Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eisers] , te [plaats] , eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Eisers hebben verweerder geen mededeling gedaan van de activiteiten. Zij zijn daarom hun inlichtingenverplichting niet nagekomen. Aangezien eisers geen deugdelijke boekhouding, rittenadministratie of urenverantwoording hebben overgelegd, kan het recht op bijstand in die periode niet -en ook niet schattenderwijs- worden vastgesteld. Verweerder heeft de bijstandsuitkering over deze periode dan ook ingetrokken en de in deze periode aan eisers verstrekte bijstand (bruto) van eisers teruggevorderd.
Het bedingen van een loon voor die geboden hulp was volgens eiser niet aan de orde en kon in die omstandigheden ook redelijkerwijs niet. Eiser ontving wel eens een tegemoetkoming in de onkosten bij een langere rit, maar van een inkomen is geen sprake geweest. Eisers betwisten dan ook dat verweerder het recht op bijstand niet vast kan stellen. Volgens eiser mogen de gegevens van de Automatic Numberplate Recognition (ANPR) niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Het gebruik van deze gegevens is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, die door artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermd wordt. Eisers hebben gewezen op de uitspraken van de Hoge Raad van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:286, ECLI:NL:HR:2017:287 en ECLI:NL:HR:2017:288, waarin de Hoge Raad heeft uitsproken dat de Belastingdienst de ANPR-registraties niet mocht gebruiken. Subsidiair stellen eisers dat uit de gegevens niet blijkt wie de auto bestuurde en ook niet of de autorit plaatvond ten behoeve van het huishouden van eisers dan wel om anderen te helpen met vervoer. Ook aan de overige onderzoeksbevindingen kan volgens eisers niet de conclusie worden verbonden dat eiser werkzaamheden heeft verricht.
De volgende vraag is of deze inbreuk in overeenstemming is met het tweede lid van artikel 8 van het EVRM.
Op grond van artikel 8, tweede lid van het EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De rechtbank acht bovengenoemde rechtspraak in onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing.
21 december 2015 tot en met 21 maart 2016. Geregistreerd zijn de reisbewegingen van eisers Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] tot 1 februari 2016 en vanaf die datum eisers Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] . Hieruit is gebleken dat eisers auto 168 keer is geregistreerd, waarvan 116 keer buiten de omgeving van Kampen/Zwolle. Op Schiphol Airport is de auto 11 keer geregistreerd met name in januari 2016 en in februari 2016. In de periode van 8 augustus 2016 tot en met 25 oktober 2016 heeft een nieuwe registratieperiode plaatsgevonden. Aangezien hierdoor het privéleven van eisers wordt geraakt, behoeft het verzamelen, vastleggen, bewerken, bewaren en gebruiken van de ANPR‑gegevens, zoals dat in feite heeft plaatsgevonden, een voldoende precieze wettelijke grondslag als hiervoor bedoeld.
Deze algemeen geformuleerde bepaling vormt geen nauwkeurige wettelijke basis die voldoet aan de eisen die het EHRM daaraan stelt, evenmin als titel 5.2 van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat doet. In voornoemde bepalingen is niet geregeld in welke gevallen en gedurende welke periode de ANPR-registratie mag worden gebruikt.
De mogelijke inzet van dit middel is hierdoor voor een belanghebbende niet voorzienbaar. Verder is van belang dat artikel 53a, zesde lid, van de PW geen adequate en effectieve waarborgen bevat ter bescherming tegen willekeurige inmenging in het privéleven, aangezien niet is geregeld op welke wijze en door wie toestemming wordt verleend voor het inzetten van het middel. De ANPR-registratie is een ingrijpend opsporingsmiddel waarmee op dat recht een ernstige inbreuk wordt gemaakt. Dit middel is immers, bij langdurig en intensief gebruik, zoals in dit geval is gebeurd, in beginsel geschikt om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene, zoals in dit geval de reisbewegingen van eiser gedurende een lange periode. Deze waarborgen zijn ten aanzien van bijvoorbeeld de in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering omschreven stelselmatige observatie geregeld, in die zin dat een technisch hulpmiddel slechts met voorafgaande toestemming van de officier van justitie mag worden ingezet. Er is in dit geval ook geen andere wettelijke bepaling die verweerder een voldoende precieze grondslag verschaft voor de ANPR-registratie.
Aan bespreking van de overige beroepsgronden van eisers komt de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet toe.
(2 punten voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-, wegingsfactor 1). Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
- de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op de door eisers betaalde griffierechten ad € 92,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.503,-.