.689,26 van [bedrijf 8] [60]
Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 8] , blijkt dat een Duitse afnemer sinds juli 2015 een bedrag van € 1,7 miljoen aan [bedrijf 8] heeft betaald en [bedrijf 6] van [naam 5] in 2016 – in een periode van drie maanden – een bedrag van
€ 692.000,00.
Van geld van de bankrekening van [bedrijf 8] is € 700.000,00 geïnvesteerd in het strandpaviljoen [paviljoen] , een horecagelegenheid die medeverdachte [medeverdachte 2] in oktober 2015 heeft gekocht. [61]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat aankoop van de twee panden te [plaats 1] in 2012 door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op illegale wijze is gefinancierd, te weten met door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verduisterd geld (een bedrag van in totaal € 1.017.273,63); geld dat toebehoorde aan de onderneming [bedrijf 2] .
Geld waarover medeverdachte [medeverdachte 1] , gelet op zijn positie bij [bedrijf 2] , weliswaar kon beschikken, maar dat hij zich zonder geldige titel heeft toegeëigend voor privédoeleinden: de aankoop van twee panden te [plaats 1] , op naam van [medeverdachte 2] en hemzelf. [medeverdachte 1] heeft erkend dat het niet mocht wat hij deed en dat hij zich dit geld op onrechtmatige wijze heeft toegeëigend. [62] Van ‘legaal’ geld, zoals de verdediging heeft betoogd, was dan ook geen sprake.
Zowel uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen als de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 1] hierbij welbewust en opzettelijk heeft gehandeld.
Ten aanzien van het aandeel van verdachte [verdachte] en de (mede-)verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij [bedrijf medeverdachte 2] en het opmaken en verzenden van de valse provisie-facturen – voor zover relevant in relatie tot de aan verdachte ten laste gelegde deelnemingsvorm ‘medeplegen’ – blijkt uit bewijsmiddelen als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 2] gebruikt voor haar eenmanszaak het e-mailadres
[mailadres 1]; dit e-mailadres staat op de facturen. [63]
Uit inbeslaggenomen e-mailverkeer en telefoongesprekken blijkt dat het vooral [verdachte] (verdachte) is, die facturen van [bedrijf medeverdachte 2] opmaakteen betalingen verrichtte. Verdachte had daarover regelmatig contact met [medeverdachte 2] .
Een week na oprichting van [bedrijf medeverdachte 2] , op 18 maart 2015, mailde [medeverdachte 2] naar verdachte en gaf hem het rekeningnummer van dit bedrijf door.
Verdachte heeft veelal rechtstreeks contact met [bedrijfsleider] van [bedrijf 2] , over facturen en betalingen. [64]
Uit het e-mailverkeer blijkt dat [medeverdachte 2] verdachte vraagt om inlogcodes voor [bedrijf medeverdachte 2] ; verdachte zal ervoor zorgen dat [medeverdachte 2] nieuwe wachtwoorden krijgt gemaild. [65] Voor het bankieren ontving [medeverdachte 2] tan-codes op haar telefoon en zij gaf deze door aan verdachte, zo blijkt uit getapte telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] met verdachte en tussen [medeverdachte 2] en verdachte. [66]
Na verloop van tijd werden de e-mailberichten over de betalingen vooral verzonden door [bedrijfsleider] van [bedrijf 2] , verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
In een e-mailbericht van 1 april 2015, gericht aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] - met ”CC” aan [medeverdachte 2] , via
[mailadres 1]– schrijft [bedrijfsleider] van [bedrijf 2] dat hij zojuist een bedrag van € 25.000,00 heeft overgemaakt. [medeverdachte 3] stuurde binnen tien minuten deze mail door aan verdachte met de opdracht: “(..) Wil jij het bedrag terugstorten via de bank, van [bedrijf medeverdachte 2] ? Als aflossing van de lening”. [67]
Op 3 april 2015 vroeg [bedrijfsleider] aan verdachte of ‘het bedrag van [medeverdachte 2] ’ van
€ 25.000,00 nog terugkomt, volgende week. Verdachte antwoordde dat het bedrag inmiddels terug was. [68]
In een e-mailbericht van 30 juni 2015 vroeg [bedrijfsleider] dringend aan [medeverdachte 3] om [verdachte] te vragen ‘het gestorte bedrag’ zo snel mogelijk terug te storten. [medeverdachte 3] stuurde de opdracht meteen door aan verdachte: “Zie onderstaand oproep van [bedrijfsleider] . Graag even vanmorgen betaling terugstorten!” [69]
Op 13 juli 2015 werden vanaf [mailadres 1] twee facturen verzonden naar [bedrijf 2] / [bedrijfsleider] , met de tekst: “Goedemorgen [bedrijfsleider] , bijgevoegd facturen over de weken 27 + 28, vriendelijke groet, [medeverdachte 2] , [bedrijf medeverdachte 2] .” [70]
Uit (getapte) telefoongesprekken over de periode oktober 2015 – november 2015 blijkt voorts dat het dan vooral [medeverdachte 2] , verdachte en [medeverdachte 1] zijn die met elkaar afspraken maken over de bankrekening van [bedrijf medeverdachte 2] . [71]
Tijdens een gesprek tussen [medeverdachte 2] en verdachte van 27 oktober 2015 zegt verdachte tegen [medeverdachte 2] over de rekening van [bedrijf medeverdachte 2] : “Voor de rest op die bankrekening: daar komt nu alleen maar op binnen; daar hoeft niet meer op (de rechtbank begrijpt: van) teruggestort te worden” en “Dat is nu helemaal afgerond”. [72]
Verdachte bood aan dat hij ook de BTW-aangifte van [bedrijf medeverdachte 2] zou gaan oppakken en de reiskostenvergoeding voor [medeverdachte 2] , in relatie tot de ‘provisie-facturen’. [medeverdachte 2] zegt toe hem de inlogcodes te geven; [verdachte] voorstel van ‘19 cent per kilometer’ vond [medeverdachte 2] de moeite waard. [73]
Op 29 oktober 2015 werd [medeverdachte 2] gebeld door iemand van de [Holding1] . De beller (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] .) zegt tegen haar “Ik zit effe met [verdachte] . (..) Jij geeft je facturen” en “Ik zeg, doe die betalingen maar van commodities”. [medeverdachte 2] antwoordt:: “Ja”. Beller zegt verder tegen [medeverdachte 2] : “En dan zet [verdachte] ze klaar en geeft jou een berichtje, en dan moet jij het effe fiatteren (..).”. [medeverdachte 2] zegt: “Maar daarom heb ik ook een pas voor hem aangevraagd, die krijg ik nog binnen”. [74]
Een paar uur later voeren [medeverdachte 2] en verdachte een telefoongesprek over betalingen die [verdachte] heeft ‘klaargezet’ (“eentje van de belastingdienst van de BTW, op een euro na
€ 3.000,00” en “eentje van € 10.000,00 van [medeverdachte 2] naar [paviljoen] ”) en over het autoriseren van [verdachte] . [medeverdachte 2] zal de tan-code op haar telefoon krijgen en die aan verdachte doorgeven. [75]
En tijdens een gesprek op 5 november 2015 vraagt [medeverdachte 2] aan verdachte of hij het wachtwoord van haar e-mailaccount van [bedrijf medeverdachte 2] nog weet. [verdachte] geeft [medeverdachte 2] het wachtwoord: “ [wachtwoord] (..)”. [76]
Verdachte maakte ook facturen van [bedrijf medeverdachte 2] , gericht aan [bedrijf 8] In een gesprek van 27 oktober 2015 praat verdachte met [medeverdachte 2] over een provisiefactuur voor [bedrijf 8]
Verdachte informeert [medeverdachte 2] : “(..) Er gaan nu ook facturen van [medeverdachte 2] aan [bedrijf 8] en daar zit BTW op. Alleen, ik realiseer me laat, dat ik die niet via jou heb laten lopen. Dus, die heb je niet in jouw zicht.” [77]
[medeverdachte 1] heeft ten aanzien van [bedrijf medeverdachte 2] en [bedrijf 8] en de bijdragen van de medeverdachten als volgt verklaard.
[medeverdachte 1] heeft zijn vrouw, [medeverdachte 2] , uitgelegd waarom [bedrijf medeverdachte 2] moest worden opgericht. Hij zei tegen haar: “We moeten effe een bv’tje oprichten, want we hebben de [adres 9] gekocht, en die is vanuit [bedrijf 2] betaald. Dat moet recht getrokken worden, via bijvoorbeeld [bedrijf medeverdachte 2] .” [medeverdachte 2] vond dat goed. [medeverdachte 2] verrichtte feitelijk geen werkzaamheden voor [bedrijf medeverdachte 2] . [78] Zij richtte [bedrijf medeverdachte 2] op, op aanraden van [medeverdachte 1] . [79] De facturen werden op ‘de zaak’ gemaakt door [medeverdachte 2] , de administratie in Kampen, [verdachte] of [medeverdachte 3] , of door iemand anders, aldus [medeverdachte 1] .
Over het verzenden van provisiefacturen en het terugstorten van het geld naar [bedrijf 2] , als ‘aflossing lening’, had [medeverdachte 1] intern overleg met [medeverdachte 3] . [80]
[medeverdachte 1] zei tegen [medeverdachte 3] : “Die brokers worden vet zat; als daar een deel van terugkomt via [bedrijf 8] , dan lijkt me dat niet meer dan reëel.” [81]
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze geldstroom en de provisiefacturen als volgt.
Facturen, waarvan is vastgesteld dat daarvoor in werkelijkheid geen sprake is geweest van werkzaamheden of diensten, zijn valse facturen, aldus de Hoge Raad. [82]
De rechtbank is gelet op deze rechtspraak en de hiervoor weergegeven gang van zaken ten aanzien van [medeverdachte 2] commodities van oordeel dat de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte zich gezamenlijk schuldig hebben gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken en de verklaringen van [medeverdachte 1] volgt immers dat het enige doel van [bedrijf medeverdachte 2] en de verzending van de facturen was: de zogenaamde ‘aflossing’ van geld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in 2012 voor privédoeleinden aan [bedrijf 2] hadden onttrokken. De facturen werden louter en alleen opgemaakt om aan [bedrijf 2] en [bedrijf 8] een titel te verstrekken om betalingen te doen aan [bedrijf medeverdachte 2] , waarna de betaalde bedragen als ‘aflossing lening’ weer terug gestort werden.
[medeverdachte 2] heeft [bedrijf medeverdachte 2] opgericht na een uitleg over de reden daarvan door [medeverdachte 1] . Het bedrijf verrichtte geen werkzaamheden of diensten; [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] waren hiervan op de hoogte. Hieruit volgt dat de facturen van [bedrijf medeverdachte 2] vals zijn opgemaakt met de bedoeling derden te misleiden.
De facturen waren bestemd voor gebruik jegens derden, zoals accountants en/of medewerkers van de belastingdienst. De rechtbank acht bewezen dat de vals opgemaakte facturen ook daadwerkelijk zijn gebruikt, nu deze in de boekhouding van [bedrijf medeverdachte 2] , [bedrijf 2] en [bedrijf 8] zijn aangetroffen.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken rond [bedrijf medeverdachte 2] en het verzenden van de valse provisiefacturen blijkt dat hierbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte. [bedrijf medeverdachte 2] werd opgericht, om ‘recht te trekken’ dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geld aan [bedrijf 2] hadden onttrokken voor privédoeleinden. Reeds kort na oprichting van het bedrijf verrichtte verdachte betalingen en verzond facturen. [medeverdachte 2] leverde hieraan een wezenlijke bijdrage. Zij zorgde ervoor dat verdachte kon beschikken over tan-codes voor het doen van betalingen; verdachte op zijn beurt zorgde er steeds voor dat (ook) [medeverdachte 2] kon inloggen op het account van [bedrijf medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte wisten dat door [bedrijf medeverdachte 2] in werkelijkheid geen (provisie-)werkzaamheden waren verricht. [medeverdachte 2] begreep de hele constructie mogelijk niet geheel. Echter, zij ging ermee akkoord dat [bedrijf medeverdachte 2] werd opgericht om recht te trekken dat geld aan [bedrijf 2] was onttrokken voor privé doeleinden en zij liet het verder gebeuren.
[medeverdachte 2] heeft aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat strafbaar zou worden gehandeld in het kader van voormelde constructie. Dat ook verdachte van de valsheid van de facturen op de hoogte was blijkt voorts uit - onder meer - het telefoongesprek dat verdachte op 27 oktober 2015 met [medeverdachte 2] voerde over het declareren van gefingeerde reiskosten. [83]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat bij zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] en verdachte het (voorwaardelijk) opzet aanwezig was op het valselijk opmaken van facturen en de gebruikmaking daarvan.
De rechtbank acht ten aanzien van de “ [bedrijf 2] - [medeverdachte 2] ” voorts wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig maakten aan met plegen van gewoontewitwassen, en dat verdachte daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest in de zin van medeplichtigheid.
[bedrijf medeverdachte 2] werd opgericht om te verhullen dat een bedrag van meer dan
€ 200.000,00 aan [bedrijf 2] , de onderneming van [medeverdachte 1] , was onttrokken voor privébestedingen, en daarmee verduisterd. De verdachten hebben gezamenlijk getracht te verhullen dat daarvan sprake was geweest.
Door middel van de oprichting van [bedrijf medeverdachte 2] en het verzenden van facturen en doen van betalingen ‘Aflossing lening’ werd voor de boekhouding en dus accountants en de belastingdienst, voorgewend dat sprake was van een zakelijke lening aan een bedrijf die werd afgelost terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] alsook verdachte waren van de bedoeling van de constructie op de hoogte.
Verdachte was door zijn handelen - het opmaken van facturen van [bedrijf medeverdachte 2] gericht aan [bedrijf 2] en [bedrijf 8] en het verrichten van betalingen, terwijl de constructie volgens [medeverdachte 1] met verdachte is besproken én verdachte contact hierover had met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] na verzoeken tot terugstorting door [bedrijfsleider] - medeplichtig aan dit witwassen van verduisterde (en reeds in 2012 in onroerend goed omgezette) gelden (tweemaal € 100.000,00).
Het feit dat dit door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zonder geldige titel toe-eigenen van geld van de Belgische rechtspersoon [bedrijf 2] voor privédoeleinden, reeds enkele jaren eerder had plaatsgevonden doet niet af aan de strafwaardigheid van het handelen van verdachte.
Om te komen tot medeplichtigheid aan (gewoonte-) witwassen is niet vereist dat de verdachte zélf een aandeel heeft gehad aan het ‘gronddelict’; voldoende voor medeplichtigheid aan (gewoonte-) witwassen is dat sprake is van het bieden van hulp bij witwashandelingen; het verbergen of verhullen dan wel omzetten van gelden of voorwerpen waarvan de verdachte weet dat deze ‘uit enig misdrijf afkomstig’ zijn dan wel ten aanzien waarvan de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat sprake is van gelden of voorwerpen ‘afkomstig uit enig misdrijf’ - zoals hier het geval.
Andere geldstromen.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat sprake is van nog andere geldstromen, ten gunste van privébestedingen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die plaatsvonden middels het opmaken van valse stukken/ facturen en betaling op bankrekeningen van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op [land 1] .
Geldstroom ‘ [bedrijf 5] / [bedrijf 6] ’, [bedrijf 1] facturen en [naam 5] (zaaksdossier 4.2).
Uit onderzoek naar de administratie van [bedrijf 1 medeverdachte 1] (hierna: [bedrijf 1 medeverdachte 1] ) blijkt dat het bedrijf sinds 2014 van een zakenpartner, genaamd [naam 5] , vanuit diens bedrijven [bedrijf 5] , gevestigd te [land 4] en, later, het bedrijf [bedrijf 6] , gevestigd op [land 5] , facturen ontving in verband met ‘provisiekosten’. De provisiefacturen van het bedrijf [bedrijf 6] werden vanaf eind 2015 ontvangen. [84]
Op de grootboekrekening van [bedrijf 1 medeverdachte 1] over 2014 is te zien dat [bedrijf 1 medeverdachte 1] over het laatste kwartaal bij ‘provisie’ drie facturen van [bedrijf 5] [85] boekt met een totaalbedrag van
€ 127.805,73. [86] In 2015 stuurt [bedrijf 5] twaalf provisiefacturen naar [bedrijf 1 medeverdachte 1] .
De door [bedrijf 5] in rekening gebrachte provisiekosten zijn opvallend hoger dan de kosten van andere provisiefacturen. [87] De omschrijving is telkens: ‘Isotanks cleaning & inspection’, of ‘Hereby we charge you for cleaning of iso-containers, with ordernummer..’, of ‘Hereby we charge you for brokerage commission (maand) 2015’.
Op 13 juli 2015 laat [naam 5] per mail aan [medeverdachte 1] weten dat de provisierekeningen voortaan zullen worden geregeld via zijn nieuw opgerichte bedrijf (‘new structure’) [bedrijf 6] . [88]
Uit het grootboek van [bedrijf 1 medeverdachte 1] over 2015 blijkt dat van [bedrijf 6] in de periode van 21 september 2015 - 25 oktober 2015 drie facturen zijn geboekt, voor een totaalbedrag van
€ 1.058.662,27. De overige zes facturen op deze grootboekrekening zijn facturen van [bedrijf 5] voor een totaalbedrag van € 184.108,23. [89] [bedrijf 1 medeverdachte 1] betaalt de (opvallend hoge) provisiefacturen. [90]
Uit inbeslaggenomen mailverkeer is gebleken dat [medeverdachte 1] over deze (opgehoogde) provisiefacturen vooraf afspraken maakte met [naam 5] en dat tevens afspraken werden gemaakt over het terugfactureren met [bedrijf 1] -facturen en de daarbij gehanteerde berekeningsformule.
Onderzoek naar de [bedrijf 1] -facturen die naar de bedrijven van [naam 5] zijn verzonden wees uit dat het bij deze [bedrijf 1] -facturen gaat om valse facturen: facturen waar geen diensten of werkzaamheden tegenover staan.
[medeverdachte 1] heeft erkend dat voor de [bedrijf 1] -facturen geen werkzaamheden zijn verricht. [91]
Daarnaast is gebleken dat in e-mailberichten tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] , verzonden eind 2014 – begin 2015, wordt gesproken - en gegrapt - over re-invoicing, terug-factureren. [92]
In de e-mailbox van
[mailadres 2]zijn berichten aangetroffen van 3 december 2014 [93] , voorafgegaan door een bericht van [naam 5] / [bedrijf 5] waarin om een betalingsbevestiging wordt gevraagd. [medeverdachte 1] beantwoordt de vraag met: “Only if you pay ma a little back, ha ha. In a hour you get confirmation.” [94]
In de mailbox is een factuur aangetroffen van [bedrijf 1] . van 2 februari 2015 gericht aan [bedrijf 5] , met als omschrijving ‘Isotanks, cleaning & Inspection’, quantity 2,040.381 MT, factuurbedrag € 4,080.76 (DOC-386). [95]
Uit een e-mail van [naam 5] aan [medeverdachte 1] , van 19 januari 2015 [96] blijkt dat in verband met een levering (referentienummer K 20140812-01) kan worden teruggefactureerd, en dat daarbij de formule € 2,00 per ton mag worden gebruikt. De in de mail van [naam 5] genoemde hoeveelheid en het genoemde referentienummer staan op genoemde factuur van [bedrijf 1] vermeld. [97]
Op basis van die vooraf gemaakte afspraken stuurden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] valse [bedrijf 1] -facturen naar [bedrijf 5] - later [bedrijf 6] - met daarop het logo van [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ). [98]
In de mailbox
[mailadres 2]werden in totaal zes valse facturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 5] aangetroffen. Deze hebben een afwijkende lay-out ten opzichte van de gebruikelijke facturen van [bedrijf 1] [99] De facturen vermelden een aantal gegevens van [bedrijf 1] . , zoals adres, telefoonnummer en BTW-nummer maar als e-mailadres staat op de facturen:
[mailadres 3], een e-mailadres (voornamelijk) in gebruik bij [medeverdachte 2] . Op de facturen staat telkens een bankrekeningnummer op naam van [bedrijf 1] bij de Orcobank op [land 1] : [rekeningnummer 4] (USD-rekening) of [rekeningnummer 5] (euro-rekening).
Aan [bedrijf 5] werd in totaal € 77.968,54 en USD 41.960,49 gefactureerd. [100]
[medeverdachte 1] en [naam 5] maakten per e-mail ook afspraken over wijze waarop [bedrijf 1] -facturen voor het terugfactureren door [bedrijf 6] opgemaakt konden worden.
Zo mailt [medeverdachte 1] op 22 september 2015 via
[mailadres 2]naar [naam 5] “Pls, informe me, what I should make for an invoice from tankcleaning to [bedrijf 6] ”. [101]
De omschrijving op de facturen voor [bedrijf 6] luidt: ‘Brokerage Invoice’ en ‘Hereby we charge you for brokerage fee’.
Ook uit (getapte) telefoongesprekken, gevoerd door [medeverdachte 1] en [naam 5] op 26 oktober 2015, blijkt het terugfactureren middels [bedrijf 1] facturen en de verdeling van de te behalen resultaten vooraf wordt besproken: [102]
C = [medeverdachte 1]
G = [naam 5] .
(17:39:22 uur)
C: Dus, als je een hele mooie prijs kunt maken..
G: Ik moet werken aan.. Er is nog meer, wat gefactureerd en herfactureerd moet worden. Dat moet ik nog nakijken.
C. Graag. En dan doen we de hele volume, wat wij hebben 10 euro per stuk. Jij stuurt mij een factuur voor 20 en ik stuur je een factuur voor 10 terug. Dat werkt uitstekend.
G: Oké. Perfect.
En, een paar uur later dezelfde avond [103] :
(21:16:16 uur)
C. Mijn vriend, wij moeten in de toekomst meer van zulke dingen doen ! Omdat het te langzaam gaat.
G. Geen probleem, Laat ons dit overleggen. (..) Als het jou helpt om te optimaliseren.
C. Ja, maar laat ons dit maar nu doen. Laat ons 20 pakken en het 10-10 verdelen, dat is oké. Verdienen wij allebei wat geld.
G. Klinkt goed. Wij doen het.
In de inbeslaggenomen administratie is – onder meer – een [bedrijf 1] -factuur aangetroffen voor [bedrijf 6] van 7 januari 2016, waarmee € 244.000 aan brokerage fee/ courage-kosten in rekening werd gebracht. [104]
[naam 5] betaalde de [bedrijf 1] -facturen op een – op naam van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] staande – bankrekening of de zakelijke [bedrijf 1] -rekening bij de Orcobank op [land 1] . [105]
De [bedrijf 1] -facturen die naar [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn verstuurd waren in de administratie van [bedrijf 1] niet opgenomen [106] en de bankrekening op [land 1] was bij de Nederlandse belastingdienst niet bekend. [107]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben op de hiervoor beschreven wijze – in overleg met [naam 5] – geld onttrokken aan [bedrijf 1 medeverdachte 1] en middels de [bedrijf 1] -facturen spaarpotjes opgebouwd voor privédoeleinden, op bankrekeningen op [land 1] die buiten het zich van de belastingdienst zijn gehouden.
[medeverdachte 1] heeft over deze geldstroom als volgt verklaard.
[medeverdachte 1] maakte de valse facturen op naam van [bedrijf 1] – die buiten de administratie van zijn bedrijf [bedrijf 1] werden gehouden – vaak zelf op, meestal met een Excelbestandje. [108] De op die facturen vermelde werkzaamheden werden – afgezien van een beginfase – in werkelijkheid niet verricht. De [bedrijf 1] -facturen werden alleen op basis van ‘zoveel vet gekocht’ opgemaakt en betaald, zo verklaarde [medeverdachte 1] . Het geld kwam op een aparte bankrekening binnen, zodat hij daarover geen belasting hoefde te betalen; een [bedrijf 1] -bankrekening op [land 1] en/of privé-bankrekeningen op [land 1] . [109] [medeverdachte 1] maakte over de facturen en de betaling vooraf afspraken met [naam 5] . Op basis van die afspraken ontving [medeverdachte 1] eerst zelf een factuur van [naam 5] , en werd vervolgens een [bedrijf 1] -factuur teruggestuurd. [110]
Op de [bedrijf 1] -facturen bracht [medeverdachte 1] kosten in rekening voor ‘co-brokering’. Deze geldstroom/omzet gaf hij niet op aan de belastingdienst; zo kon hij geld aan zijn bedrijf [bedrijf 1 medeverdachte 1] onttrekken voor privédoeleinden. [medeverdachte 1] vroeg [naam 5] uitdrukkelijk om ten aanzien van deze geldstroom met valse [bedrijf 1] - facturen niets naar de administratie van [bedrijf 1] te sturen (“pls, pls keep it seperate. Thanks.”). [111]
Het geld dat [medeverdachte 1] op deze manier ontving, bedroeg zo’n 1,8 miljoen, schatte [medeverdachte 1] : “Want het is 1,8 miljoen, beetje [bedrijf 2] erbij en dan zit je op 3 miljoen.” [112]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben dit geld voornamelijk geïnvesteerd in onroerend goed. [113]
Geldstroom ‘ [naam 4] ’; [naam 6] en [bedrijf 1] -facturen, gericht aan [bedrijf 3] en [bedrijf 4] (zaaksdossier 4.3).
Uit het onderzoeksdossier blijkt dat in de ten laste gelegde periode ook sprake is van een geldstroom met behulp van [bedrijf 1] -facturen via bedrijven van een andere zakenpartner, genaamd [naam 6] . [naam 6] is directeur van (onder meer) de bedrijven [bedrijf 4] . (hierna [bedrijf 4] ) en [bedrijf 3] . (hierna [bedrijf 3] ), gevestigd te [land 6] . [114]
[medeverdachte 1] maakte afspraken met [naam 6] over – de ophoging van – facturen van [bedrijf 3] voor [bedrijf 2 medeverdachte 1] en het vervolgens terugfactureren.
De opgehoogde facturen van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] werden door [bedrijf 2 medeverdachte 1] betaald maar het geld werd vervolgens teruggefactureerd middels [bedrijf 1] -facturen - waar geen diensten of werkzaamheden voor werden verricht - en bijgeschreven op bankrekeningen op naam van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de Orco-bank op [land 1] . [115]
Zo kon aan [bedrijf 2 medeverdachte 1] geld worden onttrokken voor privédoeleinden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is een ordner in beslag genomen met opschrift ‘Orcobank’ [116] waarin twaalf [bedrijf 1] -facturen werden aangetroffen, gericht aan de bedrijven van [naam 6] , waarvan zes aan [bedrijf 3] en zes aan [bedrijf 4] . [117]
De facturen waren op briefpapier van [bedrijf 1] gedrukt maar de rekeninggegevens waren weggelakt. Op tien van deze facturen waren nog meer gegevens weggelakt. De data van deze facturen lagen in 2012 en 2013. De omschrijving op de facturen luidde: ‘Cleaning containers, month (..)’. [118]
Op de facturen van [bedrijf 3] stond telkens een formule: hetzij ‘Bon’, hetzij ‘Clean’, met daarna een getal. Het saldo van dat getal en de hoeveelheid werd – zo bleek uit onderzoek – met een [bedrijf 1] -factuur teruggefactureerd. [119]
Uit onderzoek naar de mutaties van de privérekeningen [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] bij de Orcobank op [land 1] is gebleken dat [bedrijf 3] in verband met genoemde facturen twaalf betalingen in dollars op die rekeningen heeft gedaan.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deze rekeningen niet opgegeven bij belastingdienst. [120]
Uit onderzoek naar digitale gegevens van het e-mailaccount
[mailadres 2]is gebleken dat in de ten laste gelegde periode sprake is van e-mailverkeer tussen [naam 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , over het opmaken van facturen van [bedrijf 3] voor [bedrijf 2 medeverdachte 1] , de [bedrijf 1] -facturen en de betaling ervan op bankrekeningen op [land 1] . [121]
Zo mailt [naam 6] op 26 augustus 2014 naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (via
[mailadres 3]; cc naar [medeverdachte 1] via
[mailadres 2]) een overzicht, met facturen, van [bedrijf 3] voor [bedrijf 2 medeverdachte 1] , in verband met de levering van vetten. [122] [naam 6] mailt : ‘Hello ms [medeverdachte 2] ’, en ‘Please, find the details for the next invoice.’ Op zijn overzicht staat per factuur een code: ‘Bon- (cijfer)’, waarna een tarief, een omschrijving van hoeveelheid/ gewicht en een bedrag in dollars volgen. Die gegevens zijn terug te vinden op de facturen. [123]
[medeverdachte 2] mailt vervolgens [naam 6] op 27 augustus 2014 via
[mailadres 3](cc naar [medeverdachte 1] ), met als onderwerp : factuur (‘Invoice’). Als bijlage is een - op een aantal kenmerken van originele [bedrijf 1] -facturen afwijkende [124] - [bedrijf 1] -factuur gevoegd van 26 augustus 2014, betreffende een rekening van
€ 25.864,83 [125] voor [bedrijf 3] . De bijlage oogt als een originele [bedrijf 1] -factuur en noemt dezelfde codering, gewichten en bedragen als op het overzicht van [naam 6] . Op de factuur staat echter géén bankrekeningnummer en evenmin een omschrijving van de werkzaamheden. Met deze factuur werd volgens een afgesproken verdeelsleutel teruggefactureerd. [126]
Een dag later maakt [naam 6] het op de factuur van [medeverdachte 2] vermelde bedrag over op de privérekening [rekeningnummer 6] van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ., bij de Orcobank op [land 1] . [127]
Op 19 en 20 februari 2015 vond soortgelijk emailverkeer plaats tussen [naam 6] (vanaf
[mailadres 5]) en [medeverdachte 2] [128] waarbij wederom sprake is van verzending van een lijst/ overzicht van facturen van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 2 medeverdachte 1] Na de verzending van [bedrijf 1] -facturen door [medeverdachte 2] , op 20 februari 2015, maakte [naam 6] nog dezelfde dag een bedrag van USD 5.400 over op een – inmiddels geopende – [bedrijf 1] -bankrekening bij de Orcobank te [land 1] .
Ook deze bankrekening was niet bekend bij de belastingdienst. [129]
Bij de inbeslaggenomen administratie zit een [bedrijf 1] -factuur van 31 mei 2012 gericht aan [bedrijf 3] waarin staat dat [bedrijf 1] in mei 2012 dertig containers heeft gereinigd [130] en een factuur gericht aan [bedrijf 4] van 14 juni 2012, waarop staat dat in juni 2012 zevenentwintig containers zijn gereinigd. [131]
[medeverdachte 1] heeft tijdens verhoren over deze geldstroom als volgt verklaard.
De bedrijven [bedrijf 4] en [bedrijf 3] zijn van [naam 6] , zijn zakenpartner voor [land 6] . [naam 6] is een tussenhandelaar. [medeverdachte 1] doet al een jaar of tien zaken met hem. [132] [medeverdachte 1] maakte vooraf afspraken met [naam 6] over de wijze van factureren en het weer ‘terugfactureren’. Op basis van die afspraken stuurden [bedrijf 3] en [bedrijf 4] opgehoogde facturen naar [bedrijf 2 medeverdachte 1] met een extra post, bijvoorbeeld ‘100 dollar per container’. [bedrijf 2 medeverdachte 1] betaalde die facturen en [naam 6] maakte daarna namens [bedrijf 4] of [bedrijf 3] op basis van [bedrijf 1] -facturen geld over naar een rekening op [land 1] . [133] Reeds vóór de opening van de zakelijke [bedrijf 1] -bankrekening op [land 1] werden dergelijke [bedrijf 1] -facturen al verstuurd, aldus [medeverdachte 1] . In die tijd ging het geld naar zijn privérekening op [land 1] . [medeverdachte 1] lakte toen zelf de voettekst op de facturen weg. Hij bedacht ook zelf een omschrijving als ‘Cleaning containers month (may) 2012’ en een factuurnummer. [134] De op de [bedrijf 1] -facturen vermelde werkzaamheden werden in werkelijkheid niet verricht. [135]
[medeverdachte 1] betaalde geen belasting over het geld dat op bankrekeningen op [land 1] werd gestort; het betrof privérekeningen en een zakelijke [bedrijf 1] -rekening. Van dat geld kocht hij panden, die zoveel mogelijk op zowel zijn eigen naam als op naam van zijn vrouw, [medeverdachte 2] , werden gezet. [136]
Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken met betrekking tot deze geldstromen en gelet op de eerdergenoemde jurisprudentie van de Hoge Raad [137] is ook ten aanzien van deze facturen sprake van het plegen van valsheid in geschrift.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt dat het doel was: het opbouwen van spaarpotten in het buitenland, met aan de eigen onderneming onttrokken geld, en met behulp van valselijk opgemaakte facturen, om zo (zonder daarover inkomstenbelasting te hoeven afdragen) over geld voor privédoeleinden te kunnen beschikken.
Uit deze gang van zaken volgt tevens dat de vals opgemaakte facturen waren bestemd om derden te misleiden.
Aandeel verdachte
Onderzoek naar de rol van verdachte bij het opmaken en verzenden van vals opgemaakte [bedrijf 1] -facturen, aan de hand van in beslag genomen digitale gegevens en berichten in het e-mailaccount
[mailadres 2]leverde het volgende op. [138]
Er zijn e-mailberichten en facturen aangetroffen die betrekking hebben op het opmaken van [bedrijf 1] -facturen voor ‘cleaning’ of brokerage fee’ voor (onder meer) de bedrijven [bedrijf 3] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] ), en [bedrijf 6] ., en de betaling daarvan op een rekening op [land 1] . Op 19 november 2014 mailde [verdachte] de statuten van [bedrijf 1] naar de Orcobank op [land 1] voor de opening van een [bedrijf 1] -bankrekening. [139]
In de computer van [verdachte] is een excel-bestand aangetroffen genaamd ‘factuur.xlsx’ met verschillende tabbladen met [bedrijf 1] -facturen gericht aan onder meer de bedrijven [bedrijf 6] , (..), en [bedrijf 3] .
Op 29 september 2015 mailt [medeverdachte 1] [verdachte] met de vraag om even een rekening te maken voor [bedrijf 3] voor het spoelen van containers 491 stuks, met als gegevens: Reff. leveringen van invoice, 4501 tot 4618 à USD 100. [medeverdachte 1] mailt: “Stuur de rekening maar even naar mij, dan zal ik hem verder sturen, dank alvast.”
[verdachte] antwoordt dezelfde dag en stuurt dan als bijlage een [bedrijf 1] -factuur van 29 september 2015, met invoicenummer 20150929001, gericht aan [bedrijf 3] te [land 6] voor ‘Cleaning’ van isotanks, met als omschrijving ‘your ref 4501 up to 4718’. Het factuurbedrag is USD 49.100 [140] wat betaald moet worden op rekeningnummer [rekeningnummer 4] van de Orcobank. In de computer van [verdachte] is in het excel-bestand, onder tabblad ‘ [bedrijf 3] ’ dezelfde factuur aangetroffen. [141]
De betaling werd op 1 oktober 2015 op de [bedrijf 1] -bankrekening bij de Orcobank ontvangen. [142]
In een mail van 6 oktober 2015 vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] om voor meerdere bedrijven facturen op te stellen ‘à 100 dollar’, onder meer voor [bedrijf 3] .
Op 26 oktober 2015 stuurt [naam 5] een e-mail naar [medeverdachte 1] , met als onderwerp: ‘brokerage invoice [bedrijf 6] - our ref BGF0042015’: “Hi [medeverdachte 1] , Please find attached our brokerage invoice for November TK to invoice 130.000 euros accordingly.
Regards, [naam 5] , CEO [bedrijf 6] .”
Een dag later stuurde [medeverdachte 1] dit bericht door naar [verdachte] met het verzoek om: ‘even te kijken’. Bij deze mail zit een bijlage gevoegd met de bestandsnaam: ‘invoice BGT0042015.pdf’, zijnde een factuur van [bedrijf 6] aan [bedrijf 1 medeverdachte 1] van 26 oktober 2015, met factuurnummer BGF0042015, ter hoogte van € 312.000,00. [143] De hiermee samenhangende [bedrijf 1] -factuur voor brokerage/ fee is in het excelbestand ‘factuur.xlsx’ van [verdachte] aangetroffen. [144]
Op 27 november 2015 werd een bedrag van (na aftrek kosten) € 129.940,00 ter betaling van die [bedrijf 1] -factuur bijgeschreven op de [bedrijf 1] -rekening van de Orcobank. [145]
In de digitale gegevens van [verdachte] werden meerdere vals opgemaakte [bedrijf 1] -facturen als pdf-bestand aangetroffen. Deze bleken in de officiële boekhouding van [bedrijf 1] niet te zijn opgenomen. [146]
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor ten aanzien van [verdachte] verklaard dat hij de leiding had over de afdeling administratie van [bedrijf 1]
[medeverdachte 1] verzocht [verdachte] eind 2014 om de statuten van [bedrijf 1] naar de Orcobank op [land 1] op te sturen, voor het openen van een [bedrijf 1] -bankrekening. Omdat het daardoor mogelijk was om online te bankieren dacht [medeverdachte 1] : ‘Dan kan [verdachte] die facturen ook wel gelijk doen’ [147] en sindsdien maakte [verdachte] -facturen op die buiten de boekhouding van [bedrijf 1] werden gehouden. [verdachte] stuurde de facturen eerst naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] stuurde ze vervolgens naar de klant. [medeverdachte 1] zei ook wel tegen [verdachte] : ‘Joh, maak even een [bedrijf 1] -factuurtje, als je wil. Dan bekijken we later wel of we hem boeken, ja of nee’, en zo ging dat. [verdachte] werkte hier aan mee. [medeverdachte 1] zei dan vaak eerst ‘Psst’, dan stelde [verdachte] geen vragen. ‘Psst’ was het teken: ‘Niks zeggen’. [verdachte] werkte hieraan mee, omdat zijn baas hem dat vroeg. [148]
[verdachte] wist van het bestaan van de rekeningen bij de Orcobank op [land 1] , aldus [medeverdachte 1] . [149]
De rechtbank merkt volledigheidshalve, doch op deze plaats summierlijk, op dat uit de bevindingen ten aanzien van de rol van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat ook zij een actieve rol heeft gespeeld bij, en een essentiële bijdrage heeft geleverd aan, het opmaken van de valse [bedrijf 1] -facturen voor de bedrijven van [naam 5] en [naam 6] , en de verzending ervan, en daarmee aan de instandhouding van de geldstromen. [150]
Op basis van het hierboven omschrevene concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat bij het opmaken van de valse [bedrijf 1] -facturen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte.
Inkomsten op bankrekeningen op [land 1] , verhullen, omzetten en gebruikmaken van gelden/ voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf.
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 3 november 2015 werd in de keuken, in een handtas van [medeverdachte 2] , een portemonnee aangetroffen, met daarin vijf bankpassen van rekeningen van de Orcobank op [land 1] . [151]
Uit onderzoek naar gegevens van de Orcobank is gebleken dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode vier privérekeningen en (sinds eind 2014) twee zakelijke [bedrijf 1] bankrekeningen hadden bij de Orcobank op [land 1] .
Uit het onderzoek naar de privérekeningen over de periode 5 augustus 2011 - 30 november 2012 blijkt dat in die periode op die privérekeningen sprake is van inkomsten voor in totaal
€ 342.653,98 [152] waarvan een deel afkomstig van betalingen van [bedrijf 1] -facturen:
 Op rekening [rekeningnummer 6] kwam € 24.579,27 binnen, door betaling van [bedrijf 3] -facturen;
 Op rekening [rekeningnummer 7] kwam € 22.224,66 binnen, door betalingen van (..) en [bedrijf 3] (en € 5.000,00 ‘terugbetaling lening’ van [naam 7] ).
Over de periode vanaf december 2012 tot en met december 2016 werd in totaal € 420.774,- ontvangen op privérekeningen op [land 1] , geld dat - in elk geval deels - kan worden gekoppeld aan de bedrijven van [naam 6] (€ 78,120,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] op basis van ‘ [bedrijf 3] -facturen’). Het overige deel, € 342.654,00 was het resultaat van, onder meer, inkomsten aan verhuur. [153]
Onderzoek naar de mutaties op de zakelijke [bedrijf 1] -rekening op [land 1] - bij de belastingdienst onbekend [154] - over de periode 3 december 2014 tot en met 30 november 2016 leidde tot de volgende bevindingen. [155]
Er is sprake van twee [bedrijf 1] -bankrekeningnummers, een dollarrekening en een euro-rekening.
Dollarrekening ( [rekeningnummer 5] )
Op afschriften [156] is te zien dat betalingen worden verricht door onder andere [bedrijf 6] (totaal USD 286.351,30) en [bedrijf 3] (voor totaal USD 103.040,00). Van deze rekening is in totaal USD 361.216,24 afgeschreven – afgezien van pinbetalingen en opnamen contant geld, en exclusief bancaire kosten – wegens betalingen/overboekingen aan o.a. privérekeningen, aankopen grond en (kosten van) appartementen. Er is geld afgeschreven voor (onder meer): Stichting Derdengelden i.v.m. [naam 2] (tweemaal USD 30.000,00 0- 9 november 2015), St Derdengelden, i.v.m. lev. [naam 1] , USD 167.037,04, op 30 november 2015), en in verband met aankoop grond, [medeverdachte 1] : USD 28.766,50 (op 28 december 2015).
Op 30 maart 2016 en 6 mei 2016 worden bedragen van USD 2.290,85 en USD 3.168,02 overgemaakt in verband met [naam 2] (o.a. naar de VVE) en op 1 juli 2016 een bedrag van USD 4.703,30 met daarbij als omschrijving: ‘VVE [naam 3] . [157]
Eurorekening ( [rekeningnummer 5] )
Op afschriften [158] is te zien dat vier bedrijven betalingen doen, voor in totaal € 662.467,17. De betalingen zijn afkomstig van (onder meer) [bedrijf 5] (totaal € 81.005,67) en [bedrijf 6] (totaal: € 559.800,00).
Van de rekening is in totaal € 615.918,15 afgeschreven. Deze afschrijvingen hielden verband met (onder meer) afschrijvingen naar privérekeningen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (bedragen van telkens € 10.000,00 en € 20.000,00, € 30.000,00 en € 25.000,00 op 29 april 2014, 18 juni 2015, 24 september 2015, 14 oktober 2015, 22 oktober 2015), en op 1 december 2015 / 29 december 2015 bedragen van € 92.053,43 en € 93.304,62 onder vermelding van [bedrijf 1] (..) levering [naam 1] , resp. [naam 7] , grond ( [naam 8] ).
Op de zakelijke [bedrijf 1] -rekeningen op [land 1] werd in de periode vanaf november 2014 (openen [bedrijf 1] -rekening [land 1] ) tot eind 2016 ontvangen :
 Op de dollarrekening [rekeningnummer 4] : USD 747.706
 Op de eurorekening [rekeningnummer 5] : € 662.467,-
Samen (omgerekend naar euro’s): € 1.273.380,00.
Aankopen vastgoed [land 1] :
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben een groot deel van het geld dat op de rekeningen bij de Orcobank werd ontvangen op [land 1] geïnvesteerd in onroerend goed.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij het geld dat door betaling van de valse [bedrijf 1] -facturen binnenkwam op de bankrekeningen op [land 1] omzette in onroerend goed (‘Daar koop ik een pandje voor ja.’ ). [159] Die panden kwamen dan (zoveel mogelijk) op naam van hemzelf en [medeverdachte 2] te staan. [160]
Het hierna genoemde onroerend goed is (soms deels) gefinancierd met geld van genoemde bankrekeningen bij de Orcobank.
[naam 1] en [naam 2]
Op 23 oktober 2015 kochten de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor USD 400.000 dollar de appartementsrechten inzake [naam 2] , gelegen aan [adres 4] resp. aan [adres 5] . [161]
Het daarvoor benodigde geld dat op de rekening van de notaris [notaris 1] op [land 1] werd gestort, was (grotendeels) afkomstig van [bedrijf 6] . [162]
[naam 3]
Op 3 februari 2016 kochten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het appartement [naam 3] , gelegen aan [adres 6] te [land 1] ( [adres 6] ) van geld op de bankrekeningen op [land 1] . Uit de leveringsakte blijkt dat [naam 3] USD 250.000,00 kostte, en USD 15.000,00 voor roerende zaken.
Het bedrijf [bedrijf 6] stortte op 13 januari 2016 € 263.940,00 op de zakelijke [bedrijf 1] -rekening bij de Orcobank; het saldo was op dat moment € 61.034, 44. Op 29 februari 2016 werd € 263.496, 56 afgeschreven, ten behoeve van de aankoop van [naam 3] . Tussendoor zijn geen andere stortingen gedaan. [163]
De [naam 1] op [land 1] worden verhuurd. [164]
[adres 7] op [land 1] [165]
Tijdens de doorzoeking van de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn stukken aangetroffen over de aankoop van een woning aan [adres 7] - een stuk grond met een te bouwen woonhuis met zwembad. [166]
Deze aankoop werd (deels) betaald met geld van een rekening bij de Orcobank op [land 1] , afkomstig uit betalingen op basis van vals opgemaakte facturen.
Op basis van onderzoek naar bankrekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de Rabobank en de Orcobank [167] is vastgesteld dat de kosten voor de bouw van de woning (à USD 325.000,00) voor ongeveer USD 206.053,00 moet zijn betaald met contante middelen - waarover e-mails zijn aangetroffen - en voor USD 118.000,00 vanaf bankrekeningen, waarvan een fors deel blijkens de omschrijving bij overschrijvingen [168] , afkomstig vanaf de Orcobankrekening [rekeningnummer 8] op [land 1] .
[adres 7] is later in verhuur gegaan. [169]
Contant geld, € 114.350,00, aangetroffen in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :
Tijdens de doorzoeking in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is een bedrag van in totaal ongeveer €114.350,00 aan contant geld aangetroffen. Een groot deel daarvan, ruim € 100.000,00, werd op zolder aangetroffen, deels verborgen in een plastic zak onderin een vaas, en deels (€ 40.000,00) verborgen in een hoge hoed in een hoedendoos. [170]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk verklaard dat dit contante geld onderdeel uitmaakt van zakelijk geld uit zijn bedrijf; het geld zou afkomstig zijn uit, en volledig te herleiden tot, de boekhouding. [171] De aanwezigheid van de grote hoeveelheid aan contanten bleek echter niet te kunnen worden verklaard uit de kasadministratie van [bedrijf 2 medeverdachte 1] , de enige werkmaatschappij van de holding waar sprake is van kasgeld en een kasboek. [172] [medeverdachte 1] verklaarde tijdens een later verhoor dat het geld het restant is van een hoeveelheid zwart geld, in totaal ongeveer € 175.000,00, dat hij zou hebben overgehouden aan een verkoop van een wagenpark. [medeverdachte 1] zou die verkoop zo hebben geregeld om te voorkomen dat kopers, uit Oost-Europa, veel invoerheffingen moesten betalen. [medeverdachte 1] zou een deel van de biljetten van € 500,00 nadien hebben omgewisseld in andere coupures. [173] [medeverdachte 2] heeft ten aanzien van dit geld geen verklaringen afgelegd.
De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over de herkomst van het geld in de woning niet aannemelijk.
De door [medeverdachte 1] gegeven verklaringen zijn wisselend en tegenstrijdig. De tweede verklaring is onvoldoende geconcretiseerd en niet verifieerbaar. Uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van het contante geld ook niet verklaard kon worden uit geldopnames van Nederlandse privérekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode 2012 - 2016. [174]
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat genoemde contante bedragen het resultaat zijn van de eerder beschreven geldstromen en de op basis daarvan verkregen inkomsten, aldus afkomstig uit misdrijf.
Ten aanzien van het volledige bedrag, € 114.350,00 acht de rechtbank bewezen dat dit het resultaat is geweest van het eerder beschreven (gewoonte-)witwassen.
Het geld was goed verstopt en verborgen, in verschillende hoeveelheden en op diverse opmerkelijke plekken in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich ook ten aanzien van die geldbedragen schuldig hebben gemaakt aan (gewoonte-)witwassen waarbij de verhullingshandelingen hebben bestaan uit het verstoppen van de gelden op hoogst ongebruikelijke plekken zoals hiervoor beschreven, naar de uiterlijke verschijningsvorm kennelijk om de gelden buiten het zicht van bijvoorbeeld de belastingdienst te houden.
Conclusie, feit 1 en feit 2
De rechtbank heeft in het voorgaande vastgesteld dat sprake is geweest van verduistering van gelden van [bedrijf 2] voor een bedrag van meer dan één miljoen, en van valsheid in geschrift door het opmaken van valse facturen uit naam van [bedrijf medeverdachte 2] en van [bedrijf 1] en het gebruikmaken daarvan.
Voorts is vastgesteld dat ook gebruik is gemaakt van valselijk opgemaakte [bedrijf 1] -facturen met de bedoeling om, buiten het zicht van de belastingdienst, privérekeningen en zakelijke rekeningen op [land 1] - middels de hiervoor beschreven geldstromen - te vullen met geld dat aan [bedrijf 2 medeverdachte 1] is onttrokken, immers zonder geldige titel aangewend voor privédoeleinden en daarmee wederrechtelijk toegeëigend, gelijk de werkwijze ten aanzien van [bedrijf 2] .
De rechtbank is, gelet op de hiervoor weergegeven gedragingen, in samenhang bezien, die de rechtbank in dit verband redengevend acht, van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde geldbedrag van drie miljoen en de onroerende goederen afkomstig zijn uit misdrijf en acht wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat geld en die voorwerpen hebben witgewassen, door die gelden telkens te verwerven en voorhanden te hebben en (grotendeels) om te zetten en/of te gebruiken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het (mede-)plegen van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van [verdachte] (verdachte) is de rechtbank van oordeel dat ook hij hierbij betrokken is geweest.
Gelet op de wetenschap bij verdachte [verdachte] van bovenomschreven verduisteringshandelingen door [medeverdachte 1] en de bijdragen die [verdachte] heeft geleverd, zodat verhuld werd en/of kon blijven dat gebruik werd gemaakt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van de door verduistering verkregen gelden en/of onroerende zaken (in [plaats 1] ) dan wel verhuld werd dat panden werden aangekocht met uit misdrijf afkomstig geld (op [land 1] ), te weten door het gedurende een langdurige periode, valselijk opmaken en verzenden van [bedrijf 1] -facturen naar de bedrijven van [naam 5] en [naam 6] , kan wettig en overtuigend worden bewezen dat hij opzettelijk behulpzaam was bij het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (mede)plegen van (gewoonte-)witwassen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in deze situatie - de verhulling van het gebruik van uit misdrijf afkomstige vermogensrechten c.q. zaken, dan wel de verhulling van het feit dat panden zijn verworven met uit misdrijf afkomstige gelden - geen sprake is van behulpzaamheid achteraf.
[verdachte] heeft in november 2014 de [bedrijf 1] -statuten, op verzoek van [medeverdachte 1] , naar de Orcobank gezonden voor de opening van een [bedrijf 1] -bankrekening op [land 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] vanaf die tijd ook valse [bedrijf 1] -facturen opmaakte en verzond. [verdachte] maakte de facturen in opdracht of op verzoek van [medeverdachte 1] op en had daarvoor een excel-programma op zijn computer. Op die vals opgemaakte [bedrijf 1] -facturen stond telkenmale een rekeningnummer van de Orcobank op [land 1] . [verdachte] was van het bestaan van die bankrekening op [land 1] op de hoogte en wist dat de buitenlandse bedrijven van [naam 5] en [naam 6] die valse facturen op die bankrekening betaalden. [verdachte] deed dit alles in opdracht van [medeverdachte 1] .
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] wetenschap had van dat witwassen van met behulp van vals opgemaakte facturen verkregen, aan de onderneming onttrokken, gelden in elk geval sinds november 2014.
De verklaringen van verdachte dat hij aanvankelijk geloofde dat [medeverdachte 1] ‘off-shore’ zou gaan werken en dat hij pas sinds eind 2015 of in de loop van 2016 begreep dat de [bedrijf 1] -facturen vals waren en dat het niet de bedoeling was dat deze in de boekhouding van [bedrijf 1] zouden terechtkomen acht de rechtbank niet aannemelijk.
De rechtbank neemt bij het voorgaande in aanmerking dat [verdachte] , gelet op zijn functie als eindverantwoordelijke op de administratie, extra verantwoordelijkheid droeg, en het feit dat volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , hij, [medeverdachte 1] , regelmatig tegen [verdachte] zei dat ze later wel zouden kijken of een bepaalde factuur wel of niet geboekt zou worden, en dat [verdachte] , wanneer [medeverdachte 1] ‘Psst’ zei, geen vragen stelde en deed wat de baas hem vroeg. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en bezigt deze verklaring voor het bewijs.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ,
in de periode vanaf l januari 2012 tot en met 31 december 2016, in Nederland, en op [land 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt,
immers
hebben die [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 2]
 een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 2] , ORCO-bankrekeningen) en/of
 de woning en/of bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] , en
 de woning gelegen aan [adres 3] , en
 het appartement ( [naam 1] ) gelegen aan [adres 4] , en
 het appartement ( [naam 2] ) gelegen aan [adres 5] , en
 het appartement ( [naam 3] ) gelegen aan [adres 6]
, en
 de woning gelegen aan [adres 7] ,
verworven en/of voorhanden (gehad) en/of omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) en/of woningen gebruik gemaakt,
terwijl die [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 2] wisten, die gelden en woningen - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig waren uit enig misdrijf,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest, door toen
en aldaar,
 valse facturen op te maken en versturen en gebruiken;
 te overleggen over het opstellen en gebruiken van valse facturen;
 het opsturen van statuten van [bedrijf 1] teneinde een bankrekening ten name van [bedrijf 1] op [land 1] te openen.
Feit 2
Hij in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
 [bedrijf 1] facturen en facturen van [bedrijf medeverdachte 2] , en
 de bedrijfsadministratie van [bedrijf medeverdachte 2] en [bedrijf 2] ,
zijnde geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft hij tezamen en in vereniging met zijn mededaders, in strijd met de
waarheid,
op een grote hoeveelheid facturen vermeld en/of doen vermelden dat er diensten geleverd zijn, terwijl er niet of slechts deels werd geleverd, en dat er kosten zijn gemaakt,
(onder meer) op de factuur
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 5] d.d. 2 februari 2015 (Doc-386, p. 7269), vermeld en/of doen vermelden dat er 2,040.38 1 MI isotanks zijn
gereinigd en/of geïnspecteerd, en
 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 6] d.d. 7 januari 2016 (Doc 751, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er EUR 244.000 courage-kosten zijn gemaakt, en
 van [bedrijf medeverdachte 2] aan [bedrijf 2] d.d. 11 maart 2015 (Doc-032, p. 6092), vermeld en/of doen vermelden dat er voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ter hoogte van EUR 25.000 zijn gemaakt, en
 van [bedrijf medeverdachte 2] aan [bedrijf 8] d.d. 27 oktober 2015 (Doc-294, p. 7094), vermeld en/of doen vermelden dat er provisiekosten voor 126.380 kilogram in week 2015-43 zijn gemaakt,
en
heeft hij toen en aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk gebruik gemaakt van die valse facturen zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat
 voornoemde valse facturen aan één of meer accountant(s) en/of werknemers van [accountantskantoor] , en inspecteur(s) van de belastingdienst zijn getoond en/of overgelegd en/of verstuurd en zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf medeverdachte 2] en [bedrijf 2] ,
en
 ( (voornoemde) valse facturen zijn verzonden naar [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] . en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 lid 1 en 2 en artikel 420ter
van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplichtigheid aan gewoontewitwassen.
feit 2:
het misdrijf:
de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De officier van justitie heeft gewezen op de straftoemetingsrichtlijn van het openbaar ministerie ter zake van witwassen. Die richtlijn gaat voor het geval dat sprake is van witwassen van gelden - afkomstig uit eigen misdrijf - bij een bedrag van één miljoen, uit van een gevangenisstraf van 40 maanden.
De officier van justitie acht gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats.
Bij haar eis heeft de officier van justitie reeds rekening gehouden met de positie van verdachte binnen het bedrijf; verdachte maakt geen onderdeel uit van de directie van het bedrijf en had, ondanks zijn positie als zijnde leidinggevende op de administratie, een ondergeschikte rol. De officier van justitie acht desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats, gelet op de ernst van het feit en de wezenlijke aandeel dat verdachte aan de feiten heeft gehad.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank komt tot een veroordeling, bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn ondergeschikte functie bij de bedrijven van [medeverdachte 1] .
De raadsman heeft voorts gewezen op het feit dat aan de medeverdachten reeds bestuursrechtelijke of fiscale boetes zijn opgelegd en voor het overige geen sprake is geweest van benadeling of geleden schade. Ten aanzien van verdachte is geen sprake geweest van zelfverrijking.
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring in elk geval niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar hooguit een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het - op grote schaal - plegen van valsheid in geschrift en daarnaast aan medeplichtigheid bij (gewoonte-)witwassen.
Bij dat witwassen is met verschillende constructies op grote schaal geld onttrokken aan ondernemingen van [medeverdachte 1] en/of de [Holding1] en daarna witgewassen door die gelden te verbergen en/of te besteden aan de aankoop van onroerende goederen in Nederland en in het buitenland. Geld dat binnenkwam op rekeningen in het buitenland, door betaling van valse facturen, is grotendeels geïnvesteerd in onroerend goed op [land 1] . Bij het witwassen gaat het om een bedrag van in totaal, bij benadering, drie miljoen euro.
De feiten hebben zich afgespeeld in een periode van enkele jaren.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omvang van de periode waarin sprake is geweest van strafwaardige betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van betrokkenheid van verdachte sinds eind november 2014, de maand waarin hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] de [bedrijf 1] -statuten naar de Orcobank op [land 1] stuurde voor de opening van een [bedrijf 1] -bankrekening aldaar.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts sterk rekening met de - ondergeschikte - positie van verdachte. Verdachte had echter desondanks, als hoofd administratie, een eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de onderneming gevrijwaard zou blijven van strafbaar handelen.
Uit het dossier blijkt voorts niet dat verdachte van zijn bijdrage aan de strafbare feiten veel profijt heeft gehad. Hij ontving echter - gezien zijn positie - een uitstekend salaris en heeft – mogelijk hierdoor geïnspireerd – de grenzen van de loyaliteit aan het bedrijf overschreden en zijn bijzondere verantwoordelijkheid veronachtzaamd door bij te dragen aan het plegen van valsheid in geschrift en het (gewoonte-)witwassen.
De rechtbank acht de feiten ernstig en rekent deze de verdachte aan.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van de LOVS gaan fraude/witwassen van een bedrag van € 1.000.000,- of meer uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden of een gevangenisstraf van maximale duur.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 29 januari 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.
De doorzoekingen in het onderzoek Kleisteen 2 hebben in november 2016 plaatsgevonden. De doorzoeking van de bedrijfspanden vond plaats op 26 oktober 2016 en verdachte is aangehouden op 22 november 2016. Dit vonnis wordt uitgesproken op 22 augustus 2019. De redelijke termijn is derhalve geschonden met een periode van ongeveer tien maanden.
Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad dient in een geval als het onderhavige de straf met een percentage van 10% te worden verminderd. [175]
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, en tevens rekening houdend met de schending van de redelijke termijn, komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de maximale duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een duur als hierna vermeld, met een proeftijd van 3 jaren.
De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om uitdrukking te geven aan de ernst van de feiten en teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan frauduleus handelen schuldig te maken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 48, 56, en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring

spreektde verdachte
partieel vrijten aanzien van de onder feit 2 eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegde facturen (doc-328 en doc-351) en leenovereenkomsten (doc-305 en doc-248);
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplichtigheid aan gewoontewitwassen.
feit 2:
het misdrijf:
de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2019.

Voetnoten

1.IBN-002, pag. 5293 e.v. en IBN-010, pag. 5337 e.v.: processen-verbaal van doorzoeking woning en bedrijfspanden.
2.HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440; HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer Ol3330 201505051ZK. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Proces-verbaal IBN-002, pag. 5293 e.v. en IBN-010, pag. 5337 e.v.
5.Algemeen dossier, verloop onderzoek, pag. 1012.
6.Idem, pag. 1012.
7.Proces-verbaal zaaksdossier 4.1 [bedrijf 2] , pag. 2261 – 2265.
8.AMB-001, proces-verbaal bevindingen bedrijvenstructuur van de [Holding1] , pag. 3007.
9.Idem, AMB-001, pag. 3007 e.v..
10.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-100, pag. 3274.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, V01-002, pag. 4013.
12.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-100, pag. 3275.
13.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3030 e.v., i.h.b. pag. 3032, en beslaglijst rc, C08.08.001, pag. 5317.
14.Idem, AMB-019, pag. 3032.
15.Idem, AMB-019, pag. 3034, 3035, 3037.
16.Map 3, proces-verbaal van bevindingen Aankoop en verkoop [adres 2] met geld [bedrijf 2] , AMB-048 en proces-verbaal van bevindingen financiering [adres 3] , AMB-058.
17.Proces-verbaal van bevindingen Lening aan [medeverdachte 2] van [bedrijf 2] , pag. 3156 e.v. en DOC-260: overzicht mutaties grootboekrekeningen [bedrijf 2] over 2012, pag. 7032.
18.Idem, pag. 3104, zie ook proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerkingen van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’ binnen [bedrijf 2] , AMB-180, pag. 3466 e.v. en DOC-318, pag. 7208, brief notariskantoor [notaris 2] .
19.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 1] , AMB-048, pag. 3072 – 3077; en DOC-203, pag. 6318 e.v.
20.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 1] , AMB-048, map 3, pag. 3073 en proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerkingen van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’ binnen [bedrijf 2] , map 3, AMB-180, pag. 3467.
21.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 1] , AMB-048, map 3, pag. 3073.
22.Proces-verbaal van bevindingen Geldstromen [adres 2] te [plaats 1] , map 3, pag. 3073.
23.Stukken kadaster m.b.t. [adres 3] [plaats 1] , DOC-251, DOC-252, pag. 7003, en Proces-verbaal van bevindingen financiering [adres 3] , AMB-058, map 3, pag. 3101 e.v.
24.Kadastraal bericht [adres 3] , [plaats 1] , DOC-242, map 6, pag. 6496 e.v..
25.Akte levering kadaster DOC-244, map 6, pag. 6500, bevestiging derdengeldrekening notaris, DOC-319, pag. 7209, mutatie grootboekrekening [bedrijf 2] , DOC-260, pag. 7032.
26.Verslag verhoor [bedrijfsleider] , RHV-003-D, pag. 5439 e.v., tot 7 juli 2016 bedrijfsleider van [bedrijf 2] .
27.DOC-772, [bedrijf 2] -factuur d.d. 2 juli 2012 gericht aan [bedrijf 9] , pag. 9242.
28.Verhoor [bedrijfsleider] , map 5, RHV-003-D, pag. 5441 – 5444, proces-verbaal van bevindingen m.b.t. boekhoudkundige verwerking van [bedrijf 2] betaalde gelden t.b.v. aankoop onroerend goederen, AMB-133, pag. 3391 e.v., en AMB-058 pag. 3104, en DOC-772 factuur gericht aan [bedrijf 9] , 2 juli 2012, pag. 9242.
29.Proces-verbaal van eerste verhoor van [bedrijfsleider] , RHV-003-D, pag. 5439 e.v
30.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van door [bedrijf 2] betaalde gelden ten behoeve va aankoop onroerende goederen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in privé, map 3, AMB-133, pag. 3391, i.h.b. pag. 3395.
31.Grootboekrekening, DOC-260, pag. 7032.
32.Verhoor [bedrijfsleider] , map 5, RHV-003-D, pag. 5444, en AMB-180, map 3, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’ binnen [bedrijf 2] , AMB-180, pag. 3468.
33.DOC-435, mail 24 april 2013, pag. 7314.
34.[bedrijf 2] was dochter van [bedrijf 2 medeverdachte 1] is onderdeel van de [Holding1] . [medeverdachte 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [Holding1] en bestuurder van [bedrijf 2 medeverdachte 1] en AMB-180, map 3, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’ binnen [bedrijf 2] , AMB-180, pag. 3468.
35.AMB-133 (zie hiervoor), map 3, pag. 3391 e.v., AMB-180 (zie hiervoor), pag. 3468, DOC-772 (factuur [bedrijf 2] aan [bedrijf 9] , 2 juli 2012,) pag. 9242 en DOC-775 (factuur [bedrijf 10] aan [bedrijf 2] d.d. 30 september 2012), pag. 9245.
36.AMB-133 (zie hiervoor), map 3, pag. 3391 e.v.
37.AMB-180, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’, i.h.b. pag. 3468.
38.Proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [medeverdachte 2] ’ binnen [bedrijf 2] , AMB-180, pag. 3468; en proces-verbaal van bevindingen Lening aan [medeverdachte 2] van [bedrijf 2] , AMB-073, pag. 3158.
39.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074-2075.
40.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074.
41.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-100, pag. 3274 en uittreksel KvK [bedrijf medeverdachte 2] , DOC-523, pag. 7445.
42.DOC-032 tot en met DOC-057, pag. 6092 e.v., facturen [bedrijf medeverdachte 2] .
43.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB 100, map 3, pag. 3275.
44.Gegevens zakelijke rekening [bedrijf medeverdachte 2] , DOC-524, pag. 7446.
45.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3274 en 3277 en factuur,
46.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3032.
47.Proces-verbaal ‘kasrondje’ [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-62, pag. 3127 e.v.
48.Facturen [bedrijf medeverdachte 2] , DOC-277 tot en met DOC 287, pag. 7077 – 7087.
49.Proces-verbaal ‘kasrondje’ [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-062, pag. 3127 e.v., proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] AMB-100, pag. 3274 en proces-verbaal van bevindingen valse facturen [medeverdachte 2] , AMB-121, pag. 3330 e.v..
50.Proces-verbaal van bevindingen valse facturen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-121, pag. 3333.
51.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V-0 .., pag. ..
52.Proces-verbaal ‘Kasrondje [medeverdachte 2] ’, AMB-062, pag. 3128 en 3129, AMB-100 (zie hiervoor), AMB-121 (zie hiervoor).
53.Grootboekrekening, DOC-773, pag. 9243
54.AMB-062 (zie hiervoor), pag. 3129.
55.Proces-verbaal van bevindingen valse facturen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB -121, pag. 3331-3332.
56.Proces-verbaal van bevindingen vergelijking facturen [bedrijf medeverdachte 2] en [bedrijf 11] AMB-107, pag. 3312 e.v. , AMB-121, pag. 3332, en mail [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 3] , DOC-589, pag. 8284.
57.Facturen van [bedrijf medeverdachte 2] aan [bedrijf 8] , DOC-288 tot en met 294, pag. 7088 e.v.
58.KvK uittreksel [bedrijf 8] DOC-685, pag. 9032.
59.DOC-294, pag. 7094.
60.Pv van bevindingen ‘kasrondje’ [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-062, pag. 3129-3130 en proces-verbaal van bevindingen vergelijking facturen [bedrijf medeverdachte 2] en [bedrijf 11] , AMB-107, pag. 3312-3313.
61.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming IBN-010, pag. 5337, i.h.b. pag. 5341.
62.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074-2075.
63.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf medeverdachte 2] , AMB-100, map 3, pag. 3277 en TAP-02-004, pag. 5282.
64.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3275, AMB-062 (zie hiervoor), pag. 3127 en AMB-122 (zie hiervoor), pag. 3337.
65.DOC-525, Mailberichten [medeverdachte 2] en [verdachte] , pag. 7447.
66.TAP-01-005, pag. 5256 en TAP-02-002, pag. 5279.
67.AMB-062, pag. 3130- 3131, en DOC-304, pag. 7161, DOC-295, pag. 7095, pag.
68.DOC-296, mail [bedrijfsleider] aan [verdachte] , pag. 7097.
69.DOC-298, mail [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] aan [verdachte] , pag 7101.
70.DOC-741, mailbericht [medeverdachte 2] , pag. 9185.
71.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3275-3276 en zie TAP-02-001 pag. 5278, TAP-02-005 pag. 5283, TAP-02-004 pag. 5285, TAP-02-002 pag. 5279, TAP-01-005, pag. 5256.
72.Pv van bevindingen lening aan [medeverdachte 2] van [bedrijf 2] , AMB-073, pag. 3161, en TAP-02-003, pag. 5280 – 5281.
73.Idem, pag. 5280 – 5281.
74.TAP-02-001, pag. 5278.
75.TAP-02-005, pag. 5283.
76.TAP-0l -005, pag. 5257.
77.AMB-155, pag. 3428 en TAP-02-003, pag. 5280.
78.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pag. V-01-003, pag. 2075, 2076 en V-01-006, pag. 2091.
79.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 2100 – 2104.
80.Proces-verbaal van verhoor V01-003, pag. 2074.
81.Proces-verbaal van verhoor V 01-002, pag. 2070.
82.O.a. ECLI:NL:HR:2017:222, Hoge Raad 14 februari 2017.
83.Pv van bevindingen lening aan [medeverdachte 2] van [bedrijf 2] , AMB-073, pag. 3161, en TAP-02-003, pag. 5280 – 5281.
84.Proces-verbaal van bevindingen boekhouding [bedrijf 1 medeverdachte 1] m.b.t. facturen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , AMB -086, map 3, pag. 3210.
85.DOC-359: Factuur [bedrijf 5] aan [bedrijf 1 medeverdachte 1] , 24 okt. 2014, DOC-361: Idem, factuur 23 dec. 2014, DOC-363: Idem, factuur 10 dec. 2014.
86.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3208.
87.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3207-3211 en proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de facturen van [bedrijf 5] en het verband met facturen op naam van [bedrijf 1] , AMB-152, pag. 3418-3419.
88.Proces-verbaal ontvangst FIU melding, AMB-091, map 3, pag. 3227 en proces-verbaal van bevindingen i.v.m. de oprichting van [bedrijf 6] , AMB -105, map 3, pag. 3297, en DOC-574, pag. 8189.
89.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3208.
90.AMB-86 (zie hiervoor), map 3, pag. 3207-3211 en AMB-152 (zie hiervoor), pag. 3418-3419..
91.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2069, 2072.
92.Proces-verbaal van bevindingen betalen & doorbetalen provisie m.b.v. valse facturen [bedrijf 1] , AMB-131, map 3, pag. 3385 e.v. en mailwisseling [naam 5] met [medeverdachte 1] , dec 2014 – feb. 2015, DOC-382, pag. 7264, DOC-383, pag. 7266; DOC-384, pag. 7267
93.DOC-382, emailbericht [medeverdachte 1] aan [naam 5] , pag. 7264.
94.DOC-382, emailbericht, pag. 7264.
95.
96.DOC-383, mailbericht van [naam 5] aan [medeverdachte 1] , 19 jan. 2015, pag. 7266.
97.
98.Proces-verbaal van bevindingen betalingen valse [bedrijf 1] facturen door [bedrijf 5] , AMB-067, map 3, pag. 3143 e.v.
99.Proces-verbaal vergelijking facturen [bedrijf 1] , AMB-095, map 3, pag. 3256.
100.Proces-verbaal van bevindingen betalen & doorbetalen ‘provisie’ m.b.v. valse facturen [bedrijf 1] , AMB-131, pag. 3385 e.v. en proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de facturen [bedrijf 5] en het verband met facturen op naam van [bedrijf 1] , AMB-152, pag. 3419.
101.Proces-verbaal betreffende [bedrijf 6] en [bedrijf 1] met betrekking tot factuur BGF001/2015, AMB-080, map 3, pag. 3174 e.v.
102.Proces-verbaal tapgesprekken 26 oktober 2015, AMB-132, pag. 3389, AMB-170, map 3, pag. 3445 e.v. en TAP-01-001, pag. 5249.
103.AMB-132 (zie hiervoor) pag. 3389 en TAP-01-002, pag. 5252.
104.
105.O.a. AMB-080 (zie hiervoor), m.b.t. betaling van [bedrijf 1] -facturen vanaf een bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] , pag. 3174 e.v.
106.Proces-verbaal van bevindingen betalingen valse [bedrijf 1] facturen door [bedrijf 5] , AMB-067, pag. 3143 e.v. en AMB-144, pag. 3410, AMB-152 (zie hiervoor), pag. 3419.
107.AMB-067 (zie hiervoor), pag. 3143 e.v.
108.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2069.
109.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2068.
110.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2085.
111.DOC-633, email [medeverdachte 1] naar [naam 5] van 26 mei 2015, pag. 8381.
112.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071 en 2075.
113.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2070, en V01-008, pag. 2103.
114.Akte van openbaarmaking, t.a.v. [bedrijf 3] en [bedrijf 4] DOC-306A, pag. 7184 – 7185.
115.Idem, pag. 3270.
116.Proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 1] in map Orcobank AMB-066, pag 3139 e.v. en beslaglijst rc, C08.05.002, pag. 5316.
117.Proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 1] in map Orcobank AMB-066, pag. 3139, en (o.a.) DOC-328, [bedrijf 1] -factuur 31 mei 2012, pag. 7213 en DOC-351, [bedrijf 1] -factuur 16 juni 2012, pag. 7240.
118.Procesverbaal van bevindingen facturen [bedrijf 1] in map Orcobank AMB-066, pag. 3141.
119.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] , AMB-098, pag. 3266 e.v. en proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] met factor Clean AMB-120, pag. 3326 e.v.
120.Proces-verbaal van bevindingen betalingen twaalf [bedrijf 1] facturen AMB-090, pag. 3225 – 3226.
121.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] AMB-098, pag. 3266 e.v.
122.Mail [naam 6] – [medeverdachte 2] , DOC-502, pag. 7416.
123.AMB-098 (zie hiervoor), pag. 3267.
124.AMB-098 (zie hiervoor), pag. 3269.
125.DOC-511 lijst [bedrijf 1] -facturen aan [bedrijf 3] d.d. 26-08-2014, pag. 7425.
126.AMB-098, pag. 3270.
127.AMB-098, pag. 3269 en 3270.
128.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] met factor ‘Clean’, AMB-120, pag. 3326 e.v. en DOC-599, mail [naam 6] aan [medeverdachte 2] , 19 feb. 2015, pag. 8285.
129.AMB-120 (zie hiervoor), pag. 3329.
130.
131.
132.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2083.
133.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2083.
134.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2082 en 2084.
135.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2069.
136.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2060 en V01-008, pag. 2103.
137.O.a. ECLI:NL:HR:2017:222, Hoge Raad 14 februari 2017.
138.Proces-verbaal van bevindingen opmaken [bedrijf 1] -facturen door [verdachte] , AMB-153, pag. 3420 e.v.
139.AMB-096, proces-verbaal Openen van Orcobankrekening op naam van [bedrijf 1] , pag. 3260 e.v.
140.DOC-668, [bedrijf 1] -factuur 29 sept. 2015, pag. 9015.
141.Zie ook proces-verbaal van bevindingen aantreffen vermoedelijk valse [bedrijf 1] -facturen in digitale gegevens [verdachte] , AMB-168, pag. 3441 e.v.
142.Bankafschriften, DOC-707, pag. 9054 e.v.
143.Mail [medeverdachte 1] aan [verdachte] , DOC-705 pag. 9051, en factuur 26-10-2015, DOC-706, pag. 9052.
144.AMB-168 (zie hiervoor), pag. 3441 e.v.
145.DOC-722, pag. 9133 e.v.
146.AMB-153 (zie hiervoor), pag. 3424.
147.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2084.
148.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071-2072.
149.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071.
150.Proces-verbaal onderzoek opmaken [bedrijf 1] -facturen door [medeverdachte 2] , AMB-150, pag. 3417;
151.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen aantreffen bankpasjes Orcobank, 3 juli 2019.
152.Proces-verbaal van onderzoek betalingsverkeer Orcobank, AMB-052, pag. 3083.
153.Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 8] AMB 130, pag. 3375, Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 8] , AMB 137, pag. 3397, Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 6] , AMB 138, pag. pag. 3400, en Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 7] , AMB 139, pag. 3405.
154.Proces-verbaal bankrekening Orcobank niet bekend bij de fiscus, AMB-097, pag. 3263.
155.Proces-verbaal van bevindingen, AMB-10-A, map 3, pag. 3303 e.v.
156.DOC-577 pag. 8194, DOC-628 pag. 8314, DOC-707 pag. 9054 e.v., en DOC-787 pag. 9319.
157.Proces-verbaal onderzoek naar [bedrijf 1] -rekening Orcobank, AMB-106, pag. 3304 – 3306, 3307.
158.DOC-629 pag. 8350, DOC-630 pag. 8354 en DOC-787 pag. 9319.
159.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2070.
160.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071.
161.Proces-verbaal aantreffen koopovereenkomst [naam 2] , AMB-059, pag. 3105 e.v. en DOC-268 (koopovk [naam 1] en [naam 2] ), pag. 7050 e.v.
162.AMB-129, Proces-verbaal saldo [bedrijf 1] rekeningen, voldoende voor betalingen St. Derdengelden, AMB-129, pag. 3371 e.v.
163.Proces-verbaal betreffende aankoop [naam 3] te [land 1] , van AMB-174, pag. 3452 e.v. en Akte Kadaster, DOC-750, pag. 9202, en factuur VVE servicekosten, DOC-804, pag. 9389.
164.Proces-verbaal saldo [bedrijf 1] rekeningen, voldoende voor betalingen St. Derdengelden, AMB-129, pag. 3371 e.v. en proces-verbaal betreffende aankoop [naam 3] te [land 1] en betaling vanaf de [bedrijf 1] rekening Orcobank [land 1] , AMB-174, pag. 3452 e.v.
165.Proces-verbaal Onderzoek naar de betalingen van de koopsom voor (..) [adres 7] te [land 1] , AMB-093, pag. 3235 e.v.
166.Proces-verbaal Onderzoek naar de betalingen van de koopsom voor (..) [adres 7] te [land 1] , AMB-93, pag. 3235 e.v. en DOC-459, koopovereenkomst [adres 7] , pag. 7354.
167.AMB-93, pag. 3241.
168.AMB-093, pag. 3241.
169.Huurovereenkomst 17 april 2015, [adres 7]
170.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3030 e.v., en proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, IBN-010, pag. 5337 e.v., Kennisgeving van inbeslagneming, IBN-004, pag. 5328 en IBN-003-B, lijst van inbeslagname OvJ, pag. 5318 en 5319.
171.Proces-verbaal van bevindingen inzake aantreffen contant geld, AMB-178, pag. 3464.
172.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, IBN-010, pag. 5337.
173.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-004, pag. 2079.
174.Proces-verbaal geldopnames en contante stortingen van/op Nederlandse privérekeningen, AMB-050, pag. 3080 e.v.
175.O.a HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:BD2578.