ECLI:NL:RBOVE:2018:5087

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
C/08/219521 / HA ZA 18-294
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en verplichtingen uit sociaal plan in relatie tot WW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen het openbaar lichaam Soweco en de Gemeente Oldenzaal. Soweco, een gemeenschappelijke regeling die zich richt op de inzet van arbeidskrachten met een achterstand op de arbeidsmarkt, vorderde dat de Gemeente Oldenzaal onrechtmatig handelde door de belangen van Soweco niet te waarborgen in het kader van een sociaal plan. Dit sociaal plan was opgesteld naar aanleiding van de ontmanteling van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Oost Twente (GR WOT) en de uitvoeringsorganisatie Top-Craft B.V. Mevrouw [A], een voormalige medewerker van Top-Craft B.V., had een WW-uitkering aangevraagd na het beëindigen van haar dienstverband bij Soweco. Soweco, als eigenrisicodrager voor de WW, werd geconfronteerd met het verhaal van de uitkering door het UWV, wat leidde tot de vordering tegen de Gemeente Oldenzaal.

De rechtbank oordeelde dat Soweco onvoldoende had onderbouwd dat de Gemeente Oldenzaal aansprakelijk was voor de kosten van de WW-uitkering van mevrouw [A]. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente Oldenzaal niet tekort was geschoten in haar verplichtingen jegens mevrouw [A] en dat Soweco niet zonder meer had mogen aannemen dat de Gemeente Oldenzaal de volledige werkloosheidsuitkering zou betalen. De rechtbank verwierp de vorderingen van Soweco en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over de verantwoordelijkheden en verplichtingen die voortvloeien uit sociaal plannen en aanbestedingen, vooral in situaties waarin meerdere gemeenten en organisaties betrokken zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/219521 / HA ZA 18-294
Vonnis van 12 december 2018
in de zaak van
openbaar lichaam de gemeenschappelijke regeling
SOWECO,
gevestigd te Almelo,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Schuring te Almelo,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OLDENZAAL,
zetelend te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. Boschman-Stoel te Zwolle.
Partijen zullen hierna Soweco en Gemeente Oldenzaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 september 2018,
  • de door Gemeente Oldenzaal voorafgaand aan de comparitie ingediende brief van
24 oktober 2018 met productie 22,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 november 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Soweco is een openbaar lichaam in de vorm van een gemeenschappelijke regeling dat zich onder andere bezig houdt met de inzet van arbeidskrachten met een achterstand op de arbeidsmarkt, dit op grond van, voorheen, de Wet Sociale Werkvoorziening, thans de Participatiewet.
2.2.
In de gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Oost Twente (hierna: GR WOT) werkten de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal samen. De GR WOT
had tot taak uitvoering te geven aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). De uitvoering van deze taak was belegd bij de uitvoeringsorganisatie Top-Craft B.V.
2.3.
In 2015/2016 zijn GR WOT en Top-Craft B.V. ontmanteld/opgeheven. De doorlopende (financiële) verplichtingen van GR WOT worden door Gemeente Oldenzaal afgewikkeld en betaald, waarna de gemaakte kosten (deels) doorbelast worden aan de gemeenten Dinkelland en Losser.
2.4.
In verband met de ontmanteling/opheffing van GR WOT en
Top-Craft B.V. is het Sociaal Plan GR WOT/Top-Craft B.V./Priwotco B.V. (hierna: het Sociaal Plan) opgesteld en ondertekend door de vakbonden, GR WOT, Top-Craft B.V., Priwotco B.V. en de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal. In het Sociaal Plan is onder andere het volgende vermeld:
Preambule
(…)
Werkgever geeft daarbij invulling aan goed werkgeverschap door medewerkers een goede begeleiding te bieden en door het treffen van maatregelen, die mogelijk nadelige gevolgen voor medewerkers voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken.
(….)
Dit Sociaal Plan is een reglement waarin de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Oost-Twente. Top-Craft B.V. en Priwotco B.V. (…) en de vakorganisaties (…) afspraken vastleggen over de rechten en plichten van de medewerkers in het kader van een organisatiewijziging.
(…)
1.2
Definities
(…)
a.
Werkgever: het bestuur van de GR WOT/Top-Craft B.V./Priwotco B.V.
(…)
n.Externe functie: een functie bij een werkgever niet zijnde de GR WOT, Top-Craft B.V. of Priwotco B.V.
(…)
2.3
Compensatieregeling rechtspositie
a. (…)
b. De werkgever garandeert de medewerker die extern geplaatst is en vanuit dat dienstverband buiten zijn schuld werkloos raakt binnen 60 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van zijn nieuwe dienstverband, een uitkering bij werkloosheid ter hoogte van de werkloosheidsregeling als opgenomen in de oude werkloosheidsregeling. Werkgever vult de uitkeringen bij werkloosheid van deze medewerkers aan tot het niveau en voor de duur van de oude werkloosheidsregeling. Voor zover het gaat om medewerkers met een ambtelijke aanstelling wordt met de oude werkloosheidsregeling bedoeld de Arbeidsvoorwaardenregeling W.O.T. (…)
2.5.
Mevrouw [A] (hierna: mevrouw [A] ) had vanaf december 1984 een ambtelijke aanstelling bij GR WOT. Zij was teamleider.
2.6.
Stichting Participatie Dinkelland heeft als uitvoeringsorgaan van Gemeente Dinkelland eind 2014 een aanbesteding (hierna: de aanbesteding) uitgeschreven om uitvoering te geven aan beschut werk voor 29 SW-medewerkers. Dit betrof
SW-medewerkers die afkomstig waren van Top-Craft B.V. In de aanbestedingsleidraad/leeswijzer was onder andere het volgende vermeld:
1.3.3
Opdrachtnemer dient één van de vijf huidige niet SW-teamleiders in dienst te nemen voor de duur van de opdracht.
(…)
Op deze medewerker is het sociaal plan van toepassing, zie bijlagen.
De beloning van de teamleider dient plaats te vinden conform functiewaardering inschrijver. Deze medewerker komt voor de duur van de overeenkomst in dienst bij opdrachtnemer. Daarna valt hij/zij, indien nodig, terug op het sociaal plan van
Top-Craft.
Er kan geen volledige zekerheid worden gegeven dat de huidige teamleiders per 1 januari 2015 daadwerkelijk beschikbaar zijn, de teamleiders zouden bijvoorbeeld een andere baan gevonden kunnen hebben.
Indien inschrijver hieronder ‘Ja’ aanvinkt, dan bevestigt hij dat hij akkoord gaat met deze eis.
2.7.
Soweco heeft ingeschreven op de aanbesteding en deze gegund gekregen. Voorafgaand aan de inschrijving heeft Soweco geen navraag gedaan over het Sociaal Plan en hierover zijn ook geen aanvullende (financiële) afspraken gemaakt.
2.8.
Mevrouw [A] was één van de vijf
“teamleiders”als bedoeld in de aanbesteding en heeft bij Soweco bekend gemaakt dat zij beschikbaar was. Hierop is zij per 1 januari 2015 in dienst getreden bij Soweco voor de duur van de overeenkomst die gesloten is in het kader van de aanbesteding.
2.9.
De aanstelling van mevrouw [A] bij Soweco is niet verlengd en geëindigd op
31 december 2017.
2.10.
Mevrouw [A] heeft vervolgens Gemeente Oldenzaal verzocht om betaling van haar werkloosheidsuitkering. Gemeente Oldenzaal heeft haar naar het UWV verwezen voor het aanvragen van een WW-uitkering en naar bureau [Y] HRM voor de afwikkeling van het boven- en nawettelijke deel van de werkloosheidsuitkering.
2.11.
Op 22 februari 2018 heeft mevrouw [A] Gemeente Oldenzaal verzocht een besluit te nemen over haar werkloosheidsuitkering. Bij brief van 14 maart 2018 heeft Gemeente Oldenzaal hierop onder andere aan haar laten weten dat zij zich voor de
WW-uitkering moest wenden tot het UWV. Tegen deze brief heeft mevrouw [A] bezwaar aangetekend. Op 19 oktober 2018 is dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.12.
Het UWV heeft aan mevrouw [A] een WW-uitkering toegekend.
2.13.
Omdat Soweco eigenrisicodrager is voor de WW, verhaalt het UWV de uitbetaling van deze WW-uitkering op Soweco. Hiertegen heeft Soweco bezwaar aangetekend, welk bezwaar ongegrond is verklaard door het UWV.
2.14.
Vervolgens heeft Soweco Gemeente Oldenzaal aangesproken voor de betaling van de op Soweco door het UWV verhaalde of nog te verhalen bedragen, hetgeen door Gemeente Oldenzaal is afgewezen.
3. Het geschil
3.1.
Soweco vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat Gemeente Oldenzaal onrechtmatig jegens Soweco handelt door de belangen van Soweco bij de nakoming van de verplichtingen uit het sociaal plan niet te waarborgen en de schade die Soweco dientengevolge leidt, niet te vergoeden;
Gemeente Oldenzaal veroordeelt om hetgeen Soweco heeft voldaan en nog zal moeten voldoen aan het UWV in verband met het verhaal van de door het UWV uitbetaalde uitkering van mevrouw [A] , op het eerste verzoek van Soweco te vergoeden;
Gemeente Oldenzaal veroordeelt tot betaling van de door Soweco gemaakte en te maken kosten voor juridische bijstand in bezwaar tegen de beslissing van het UWV over het verhalen van de uitkering van mevrouw [A] op Soweco;
Gemeente Oldenzaal veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de onder 2 genoemde bedragen primair vanaf moment van betaling door Soweco en subsidiair vanaf 14 dagen na verzending van de betalingsverzoeken aan Gemeente Oldenzaal;
Gemeente Oldenzaal veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Gemeente Oldenzaal voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er over eens dat Gemeente Oldenzaal als juridische entiteit door externen (zoals Soweco) kan worden aangesproken voor vorderingen ten aanzien van
GR WOT.
4.2.
Niet in geschil is dat mevrouw [A] vanaf 1 januari 2018 aanspraak kan maken op de garantie als vermeld in artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan (zie 2.4). Voorts staat vast dat aan haar een WW-uitkering is toegekend, dat deze uitkering wordt uitbetaald door het UWV en dat het UWV de hiervoor door haar uitbetaalde bedragen verhaalt op Soweco op grond van het eigenrisicodragerschap (hierna: ERD-schap) van Soweco. Voorts is onweersproken gebleven dat mevrouw [A] de boven- en nawettelijke uitkering ontvangt en dat deze betaald worden door Gemeente Oldenzaal (al dan niet met eventuele doorbelasting hiervan aan de gemeenten Dinkelland en Losser).
4.3.
In geschil is of Gemeente Oldenzaal jegens Soweco onrechtmatig handelt door niet de volledige werkloosheidsuitkering van mevrouw [A] te betalen en haar een
WW-uitkering te laten aanvragen, zonder de door het UWV voor de WW-uitkering bij Soweco verhaalde bedragen te vergoeden aan Soweco.
4.4.
Soweco stelt - kort samengevat - dat Gemeente Oldenzaal, door te weigeren de volledige uitkering aan mevrouw [A] uit te betalen, tekort schiet in haar uit het Sociaal Plan voortvloeiende verplichtingen jegens mevrouw [A] . Hiermee en door tevens te weigeren de door het UWV op Soweco verhaalde bedragen aan Soweco te vergoeden, handelt Gemeente Oldenzaal onrechtmatig jegens Soweco, waardoor Soweco schade lijdt. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst Soweco naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355.
4.5.
Gemeente Oldenzaal betwist dat sprake is van wanprestatie jegens mevrouw [A] . Voor de uitleg van artikel 2.3 lid b van het Sociaal Plan geldt volgens haar de zogenoemde cao-norm en onder toepassing van deze norm ziet de garantie van artikel 2.3 lid b op een aanvulling op de WW-uitkering tot aan de hoogte van de oude werkloosheidsregeling. Gemeente Oldenzaal voldoet deze aanvulling, zodat er geen sprake is van wanprestatie jegens mevrouw [A] . Wie de rekening van de WW-uitkering betaalt is voor mevrouw [A] niet relevant, aldus Gemeente Oldenzaal. Voorts betwist zij dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens Soweco.
4.6.
De rechtbank overweegt dat wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, het hem niet vrij staat onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling. (zie HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069, NJ 2008/587 en HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7496, NJ 2012/59)
In dit beoordelingskader is bepalend of de aangesproken partij haar gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde(n). Niet is mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn (HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355).
4.7.
De rechtbank begrijpt dat Soweco stelt dat Gemeente Oldenzaal bij het uitvoering geven aan artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan in de onderhavige situatie, haar gedragingen mede had moeten laten bepalen door het belang van Soweco. Het door Soweco gestelde belang bestaat er uit dat zij niet de kosten van de WW-uitkering van mevrouw [A] hoeft te dragen.
4.8.
Vooropgesteld wordt dat niet is gesteld, althans onvoldoende is onderbouwd, dat de aanbesteding en de daaruit voortvloeiende overeenkomst met Soweco (op grond waarvan mevrouw [A] in dienst is gekomen bij Soweco) is uitgeschreven/gesloten met Gemeente Oldenzaal of GR WOT. In tegendeel, Soweco stelt dat de overeenkomst is gesloten na aanbesteding door de Stichting Participatie Dinkelland en/of Gemeente Dinkelland. Voorts is niet gesteld, althans onvoldoende onderbouwd, dat Gemeente Oldenzaal op andere wijze zich zelfstandig dan wel als voormalig deelnemer van GR WOT heeft verbonden aan deze overeenkomst en/of aanbesteding. Evenmin heeft Soweco voldoende feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan Gemeente Oldenzaal anderszins gebonden zou zijn aan door de Stichting Participatie Dinkelland en/of Gemeente Dinkelland in het kader van de aanbesteding/overeenkomst gemaakte afspraken en/of gedane mededelingen.
De enkele niet nader onderbouwde stelling dat de aanbesteding betrekking had op de
GR WOT, welke stelling door Gemeente Oldenzaal gemotiveerd is betwist, is hiervoor onvoldoende. Gemeente Oldenzaal heeft in dit kader onbetwist gesteld dat de aanbesteding enkel zag op SW-medewerkers van de gemeente Dinkelland. Bovendien hebben de opstelling van het Sociaal Plan en de aanbesteding juist plaatsgevonden in het kader van de ontmanteling van GR WOT. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd betwist dat bij deze ontmanteling juist was afgesproken dat iedere SW-medewerker terug gaat naar zijn eigen gemeente en staat vast dat de aanbesteding is uitgeschreven door Stichting Participatie Dinkelland en/of Gemeente Dinkelland. Gelet op deze omstandigheden had het op de weg van Soweco gelegen om a) nader te onderbouwen op grond waarvan zij er desondanks van uit is gegaan en heeft mogen gaan dat de aanbesteding betrekking had op GR WOT en
b) nader toe te lichten wat de (juridisch) implicaties hiervan zouden zijn voor haar vorderingen in deze procedure. Dit heeft zij nagelaten. Meer specifiek heeft zij in dit kader niet gesteld althans onvoldoende onderbouwd dat dit tot gevolg zou hebben dat de aan de GR WOT deelnemende gemeenten gebonden zouden zijn aan in het kader van de aanbesteding/overeenkomst gedane mededelingen/gemaakte afspraken. Dat Gemeente Oldenzaal thans de vereffenaar van GR WOT is, staat naar het oordeel van de rechtbank los van de gang van zaken rondom de aanbesteding. Dit is immers een tussen de deelnemende gemeenten van GR WOT gemaakte afspraak in het kader van de afhandeling van de opheffing/ontmanteling van GR WOT en gesteld noch gebleken is dat deze afspraak samenhangt met de aanbesteding.
Indien en voor zover derhalve al sprake zou zijn van een eventuele vergoedingsplicht voor de WW-kosten op grond van bij de aanbesteding gedane mededelingen en/of op basis daarvan gewekte verwachtingen en/of in de hieruit voortvloeiende overeenkomst gemaakte afspraken, dan heeft Soweco onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan Gemeente Oldenzaal hiervoor aangesproken zou kunnen worden. Gelet hierop passeert de rechtbank de dienaangaande stellingen van Soweco, inclusief de stelling van Soweco dat het geenszins bezwaarlijk was geweest om bij de aanbesteding te vermelden dat het risico van een eventueel ERD-schap van een inschrijver niet onder de dekking van het Sociaal Plan viel.
4.9.
De rechtbank verwerpt voorts het standpunt van Soweco dat Gemeente Oldenzaal door het niet volledig zelf uitbetalen van de werkloosheidsuitkering tekort is geschoten in haar uit het Sociaal Plan voortvloeiende verplichtingen jegens mevrouw [A] . Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.10.
Het betreft de toepassing van artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan. Een dergelijk Sociaal Plan vertoont een zodanige gelijkenis met een collectieve arbeidsovereenkomst dat de uitleg van een bepaling uit het Sociaal Plan dient te geschieden aan de hand van de zogenoemde cao-norm (zie o.a. HR 26 mei 2000, NJ 2000/473).
Deze cao-norm houdt - met verwijzing naar Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687 en Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678 - in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. Verder kan bij deze uitleg onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Tot slot is van belang dat tussen de Haviltexnorm en de cao-norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang, en dat de rechtspraak over uitleg als gemeenschappelijke grondslag heeft dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.11.
Artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan garandeert - kort samengevat - de medewerker die extern geplaatst is en vanuit dat dienstverband buiten zijn schuld werkloos raakt een werkloosheidsuitkering ter hoogte van de werkloosheidsregeling als opgenomen in de oude werkloosheidsregeling.
4.12.
Niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist is dat de als productie 21 bij CvA overgelegde wachtgeldregeling de voor mevrouw [A] geldende “oude werkloosheidsregeling” is, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. In artikel 10:19 lid 4 van deze regeling is vermeld:
“Indien de betrokkene aanspraken heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of de Ziektewet, wordt gedurende de termijn waarover die aanspraken bestaan, het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkeringen te boven gaat.”
Nu uit dit artikel expliciet volgt dat onder de “oude werkloosheidsregeling” ook al gold dat bij aanspraken op een WW-uitkering deze uitkering slechts werd aangevuld tot het wachtgeld(niveau), terwijl in artikel 2.3. lid b, tweede volzin, van het Sociaal Plan eveneens expliciet wordt gesproken over het aanvullen van uitkeringen bij werkloosheid (zie 2.4), is de rechtbank van oordeel dat deze artikelen afzonderlijk en in onderlinge samenhang bekeken onvoldoende aanknopingspunten bieden om te oordelen dat Gemeente Oldenzaal de volledige werkloosheidsuitkering zelf dient te betalen. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke onvoorwaardelijke aanspraak uit andere artikelen van het Sociaal Plan zou volgen.
4.13.
Vast staat dat aan mevrouw [A] een WW-uitkering is toegekend, welke door gemeente Oldenzaal wordt aangevuld met een boven- en een nawettelijke uitkering. Gesteld noch gebleken is dat deze uitkeringen gezamenlijk lager zijn dan de “oude werkloosheidsregeling”, zodat er geen aanleiding is om te oordelen dat Gemeente Oldenzaal ten aanzien van de hoogte van de uitkeringen te kort schiet in haar verplichtingen jegens mevrouw [A] .
Evenmin heeft Soweco andere feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan de rechtbank anderszins van oordeel is dat sprake is van niet-nakoming van verplichtingen uit het Sociaal Plan door Gemeente Oldenzaal ten aanzien van de (aanvulling tot het bedrag van de “oude”) werkloosheidsuitkering.
4.14.
Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.6. kan er desondanks toch sprake zijn van onrechtmatig handelen van Gemeente Oldenzaal, omdat hiervoor niet vereist is dat sprake is een tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst. Beoordeeld dient derhalve te worden of de omstandigheden van het onderhavige geval hiertoe aanleiding geven.
4.15.
Naast de hiervoor reeds verworpen stellingen, heeft Soweco hiertoe de volgende standpunten ingenomen:
1. een werkgever die een medewerker van GR WOT/ Top Craft B.V. in dienst neemt, mag op grond van artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan er van uitgaan dat hij niet het risico loopt op verhaal door het UWV van de WW-kosten bij ERD-schap.
2. omdat een werkgever niet van een dergelijk risico uit hoeft te gaan, kan/hoeft hij zich hiertegen ook niet in te dekken.
3. het nadeel voor Soweco is aanzienlijk, omdat mevrouw [A] gelet op haar leeftijd waarschijnlijk geen nieuwe baan meer zal vinden, zodat de kosten van de uitvoering van de aanbesteding en de WW-kosten bij elkaar opgeteld hoger zijn dan hetgeen de opdracht uiteindelijk heeft opgeleverd voor Soweco.
4.16.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder r.o. 4.11. tot en met 4.13. verwerpt de rechtbank de eerste en tweede stelling, zodat zij hierin ook geen aanleiding ziet om te oordelen dat sprake is van onrechtmatig handelen van Gemeente Oldenzaal.
Indien en voor zover een werkgever gerechtvaardigde verwachtingen wil ontlenen aan een Sociaal Plan over het recht van een medewerker op een werkloosheidsuitkering van de voormalige werkgever over een periode die intreedt nadat deze medewerker bij de nieuwe werkgever in dienst is getreden, dan zal hij/zij hiervoor minimaal de “oude werkloosheidsregeling” dienen te raadplegen waarnaar in het Sociaal Plan expliciet wordt verwezen. Indien Soweco dat in dit geval gedaan zou hebben, dan had zij er rekening mee moeten houden dat mevrouw [A] een WW-uitkering zou (moeten) aanvragen en toegekend zou krijgen en dat dit voor haar als eigenrisicodrager tot gevolg zou hebben dat deze kosten op haar zouden worden verhaald. Op basis van het Sociaal Plan - bekeken los van eventuele door de Stichting Participatie Dinkelland en/of Gemeente Dinkelland in het kader van de aanbesteding gedane (nadere) mededelingen/gemaakte afspraken (zie r.o. 4.8) - had Soweco er niet zonder meer vanuit mogen gaan dat de werkloosheidsuitkering volledig door Gemeente Oldenzaal zou worden uitbetaald en zij geen enkel risico liep op een eventueel verhaal vanuit het UWV.
4.17.
Dat het verhaal van de WW-kosten een aanzienlijke kostenpost met zich brengt voor Soweco staat vast, maar de rechtbank kwalificeert dit niet als een nadeel dat met zich brengt dat Gemeente Oldenzaal dit belang van Soweco had dienen te ontzien door te beslissen dat mevrouw [A] geen WW-uitkering had hoeven aan te vragen. Immers indien mevrouw [A] geen WW-uitkering zou ontvangen, dan zou dit betekenen dat Gemeente Oldenzaal (eventueel samen met de gemeenten Losser en Dinkelland) de volledige kosten voor de WW-uitkering zou(den) moeten dragen, hetgeen voor haar/hen eveneens een aanzienlijke en niet ingecalculeerde kostenpost zou betekenen.
Nu hiervoor reeds is overwogen dat Soweco er op grond van artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan niet (zomaar) van uit heeft mogen gaan dat zij geen enkel risico liep op een eventueel verhaal vanuit het UWV, is de rechtbank van oordeel dat dit risico - in de verhouding Soweco versus Gemeente Oldenzaal - naar de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt voor rekening en risico dient te blijven van Soweco.
4.18.
Het voorgaande in aanmerking nemende ziet de rechtbank evenmin aanleiding om te oordelen dat Gemeente Oldenzaal Soweco een schadeloosstelling had moeten aanbieden.
4.19.
Voor zover Soweco bedoeld heeft te stellen dat artikel 2.3. lid b van het Sociaal Plan tevens tot doel had om eventuele opvolgende werkgevers, zoals Soweco, te beschermen tegen verhaal van WW-kosten door het UWV, kan de rechtbank hiervoor geen aanknopingspunten vinden in het Sociaal Plan. Evenmin heeft Soweco verwezen naar andere documenten waaruit dit zou volgen. Uit de betwiste stelling dat destijds in een overleg met de OR gezegd zou zijn dat
“het UWV bepaalt, maar de gemeente betaalt”, volgt een dergelijk doel evenmin. Voor zover een dergelijke opmerking destijds al gemaakt zou zijn in een OR-vergadering, is dit onvoldoende om te oordelen dat het Sociaal Plan tevens tot doel had om toekomstige derde-werkgevers te beschermen dan wel voor hen rechten jegens GR WOT/Topcraft B.V. te creëren. Te meer omdat het doel van een sociaal plan in zijn algemeenheid is het vastleggen van de rechten en de plichten van de medewerkers in het kader van een organisatiewijziging, welk doel in de preambule van het onderhavige Sociaal Plan nog expliciet is opgenomen (zie 2.4). Dat het Sociaal Plan daarnaast nog het door Soweco gestelde doel zou hebben, is onvoldoende onderbouwd.
De omstandigheid dat in casu de kans groot was dat medewerkers in dienst zouden treden bij een soortgelijke organisatie en dat deze organisaties vaak eigenrisicodrager zijn, maakt dit oordeel niet anders.
4.2
Soweco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Oldenzaal worden begroot op:
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
1.086,00(2 punt × tarief € 543,00)
totaal € 1.712,00
4.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Soweco in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Oldenzaal tot op heden begroot op € 1.712,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Soweco in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Soweco niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Kok en in het openbaar uitgesproken op
12 december 2018.