ECLI:NL:RBOVE:2019:3036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
08-994546-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fraude, valsheid in geschrifte en witwassen met aanzienlijke bedragen en meerdere verdachten

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man uit Harderwijk, die werd beschuldigd van fraude, valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was betrokken bij een biodieselbedrijf en had samen met drie medeverdachten, waaronder zijn vrouw, zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse facturen en leenovereenkomsten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte. De rechtbank legde ook voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen op aan de medeverdachten. Het biodieselbedrijf werd bovendien veroordeeld tot het betalen van een boete van 400.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse documenten om de herkomst van de gelden te verhullen, en dat zij zich hebben verrijkt ten koste van de bedrijven waar zij aan verbonden waren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte bij de fraude en het witwassen zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994546-15 (P)
Datum vonnis: 22 augustus 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 november 2018, en 4, 8, en 9 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.F. van Drumpt, en van hetgeen door de raadsman van verdachte,
mr. J.P. van Barneveld, advocaat te Oosterbeek, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na wijziging van de tenlastelegging van 4 juli 2019 - kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-)witwassen.
feit 2:
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift door facturen en leenovereenkomsten vals op te maken en deze valselijk opgemaakte stukken te (doen) gebruiken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte - na de wijziging ervan - dat:
Feit 1
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 01 januari 2012 tot en met 31 december 2016, te Kampen, althans in Nederland en/of in [land 1] en/of elders buiten Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) van een of meer voorwerp(en), te weten (onder meer)
(sub a)
een of meer geldbedragen, (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 1] , ORCO-bankrekeningen en contanten) althans van enig voorwerp de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of de verplaatsing, verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad;
en/of
(sub b) heeft/hebben zij en/of haar mededader(s)
 een of meer geldbedragen, (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 1] , ORCO-bankrekeningen) en/of
 de woning en/of bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] , en/of
 de woning gelegen aan [adres 3] , en/of
 het appartement ( [naam 1] ) gelegen aan [adres 4] , en/of
 het appartement ( [naam 2] ) gelegen aan [adres 5] , en/of
 het appartement ( [naam 3] ) gelegen aan [adres 6] , en/of
 de woning gelegen aan [adres 7] , en/of
althans enig voorwerp verworven en/of voorhanden heeft (gehad) en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) wist(en), dat/die gelden en/of
voorwerp(en) en/of woningen - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit
enig misdrijf.
Feit 2
zij in of omstreeks de periode vanaf 01 januari 2012 tot en met 31 december 2016, te Kampen en/of [plaats 2] althans in Nederland en/of [land 1] en/of elders buiten Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
 een of meer [bedrijf 2] factu(u)ren en/of facturen van [bedrijf verdachte] , en/of
 een of meer leenovereenkomst(en), en/of
 de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf 1]
zijnde (een) geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft zij al dan niet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), in strijd met de
waarheid,
op een (grote) hoeveelheid facturen vermeld en/of doen vermelden dat er diensten geleverd
zijn, terwijl er niet of slechts deels werd geleverd, en/of dat er kosten zijn gemaakt,
althans op (onder meer) op de factuur
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 31 mei 2012 (Doc-328, p. 7213), vermeld en/of doen vermelden dat er in mei 2012 dertig containers zijn gereinigd, en/of
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 4] inc d.d. 14juni 2012 (Doc-351, p.
9211), vermeld en/of doen vermelden dat er in juni 2012 zevenentwintig containers zijn
gereinigd, en/of
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 5] inc d.d. 2 februari 2015
(Doc-386, p. 7269) vermeld en/of doen vermelden dat er 2,040.38 1 MT isotanks zijn
gereinigd en/of geïnspecteerd, en/of
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 6] d.d. 7 januari 2016 (Doc 751, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er EUR 244.000 courage-kosten zijn gemaakt, en/of
 van [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 1] d.d. 11 maart 2015 (Doc-032, p. 6092) vermeld en/of doen vermelden dat er voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ter hoogte van EUR 25.000 zijn gemaakt, en/of
 van [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 8] . d.d. 27 oktober 2015 (Doc-294, p. 7094) vermeld en/of doen vermelden dat er provisiekosten voor 126.380 kilogram in week 2015-43 zijn gemaakt,
en/of
op twee, althans één of meer leenovereenkomst(en):
 d.d. 16 april 2012 (DOC-305, p. 7162) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] inc op 16 april 2012 357.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 16 april 2012 heeft getekend,
en/of
 d.d. 8 juli 2012 (DOC-248, p. 6519) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] inc op 8 juli 2012 820.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 18 juli 2012 heeft getekend,
en/of
immers heeft zij voornoemde facturen en/of leenovereenkomsten (deels) (laten) opnemen en/of opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf 1]
en/of
heeft zij toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen. meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik gemaakt van die valse en/of vervalste factu(u)r(en) en/of die valse en/of vervalste leenovereenkomst(en),
zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat
 voornoemd(e) valse en/of vervalste factu(u)r(en) en/of leenovereenkomst(en) aan één of meer accountant(s) en/of werknemers van accountantskantoor [accountantskantoor] , althans aan een of meer accountants, en/of één of meer inspecteur(s) van de belastingdienst zijn getoond en/of overgelegd en/of verstuurd en/of zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf 1]
en/of
 voornoemde valse of vervalste factu(u)r(en) is/zijn verzonden naar die [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 1] .
Opmerking rechtbank:
In de gewijzigde tenlastelegging staat bij feit 1 als pleegperiode vermeld: ‘vanaf 01 januari 2012 tot en met ‘heden’. Gelet op de mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting dat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat (in het onderzoek Kleisteen 2) feiten worden ten laste gelegd die zien op het onderzoek over periode van 1 januari 2012 tot en met
31 december 2016- zoals ook vermeld bij feit 2 - heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 de pleegperiode aldus gecorrigeerd.
Daarnaast staat in de gewijzigde tenlastelegging bij de onroerende goederen [onroerend goed 1] , terwijl dit blijkens het dossier moet zijn: [onroerend goed 2] en bij de leenovereenkomst met de aanduiding DOC-248 als datum ‘18 juli 2012’ terwijl dit blijkens het dossier moet zijn
‘8 juli 2012’. De rechtbank merkt de hierboven genoemde onjuiste aanduidingen aan als kennelijke verschrijvingen en leest ze als verbeterd in de eveneens hiervoor aangegeven zin.
De verdachte is hierdoor niet geschaad in haar verdediging.

3.De voorvragen

Ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding, feit 1.
De raadsman heeft aangevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 onduidelijk is en innerlijk tegenstrijdig, en dat de dagvaarding om die reden (partieel) nietig moet worden verklaard. Niet duidelijk is uit welke onderdelen het geldbedrag van - in de gewijzigde tenlastelegging - drie miljoen euro is opgebouwd waardoor het voor verdachte onduidelijk is waartegen zij zich moet verweren. Het lijkt er bovendien op dat twee keer hetzelfde wordt verweten. De aanschafwaarde van onroerende goederen maakt, zo lijkt het, deel uit van het ten laste gelegde geldbedrag. Het witwassen van onroerende goederen is echter ook afzonderlijk ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het in de (gewijzigde) tenlastelegging opgenomen bedrag van drie miljoen euro voldoende aansluiting vindt bij de (som van de) bedragen van de geldstromen die uit het dossier naar voren komen. De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat de strafbare gedragingen alternatief ten laste zijn gelegd. Daarbij heeft medeverdachte [medeverdachte 1] het bedrag van drie miljoen euro genoemd.
Naar oordeel van de rechtbank is sprake van een geldige dagvaarding.
De aan verdachte verweten, alternatief ten laste gelegde, handelingen zijn in de (gewijzigde) tenlastelegging voldoende geconcretiseerd vermeld. Behalve de gedragingen en een nadere omschrijving daarvan bevat de tenlastelegging de pleegperiode waarin en de locatie waar de feiten zouden zijn begaan. Het ten laste gelegde hangt bovendien voldoende samen met de inhoud van het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding daarmee voldoet aan de vereisten die in artikel 261 Sv zijn gesteld.
Ten aanzien van feit 1; ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 1, omdat uit de artikelen 243 lid 2 Sv en 255 Sv volgt – kortgezegd – dat indien aan een verdachte ter zake van strafbare gedragingen een bestuurlijke boete wordt opgelegd een dergelijke beslissing als een kennisgeving van niet verdere vervolging moet/kan worden beschouwd.
Een vervolging van verdachte is bovendien in strijd met het Protocol AAFD van 1 juli 2015, en de daarin beschreven uitgangspunten en criteria op basis waarvan wordt bepaald of en wanneer (fiscale) delicten in aanmerking komen voor strafrechtelijke afhandeling, aldus de raadsman.
Het (voortzetten van het) strafproces leidt daarom tot schending van de rechtsbeginselen ‘ne bis in idem’, ‘una via’, en ‘nemo debet bis vexari’.
Aan de [bedrijf 1 medeverdachte] (hierna [bedrijf 1 medeverdachte] ) werd op 4 oktober 2018 een ‘Kennisgeving van een voornemen tot het opleggen vergrijpboete VPb 2014’ uitgereikt en op 1 november 2018 een ‘mededeling opleggen vergrijpboete’ over de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015. Daarnaast zijn aan zowel [medeverdachte 1] als aan zijn holding recent, in april 2019, bestuurlijke boetes opgelegd op grond van de artikelen 67d en e van de AWR, ter zake van het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften.
Het gaat hier om sancties in verband met dezelfde soort feiten, als het feitencomplex in onderhavige strafzaak. Dit blijkt onder meer uit de vier ‘correctieposten’ in verband waarmee de fiscale boetes worden opgelegd.
Ter onderbouwing van het verweer heeft de raadsman gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2011 (HR:2011:BM9102), artikel 4 lid 1 van het zevende protocol van het EVRM en een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 6 juni 2019, in de zaak [zaak] .
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het feit dat tegen een verdachte sprake is van bestuursrechtelijke beboeting ter zake van fiscale feiten niet per sé met zich brengt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging tegen een verdachte. Van een schending van het ne bis in idem beginsel, dan wel een ander door de verdediging in dit verband genoemd rechtsbeginsel, is hier geen sprake nu het in onderhavige procedure gaat om andere feiten dan die, waarvoor fiscale boetes zijn opgelegd.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Voor de beoordeling van de vraag of vervolging in strijd is met de artikelen 243 lid 2 Sv en 255 Sv zijn van belang de criteria van de Hoge Raad ten aanzien van de vraag of er al dan niet sprake is van “hetzelfde feit” in de zin van het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Die criteria zijn gebaseerd op jurisprudentie van het Europese Hof en uiteengezet in - onder meer - het arrest van de HR d.d. 1 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BM9102). Uit deze jurisprudentie volgt dat de rechter, in een situatie waarop artikel 68 Sr ziet, de in de beide tenlasteleggingen omschreven verwijten (..) dient te vergelijken en bij die toetsing als ‘relevante vergelijkingsfactoren’ dient te betrekken: de juridische aard van de feiten en de gedraging van de verdachte. Vuistregel bij de beoordeling is dat een aanzienlijk verschil in juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr.
De rechtbank volgt de verdediging in haar betoog voor zover het zou gaan om vervolging ter zake van (fiscale) delicten die zich in dezelfde periode hebben voorgedaan als de periode waarop de opgelegde vergrijpboetes betrekking zouden hebben. Aan verdachte worden evenwel geen fiscale delicten ten laste gelegd, maar valsheid in geschrift en (gewoonte-) witwassen.
Dat betreft strafbare feiten van een andere aard en strekking dan fiscale delicten. Het (beschermd) belang waarop de anti-witwasbepalingen zien is de integriteit van het financiële en economische verkeer, door tegen te gaan dat aan de opbrengst van misdrijven een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Ten aanzien van valsheid in geschrift is dat belang het maatschappelijk vertrouwen dat in de echtheid van officiële documenten moet kunnen worden gesteld. Het beschermd belang en de strekking van strafrechtelijke bepalingen in de AWR zijn gelegen in het door de overheid over voldoende middelen kunnen beschikken voor de vervulling van zijn taken. De artikelen 68 en 69 AWR strekken primair ertoe schending van gemeenschapsbelangen door de niet-naleving van de belastingwetgeving tegen te gaan. Deze bepalingen strekken zich dan ook slechts uit tot die gedragingen, waaruit nadeel voor de fiscus kan ontstaan. [1]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van de door de verdediging opgeworpen (rechts-)beginselen ‘ne bis in idem’, ‘una via’, en ‘nemo debet bis vexari’ of een ander beginsel van behoorlijke procesorde, zoals het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel of het beginsel van een redelijke belangenafweging. Van strijd met het Protocol AAFD van 1 juli 2015 is gelet op het voorgaande evenmin sprake, nu dit protocol (alleen) betrekking heeft op - en criteria geeft voor - de aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, en douane en toeslagendelicten.
De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
De rechtbank heeft - ook voor het overige - vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Feit 1 en 2
Op 3 november 2015 en in oktober 2016 vonden doorzoekingen plaats in de woning van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] en in bedrijfspanden van de [bedrijf 1 medeverdachte] waaronder de panden van [bedrijf 2 medeverdachte] en [bedrijf 3 medeverdachte] Tijdens de doorzoeking in de woning werden op diverse plaatsen grote bedragen aan contant geld aangetroffen. Tijdens de doorzoekingen zijn administratieve bescheiden, waaronder vele facturen en enkele leenovereenkomsten, inbeslaggenomen. [2] Tevens zijn bankafschriften en bankpassen van bankrekeningen, op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] en op naam van [medeverdachte 1] e/o [verdachte] en een aan [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap op [land 1] aangetroffen en inbeslaggenomen.
Gedurende het onderzoek (hierna: onderzoek Kleisteen 2) rees het vermoeden dat sprake is van drie vormen van ‘verdienmodellen’ om - met gebruikmaking van rechtspersonen, en (mogelijk) in samenwerking met personeel van de [bedrijf 1 medeverdachte] en/of anderen - geld te onttrekken aan bedrijven van de holding en dat geld vervolgens aan te wenden voor privédoeleinden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van (gewoonte-) witwassen en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift, door het valselijk opmaken van leenovereenkomsten alsook facturen op naam van verschillende rechtspersonen, en door van die leenovereenkomsten en facturen ook gebruik te maken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende verweren gevoerd – samengevat weergegeven – :
Geen gronddelict:
Allereerst kan het (mede-) plegen van (gewoonte-)witwassen niet worden bewezenverklaard omdat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een ‘gronddelict’: het geld waarvan bij de geldstromen sprake is betreft geld afkomstig uit legale bedrijfsactiviteiten.
Ook het onder 2 ten laste gelegde plegen van ‘valsheid in geschrift’ kan niet als een gronddelict worden aangemerkt.
Geen wetenschap/ geen opzet:
Verdachte had geen wetenschap van eventuele strafbare gedragingen; niet kan worden bewezenverklaard dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet.
[verdachte] had geen zicht op de bedrijfsactiviteiten van haar man, medeverdachte [medeverdachte 1] , laat staan dat zij weet had van een mogelijk criminele herkomst van gelden en/of goederen. [verdachte] was niet op de hoogte van het feit dat sprake was van het opmaken van valse facturen en/of valse leenovereenkomsten; zij wist niet beter dan dat het door haar en haar man genoten inkomen afkomstig was uit legale activiteiten.
Ten aanzien van de gang van zaken rond ‘ [bedrijf verdachte] ’ geldt dat medeverdachte [medeverdachte 1] aan [verdachte] een verhaal heeft voorgehouden dat zij helemaal niet begreep.
De hele constructie rond [bedrijf 1] en de ‘lening [verdachte] ’ is door anderen bedacht en uitgevoerd.
Verdachte was ook niet op de hoogte van de aanwezigheid in de woning van grote hoeveelheden contant geld.
Geen sprake van medeplegen:
Het dossier bevat onvoldoende bewijs om te komen tot ‘medeplegen’. Verdachte maakte geen deel uit van de ondernemingen van haar man, medeverdachte [medeverdachte 1] .
Zij bemoeide zich niet met zijn bedrijfsactiviteiten en de afspraken met zakenpartners en zij voerde slechts incidenteel een opdracht uit. Verdachte heeft een niet meer dan uiterst ondergeschikte rol gehad.
Verdachte dient ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken om de volgende redenen:
Ten aanzien van [bedrijf 1] , de ‘lening [verdachte] ’ en [bedrijf verdachte]
 Wetenschap en opzet ten aanzien van het vals opmaken van facturen kan ten aanzien van verdachte niet worden bewezenverklaard;
 Het feit dat [verdachte] geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf verdachte] betekent niet dat de facturen op naam van [bedrijf verdachte] vals waren;
 Op basis van het dossier kan niet worden bewezenverklaard dat [verdachte] (zelf) facturen van [bedrijf verdachte] heeft opgemaakt. Uit het dossier blijkt hooguit dat [verdachte] facturen van [bedrijf verdachte] heeft doorgestuurd; dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van ‘valsheid in geschrift’.
Ten aanzien van de [bedrijf 2] -facturen:
 De aanwezigheid van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte ten aanzien van het opmaken van valse [bedrijf 2] -facturen kan niet worden bewezenverklaard. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs. [verdachte] heeft slechts incidenteel een [bedrijf 2] -factuur opgemaakt, na daartoe instructies te hebben ontvangen van medeverdachte [medeverdachte 1] en/of zijn zakenpartners. Dat ten aanzien van die facturen sprake zou zijn van valsheid was haar onbekend;
 Daarnaast kan het oogmerk op misleiding bij verdachte niet worden bewezenverklaard.
Gelet op het voorgaande kan het opzet/ wetenschap bij verdachte ten aanzien van een of meer constructies waarbij sprake zou zijn van illegale ‘spaarpotjes’ niet worden bewezenverklaard.
Ten aanzien van de leenovereenkomsten:
Ook voor wat betreft de twee ten laste gelegde leenovereenkomsten kan het opzet/ de wetenschap bij verdachte ten aanzien van het plegen van valsheid in geschrift niet worden bewezenverklaard. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat [verdachte] een van die leenovereenkomsten heeft uitgeprint, echter dat was op verzoek van haar man, medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte was zich er toen niet van bewust dat het zou kunnen gaan om een vals document.
[medeverdachte 1] heeft erkend dat hij degene is geweest die de valse leenovereenkomsten heeft opgemaakt en aan accountants heeft verstrekt.
Geen sprake van medeplegen:
Ook ten aanzien van feit 2 bevat het dossier onvoldoende bewijs om te komen tot een nauwe en bewuste samenwerking. Bij verdachte was geen sprake van (voorwaardelijk) opzet of wetenschap ten aanzien van valsheid in geschrift; zij voerde slechts incidenteel een opdracht uit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feiten 1 en 2.
In december 2015 is het strafrechtelijk onderzoek Kleisteen I uitgebreid wegens een verdenking van witwassen door [medeverdachte 1] en [verdachte] (Kleisteen II).
Ten aanzien van het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen stelt de rechtbank voorop dat noch de tekst van de witwasbepalingen noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat (ook) in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. [3]
Op grond van de zich in het dossier bevindende, hierna te noemen, bewijsmiddelen [4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan het plegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tijdens de doorzoekingen op 3 november 2015 en op 25 oktober 2016 in de woning van verdachte en [medeverdachte 1] en de bedrijfspanden van [bedrijf 2 medeverdachte] , [bedrijf 3 medeverdachte] en [bedrijf 2] zijn papieren administratie en digitale gegevens/administratie in beslag genomen. [5]
Op basis van onderzoek is vastgesteld dat op verschillende manieren geld uit ondernemingen is getrokken welk geld op latere momenten is omgezet en geïnvesteerd (‘witwassen’) als ware het geld van verdachte (en haar medeverdachte) in privé, waarbij ter verhulling gebruik is gemaakt van valse facturen en valse leenovereenkomsten. [6]
In de loop van het onderzoek blijkt dat sprake is geweest van de volgende drie te onderscheiden vormen (‘verdienmodellen’) van onttrekking van geld aan ondernemingen en witwassen: [7]
geldstroom [bedrijf 1] (zaaksdossier 4.1);
geldstroom [bedrijf 5] / [bedrijf 6] ’ (zaaksdossier 4.2);
geldstroom [naam 4] (zaaksdossier 4.3).
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat verdachte en [medeverdachte 1] op 3 november 2015 in hun woning een aanzienlijke hoeveelheid contant geld voorhanden hadden, waarvan is gebleken dat daar geen contante opnamen bij banken of andere financiële instellingen tegenover stonden, dan wel dat geld kon worden herleid naar door hen verrichte zakelijke opnames uit ondernemingen, hetgeen leidde tot:
4. zaak ‘Contante middelen’ (zaaksdossier 4.4).
In het onderzoek worden aangemerkt als verdachten - onder meer - : [8]
[medeverdachte 1]
is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1 medeverdachte] . [9] , holdingmaatschappij van de bedrijven [bedrijf 3 medeverdachte] , [bedrijf 2] en [bedrijf 2 medeverdachte] is CEO bij [bedrijf 2 medeverdachte] . [10] [bedrijf 3 medeverdachte] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2 medeverdachte]
[bedrijf 3 medeverdachte] maakt gebruikte vetten schoon, zodat [bedrijf 2 medeverdachte] die als grondstof kan gebruiken. [medeverdachte 1] is getrouwd met verdachte, [verdachte] .
[verdachte]: verdachte; echtgenote van [medeverdachte 1] . Eigenaar van [bedrijf verdachte] , een eenmanszaak die - volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel - bemiddelt in brandstoffen. [11]
[medeverdachte 2]: sinds 1 juli 2013 financieel directeur (CFO), in dienst van de [bedrijf 1 medeverdachte] ., en [bedrijf 2 medeverdachte] . [12]
[medeverdachte 3]: leidinggevende van de administratie bij [bedrijf 3 medeverdachte] en [bedrijf 2 medeverdachte] , ondernemingen van de [bedrijf 1 medeverdachte] ten tijde van de ten laste gelegde feiten. [13]
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de genoemde ‘verdienmodellen’ als volgt.
Geldstromen rond [bedrijf 1] , valse leenovereenkomsten, [bedrijf verdachte] , [bedrijf 8] ., en valse facturen [bedrijf verdachte] (zaaksdossier 4.1.).
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] en [verdachte] op 3 november 2015 werd in een werkkamer op de eerste verdieping een ordner aangetroffen met opschrift: ‘2015, [bedrijf verdachte] ’ [14] met daarin facturen, voorzien van het briefhoofd ‘ [bedrijf verdachte] ’, [adres 8] en gericht aan het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), [plaats 1] . [15]
In de ordner zaten behalve facturen ook bankafschriften van een ING-rekening t.n.v. [bedrijf verdachte] , rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop is te zien dat [bedrijf 1] telkens geldbedragen overmaakte naar [bedrijf verdachte] . Vanaf die eigen rekening maakte [bedrijf verdachte] in de loop van 2015 telkens weer forse bedragen (tienduizenden euro’s) over naar [bedrijf 1] , onder vermelding van ‘Aflossing’. [16]
Op basis van onderzoek werd vastgesteld dat de facturen van ‘ [bedrijf verdachte] ’ verband hielden met de aankoop door [medeverdachte 1] en [verdachte] van twee onroerende goederen in [plaats 2] , in 2012, te weten een pand aan de [adres 3] en een woning aan de [adres 2] , voor een bedrag van (samen) in totaal € 1.037.500. [medeverdachte 1] en [verdachte] werden in 2012 elk voor de helft eigenaar van deze panden. [17]
In de boekhouding van [bedrijf 1] over 2012 was een bedrag te zien van
€ 1.037.487,63 met de omschrijving ‘lening aan [verdachte] ’. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 1] was in die periode vertegenwoordigingsbevoegd voor [bedrijf 1] . [19]
Aankoop [adres 2] te [plaats 2] .
Op 27 juni 2012 hebben verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] een woning aan de [adres 2] te [plaats 2] ( [adres 2] gekocht voor een bedrag van € 220.000,00. [20]
In dezelfde tijd werd vanaf de rekening van [bedrijf 1] ( [rekeningnummer 3] ) tweemaal een bedrag van € 100.000,00 naar de gezamenlijke privérekening van verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] [rekeningnummer 2] overgeboekt met als omschrijving ‘ [bedrijf 1] Diversen’. [21]
Op 26 juni 2012 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] een bedrag van € 232.221,46 overgemaakt naar OMVR Notarissen. [22] Het pand aan de [adres 2] is - na verbouwing en splitsing van het pand - op 29 augustus 2013 verkocht voor een bedrag van ongeveer € 570.000,00. [23]
Aankoop [adres 3] te [plaats 2] .
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben daarnaast op 5 juli 2012 een woning aan de [adres 3] gekocht voor € 800.000,00. [24] De woning kwam op naam van beiden te staan. [25]
Uit van de notaris ontvangen gegevens blijkt dat op 12 juli 2012 op de derdengeldrekening van OMVR Notarissen € 817.203,63 is bijgeschreven met als omschrijving: Van: [bedrijf 1] , [plaats 1] . [26]
Om te kunnen beschikken over voldoende geld voor deze privéuitgaven heeft medeverdachte [medeverdachte 1] opdrachten gegeven en laten geven aan de bedrijfsleider van [bedrijf 1] , [bedrijfsleider] . [27]
[bedrijfsleider] is op 29 november 2016 als verdachte verhoord. [bedrijfsleider] heeft verklaard dat hij degene was die in 2012 voor [bedrijf 1] betalingen verrichtte en de boekhouding deed. In 2012 maakte hij, in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte 1] , tweemaal
€ 100.000,00 over naar de privérekening van [medeverdachte 1] . [bedrijfsleider] heeft verklaard dat hij - eveneens in 2012 - vanuit Nederland de opdracht kreeg om een factuur naar het bedrijf [bedrijf 9] in [land 2] (van € 789.049,80) te sturen met als omschrijving ‘Used cooking oil.’ [28] In werkelijkheid was helemaal geen sprake van diensten van [bedrijf 1] in verband met deze factuur. [29] [bedrijfsleider] kende het bedrijf [bedrijf 9] ook niet, maar hij verstuurde de factuur omdat ‘ [medeverdachte 1] dat vroeg’. [30] [bedrijfsleider] verrichtte bovendien een betaling aan de notaris van een bedrag van € 817.273,63, op verzoek van [medeverdachte 1] , na een mailwisseling hierover met [medeverdachte 3] . [31] [bedrijfsleider] had vooral contact met de Nederlandse bedrijfsleiding in de persoon van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] . Met [medeverdachte 1] had hij weinig rechtstreeks contact, zo verklaarde [bedrijfsleider] . Ten aanzien van enkele interne overboekingen, te zien op de grootboekrekening van [bedrijf 10] (voorganger [bedrijf 3 medeverdachte] ), van bedragen van € 100.000 (tweemaal) en € 817.000,00 met de omschrijving ‘lening [verdachte] ’ [32] , heeft [bedrijfsleider] verklaard dat hij deze verrichtte in opdracht van de Nederlandse bedrijfsleiding (meestal [medeverdachte 2] ), en dat [verdachte] de vrouw van [medeverdachte 1] is. In werkelijkheid was geen sprake van een lening, aldus [bedrijfsleider] ; hij zag nimmer een leenovereenkomst. [33]
[bedrijfsleider] kreeg van [medeverdachte 3] per mail opdracht om in de boeken ‘de lening’ op naam van [verdachte] te zetten. [34]
In de administratie van [bedrijf 1] is ten aanzien van de post ‘lening [verdachte] ’, geen leenovereenkomst of dividenduitkering aangetroffen. [35]
In opdracht van [medeverdachte 1] werd het in de boekhouding ontstane gat, in 2013, afgedekt met de factuur van [bedrijf 1] gericht aan het Duitse bedrijf [bedrijf 9] en een factuur van [bedrijf 10] (voorganger van [bedrijf 3 medeverdachte] ) aan [bedrijf 1] d.d. 30 september 2012. [36] In de administratie van [bedrijf 3 medeverdachte] over 2013 is sprake van de verwerking van een factuur ter hoogte van € 784.039,96 (nr. 201230970). [37] Door de boekhoudkundige ingrepen bij [bedrijf 1] in 2013 werd dat bedrag ten laste van [bedrijf 3 medeverdachte] gebracht. [38]
Het grootste deel van de vordering van [bedrijf 1] op [medeverdachte 1] en [verdachte] is op deze wijze ‘weg-geboekt’.
Eind 2012 stond behalve genoemd bedrag tevens een privéschuld open voor een bedrag van € 233.233,67. [39]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat het ten aanzien van de geldstroom vanuit [bedrijf 1] ging om een bedrag van ongeveer € 800.000,00 waarmee hij het pand van de buren, aan de [adres 3] te [plaats 2] , heeft gekocht. [medeverdachte 1] mocht van de bank nog geen dividend aan zichzelf uitkeren omdat hij niet aan zijn ‘dept ratio’ voldeed; daarom onttrok hij het geld aan [bedrijf 1] . [40]
Om het gat te dichten zorgde hij ervoor dat voor de verkoop van vetten door [bedrijf 3 medeverdachte] aan het Duitse bedrijf [bedrijf 9] een factuur werd verzonden vanaf [bedrijf 1] Hoewel het dus ging om een deal tussen [bedrijf 3 medeverdachte] en [bedrijf 9] , liet verdachte de betaling via [bedrijf 1] lopen. [41]
Verbergen/ verhullen door middel van valse leenovereenkomsten (DOC-248 en DOC-305)
Begin juli 2013 stelde een medewerker van [accountantskantoor] vragen aan [bedrijf 1] over ‘die lening van
€ 1.017.000,00.’ [42] In maart 2014 volgden vragen daarover van een andere accountant - [naam 5] van [accountantskantoor] - in verband met de aangiften inkomstenbelasting van [medeverdachte 1] en [verdachte] over 2012, over de wijze waarop de panden te [plaats 2] zijn gefinancierd. [43]
Op 26 maart 2014 stelde de adviseur van [accountantskantoor] per mail vragen aan verdachte, over de financiering van de woningen aan de [adres 2] en de [adres 3] via
[mailadres 1], bij verdachte in gebruik. [44]
Verdachte stuurde eind maart 2014 een herinnering hierover door naar [medeverdachte 1] , met een vraagteken. [medeverdachte 1] op zijn beurt stuurde de vragen over de financiering door naar [medeverdachte 2] met slechts de boodschap: “Los jij dit ff op”. [45] [medeverdachte 2] was de financiële directeur van de [bedrijf 1 medeverdachte] , met wie [medeverdachte 1] alles overlegde, zo heeft [medeverdachte 1] verklaard.
Belangrijke beslissingen nam [medeverdachte 1] echter zelf. [46]
Uit onderzoek naar de nadien opgemaakte en overgelegde leenovereenkomsten (DOC-248 en DOC-305) is gebleken dat sprake is van vals opgemaakte geschriften. [47]
In een inbeslaggenomen map met opschrift ‘ [adres 3] ’ zit een document getiteld ‘leenovereenkomst’ tussen [medeverdachte 1] en [bedrijf 4] , gedateerd op 8 juli 2012, betreffende een bedrag van € 820.000,00. Datum voor (eerste) aflossing is 25 november 2014. Het document is ondertekend door de zakenpartner van [medeverdachte 1] in [land 3] , [naam 6] , ‘Chief Operating Officer’ van [bedrijf 4] en [medeverdachte 1] . [48] In map met opschrift ‘2012, [adres 2] [plaats 2] ”, werd nog een leenovereenkomst aangetroffen, van 16 april 2012, eveneens gesloten tussen [bedrijf 4] en [medeverdachte 1] . Dit zou gaan om een lening van € 357.000,00. Datum voor eerste betaling is: 17 november 2014. In het document wordt geen rekeningnummer genoemd.
Het document is ondertekend met de namen [naam 6] , Chief Operating Officer van [bedrijf 4] en [medeverdachte 1] . [49]
Op 17 oktober 2012 vond een e-mailwisseling plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 6] , waarbij als bijlagen verschillende versies van een leenovereenkomst d.d. 15 oktober 2012 (‘leenovereenkomst 1’) werden gevoegd. [medeverdachte 1] mailde zijn handtekening aan [naam 6] ; dezelfde dag mailde [naam 6] een door beide partijen ondertekende versie van genoemde leenovereenkomst aan [medeverdachte 1] . [50]
Op 3 april 2014 ontving [medeverdachte 1] een mail van [naam 6] met als bijlagen twee versies van de (eerder opgemaakte) overeenkomst uit 2012 met de opmerking: ‘Dear Bunny, as requested, please find the loan agreement for October 2012, attached both versions, word and pdf, in case you need any modification’. [51] [medeverdachte 1] stuurde deze mail met bijlagen door naar [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 2] stuurde even later een bestand met een – nieuw opgemaakte – overeenkomst terug aan [medeverdachte 1] . [52] Het te lenen geldbedrag is dan gewijzigd in € 820.000,00. De bestandsnaam is hetzelfde gebleven.
Op 16 juli 2014 mailde [medeverdachte 1] naar [bedrijf 1 medeverdachte] . een derde versie van de overeenkomst. [53] Het te lenen geldbedrag is dan gewijzigd naar € 357.000,00 en aan de bestandsnaam is een ‘(2)’ toegevoegd. Over de tweede en derde ‘leenovereenkomst’ heeft [medeverdachte 1] mailcontact met [medeverdachte 2] , alsook met het mailadres
[mailadres 1]dat vooral door verdachte wordt gebruikt. [54]
[medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de leenovereenkomst op verzoek van [medeverdachte 1] heeft aangepast. [medeverdachte 1] vroeg hem: “Wil je die effe aanpassen? [naam 6] gaat ermee akkoord”. [medeverdachte 2] deed dat, zonder er lang bij stil te staan. [55]
Verdachte heeft op 16 juli 2014 een e-mail aan medeverdachte [medeverdachte 1] gestuurd met als bijlage de bewerkte leenovereenkomst tussen [bedrijf 4] en [medeverdachte 1] ; zij schrijft: “(..) Hierbij de overeenkomst.” De daarbij gevoegde bijlage heeft dezelfde bestandsnaam als de bijlage bij de e-mail van [medeverdachte 2] van 3 april 2014. [56]
[medeverdachte 1] mailde terug dat hij ‘de overeenkomst zal klaarmaken’ en stuurde verdachte even later een e-mail met als bijlage: een overeenkomst tussen [medeverdachte 1] en [bedrijf 4] betreffende een lening van € 357.000,00, met de opmerking “Graag printen, ik neem er ook één in kleur mee”. [57] Van afschrijvingen in verband met aflossing van leningen is niet gebleken.
In de aangiften inkomstenbelasting 2013 van [medeverdachte 1] en verdachte zijn de door hen aangekochte panden te [plaats 2] – na overleg met [accountantskantoor] – namens hen opgegeven bij box 3, onder ‘schuld’. In de bij de aangifte behorende stukken is te zien dat leningen zijn ontvangen van [bedrijf 4] te [land 3] . De [adres 3] ’ en de ‘ [adres 2] ’ zijn hier opgegeven. [58]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat het gaat om valse leenovereenkomsten. Hij heeft verklaard deze documenten zelf te hebben opgemaakt, zodat deze door het accountantskantoor [accountantskantoor] konden worden gebruikt bij het doen van de aangiften inkomstenbelasting, omdat hij niet kon vertellen dat hij geld van [bedrijf 1] had gebruikt voor de aankoop van de panden.
Het kan best zo zijn dat die valse leenovereenkomsten ook bij de belastingaangifte van zijn vrouw zijn opgevoerd, zo verklaarde [medeverdachte 1] . Hij zou dan wel tegen [verdachte] hebben gezegd dat het zo is gegaan. [59]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de leenovereenkomsten van 16 april 2012 en 8 juli 2012 (DOC-305 en DOC-248) valselijk zijn opgemaakt. [medeverdachte 1] heeft daartoe het initiatief genomen en de valse documenten opgemaakt, echter ook verdachte heeft zich hier actief mee bezig gehouden. De vals opgemaakte documenten waren bestemd ter misleiding van derden. [medeverdachte 1] en verdachte hebben immers tegenover accountants van [accountantskantoor] en de belastingdienst voorgewend dat sprake was van persoonlijke leningen van [bedrijf 4] aan [medeverdachte 1] en verdachte, ten behoeve van de aankoop van woningen.
De valse documenten zijn gebruikt, aangezien deze aan [accountantskantoor] zijn overgelegd waarna de accountant deze heeft gebruikt voor de belastingaangiften van [medeverdachte 1] en verdachte en de documenten ook in de administratie van [bedrijf 1] zijn gevoegd.
Verbergen/ verhullen door middel van de oprichting van [bedrijf verdachte] en valse facturen
Het in de boekhouding van [bedrijf 1] in 2015 nog altijd openstaande bedrag van € 233.233,67 is in 2015 weggeboekt met behulp van vals opgemaakte facturen op naam van een, speciaal daarvoor opgerichte eenmanszaak: ‘ [bedrijf verdachte] ’ (‘kasrondje’).
Dat ten aanzien van die facturen sprake is van valselijk opmaken, waar [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] bij betrokken waren, volgt uit het navolgende.
[bedrijf verdachte] is op 1 februari 2015 opgericht. Het vestigingsadres is het toenmalige woonadres van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] : de [adres 8] . Enig eigenaar is: [verdachte] . Volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten uit: handelsbemiddeling in brandstoffen, metalen en chemische producten. [60]
In de inbeslaggenomen ordner ‘2015 [bedrijf verdachte] ’ (zie hiervoor) zijn 26 facturen op naam van [bedrijf verdachte] , [adres 9] , aangetroffen, gericht aan het bedrijf [bedrijf 1] te [plaats 1] . [61]
In de ordner zaten tevens bankafschriften van een zakelijke betaalrekening ten name van [verdachte] p/o [bedrijf verdachte] , te [plaats 2] , [rekeningnummer 1] . [62]
Bij deze rekening hoort een betaalpas op naam van [verdachte] . [63]
Vanuit [bedrijf verdachte] werd op 11 maart 2015 een eerste factuur verzonden naar [bedrijf 1] [64] , een factuur ter grootte van € 25.000,00. [65]
Op de in de ordner aangetroffen [bedrijf 1] -facturen staat telkens de tekst: ‘Hierbij belasten wij u voor de voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ’, of ‘Hierbij belasten wij u voor provisie inzake [bedrijf 7] , week (..)’. [66] In inbeslaggenomen digitale gegevens werden in totaal 37 facturen aangetroffen van [bedrijf verdachte] gericht aan [bedrijf 1] . [67] Het op basis van de facturen betaalde bedrag werd door [bedrijf verdachte] telkens (vrijwel) onmiddellijk teruggestort naar [bedrijf 1] , met als omschrijving ‘aflossing lening’. [68]
Verdachte verrichtte in werkelijkheid geen werkzaamheden voor [bedrijf verdachte] . [69]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van [bedrijf verdachte] (en later [bedrijf 8] .) verklaard dat dit bedrijf alleen werd opgericht om de ‘lening’ te verrekenen.
[bedrijf 1] was ten tijde van de ten laste gelegde periode van hem.
Hij had intern overleg met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over de persoonlijke lening uit [bedrijf 1] , de boekhouding van [bedrijf 3 medeverdachte] en de [bedrijf 1] -factuur.
Omdat het ‘nu eenmaal al zo geregeld was’ besprak hij dit ook met [medeverdachte 2] , zo van: ‘Wat kunnen we hier van maken ?’
[medeverdachte 1] had vanuit [bedrijf 1] ook tweemaal een bedrag van € 100.000,00 naar zichzelf laten overmaken voor privédoeleinden, voor de aankoop van het pand aan de [adres 2] . Het wegboeken van dat geld was uiteindelijk pas in 2015 afgerond; daarvoor werd een ‘lening’ opgemaakt van [bedrijf 1] aan ‘ [bedrijf verdachte] ’. Ze gingen ‘aan het boeken’, om de lening weg te werken, aldus [medeverdachte 1] . [bedrijf verdachte] heeft voor [bedrijf 1] feitelijk geen werkzaamheden verricht; [bedrijf verdachte] was slechts op papier een soort broker tussen [bedrijf 1] en een bedrijf als [bedrijf 7]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij behalve de holding [bedrijf 1 medeverdachte] nóg een holding heeft opgericht, namelijk [bedrijf 4 medeverdachte] , met daaronder het bedrijf ‘ [bedrijf 8] .’. [bedrijf 8] . is opgericht voor de verkoop van ‘reststromen’ die vrijkomen bij [bedrijf 3 medeverdachte] en [bedrijf 2 medeverdachte]
De provisiefacturen van [bedrijf verdachte] gericht aan [bedrijf 8] . werden louter verstuurd om geld van de ene B.V. naar de andere te sluizen, aldus [medeverdachte 1] . [70]
Uit onderzoek naar de mutaties van de bankrekening van [bedrijf verdachte] is gebleken dat [bedrijf verdachte] over de periode vanaf maart 2015 tot en met september 2015 in totaal € 235.978,60 aan provisie heeft ontvangen en in totaal € 233.233,67 aan [bedrijf 1] heeft betaald onder de noemer ‘aflossing lening’. [71] In de grootboekrekening van [bedrijf 1] over 2015 is de reeks ‘aflossingen lening’ opgenomen. [72]
Ná 10 september 2015, als de laatste ‘aflossing’ aan [bedrijf 1] is betaald, zijn nog tien facturen aan [bedrijf 1] verzonden en betaald. [73]
De gegevens op de facturen van [bedrijf verdachte] waren van echte facturen, afkomstig van het bedrijf [bedrijf 11] overgenomen. [bedrijf 11] . bracht provisiekosten in rekening bij [bedrijf 3 medeverdachte] en [bedrijf 2 medeverdachte] in verband met de levering van glycerine aan [bedrijf 7] . [74]
[bedrijf verdachte] factureerde voor diezelfde leveringen provisiekosten aan [bedrijf 1] . [75]
Behalve deze ‘provisie-facturen’ gericht aan [bedrijf 1] zijn in de inbeslaggenomen digitale gegevens ook provisie-facturen gericht aan ‘ [bedrijf 8] . aangetroffen. [76]
[bedrijf 8] . is in juni 2015 is opgericht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is de bestuurder van [bedrijf 8] . [77]
De provisiefacturen gericht aan [bedrijf 8] . hebben dezelfde lay-out en adresgegevens als de facturen voor [bedrijf 1] . Op een factuur van 27 oktober 2015 gericht aan [bedrijf 8] . (DOC-294) staat vermeld ‘Hierbij belasten wij u voor provisiekosten voor 126.380 kilogram, week 2015-43’. [78] [bedrijf verdachte] ontving in september en oktober 2015 in totaal
€ 38.689,26 van [bedrijf 8] . [79]
Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 8] ., blijkt dat een Duitse afnemer sinds juli 2015 een bedrag van € 1,7 miljoen aan [bedrijf 8] . heeft betaald en [bedrijf 6] van [naam 7] in 2016 – in een periode van drie maanden – een bedrag van € 692.000,00.
Van geld van de bankrekening van [bedrijf 8] . is € 700.000,00 geïnvesteerd in het strandpaviljoen [paviljoen] ., een horecagelegenheid die verdachte in oktober 2015 heeft gekocht. [80]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat aankoop van de twee panden te [plaats 2] in 2012 door [medeverdachte 1] en verdachte op illegale wijze is gefinancierd, te weten met door [medeverdachte 1] verduisterd geld (een bedrag van in totaal € 1.017.273,63); geld dat toebehoorde aan de onderneming [bedrijf 1]
Geld waarover medeverdachte [medeverdachte 1] , gelet op zijn positie bij [bedrijf 1] , kon beschikken, maar dat hij zich zonder geldige titel heeft toegeëigend voor privédoeleinden: de aankoop van twee panden te [plaats 2] , op naam van verdachte en hemzelf. [medeverdachte 1] heeft erkend dat het niet mocht wat hij deed en dat hij zich dit geld op onrechtmatige wijze heeft toegeëigend. [81] Van ‘legaal’ geld was dan ook geen sprake.
Ten aanzien van het aandeel van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij [bedrijf verdachte] en het opmaken en verzenden van de valse provisie-facturen – voor zover relevant in relatie tot de aan verdachte ten laste gelegde deelnemingsvorm ‘medeplegen’ – blijkt uit de bewijsmiddelen het volgende.
Verdachte gebruikte voor haar eenmanszaak het e-mailadres
[mailadres 2]; dit e-mailadres staat op de facturen. [82]
Uit inbeslaggenomen e-mailverkeer en telefoongesprekken blijkt dat het vooral [medeverdachte 3] is, die facturen van [bedrijf verdachte] opmaakt en betalingen verricht. [medeverdachte 3] heeft daarover regelmatig contact met verdachte.
Een week na oprichting van [bedrijf verdachte] , op 18 maart 2015, mailt verdachte naar [medeverdachte 3] en geeft hem het rekeningnummer van dit bedrijf door. [medeverdachte 3] verricht enkele werkzaamheden in opdracht van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] heeft daarnaast rechtstreeks contact met [bedrijfsleider] van [bedrijf 1] , over facturen en betalingen. [83]
Uit het e-mailverkeer blijkt dat verdachte [medeverdachte 3] vraagt om inlogcodes voor [bedrijf verdachte] ; [medeverdachte 3] zal ervoor zorgen dat zij nieuwe wachtwoorden krijgt gemaild. [84] Voor het bankieren ontvangt [verdachte] tan-codes op haar telefoon en zij geeft deze door aan [medeverdachte 3] , zo blijkt uit getapte telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] en tussen verdachte en [medeverdachte 3] . [85]
Na verloop van tijd worden de e-mailberichten over de betalingen vooral verzonden door [bedrijfsleider] van [bedrijf 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
In een e-mailbericht van 1 april 2015, gericht aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - met ”cc” aan verdachte, via
[mailadres 2]– schrijft [bedrijfsleider] van [bedrijf 1] dat hij zojuist een bedrag van € 25.000,00 heeft overgemaakt. [medeverdachte 2] stuurde binnen tien minuten deze mail door aan [medeverdachte 3] met de opdracht: “(..) Wil jij het bedrag terugstorten via de bank, van [bedrijf verdachte] ? Als aflossing van de lening”. [86]
Op 3 april 2015 vroeg [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 3] of ‘het bedrag van [verdachte] ’ van
€ 25.000,00 nog terugkomt, volgende week. [medeverdachte 3] antwoorddet dat het bedrag inmiddels terug is. [87]
In een e-mailbericht van 30 juni 2015 vroeg [bedrijfsleider] dringend aan [medeverdachte 2] om [medeverdachte 3] te vragen ‘het gestorte bedrag’ zo snel mogelijk terug te storten. [medeverdachte 2] stuurde de opdracht meteen door aan [medeverdachte 3] “Zie onderstaand oproep van [bedrijfsleider] . Graag even vanmorgen betaling terugstorten!” [88]
Op 13 juli 2015 werden vanaf [mailadres 2] twee facturen verzonden naar [bedrijf 1] / [bedrijfsleider] , met de tekst: “Goedemorgen [bedrijfsleider] , bijgevoegd facturen over de weken 27 + 28, vriendelijke groet, [verdachte] , [bedrijf verdachte] .” [89]
Uit (getapte) telefoongesprekken over de periode oktober 2015 – november 2015 blijkt voorts dat het dan vooral verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn die met elkaar afspraken maken over de bankrekening van [bedrijf verdachte] . [90]
Tijdens een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] van 27 oktober 2015 zegt [medeverdachte 3] tegen verdachte over de rekening van [bedrijf verdachte] : “Voor de rest op die bankrekening: daar komt nu alleen maar op binnen; daar hoeft niet meer op (de rechtbank begrijpt: van) teruggestort te worden” en “Dat is nu helemaal afgerond”. [91]
[medeverdachte 3] bood aan dat hij ook de BTW-aangifte van [bedrijf verdachte] zou gaan oppakken en de reiskostenvergoeding voor verdachte, in relatie tot de ‘provisie-facturen’. [verdachte] zegde toe hem de inlogcodes te geven; [medeverdachte 3] voorstel van ‘19 cent per kilometer’ vond zij de moeite waard. [92]
Op 29 oktober 2015 werd verdachte gebeld door iemand van de [bedrijf 1 medeverdachte] . De beller (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] .) zegt tegen haar “Ik zit effe met [medeverdachte 3] . (..) Jij geeft je facturen” en “Ik zeg, doe die betalingen maar van commodities”. [verdachte] antwoordt:: “Ja”. Beller zegt verder tegen verdachte: “En dan zet [medeverdachte 3] ze klaar en geeft jou een berichtje, en dan moet jij het effe fiatteren (..).”. Verdachte zegt: “Maar daarom heb ik ook een pas voor hem aangevraagd, die krijg ik nog binnen”. [93]
Een paar uur later voeren verdachte en [medeverdachte 3] een telefoongesprek over betalingen die [medeverdachte 3] heeft ‘klaargezet’ (“eentje van de belastingdienst van de BTW, op een euro na € 3.000,00” en “eentje van € 10.000,00 van [verdachte] naar [paviljoen] ”) en over het autoriseren van [medeverdachte 3] . Verdachte zal de tan-code op haar telefoon krijgen en die aan [medeverdachte 3] doorgeven. [94]
En tijdens een gesprek op 5 november 2015 vroeg verdachte aan [medeverdachte 3] of hij het wachtwoord van haar e-mailaccount van [bedrijf verdachte] nog weet. [medeverdachte 3] geeft [verdachte] het wachtwoord: “ [wachtwoord] (..)”. [95]
[medeverdachte 3] maakt ook facturen van [bedrijf verdachte] , gericht aan [bedrijf 8] . In een gesprek van 27 oktober 2015 praat [medeverdachte 3] met verdachte over een provisiefactuur voor [bedrijf 8] .
[medeverdachte 3] informeert verdachte: “(..) Er gaan nu ook facturen van [verdachte] aan [bedrijf 8] en daar zit BTW op. Alleen, ik realiseer me laat, dat ik die niet via jou heb laten lopen. Dus, die heb je niet in jouw zicht”. [96]
[medeverdachte 1] heeft ten aanzien van [bedrijf verdachte] en [bedrijf 8] . en de bijdragen van de medeverdachten als volgt verklaard.
[medeverdachte 1] heeft zijn vrouw, verdachte, uitgelegd waarom [bedrijf verdachte] moest worden opgericht. Hij zei tegen haar: “We moeten effe een bv’tje oprichten, want we hebben de [adres 3] gekocht, en die is vanuit [bedrijf 1] betaald. Dat moet recht getrokken worden, via bijvoorbeeld [bedrijf verdachte] .” [medeverdachte 1] : “ [verdachte] vond dat goed.” Verdachte verrichtte feitelijk geen werkzaamheden voor [bedrijf verdachte] . [97] Zij richtte [bedrijf verdachte] op, op aanraden van [medeverdachte 1] . [98] De facturen werden op ‘de zaak’ gemaakt door verdachte, de administratie in Kampen, [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] , of door iemand anders, aldus [medeverdachte 1] .
Over het verzenden van provisiefacturen en het terugstorten van het geld naar [bedrijf 1] , als ‘aflossing lening’, had [medeverdachte 1] intern overleg met [medeverdachte 2] . [99]
[medeverdachte 1] zei tegen [medeverdachte 2] : “Die brokers worden vet zat; als daar een deel van terugkomt via [bedrijf 8] , dan lijkt me dat niet meer dan reëel.” [100]
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze geldstroom en de provisiefacturen als volgt.
Facturen, waarvan is vastgesteld dat daarvoor in werkelijkheid geen sprake is geweest van werkzaamheden of diensten, zijn valse facturen, aldus de Hoge Raad. [101]
De rechtbank is gelet op deze rechtspraak en de hiervoor weergegeven gang van zaken ten aanzien van [bedrijf verdachte] van oordeel dat de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zich gezamenlijk schuldig hebben gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt immers dat het enige doel van [bedrijf verdachte] en de verzending van de facturen was: de zogenaamde ‘aflossing’ van geld dat [medeverdachte 1] en verdachte in 2012 voor privédoeleinden aan [bedrijf 1] hadden onttrokken.
De facturen werden louter en alleen opgemaakt om aan [bedrijf 1] en [bedrijf 8] . een titel te verstrekken om betalingen te doen aan [bedrijf verdachte] , waarna de betaalde bedragen als ‘aflossing lening’ weer teruggestort werden.
Verdachte heeft [bedrijf verdachte] opgericht na een uitleg over de reden daarvan door [medeverdachte 1] . Het bedrijf verrichtte feitelijk geen werkzaamheden of diensten en [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] waren hiervan op de hoogte. Hieruit volgt dat de facturen van [bedrijf verdachte] vals zijn opgemaakt met de bedoeling derden te misleiden.
De facturen waren bestemd voor gebruik jegens derden, zoals accountants en/of medewerkers van de belastingdienst. De rechtbank acht bewezen dat de vals opgemaakte facturen ook daadwerkelijk zijn gebruikt, nu deze in de boekhouding van [bedrijf verdachte] , [bedrijf 1] en [bedrijf 8] . zijn aangetroffen.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken rond [bedrijf verdachte] en het verzenden van de valse provisiefacturen blijkt dat hierbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] . [bedrijf verdachte] werd opgericht, om ‘recht te trekken’ dat [medeverdachte 1] en verdachte geld aan [bedrijf 1] hadden onttrokken voor privédoeleinden. Reeds kort na oprichting van het bedrijf verrichtte [medeverdachte 3] betalingen en verzond facturen.
Verdachte leverde hieraan een wezenlijke bijdrage. Zij zorgde ervoor dat [medeverdachte 3] kon beschikken over tan-codes voor het doen van betalingen; [medeverdachte 3] op zijn beurt zorgde er steeds voor dat (ook) [verdachte] kon inloggen op het account van [bedrijf verdachte] .
[medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] wisten dat door [bedrijf verdachte] in werkelijkheid geen (provisie-)werkzaamheden waren verricht.
Verdachte begreep de constructie mogelijk niet geheel. Echter, zij ging ermee akkoord dat [bedrijf verdachte] werd opgericht om recht te trekken dat geld aan [bedrijf 1] was onttrokken voor privédoeleinden en zij liet het verder gebeuren. Verdachte heeft aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat strafbaar zou worden gehandeld in het kader van voormelde constructie.
Dat ook [medeverdachte 3] van de valsheid van de facturen op de hoogte was blijkt voorts uit - onder meer - het telefoongesprek dat [medeverdachte 3] op 27 oktober 2015 met [verdachte] voerde over het declareren van gefingeerde reiskosten. [102]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat bij zowel [medeverdachte 1] als verdachte en [medeverdachte 3] het opzet aanwezig was op het valselijk opmaken van facturen en de gebruikmaking daarvan.
Volledigheidshalve, doch op deze plaats summierlijk, merkt de rechtbank op dat voor een bewezenverklaring van medeplegen door (voormelde) verdachte(n) met [medeverdachte 2] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is van enig opzet ter zake bij [medeverdachte 2] .
Andere geldstromen.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat sprake is van nog andere geldstromen, ten gunste van privébestedingen van medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte, die plaatsvonden middels het opmaken van valse stukken/ facturen en betaling op bankrekeningen van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] op [land 1] .
Geldstroom [bedrijf 5] / [bedrijf 6] ’, [bedrijf 2] facturen en [naam 7] (zaaksdossier 4.2).
Uit onderzoek naar de administratie van [bedrijf 2 medeverdachte] (hierna ook: [bedrijf 2 medeverdachte] ) blijkt dat het bedrijf sinds 2014 van een zakenpartner, genaamd [naam 7] , vanuit diens bedrijven [bedrijf 5] , gevestigd te [land 4] en, later, het bedrijf [bedrijf 6] , gevestigd op [land 5] , facturen ontving in verband met ‘provisiekosten’. De provisiefacturen van het bedrijf [bedrijf 6] werden vanaf eind 2015 ontvangen. [103]
Op de grootboekrekening van [bedrijf 2 medeverdachte] over 2014 is te zien dat [bedrijf 2 medeverdachte] over het laatste kwartaal bij ‘provisie’ drie facturen van [bedrijf 5] [104] boekte met een totaalbedrag van
€ 127.805,73. [105] In 2015 stuurde [bedrijf 5] twaalf provisiefacturen naar [bedrijf 2 medeverdachte] .
De door [bedrijf 5] in rekening gebrachte provisiekosten zijn opvallend hoger dan de kosten van andere provisiefacturen. [106] De omschrijving is telkens: ‘Isotanks cleaning & inspection’, of ‘Hereby we charge you for cleaning of iso-containers, with ordernummer..’, of ‘Hereby we charge you for brokerage commission (maand) 2015’.
Op 13 juli 2015 liet [naam 7] per mail aan medeverdachte [medeverdachte 1] weten dat de provisierekeningen voortaan zullen worden geregeld via zijn nieuw opgerichte bedrijf (‘new structure’) [bedrijf 6] . [107]
Uit het grootboek van [bedrijf 2 medeverdachte] over 2015 blijkt dat van [bedrijf 6] in de periode van 21 september 2015 - 25 oktober 2015 drie facturen zijn geboekt, voor een totaalbedrag van
€ 1.058.662,27. De overige zes facturen op deze grootboekrekening zijn facturen van [bedrijf 5] voor een totaalbedrag van € 184.108,23. [108] [bedrijf 2 medeverdachte] betaalde de (opvallend hoge) provisiefacturen. [109]
Uit inbeslaggenomen mailverkeer is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] over deze (opgehoogde) facturen vooraf afspraken maakte met [naam 7] en dat tevens afspraken werden gemaakt over het terugfactureren met [bedrijf 2] -facturen en de daarbij gehanteerde berekeningsformule.
Onderzoek naar de [bedrijf 2] -facturen die naar de bedrijven van [naam 7] zijn verzonden wees uit dat het bij deze [bedrijf 2] -facturen gaat om valse facturen: facturen waar geen diensten of werkzaamheden tegenover staan.
Allereerst heeft medeverdachte [medeverdachte 1] erkend dat voor de [bedrijf 2] -facturen geen werkzaamheden zijn verricht. [110]
Daarnaast is gebleken dat in e-mailberichten tussen [medeverdachte 1] en [naam 7] , verzonden eind 2014 – begin 2015, werd gesproken - en gegrapt - over re-invoicing, terug-factureren. [111]
In de e-mailbox van
[mailadres 3]zijn berichten aangetroffen van 3 december 2014 [112] , voorafgegaan door een bericht van [naam 7] / [bedrijf 5] waarin om een betalingsbevestiging werd gevraagd. [medeverdachte 1] beantwoordde de vraag met: “Only if you pay ma a little back, ha ha. In a hour you get confirmation.” [113]
In de mailbox is een factuur aangetroffen van [bedrijf 2] . van 2 februari 2015 gericht aan [bedrijf 5] met als omschrijving ‘Isotanks, cleaning & Inspection’, quantity 2,040.381 MT, factuurbedrag € 4,080.76 (DOC-386). [114]
Uit een e-mail van [naam 7] aan [medeverdachte 1] , van 19 januari 2015 [115] blijkt dat in verband met een levering (referentienummer K 20140812-01) kan worden teruggefactureerd, en dat daarbij de formule € 2,00 per ton mag worden gebruikt. De in de mail van [naam 7] genoemde hoeveelheid en het genoemde referentienummer staan op genoemde factuur van [bedrijf 2] vermeld. [116]
Op basis van die vooraf gemaakte afspraken stuurden [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] valse [bedrijf 2] -facturen naar [bedrijf 5] - later [bedrijf 6] - met daarop het logo van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ). [117]
In de mailbox
[mailadres 3]werden in totaal zes valse facturen van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf 5] aangetroffen. Deze hebben een afwijkende lay-out ten opzichte van de gebruikelijke facturen van [bedrijf 2] [118] De facturen vermelden een aantal gegevens van [bedrijf 2] . , zoals adres, telefoonnummer en BTW-nummer maar als e-mailadres staat op de facturen:
[mailadres 1], een e-mailadres (voornamelijk) in gebruik bij verdachte. Op de facturen staat telkens een bankrekeningnummer op naam van [bedrijf 2] bij de Orcobank op [land 1] : [rekeningnummer 4] (USD-rekening) of [rekeningnummer 5] (euro-rekening).
Aan [bedrijf 5] werd in totaal € 77.968,54 en USD 41.960,49 gefactureerd. [119]
[medeverdachte 1] en [naam 7] maakten per e-mail ook afspraken over wijze waarop [bedrijf 2] -facturen voor het terugfactureren door [bedrijf 6] opgemaakt konden worden.
Zo mailde [medeverdachte 1] op 22 september 2015 via
[mailadres 3]naar [naam 7] “Pls, informe me, what I should make for an invoice from tankcleaning to [bedrijf 6] ”. [120]
De omschrijving op de facturen voor [bedrijf 6] luidt: ‘Brokerage Invoice’ en ‘Hereby we charge you for brokerage fee’.
Ook uit (getapte) telefoongesprekken, gevoerd door medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 7] op 26 oktober 2015, blijkt het terugfactureren middels [bedrijf 2] facturen en de verdeling van de te behalen resultaten vooraf werd besproken: [121]
C = [medeverdachte 1]
G = [naam 7] .
(17:39:22 uur)
C: Dus, als je een hele mooie prijs kunt maken..
G: Ik moet werken aan.. Er is nog meer, wat gefactureerd en herfactureerd moet worden. Dat moet ik nog nakijken.
C. Graag. En dan doen we de hele volume, wat wij hebben 10 euro per stuk. Jij stuurt mij een factuur voor 20 en ik stuur je een factuur voor 10 terug. Dat werkt uitstekend.
G: Oké. Perfect.
En, een paar uur later dezelfde avond [122] :
(21:16:16 uur)
C. Mijn vriend, wij moeten in de toekomst meer van zulke dingen doen ! Omdat het te langzaam gaat.
G. Geen probleem, Laat ons dit overleggen. (..) Als het jou helpt om te optimaliseren.
C. Ja, maar laat ons dit maar nu doen. Laat ons 20 pakken en het 10-10 verdelen, dat is oké. Verdienen wij allebei wat geld.
G. Klinkt goed. Wij doen het.
In de inbeslaggenomen administratie is – onder meer – een [bedrijf 2] -factuur aangetroffen voor [bedrijf 6] van 7 januari 2016, waarmee € 244.000 aan brokerage fee/ courage-kosten in rekening wordt gebracht. [123]
[naam 7] betaalde de [bedrijf 2] -facturen op een – op naam van [medeverdachte 1] en/of verdachte staande – bankrekening of de zakelijke [bedrijf 2] -rekening bij de Orcobank op [land 1] . [124]
De [bedrijf 2] -facturen die naar [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn verstuurd waren in de administratie van [bedrijf 2] . niet opgenomen [125] en de bankrekening op [land 1] was bij de Nederlandse belastingdienst niet bekend. [126]
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben op de hiervoor beschreven wijze – in overleg met [naam 7] – ten eigen bate geld onttrokken aan [bedrijf 2 medeverdachte] en middels de [bedrijf 2] -facturen spaarpotjes opgebouwd voor privédoeleinden, op bankrekeningen op [land 1] die buiten het zich van de belastingdienst zijn gehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over deze geldstroom als volgt verklaard.
[medeverdachte 1] maakte de valse facturen op naam van [bedrijf 2] – die buiten de administratie van zijn bedrijf [bedrijf 2] werden gehouden – vaak zelf op, meestal met een Excelbestandje. [127] De op die facturen vermelde werkzaamheden werden – afgezien van een beginfase – in werkelijkheid niet verricht. De [bedrijf 2] -facturen werden alleen op basis van ‘zoveel vet gekocht’ opgemaakt en betaald, zo verklaarde [medeverdachte 1] . Het geld kwam op een aparte bankrekening binnen, zodat hij daarover geen belasting hoefde te betalen; een [bedrijf 2] -bankrekening op [land 1] en/of privé-bankrekeningen op [land 1] . [128] [medeverdachte 1] maakte over de facturen en de betaling vooraf afspraken met [naam 7] . Op basis van die afspraken ontving [medeverdachte 1] eerst zelf een factuur van [naam 7] , en werd vervolgens een [bedrijf 2] -factuur teruggestuurd. [129]
Op de [bedrijf 2] -facturen bracht [medeverdachte 1] kosten in rekening voor ‘co-brokering’. Deze geldstroom/omzet gaf hij niet op aan de belastingdienst; zo kon hij geld aan zijn bedrijf [bedrijf 2 medeverdachte] onttrekken voor privédoeleinden. [medeverdachte 1] vroeg [naam 7] uitdrukkelijk om ten aanzien van deze geldstroom met valse [bedrijf 2] - facturen niets naar de administratie van [bedrijf 2] te sturen (“pls, pls keep it seperate. Thanks.”). [130]
Het geld dat [medeverdachte 1] op deze manier ontving, bedroeg zo’n 1,8 miljoen euro, schatte [medeverdachte 1] : “Want het is 1,8 miljoen, beetje [bedrijf 1] erbij en dan zit je op 3 miljoen.” [131]
[medeverdachte 1] en verdachte hebben dit geld voornamelijk geïnvesteerd in onroerend goed. [132]
Geldstroom ‘ [naam 4] ’, [naam 6] , [bedrijf 2] -facturen gericht aan [bedrijf 3] en [bedrijf 4] (zaaksdossier 4.3).
Uit het onderzoeksdossier blijkt dat in de ten laste gelegde periode ook sprake is van een geldstroom met behulp van [bedrijf 2] -facturen via bedrijven van een andere zakenpartner, genaamd [naam 6] . [naam 6] was directeur van (onder meer) de bedrijven [bedrijf 4] (hierna [bedrijf 4] ) en [bedrijf 3] . (hierna [bedrijf 3] ), gevestigd te [land 3] . [133]
Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte afspraken met [naam 6] over – de ophoging van – facturen van [bedrijf 3] voor [bedrijf 3 medeverdachte] en het vervolgens terugfactureren.
De opgehoogde facturen van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] werden door [bedrijf 3 medeverdachte] betaald maar het geld werd vervolgens teruggefactureerd middels [bedrijf 2] -facturen - waar geen diensten of werkzaamheden voor werden verricht - en bijgeschreven op bankrekeningen op naam van [medeverdachte 1] en verdachte bij de Orco-bank op [land 1] . [134]
Zo kon aan [bedrijf 3 medeverdachte] geld worden onttrokken voor privédoeleinden van [medeverdachte 1] en verdachte.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en verdachte is een ordner in beslag genomen met opschrift ‘Orcobank’ [135] waarin twaalf [bedrijf 2] -facturen werden aangetroffen, gericht aan de bedrijven van [naam 6] , waarvan zes aan [bedrijf 3] en zes aan [bedrijf 4] . [136]
De facturen waren op briefpapier van [bedrijf 2] gedrukt maar de rekeninggegevens waren weggelakt. Op tien van deze facturen waren nog meer gegevens weggelakt. De data van deze facturen lagen in 2012 en 2013. De omschrijving op de facturen luidde: ‘Cleaning containers, month (..)’. [137]
Op de facturen van [bedrijf 3] stond telkens een formule: hetzij ‘Bon’, hetzij ‘Clean’, met daarna een getal. Het saldo van dat getal en de hoeveelheid werd – zo bleek uit onderzoek – met een [bedrijf 2] -factuur teruggefactureerd. [138]
Uit onderzoek naar de mutaties van de privérekeningen [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] bij de Orcobank op [land 1] is gebleken dat [bedrijf 3] in verband met genoemde facturen twaalf betalingen in dollars op die rekeningen heeft gedaan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben deze rekeningen niet opgegeven bij belastingdienst. [139]
Uit onderzoek naar digitale gegevens van het e-mailaccount
[mailadres 3]is gebleken dat in de ten laste gelegde periode sprake was van e-mailverkeer tussen [naam 6] enerzijds, en verdachte en [medeverdachte 1] anderzijds, over het opmaken van facturen van [bedrijf 3] voor [bedrijf 3 medeverdachte] , de [bedrijf 2] -facturen en de betaling ervan op rekeningen op [land 1] . [140]
Zo mailde [naam 6] op 26 augustus 2014 naar verdachte (via
[mailadres 1]en cc naar [medeverdachte 1] via
[mailadres 3]) een overzicht, met facturen, van [bedrijf 3] voor [bedrijf 3 medeverdachte] , in verband met de levering van vetten. [141]
[naam 6] mailde : ‘Hello ms [verdachte] ’, en ‘Please, find the details for the next invoice.’ Op zijn overzicht staat per factuur een code: ‘Bon- (cijfer)’, waarna een tarief, een omschrijving van hoeveelheid/ gewicht en een bedrag in dollars volgen. Die gegevens zijn terug te vinden op de facturen. [142]
Verdachte mailde vervolgens [naam 6] op 27 augustus 2014 via
[mailadres 1](cc naar [medeverdachte 1] ), met als onderwerp : factuur (‘Invoice’). Als bijlage is een - op een aantal kenmerken van originele [bedrijf 2] -facturen afwijkende [143] - [bedrijf 2] -factuur gevoegd van 26 augustus 2014, betreffende een rekening van
€ 25.864,83 [144] voor [bedrijf 3] . De bijlage oogt als een originele [bedrijf 2] -factuur en noemt dezelfde codering, gewichten en bedragen als op het overzicht van [naam 6] . Op de factuur staat echter géén bankrekeningnummer en evenmin een omschrijving van werkzaamheden. Met deze factuur werd volgens een afgesproken verdeelsleutel teruggefactureerd. [145]
Een dag later maakt [naam 6] het op de factuur van verdachte vermelde bedrag over op de privérekening [rekeningnummer 6] van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] , bij de Orcobank op [land 1] . [146]
Op 19 en 20 februari 2015 vond soortgelijk mailverkeer plaats tussen [naam 6] (vanaf
[mailadres 4]) en verdachte [147] waarbij wederom sprake is van verzending van een lijst/ overzicht van facturen van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 3 medeverdachte] Na de verzending van [bedrijf 2] -facturen door [verdachte] op 20 februari 2015 maakte [naam 6] nog dezelfde dag een bedrag van USD 5.400 over op een – inmiddels geopende – [bedrijf 2] -bankrekening bij de Orcobank te [land 1] .
Ook deze bankrekening was niet bekend bij de belastingdienst. [148]
Bij de inbeslaggenomen administratie zit een [bedrijf 2] -factuur van 31 mei 2012 gericht aan [bedrijf 3] waarin staat dat [bedrijf 2] in mei 2012 dertig containers heeft gereinigd [149] en een factuur gericht aan [bedrijf 4] van 14 juni 2012, waarop staat dat in juni 2012 zevenentwintig containers zijn gereinigd. [150]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens verhoren over deze geldstroom als volgt verklaard.
De bedrijven [bedrijf 4] en [bedrijf 3] zijn van [naam 6] , zijn zakenpartner voor [land 3] . [naam 6] is een tussenhandelaar. [medeverdachte 1] doet al een jaar of tien zaken met hem. [151]
[medeverdachte 1] maakte vooraf afspraken met [naam 6] over de wijze van factureren en het weer ‘terugfactureren’. Op basis van die afspraken stuurden [bedrijf 3] en [bedrijf 4] opgehoogde facturen naar [bedrijf 3 medeverdachte] met een extra post, bijvoorbeeld ‘100 dollar per container’. [bedrijf 3 medeverdachte] betaalde die facturen en [naam 6] maakte daarna namens [bedrijf 4] of [bedrijf 3] op basis van [bedrijf 2] -facturen geld over naar een rekening op [land 1] . [152] Reeds vóór de opening van de zakelijke [bedrijf 2] -bankrekening op [land 1] werden dergelijke [bedrijf 2] -facturen al verstuurd, aldus [medeverdachte 1] . In die tijd ging het geld naar zijn privérekening op [land 1] . [medeverdachte 1] lakte toen zelf de voettekst op de facturen weg. Hij bedacht ook zelf een omschrijving als ‘Cleaning containers month (may) 2012’ en een factuurnummer. [153] De op de [bedrijf 2] -facturen vermelde werkzaamheden werden in werkelijkheid niet verricht. [154]
Medeverdachte [medeverdachte 1] betaalde geen belasting over het geld dat op bankrekeningen op [land 1] werd gestort; het betrof privérekeningen en een zakelijke [bedrijf 2] -rekening. Van dat geld kocht hij panden, die zoveel mogelijk op zowel zijn eigen naam als op naam van zijn vrouw, verdachte, werden gezet. [155]
Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken met betrekking tot deze geldstromen en gelet op de eerdergenoemde jurisprudentie van de Hoge Raad [156] is ook ten aanzien van deze facturen sprake van het plegen van valsheid in geschrift.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt dat het doel was: het opbouwen van spaarpotten in het buitenland, met aan de eigen onderneming onttrokken geld, en met behulp van valselijk opgemaakte facturen, om zo (zonder daarover inkomstenbelasting te hoeven afdragen) over geld voor privédoeleinden te kunnen beschikken.
Uit deze gang van zaken volgt tevens dat de vals opgemaakte facturen waren bestemd om derden te misleiden.
Aandeel van verdachte
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen ten aanzien van de rol van verdachte blijkt dat zij een actieve rol heeft gespeeld bij, en een essentiële bijdrage heeft geleverd aan, het opmaken van de valse [bedrijf 2] -facturen voor de bedrijven van [naam 7] en [naam 6] , en de verzending ervan, en daarmee aan de instandhouding van de geldstromen.
Verdachte was bekend met de opmaak van [bedrijf 2] -facturen. [157]
In het e-mailaccount van [medeverdachte 1] stond de naam ‘ [verdachte] ’ in de contactenlijst van ‘ [bedrijf 2] Kampen’. [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard dat in de beginjaren van [bedrijf 2] was afgesproken dat [verdachte] ‘de tankreiniging’ en de facturatie zou doen. [158] Deze verklaring vindt bevestiging in het dossier in – tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 2] – inbeslaggenomen digitale gegevens. Daarbij is e-mailverkeer uit 2011 aangetroffen, verzonden door verdachte namens [bedrijf 2] , met daarbij gevoegd [bedrijf 2] -facturen. De ten laste gelegde valse [bedrijf 2] -facturen komen qua opmaak overeen met die originele [bedrijf 2] -facturen die verdachte in 2011 heeft verstuurd via het e-mailaccount
[mailadres 5].
Dat verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verzending van de valse [bedrijf 2] -facturen blijkt voorts uit e-mailcorrespondentie.
In het postvak ‘In’ van het e-mailaccount
[mailadres 3]zijn e-mailberichten aangetroffen van verdachte, steeds verzonden met het e-mailadres [mailadres 1] . [159] In de mailbox zat onder meer een e-mailbericht (met als onderwerp: ‘Commission invoices [bedrijf 2 medeverdachte] -april’) verzonden naar het (door [verdachte] gebruikte) e-mailadres [160] [mailadres 1].
[medeverdachte 1] vraagt [verdachte] een factuur klaar te maken:
“Goedemorgen lieve schat,
Kun jij onderliggende maken voor [bedrijf 5] ? Ales mag op 1 factuur.
Luve You Xx Vriendelijke groet! Kind regards ? Mit freundlichen Grussen, [medeverdachte 1] CEO”.
Daarnaast is een e-mailbericht van 28 mei 2015 aangetroffen, verzonden vanaf
[mailadres 6], en gericht aan [medeverdachte 1] met als onderwerp ‘brokerage commission’: “Hey Pikkie, Que tal.. Muy bien.. Wil je ff je akkoord geven, dan kan ik de factuur doormailen. (vorige staat op Euro) Hostra Otra. [verdachte] ” met daarbij gevoegd een bestand met de naam ‘Factuur [bedrijf 5] 2.xls’. [161]
Ook is een e-mailbericht van 1 juni 2015 van verdachte aangetroffen, verzonden vanaf [mailadres 6] naar zowel [naam 7] als naar [medeverdachte 1] , met als onderwerp ‘Brokerage commission’, dat luidt: ‘Good Morning. Hereby the invoice for brokerage commission. Best regards, [verdachte] ’.
Als bijlage bij laatstgenoemd bericht was een factuur van [bedrijf 2] gericht [bedrijf 5] gevoegd. [162]
Uit de bevindingen op basis van het e-mailaccount
[mailadres 3], blijkt dat verdachte ook een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het opmaken van en de verzending van de vals opgemaakte [bedrijf 2] -facturen voor [bedrijf 3] en [bedrijf 4] . [163]
In diverse e-mails van mei 2015 aan [naam 7] refereert medeverdachte [medeverdachte 1] aan zijn vrouw.
In antwoord op een verzoek van [naam 7] : “Please invoice following under one invoice”, zegt [medeverdachte 1] : “Ok, thanks for instructions, my wife will do so.” [164]
In een andere e-mail schrijft [medeverdachte 1] : “Pls, inform me the description and the amount the invoices from tankcleaning should be, my wife will make the invoices”. [165]
In augustus 2015 stuurt [medeverdachte 1] de volgende e-mail naar [mailadres 1] :
“Hoi liefie, hier weer een aanzetje voor het factureren, wil je dit weet even doen? Dank.” [166]
En als vervolg op een e-mail van [naam 6] - die vraagt om facturen te sturen - : “Liefie, kun je nog een tankcleaning maken ? Dank u.” [167]
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoren ten aanzien van zijn vrouw, verdachte, verklaard dat hij haar weleens vroeg om een [bedrijf 2] -factuur op te maken, vooral als hij onderweg was. Hij stuurde haar dan gewoon een oude factuur, of hij zei: “Zo en zo”.
Of hij zette een factuur al klaar en vroeg aan [verdachte] : ‘Joh, wil jij hem effe versturen ?’ En als hij aan verdachte zoiets vroeg, dan deed ze dat. [168] [medeverdachte 1] vroeg verdachte ook weleens om zo’n factuur – al dan niet na aanpassing – te verzenden en zij maakte ook wel zelf zo’n factuur op. [verdachte] verzocht [medeverdachte 1] meestal later om akkoord te geven. [169]
Verdachte stuurde ook wel zo’n zelfgemaakte [bedrijf 2] -factuur naar [naam 6] . [verdachte] maakte gebruik van het mailadres
[mailadres 1]. [170]
Verdachte wist van het bestaan van de [bedrijf 2] -bankrekening op [land 1] . Als [medeverdachte 1] privé investeerde, dan probeerde hij dat zoveel mogelijk samen met verdachte te doen. [171]
Diverse aangekochte panden stonden tevens op haar naam.
De rechtbank leidt uit het voorgaande ten aanzien van het opzet bij verdachte af, dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans in aanmerking heeft genomen dat de [bedrijf 2] -facturen die zij op verzoek van [medeverdachte 1] en/of zijn zakenpartners opmaakte vals waren en dat voor die facturen in werkelijkheid geen werkzaamheden of diensten werden verricht.
Ondanks haar werkervaring in het verleden bij de onderneming en bij het opmaken en verzenden van facturen nam zij deze kans op de koop toe en stelde zonder ook maar een vraag te stellen – bijvoorbeeld over de afwijkende lay-out – die facturen op, daarmee minst genomen onverschillig ten aanzien van de gang van zaken.
Bij haar oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte wist dat op de [bedrijf 2] -facturen voor de bedrijven van [naam 7] en [naam 6] een rekeningnummer stond bij de Orcobank op [land 1] en dat zij met regelmaat, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , onroerende goederen kocht op [land 1] .
Op basis van het hierboven omschrevene concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat bij het opmaken van de valse [bedrijf 2] -facturen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 3] als medepleger naast verdachte en [medeverdachte 1] , volstaat de rechtbank in dit vonnis met een verwijzing per voetnoot naar de bewijsmiddelen op grond waarvan naar het oordeel van de rechtbank het aandeel van [medeverdachte 3] als medepleger wettig en overtuigend kan worden bewezen. [172]
Volledigheidshalve, doch op deze plaats summierlijk, merkt de rechtbank op dat haar niet is gebleken van enige betrokkenheid van [medeverdachte 2] ter zake de hiervoor omschreven constructies (geldstromen ‘ [bedrijf 5] / [bedrijf 6] ’ en ‘ [naam 4] ’).
Inkomsten op bankrekeningen op [land 1] , verhullen, omzetten en gebruikmaken van gelden/ voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf.
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] en verdachte op 3 november 2015 werd in de keuken, in een handtas van verdachte, een portemonnee aangetroffen, met daarin vijf bankpassen van rekeningen van de Orcobank op [land 1] . [173]
Uit onderzoek naar gegevens van de Orcobank is gebleken dat [medeverdachte 1] en verdachte in de ten laste gelegde periode vier privérekeningen en (sinds eind 2014) twee zakelijke [bedrijf 2] bankrekeningen hadden bij de Orcobank op [land 1] .
Uit het onderzoek naar de privérekeningen over de periode 5 augustus 2011 - 30 november 2012 blijkt dat in die periode op die privérekeningen sprake is van inkomsten voor in totaal
€ 342.653,98 [174] waarvan een deel afkomstig van betalingen van [bedrijf 2] -facturen:
 Op rekening [rekeningnummer 6] kwam € 24.579,27 binnen, door betaling van [bedrijf 3] -facturen;
 Op rekening [rekeningnummer 7] kwam € 22.224,66 binnen, door betalingen van (..) en [bedrijf 3] (en € 5.000,00 ‘terugbetaling lening’ van [naam 8] ).
Over de periode vanaf december 2012 tot en met december 2016 werd in totaal € 420.774,- ontvangen op privérekeningen op [land 1] , geld dat - in elk geval deels - kan worden gekoppeld aan de bedrijven van [naam 6] (€ 78,120,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] op basis van ‘ [bedrijf 3] -facturen’). Het overige deel, € 342.654,00 was het resultaat van, onder meer, inkomsten aan verhuur. [175]
Onderzoek naar de mutaties op de zakelijke [bedrijf 2] -rekening op [land 1] - bij de belastingdienst onbekend [176] - over de periode 3 december 2014 tot en met 30 november 2016 leidde tot de volgende bevindingen. [177]
Er is sprake van twee [bedrijf 2] -bankrekeningnummers, een dollarrekening en een euro-rekening.
Dollarrekening ( [rekeningnummer 4] )
Op afschriften [178] is te zien dat betalingen werden verricht door onder andere [bedrijf 6] (totaal USD 286.351,30) en [bedrijf 3] (voor totaal USD 103.040,00). Van deze rekening werd in totaal USD 361.216,24 afgeschreven – afgezien van pinbetalingen en opnamen contant geld, en exclusief bancaire kosten – wegens betalingen/overboekingen aan o.a. privérekeningen, aankopen grond en (kosten van) appartementen. Er werd geld afgeschreven voor (onder meer): Stichting Derdengelden i.v.m. [naam 1] (tweemaal USD 30.000,00 0- 9 november 2015), St Derdengelden, i.v.m. lev. [naam 1] , USD 167.037,04, op 30 november 2015), en in verband met aankoop grond, [medeverdachte 1] : USD 28.766,50 (op 28 december 2015).
Op 30 maart 2016 en 6 mei 2016 werden bedragen van USD 2.290,85 en USD 3.168,02 overgemaakt in verband met [naam 1] (o.a. naar de VVE) en op 1 juli 2016 een bedrag van USD 4.703,30 met daarbij als omschrijving: ‘VVE [naam 2] . [179]
Eurorekening ( [rekeningnummer 5] )
Op afschriften [180] is te zien dat vier bedrijven betalingen doen, voor in totaal € 662.467,17. De betalingen zijn afkomstig van (onder meer) [bedrijf 5] (totaal € 81.005,67) en [bedrijf 6] (totaal: € 559.800,00).
Van de rekening werd in totaal € 615.918,15 afgeschreven. Deze afschrijvingen hielden verband met (onder meer) afschrijvingen naar privérekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] en/of verdachte (bedragen van telkens € 10.000,00 en € 20.000,00, € 30.000,00 en € 25.000,00 op 29 april 2014, 18 juni 2015, 24 september 2015, 14 oktober 2015, 22 oktober 2015), en op 1 december 2015 / 29 december 2015 bedragen van € 92.053,43 en € 93.304,62 onder vermelding van Tank- en Truckclean (..) levering [naam 1] , resp. [naam 8] , grond ( [naam 9] ).
Op de zakelijke [bedrijf 2] -rekeningen op [land 1] werd in de periode vanaf november 2014 (openen [bedrijf 2] -rekening [land 1] ) tot eind 2016 ontvangen :
 Op de dollarrekening [rekeningnummer 4] : USD 747.706
 Op de eurorekening [rekeningnummer 5] : € 662.467,-
Samen (omgerekend naar euro’s): € 1.273.380,00.
Aankopen vastgoed [land 1] :
[medeverdachte 1] en verdachte hebben een groot deel van het geld dat op de rekeningen bij de Orcobank werd ontvangen op [land 1] geïnvesteerd in onroerend goed.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij het geld dat door betaling van de valse [bedrijf 2] -facturen binnenkwam op de bankrekeningen op [land 1] omzette in onroerend goed (‘Daar koop ik een pandje voor ja.’ ). [181] Die panden kwamen dan (zoveel mogelijk) op naam van hemzelf en verdachte te staan. [182]
Het hierna genoemde onroerend goed is (soms deels) gefinancierd met geld van genoemde bankrekeningen bij de Orcobank.
[naam 1] en [naam 2]
Op 23 oktober 2015 kochten verdachte en [medeverdachte 1] voor USD 400.000 dollar de appartementsrechten inzake [naam 1] en [naam 2] , gelegen aan [adres 4] resp. aan [adres 5] . [183]
Het daarvoor benodigde geld dat op de rekening van de notaris [notaris 1] op [land 1] werd gestort, was (grotendeels) afkomstig van [bedrijf 6] . [184]
[naam 3]
Op 3 februari 2016 kochten [medeverdachte 1] en verdachte het appartement [naam 3] , gelegen aan [adres 6] van geld op de bankrekeningen op [land 1] . Uit de leveringsakte blijkt dat [naam 3] USD 250.000,00 kostte, en USD 15.000,00 voor roerende zaken.
Het bedrijf [bedrijf 6] stortte op 13 januari 2016 € 263.940,00 op de zakelijke [bedrijf 2] -rekening bij de Orcobank; het saldo was op dat moment € 61.034, 44. Op 29 februari 2016 werd € 263.496, 56 afgeschreven, ten behoeve van de aankoop van [naam 3] . Tussendoor zijn geen andere stortingen gedaan. [185]
De [naam 1] op [land 1] worden verhuurd. [186]
[onroerend goed 2] op [land 1] [187]
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en verdachte zijn stukken aangetroffen over de aankoop van een woning aan [adres 7] - een stuk grond met een te bouwen woonhuis met zwembad. [188]
Deze aankoop werd (deels) betaald met geld van een rekening bij de Orcobank op [land 1] , afkomstig uit betalingen op basis van vals opgemaakte facturen.
Op basis van onderzoek naar bankrekeningen van [medeverdachte 1] en verdachte bij de Rabobank en de Orcobank [189] is vastgesteld dat de kosten voor de bouw van de woning (à USD 325.000,00) voor ongeveer USD 206.053,00 moet zijn betaald met contante middelen - waarover e-mails zijn aangetroffen - en voor USD 118.000,00 vanaf bankrekeningen, waarvan een fors deel blijkens de omschrijving bij overschrijvingen [190] , afkomstig vanaf de Orcobankrekening [rekeningnummer 8] op [land 1] .
[onroerend goed 2] is later in verhuur gegaan. [191]
De rechtbank concludeert dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte zich, naast met het structureel verwerven van gelden afkomstig uit misdrijf (met behulp van valsheid in geschrift – d.i. de facturen – gecreëerde geldstromen), bezighielden met het – telkens – omzetten van dat geld in onroerende goed op [land 1] alsook met het gebruik van die onroerende goederen, door deze te verhuren of te verkopen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat [medeverdachte 1] en verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het (mede-)plegen van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van [medeverdachte 3] is de rechtbank van oordeel dat ook hij hierbij betrokken is geweest als medeplichtige.
Gelet op de wetenschap bij medeverdachte [medeverdachte 3] van bovenomschreven verduisteringshandelingen door [medeverdachte 1] en verdachte en de bijdragen die [medeverdachte 3] heeft geleverd zodat verhuld werd en/of kon blijven dat gebruik werd gemaakt door [medeverdachte 1] en [verdachte] van de door verduistering verkregen gelden en/of onroerende zaken (in [plaats 2] ) dan wel verhuld werd dat panden werden aangekocht met uit misdrijf afkomstig geld (op [land 1] ), te weten het gedurende een langdurige periode, valselijk opmaken en verzenden van [bedrijf 2] -facturen naar de bedrijven van [naam 7] en [naam 6] , kan wettig en overtuigend worden bewezen dat hij opzettelijk behulpzaam was bij het door [medeverdachte 1] en [verdachte] (mede)plegen van (gewoonte-)witwassen.
Contant geld, € 114.350,00, aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] en verdachte (zaaksdossier 4.4):
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] en verdachte is een bedrag van in totaal ongeveer €114.350,00 aan contant geld aangetroffen.
Een groot deel daarvan, ruim € 100.000,00, werd op zolder aangetroffen, deels verborgen in een plastic zak onderin een vaas, en deels (€ 40.000,00) verborgen in een hoge hoed in een hoedendoos. [192]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk verklaard dat dit contante geld onderdeel uitmaakt van zakelijk geld uit zijn bedrijf; het geld zou afkomstig zijn uit, en volledig te herleiden tot, de boekhouding. [193] De aanwezigheid van de grote hoeveelheid aan contanten bleek echter niet te kunnen worden verklaard uit de kasadministratie van [bedrijf 3 medeverdachte] , de enige werkmaatschappij van de holding waar sprake is van kasgeld en een kasboek. [194]
[medeverdachte 1] verklaarde tijdens een later verhoor dat het geld het restant is van een hoeveelheid zwart geld, in totaal ongeveer € 175.000,00, dat hij zou hebben overgehouden aan een verkoop van een wagenpark. [medeverdachte 1] zou die verkoop zo hebben geregeld om te voorkomen dat kopers, uit Oost-Europa, veel invoerheffingen moesten betalen. [medeverdachte 1] zou een deel van de biljetten van € 500,00 nadien hebben omgewisseld in andere coupures. [195]
Verdachte heeft ten aanzien van dit geld geen verklaringen afgelegd.
De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over de herkomst van het geld in de woning niet aannemelijk.
De door [medeverdachte 1] gegeven verklaringen zijn wisselend en tegenstrijdig. De tweede verklaring is onvoldoende geconcretiseerd en niet verifieerbaar. Uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van het contante geld ook niet verklaard kon worden uit geldopnames van Nederlandse privérekeningen van [medeverdachte 1] en verdachte in de periode 2012 - 2016. [196]
Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring van verdachte en/of haar medeverdachte(n) voor de legale herkomst van de aangetroffen contante bedragen, in samenhang bezien met de voorgaande constateringen over stortingen en opnames van buitenlandse bankrekeningen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat genoemde contante bedragen het resultaat zijn van de eerder beschreven geldstromen en de op basis daarvan verkregen inkomsten, aldus afkomstig uit misdrijf.
Ten aanzien van het volledige bedrag, € 114.350,00, acht de rechtbank bewezen dat dit het resultaat is geweest van het eerder beschreven (gewoonte-)witwassen. Het geld was goed verstopt en verborgen, in verschillende hoeveelheden en op diverse opmerkelijke plekken in de woning van verdachte en [medeverdachte 1] .
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat [medeverdachte 1] en verdachte zich ook ten aanzien van die geldbedragen schuldig hebben gemaakt aan (gewoonte-)witwassen waarbij de verhullingshandelingen hebben bestaan uit het verstoppen van de gelden op hoogst ongebruikelijke plekken zoals hiervoor beschreven, naar de uiterlijke verschijningsvorm kennelijk om de gelden buiten het zicht van bijvoorbeeld de belastingdienst te houden.
Conclusie, ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank heeft in het voorgaande vastgesteld dat sprake is geweest van verduistering van gelden van [bedrijf 1] voor een bedrag van meer dan één miljoen, en van valsheid in geschrift door het opmaken van valse facturen uit naam van [bedrijf verdachte] en van [bedrijf 2] en valse leenovereenkomsten en het gebruikmaken daarvan.
Voorts is vastgesteld dat ook gebruik is gemaakt van valselijk opgemaakte [bedrijf 2] -facturen met de bedoeling om, buiten het zicht van de belastingdienst, privérekeningen en zakelijke rekeningen op [land 1] - middels de hiervoor beschreven geldstromen – aan te vullen met geld dat wederrechtelijk aan [bedrijf 3 medeverdachte] is onttrokken, immers zonder geldige titel aangewend voor privédoeleinden en daarmee wederrechtelijk toegeëigend, gelijk de werkwijze ten aanzien van [bedrijf 1] .
De rechtbank is, gelet op de hiervoor weergegeven gedragingen in samenhang bezien, die de rechtbank in dit verband redengevend acht, van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde geldbedrag van drie miljoen en de daarmee aangekochte onroerende goederen afkomstig zijn uit misdrijf en acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en verdachte in nauwe en bewuste samenwerking dat geld en die voorwerpen hebben witgewassen, door die gelden te verwerven en voorhanden te hebben en (grotendeels) om te zetten en/of te gebruiken.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank in dit vonnis summierlijk op dat ook [medeverdachte 3] aan de strafbare gedragingen opzettelijk heeft bijgedragen in de vorm van medeplichtigheid.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-)witwassen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1
zij in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016, in Nederland en op [land 1]
tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers,
hebben zij en haar mededaders
 geldbedragen, (tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen euro via [bedrijf 1] , ORCO-bankrekeningen) en/of
 de woning en bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] te [plaats 2] ( [adres 2] , en
 de woning gelegen aan [adres 3] , en
 het appartement ( [naam 1] ) gelegen aan [adres 4] , en
 het appartement ( [naam 2] ) gelegen aan [adres 5] , en
 het appartement ( [naam 3] ) gelegen aan [adres 6] , en
 de woning gelegen aan [adres 7] ,
verworven en voorhanden gehad en omgezet en van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s) wisten, dat die gelden en woningen - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 2
zij in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016, in Nederland en/of op [land 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
 [bedrijf 2] factu(u)ren en facturen van [bedrijf verdachte] , en
 leenovereenkomsten, en
 de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en [bedrijf 1] ,
- zijnde geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -,
valselijk heeft opgemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt te gebruiken en/of door andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft zij al dan niet tezamen en in vereniging met haar mededader(s), in strijd met de
waarheid,
op facturen vermeld en/of doen vermelden dat er diensten geleverd zijn, terwijl er niet of slechts deels werd geleverd, en/of dat er kosten zijn gemaakt, onder meer op de factuur
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 31 mei 2012 (Doc-328, p. 7213), vermeld en/of doen vermelden dat er in mei 2012 dertig containers zijn gereinigd, en
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 4] d.d. 14 juni 2012 (Doc-351, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er in juni 2012 zevenentwintig containers zijn gereinigd, en
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 5] d.d. 2 februari 2015 (Doc-386, p. 7269), vermeld en/of doen vermelden dat er 2,040.381 MT isotanks zijn gereinigd en/of geïnspecteerd, en
 van [bedrijf 2] aan [bedrijf 6] d.d. 7 januari 2016 (Doc 751, p. 9211), vermeld en/of doen vermelden dat er EUR 244.000 courage-kosten zijn gemaakt, en
 van [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 1] d.d. 11 maart 2015 (Doc-032, p. 6092), vermeld en/of doen vermelden dat er voorbereidingskosten 2014 inzake [bedrijf 7] ter hoogte van EUR 25.000 zijn gemaakt, en
 van [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 8] . d.d. 27 oktober 2015 (Doc-294, p. 7094), vermeld en/of doen vermelden dat er provisiekosten voor 126.380 kilogram in week 2015-43 zijn gemaakt,
en op twee leenovereenkomsten:
 d.d. 16 april 2012 (DOC-305, p. 7162) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] op 16 april 2012 357.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 16 april 2012 heeft getekend, en
 d.d. 8 juli 2012 (DOC-248, p. 6519) vermeld en/of doen vermelden dat [bedrijf 4] op 8 juli 2012 820.000 EUR aan [medeverdachte 1] uitleent en/of dat [medeverdachte 1] daartoe de overeenkomst op 8 juli 2012 heeft getekend,
immers heeft zij voornoemde facturen en leenovereenkomsten (deels) (laten) opnemen en opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en [bedrijf 1]
en
heeft zij toen en aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk gebruik gemaakt van die valse facturen en die valse leenovereenkomsten,
zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruikmaken hierin dat
 voornoemde valse facturen en leenovereenkomsten aan accountants en werknemers van accountantskantoor [accountantskantoor] en inspecteur(s) van de belastingdienst zijn getoond en/of overgelegd en/of verstuurd en opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte] en /of [bedrijf 1] ,
en
 voornoemde valse of vervalste facturen zijn verzonden naar die [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 1] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 lid 1 en 2 en artikel 420ter
van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
feit 2:
het misdrijf:
de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
De officier van justitie heeft gewezen op de straftoemetingsrichtlijn van het openbaar ministerie ter zake van witwassen. Die richtlijn gaat voor het geval dat sprake is van witwassen van gelden afkomstig uit eigen misdrijf, bij een bedrag van één miljoen, uit van een gevangenisstraf van 40 maanden.
De officier van justitie acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de gezinssituatie en het feit dat langdurige detentie een ontwrichtende uitwerking zal hebben op het gezin.
De officier van justitie heeft daarnaast de verbeurdverklaring gevorderd van de woning aan de [adres 3] te [plaats 2] , en de appartementen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en [onroerend goed 2] op [land 1] , nu deze het resultaat zijn van begane misdrijven.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van de waarde van die woningen een schatting te maken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank komt tot een veroordeling, bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en verzocht om haar in elk geval niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De raadsman heeft de rechtbank daarbij gewezen op het feit dat aan [medeverdachte 1] en [verdachte] reeds bestuursrechtelijke boetes zijn opgelegd, het feit dat er nog een ontnemingsprocedure – die ter terechtzitting is aangekondigd – zal volgen en het feit dat verdachte de zorg voor twee minderjarige kinderen heeft.
Zij is niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie. De raadsman heeft tot slot gewezen op de schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM en in verband daarmee verzocht om compensatie daarvan bij de strafoplegging.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het medeplegen van (gewoonte-)witwassen. Hierbij is over een periode van vier jaar een substantieel geldbedrag van circa drie miljoen euro ten behoeve van privédoeleinden onttrokken aan rechtspersonen waarover de echtgenoot van verdachte zeggenschap had. Het aldus verkregen geld werd door verdachte en haar echtgenoot grotendeels omgezet in onroerende zaken in Nederland en op [land 1] .
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in rekening met de actieve bijdragen die verdachte aan het hiervoor genoemde strafbare handelen heeft geleverd, de omvang van de periode waarin het strafbare handelen zich heeft voorgedaan en de omvang van het witgewassen geldbedrag.
Verdachte was weliswaar niet de initiatiefneemster voor het plegen van fraude, maar zij was wel van alles op de hoogte en liet het op zijn minst gebeuren. Verdachte heeft zonder schroom jarenlang samen met haar man, medeverdachte [medeverdachte 1] , geprofiteerd van een zeer luxe levensstijl, die slechts kon bestaan als gevolg van de fraude en het witwassen. Verdachte heeft zich daarbij geenszins bekommerd om regelgeving of het belang van een gezonde bedrijfsvoering van de bedrijven van haar echtgenoot maar zich slechts laten leiden door eigen financieel gewin.
De rechtbank acht de feiten zeer ernstig en rekent deze de verdachte aan.
De oriëntatiepunten van de LOVS gaan voor een geval van fraude/witwassen ten aanzien van een geldbedrag van € 1.000.000,- of meer uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een duur gelegen tussen 24 maanden en de maximale strafbedreiging van 6 jaren.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 29 januari 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM. Op 3 november 2015 is de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en een bedrijfspand doorzocht (in het onderzoek Kleisteen 1) zodat vanaf toen duidelijk was dat sprake was van een strafrechtelijke verdenking.
Dit vonnis wordt uitgesproken op 22 augustus 2019. De redelijke termijn is derhalve geschonden, met een periode van één jaar en tien maanden. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad dient in een geval als het onderhavige (schending van de redelijke termijn met een periode langer dan twaalf maanden) te worden geoordeeld naar bevind van zaken. [197]
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf van maximale duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een duur als hierna vermeld, met een proeftijd van 3 jaren.
De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd als een waarschuwing aan het adres van verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig te maken aan frauduleus handelen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank gaat niet mee in de eis van de officier van justitie strekkende tot een verbeurdverklaring van de conservatoir inbeslaggenomen onroerende zaken, gelegen te [plaats 2] en op [land 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het daarvoor over onvoldoende gegevens beschikt ten aanzien van de waarde van deze onroerende zaken.
Omdat verbeurdverklaring een bijkomende straf is, kan zonder een goede waardebepaling de zwaarte van de totale straf niet worden beoordeeld. In dit licht wreekt zich dat het aangekondigde strafrechtelijk financieel onderzoek (kennelijk) nog niet is afgerond.
De rechtbank acht het daarnaast vanuit het oogpunt van wetssystematiek wenselijker om in het kader van de aangekondigde ontnemingsprocedure te bezien of en in hoeverre ontneming van de (waarde van de) inbeslaggenomen onroerende zaken gerechtvaardigd is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 56, 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
feit 2:
het misdrijf:
de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard, en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2019.

Voetnoten

1.Zie tekst en commentaar bij de artikelen 420bis Sr, 225 Sr en de AWR.
2.IBN-002, pag. 5293 e.v. en IBN-010, pag. 5337 e.v.: processen-verbaal van doorzoeking woning en bedrijfspanden.
3.HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440; HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer Ol3330 201505051ZK. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Proces-verbaal IBN-002, pag. 5293 e.v. en IBN-010, pag. 5337 e.v.
6.Algemeen dossier, verloop onderzoek, pag. 1012.
7.Idem, pag. 1012.
8.Proces-verbaal zaaksdossier 4.1 [bedrijf 1] , pag. 2261 – 2265.
9.AMB-001, proces-verbaal bevindingen bedrijvenstructuur van de [bedrijf 1 medeverdachte] , pag. 3007.
10.Idem, AMB-001, pag. 3007 e.v..
11.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] , AMB-100, pag. 3274.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, V01-002, pag. 4013.
13.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] , AMB-100, pag. 3275.
14.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3030 e.v., i.h.b. pag. 3032, en beslaglijst rc, C08.08.001, pag. 5317.
15.Idem, AMB-019, pag. 3032.
16.Idem, AMB-019, pag. 3034, 3035, 3037.
17.Map 3, proces-verbaal van bevindingen Aankoop en verkoop [adres 2] met geld [bedrijf 1] , AMB-048 en proces-verbaal van bevindingen financiering [adres 3] , AMB-058.
18.Proces-verbaal van bevindingen Lening aan [verdachte] van [bedrijf 1] , pag. 3156 e.v. en DOC-260: overzicht mutaties grootboekrekeningen [bedrijf 1] over 2012, pag. 7032.
19.Idem, pag. 3104, zie ook proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerkingen van de ‘leningen [verdachte] ’ binnen [bedrijf 1] , AMB-180, pag. 3466 e.v. en DOC-318, pag. 7208, brief notariskantoor [notaris 2] .
20.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 2] , AMB-048, pag. 3072 – 3077; en DOC-203, pag. 6318 e.v.
21.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 2] , AMB-048, map 3, pag. 3073 en proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerkingen van de ‘leningen [verdachte] ’ binnen [bedrijf 1] , map 3, AMB-180, pag. 3467.
22.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen [adres 2] in [plaats 2] , AMB-048, map 3, pag. 3073.
23.Proces-verbaal van bevindingen Geldstromen [adres 2] te [plaats 2] , map 3, pag. 3073.
24.Stukken kadaster m.b.t. [adres 3] [plaats 2] , DOC-251, DOC-252, pag. 7003, en Proces-verbaal van bevindingen financiering [adres 3] , AMB-058, map 3, pag. 3101 e.v.
25.Kadastraal bericht [adres 3] , [plaats 2] , DOC-242, map 6, pag. 6496 e.v..
26.Akte levering kadaster DOC-244, map 6, pag. 6500, bevestiging derdengeldrekening notaris, DOC-319, pag. 7209, mutatie grootboekrekening [bedrijf 1] , DOC-260, pag. 7032.
27.Verslag verhoor [bedrijfsleider] , RHV-003-D, pag. 5439 e.v., tot 7 juli 2016 bedrijfsleider van [bedrijf 1] .
28.DOC-772, [bedrijf 1] -factuur d.d. 2 juli 2012 gericht aan [bedrijf 9] , pag. 9242.
29.Verhoor [bedrijfsleider] , map 5, RHV-003-D, pag. 5441 – 5444, proces-verbaal van bevindingen m.b.t. boekhoudkundige verwerking van [bedrijf 1] betaalde gelden t.b.v. aankoop onroerend goederen, AMB-133, pag. 3391 e.v., en AMB-058 pag. 3104, en DOC-772 factuur gericht aan [bedrijf 9] , 2 juli 2012, pag. 9242.
30.Proces-verbaal van eerste verhoor van [bedrijfsleider] , RHV-003-D, pag. 5439 e.v
31.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van door [bedrijf 1] betaalde gelden ten behoeve van aankoop onroerende goederen [medeverdachte 1] en [verdachte] in privé, map 3, AMB-133, pag. 3391, i.h.b. pag. 3395.
32.Grootboekrekening, DOC-260, pag. 7032.
33.Verhoor [bedrijfsleider] , map 5, RHV-003-D, pag. 5444, en AMB-180, map 3, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [verdachte] ’ binnen [bedrijf 1] , AMB-180, pag. 3468.
34.DOC-435, mail 24 april 2013, pag. 7314.
35.[bedrijf 1] was dochter van [bedrijf 3 medeverdachte] is onderdeel van de [bedrijf 1 medeverdachte] [medeverdachte 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1 medeverdachte] en bestuurder van [bedrijf 3 medeverdachte] en AMB-180, map 3, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [verdachte] ’ binnen [bedrijf 1] , AMB-180, pag. 3468.
36.AMB-133 (zie hiervoor), map 3, pag. 3391 e.v., AMB-180 (zie hiervoor), pag. 3468, DOC-772 (factuur [bedrijf 1] aan [bedrijf 9] , 2 juli 2012,) pag. 9242 en DOC-775 (factuur [bedrijf 10] . aan [bedrijf 1] d.d. 30 september 2012), pag. 9245.
37.AMB-133 (zie hiervoor), map 3, pag. 3391 e.v.
38.AMB-180, proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [verdachte] ’, i.h.b. pag. 3468.
39.Proces-verbaal van bevindingen betreffende de administratieve verwerking van de ‘leningen [verdachte] ’ binnen [bedrijf 1] , AMB-180, pag. 3468; en proces-verbaal van bevindingen Lening aan [verdachte] van [bedrijf 1] , AMB-073, pag. 3158.
40.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074-2075.
41.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074.
42.Proces-verbaal bevindingen lening [verdachte] aan [bedrijf 1] , AMB-073, pag. 3158, en DOC-437, emailwisseling [accountantskantoor] – [bedrijfsleider] , map 7, pag. 7320.
43.Proces-verbaal van bevindingen lening aan [verdachte] van [bedrijf 1] , AMB-073, map 3, pag. 3159-3160 en mailwisseling [naam 5] van [accountantskantoor] naar [verdachte] , DOC-442, map 7, pag. 7337.
44.AMB-073 (zie hiervoor), pag. 3159.
45.AMB-073, map 3, pag. 3159-3160, en mailwisseling [naam 5] aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] , DOC-442, map 7, pag. 7337.
46.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , V-01-001, pag. 2055.
47.AMB-065, proces-verbaal van bevindingen ‘Leenovereenkomsten [bedrijf 4] ’, map 3 pag. 3134 e.v.)
48.DOC-248, leenovereenkomst [bedrijf 4] , 8 juli 2012, pag. 6519.
49.DOC-305, leenovereenkomst [bedrijf 4] , 16 april 2012, pag. 7162.
50.DOC-534, leenovereenkomst [bedrijf 4] - [medeverdachte 1] , 15 oktober 2012, pag. 7463.
51.Doc-535, pag. 7464, leenovk 15-10-2012, DOC-536 en leenovk 15-10-2012, DOC-537, en proces-verbaal van bevindingen Leenovereenkomsten [bedrijf 4] , AMB-065, map 3, pag 3134 e.v. en AMB-085, proces-verbaal van bevindingen totstandkoming van drie leenovereenkomsten, map 3, pag. 3197 e.v.
52.DOC-542, leenovk 8 juli 2012, pag. 7471.
53.DOC-308, leenovk, 16 april 2012, pag. 7187.
54.Proces-verbaal van onderzoek gebruik Gmailaccounts, AMB-079, pag. 3172.
55.Verklaring verdachte [medeverdachte 2] , ter terechtzitting 4 juli 2019.
56.DOC-543, mail [verdachte] , pag. 7472.
57.DOC-544, mail [medeverdachte 1] , pag. 7473, DOC-308 leenovk 16 april 2012, pag. 7187, en mail [medeverdachte 1] DOC-545, 16-7-2014, pag. 7474.
58.Proces-verbaal van bevindingen belastinggegevens AMB-028, map 3, pag. 3047, belastingaangifte [medeverdachte 1] 2013, DOC-103 pag. 6185 en belastingaangifte [verdachte] over 2013, DOC-107, pag. 6216 en 6217.
59.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-003, map 2, pag. 2073 e.v.
60.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] , AMB-100, pag. 3274 en uittreksel KvK [bedrijf verdachte] , DOC-523, pag. 7445.
61.DOC-032 tot en met DOC-057, pag. 6092 e.v., facturen [bedrijf verdachte] .
62.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] , AMB 100, map 3, pag. 3275.
63.Gegevens zakelijke rekening [bedrijf verdachte] , DOC-524, pag. 7446.
64.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3274 en 3277 en factuur,
65.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3032.
66.Proces-verbaal ‘kasrondje’ [bedrijf verdachte] , AMB-62, pag. 3127 e.v.
67.Facturen [bedrijf verdachte] , DOC-277 tot en met DOC 287, pag. 7077 – 7087.
68.Proces-verbaal ‘kasrondje’ [bedrijf verdachte] , AMB-062, pag. 3127 e.v., proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] AMB-100, pag. 3274 en proces-verbaal van bevindingen valse facturen [verdachte] , AMB-121, pag. 3330 e.v..
69.Proces-verbaal van bevindingen valse facturen [bedrijf verdachte] , AMB-121, pag. 3333.
70.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V-01-003, pag 2070, 2076.
71.Proces-verbaal ‘Kasrondje [verdachte] ’, AMB-062, pag. 3128 en 3129, AMB-100 (zie hiervoor), AMB-121 (zie hiervoor).
72.Grootboekrekening, DOC-773, pag. 9243
73.AMB-062 (zie hiervoor), pag. 3129.
74.Proces-verbaal van bevindingen valse facturen [bedrijf verdachte] , AMB -121, pag. 3331-3332.
75.Proces-verbaal van bevindingen vergelijking facturen [bedrijf verdachte] en [bedrijf 11] . AMB-107, pag. 3312 e.v. , AMB-121, pag. 3332, en mail [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 2] , DOC-589, pag. 8284.
76.Facturen van [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 8] ., DOC-288 tot en met 294, pag. 7088 e.v.
77.KvK uittreksel [bedrijf 8] . DOC-685, pag. 9032.
78.DOC-294, pag. 7094.
79.Pv van bevindingen ‘kasrondje’ [bedrijf verdachte] , AMB-062, pag. 3129-3130 en proces-verbaal van bevindingen vergelijking facturen [bedrijf verdachte] en [bedrijf 11] AMB-107, pag. 3312-3313.
80.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming IBN-010, pag. 5337, i.h.b. pag. 5341.
81.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V01-003, pag. 2074-2075.
82.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf verdachte] , AMB-100, map 3, pag. 3277 en TAP-02-004, pag. 5282.
83.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3275, AMB-062 (zie hiervoor), pag. 3127 en AMB-122 (zie hiervoor), pag. 3337.
84.DOC-525, Mailberichten [verdachte] en [medeverdachte 3] , pag. 7447.
85.TAP-01-005, pag. 5256 en TAP-02-002, pag. 5279.
86.AMB-062, pag. 3130- 3131, en DOC-304, pag. 7161, DOC-295, pag. 7095, pag.
87.DOC-296, mail [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 3] , pag. 7097.
88.DOC-298, mail [bedrijfsleider] aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] , pag 7101.
89.DOC-741, mailbericht [verdachte] , pag. 9185.
90.AMB-100 (zie hiervoor), pag. 3275-3276 en zie TAP-02-001 pag. 5278, TAP-02-005 pag. 5283, TAP-02-004 pag. 5285, TAP-02-002 pag. 5279, TAP-01-005, pag. 5256.
91.Pv van bevindingen lening aan [verdachte] van [bedrijf 1] , AMB-073, pag. 3161, en TAP-02-003, pag. 5280 – 5281.
92.Idem, pag. 5280 – 5281.
93.TAP-02-001, pag. 5278.
94.TAP-02-005, pag. 5283.
95.TAP-0l -005, pag. 5257.
96.AMB-155, pag. 3428 en TAP-02-003, pag. 5280.
97.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V-01-003, pag. 2075, 2076 en V01-006, pag. 2091.
98.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pag. 2100 – 2104.
99.Proces-verbaal van verhoor V01-003, pag. 2074.
100.Proces-verbaal van verhoor V 01-002, pag. 2070.
101.O.a. ECLI:NL:HR:2017:222, Hoge Raad 14 februari 2017.
102.Pv van bevindingen lening aan [verdachte] van [bedrijf 1] , AMB-073, pag. 3161, en TAP-02-003, pag. 5280 – 5281.
103.Proces-verbaal van bevindingen boekhouding [bedrijf 2 medeverdachte] m.b.t. facturen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , AMB -086, map 3, pag. 3210.
104.DOC-359: Factuur [bedrijf 5] aan [bedrijf 2 medeverdachte] , 24 okt. 2014, DOC-361: Idem, factuur 23 dec. 2014, DOC-363: Idem, factuur 10 dec. 2014.
105.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3208.
106.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3207-3211 en proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de facturen van [bedrijf 5] en het verband met facturen op naam van [bedrijf 2] , AMB-152, pag. 3418-3419.
107.Proces-verbaal ontvangst FIU melding, AMB-091, map 3, pag. 3227 en proces-verbaal van bevindingen i.v.m. de oprichting van [bedrijf 6] , AMB -105, map 3, pag. 3297, en DOC-574, pag. 8189.
108.AMB-086 (zie hiervoor), map 3, pag. 3208.
109.AMB-86 (zie hiervoor), map 3, pag. 3207-3211 en AMB-152 (zie hiervoor), pag. 3418-3419..
110.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V. pag..
111.Proces-verbaal van bevindingen betalen & doorbetalen provisie m.b.v. valse facturen [bedrijf 2] , AMB-131, map 3, pag. 3385 e.v. en mailwisseling [naam 7] met [medeverdachte 1] , dec 2014 – feb. 2015, DOC-382, pag. 7264, DOC-383, pag. 7266; DOC-384, pag. 7267
112.DOC-382, emailbericht [medeverdachte 1] aan [naam 7] , pag. 7264.
113.DOC-382, emailbericht, pag. 7264.
114.
115.DOC-383, mailbericht van [naam 7] aan [medeverdachte 1] , 19 jan. 2015, pag. 7266.
116.
117.Proces-verbaal van bevindingen betalingen valse [bedrijf 2] facturen door [bedrijf 5] , AMB-067, map 3, pag. 3143 e.v.
118.Proces-verbaal vergelijking facturen [bedrijf 2] , AMB-095, map 3, pag. 3256.
119.Proces-verbaal van bevindingen betalen & doorbetalen ‘provisie’ m.b.v. valse facturen [bedrijf 2] , AMB-131, pag. 3385 e.v. en proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de facturen Kilimanjaro en het verband met facturen op naam van [bedrijf 2] , AMB-152, pag. 3419.
120.Proces-verbaal betreffende [bedrijf 6] en [bedrijf 2] met betrekking tot factuur BGF001/2015, AMB-080, map 3, pag. 3174 e.v.
121.Proces-verbaal tapgesprekken 26 oktober 2015, AMB-132, pag. 3389, AMB-170, map 3, pag. 3445 e.v. en TAP-01-001, pag. 5249.
122.AMB-132 (zie hiervoor) pag. 3389 en TAP-01-002, pag. 5252.
123.
124.O.a. AMB-080 (zie hiervoor), m.b.t. betaling van [bedrijf 2] -facturen vanaf een bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] , pag. 3174 e.v.
125.Proces-verbaal van bevindingen betalingen valse [bedrijf 2] facturen door [bedrijf 5] , AMB-067, pag. 3143 e.v. en AMB-144, pag. 3410, AMB-152 (zie hiervoor), pag. 3419.
126.AMB-067 (zie hiervoor), pag. 3143 e.v.
127.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2069.
128.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2068.
129.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2085.
130.DOC-633, email [medeverdachte 1] naar [naam 7] van 26 mei 2015, pag. 8381.
131.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071 en 2075.
132.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2070, en V01-008, pag. 2103.
133.Akte van openbaarmaking, t.a.v. [bedrijf 3] en [bedrijf 4] DOC-306A, pag. 7184 – 7185.
134.Idem, pag. 3270.
135.Proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 2] in map Orcobank AMB-066, pag 3139 e.v. en beslaglijst rc, C08.05.002, pag. 5316.
136.Proces-verbaal van bevindingen facturen [bedrijf 2] in map Orcobank AMB-066, pag. 3139, en (o.a.) DOC-328, [bedrijf 2] -factuur 31 mei 2012, pag. 7213 en DOC-351, [bedrijf 2] -factuur 16 juni 2012, pag. 7240.
137.Procesverbaal van bevindingen facturen [bedrijf 2] in map Orcobank AMB-066, pag. 3141.
138.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] , AMB-098, pag. 3266 e.v. en proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] met factor Clean AMB-120, pag. 3326 e.v.
139.Proces-verbaal van bevindingen betalingen twaalf [bedrijf 2] facturen AMB-090, pag. 3225 – 3226.
140.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] AMB-098, pag. 3266 e.v.
141.Mail [naam 6] – [verdachte] , DOC-502, pag. 7416.
142.AMB-098 (zie hiervoor), pag. 3267.
143.AMB-098 (zie hiervoor), pag. 3269.
144.DOC-511 lijst [bedrijf 2] -facturen aan [bedrijf 3] d.d. 26-08-2014, pag. 7425.
145.AMB-098, pag. 3270.
146.AMB-098, pag. 3269 en 3270.
147.Proces-verbaal van bevindingen ophogen facturen [bedrijf 3] met factor ‘Clean’, AMB-120, pag. 3326 e.v. en DOC-599, mail [naam 6] aan [verdachte] , 19 feb. 2015, pag. 8285.
148.AMB-120 (zie hiervoor), pag. 3329.
149.
150.
151.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2083.
152.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2083.
153.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-005, pag. 2082 en 2084.
154.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2069, 2072.
155.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2060 en V01-008, pag. 2103.
156.O.a. ECLI:NL:HR:2017:222, Hoge Raad 14 februari 2017.
157.Proces-verbaal onderzoek opmaken [bedrijf 2] -facturen door [verdachte] , AMB-150, pag. 3417.
158.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-006, pag. 2.
159.DOC-631, pag. 8379.
160.Proces-verbaal van bevindingen email [medeverdachte 1] , AMB-128, pag. 3369 e.v.
161.Mail Janine [verdachte] naar [medeverdachte 1] , DOC-396, pag. 7280.
162.DOC-397, emailbericht pag. 7282, en DOC-398 (bijlage: [bedrijf 2] -factuur 25 mei 2015, aan [bedrijf 5] ), pag. 7283.
163.Proces-verbaal van bevindingen email [medeverdachte 1] , AMB-128, pag. 3369 en 3370.
164.DOC-633, e-mailbericht 26 mei 2015, pag. 8381.
165.DOC-634, e-mailberichten 20 mei 2015, pag. 8383.
166.DOC-635, e-mailbericht 5 maart 2015, pag. 8387.
167.DOC-636, e-mailberichten 20 en 21 augustus 2015, pag. 8390.
168.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V-01-002, pag. 2069 - 2071.
169.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V-01-005 pag. 2084, DOC-395, pag. 7243 en DOC 396, pag. 7280.
170.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-006 pag. 2090 en proces-verbaal van onderzoek gebruik Gmail accounts, AMB-079, pag. 3172 e.v.
171.Pv van verhoor [medeverdachte 1] , V-01-002, pag. 2071.
172.Proces-verbaal van bevindingen opmaken [bedrijf 2] -facturen door [medeverdachte 3] , AMB-153, pag. 3420 e.v.;
173.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen aantreffen bankpasjes Orcobank, 3 juli 2019.
174.Proces-verbaal van onderzoek betalingsverkeer Orcobank, AMB-052, pag. 3083.
175.Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 8] AMB-130, pag. 3375, Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 5] , AMB-137, pag. 3397, Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 6] , AMB-138, pag. pag. 3400, en Proces-verbaal onderzoek Orcobank rekening [rekeningnummer 7] , AMB 139, pag. 3405.
176.Proces-verbaal bankrekening Orcobank niet bekend bij de fiscus, AMB-097, pag. 3263.
177.Proces-verbaal van bevindingen, AMB-10-A, map 3, pag. 3303 e.v.
178.DOC-577 pag. 8194, DOC-628 pag. 8314, DOC-707 pag. 9054 e.v., en DOC-787 pag. 9319.
179.Proces-verbaal onderzoek naar [bedrijf 2] -rekening Orcobank, AMB-106, pag. 3304 – 3306, 3307.
180.DOC-629 pag. 8350, DOC-630 pag. 8354 en DOC-787 pag. 9319.
181.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2070.
182.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , V01-002, pag. 2071.
183.Proces-verbaal aantreffen koopovereenkomst [naam 1] , AMB-059, pag. 3105 e.v. en DOC-268 (koopovk [naam 1] en [naam 2] ), pag. 7050 e.v.
184.AMB-129, Proces-verbaal saldo [bedrijf 2] rekeningen, voldoende voor betalingen St. Derdengelden, AMB-129, pag. 3371 e.v.
185.Proces-verbaal betreffende aankoop [naam 3] te [land 1] , van AMB-174, pag. 3452 e.v. en Akte Kadaster, DOC-750, pag. 9202, en factuur VVE servicekosten, DOC-804, pag. 9389.
186.Proces-verbaal saldo [bedrijf 2] rekeningen, voldoende voor betalingen St. Derdengelden, AMB-129, pag. 3371 e.v. en proces-verbaal betreffende aankoop [naam 3] te [land 1] en betaling vanaf de [bedrijf 2] rekening Orcobank [land 1] , AMB-174, pag. 3452 e.v.
187.Proces-verbaal Onderzoek naar de betalingen van de koopsom voor (..) [onroerend goed 2] te [land 1] , AMB-093, pag. 3235 e.v.
188.Proces-verbaal Onderzoek naar de betalingen van de koopsom voor (..) [onroerend goed 2] te [land 1] , AMB-93, pag. 3235 e.v. en DOC-459, koopovereenkomst [onroerend goed 2] , pag. 7354.
189.AMB-93, pag. 3241.
190.AMB-093, pag. 3241.
191.Huurovereenkomst 17 april 2015, [onroerend goed 2] .
192.Proces-verbaal van verdenking van witwassen en valsheid in geschrift, AMB-019, pag. 3030 e.v., en proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, IBN-010, pag. 5337 e.v., Kennisgeving van inbeslagneming, IBN-004, pag. 5328 en IBN-003-B, lijst van inbeslagname OvJ, pag. 5318 en 5319.
193.Proces-verbaal van bevindingen inzake aantreffen contant geld, AMB-178, pag. 3464.
194.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, IBN-010, pag. 5337.
195.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , V01-004, pag. 2079.
196.Proces-verbaal geldopnames en contante stortingen van/op Nederlandse privérekeningen, AMB-050, pag. 3080 e.v.
197.O.a. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:BD2578.