ECLI:NL:RBOVE:2018:3475

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
C/08/213997 / HA ZA 18-64
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de echtelijke woning na echtscheiding met betrekking tot huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, ging het om de verdeling van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen, die tot 6 december 2017 gehuwd waren onder huwelijkse voorwaarden. De vrouw vorderde dat de voormalig echtelijke woning, die thans voor circa EUR 214.706,- verhypothekeerd was, tot de bij helfte te verdelen beperkte huwelijksgemeenschap behoorde. Zij stelde dat zij recht had op de helft van de geschatte netto overwaarde van de woning, wat neerkwam op EUR 35.000,-. De man daarentegen betwistte deze claim en stelde dat het nooit de bedoeling was dat de vrouw mede-eigenaar zou worden van de woning. Hij voerde aan dat de beperkte gemeenschap van echtelijke woonruimte reeds was ontbonden op het moment dat de vrouw de woning had verlaten.

De rechtbank oordeelde dat de huwelijkse voorwaarden een beperkte huwelijksgemeenschap behelzen en dat partijen een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap hebben. De rechtbank concludeerde dat de vrouw recht had op de helft van de overwaarde van de woning, en dat de man onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een wilsgebrek. De rechtbank oordeelde verder dat de vrouw de helft van de maandelijkse hypotheeklasten met terugwerkende kracht tot de datum van het echtscheidingsverzoek moest dragen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 20 juni 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/213997 / HA ZA 18-64
Vonnis van 20 juni 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. van der Burg te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. Beerentsen te Zwolle.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 april 2018
  • de akte productie van de vrouw
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen zijn tot 6 december 2017 gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden (productie 2 bij dagvaarding) behelzende een beperkte gemeenschap: een gemeenschap van echtelijke woonruimte, lees aldus artikel 1 en 5 van de huwelijkse voorwaarden: elk tegenwoordig of toekomstig (verhypothekeerd) registergoed dat daarmee onder bestuur van beide echtgenoten komt te vallen en waarvan na vervreemding de tegenprestatie tot de vermogens van de echtgenoten behoort, ieder voor de helft, een en ander zonder onderling verrekenrecht voor wat betreft kosten van de huishouding waaronder hypotheekrenten.
2.2.
De vrouw stelt en vordert dat de voormalig echtelijke woning, [adres] te [plaats] , thans voor circa EUR 214.706,= (exclusief: aflossingen) verhypothekeerd, behoort tot de bij helfte te verdelen beperkte huwelijksgemeenschap, en dat zij na verkoop respectievelijk levering van voornoemde woning recht heeft op betaling door de man aan haar van de helft van de geschatte netto overwaarde, te weten EUR 70.000 : 2 = EUR 35.000,=.
2.3.
De man stelt dat het nimmer de bedoeling van partijen is geweest dat de vrouw mede-eigenaar werd van de door hem bij huwelijk aangebrachte woning en dat er (ook) geen eigendomsakte is verleden waarin de helft van de eigendom van de woning aan haar is overgedragen. De man stelt voorts dat de beperkte gemeenschap van echtelijke woonruimte reeds met gesloten beurzen is ontbonden en verdeeld op het moment dat de vrouw deze woning had verlaten, omdat zij met het verlaten van de woning haar bezit heeft prijsgegeven. En zo al verdeeld moet worden, i) wat is de helft van de netto overwaarde en ii) dient de vrouw - zie ECLI:NL:PHR:2011:BO7277 - met terugwerkende kracht bij te dragen voor wat betreft de helft van de verkrijgingskosten van de woning door de man en voor wat betreft de onderhoud- en hypotheekkosten die de man gedurende het huwelijk altijd als enige van partijen feitelijk heeft gedragen.
2.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.5.
Krachtens de huwelijkse voorwaarden zijn partijen een beperkte huwelijksgemeenschap overeengekomen met betrekking tot de door de man bij huwelijk aangebrachte (later: echtelijke) en mogelijk reeds toen verhypothekeerde woning zonder dat gedurende het huwelijk van partijen (teveel betaalde) kosten van de huishouding (zie artikel 1 en 5 van de huwelijkse voorwaarden) tussen partijen onderling kunnen worden verrekend.
2.6.
Bij de uitleg van de huwelijkse voorwaarden komt het krachtens de Haviltex-maatstaf aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten mede in het licht van de taak en rol van de notaris om partijen over de aard en inhoud van de in een akte op te nemen overeenkomst voor te lichten. Daarbij dient mede acht te worden geslagen op hetgeen de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard van het overeengekomene meebrengen.
De man heeft onvoldoende onderbouwd dat en waarom hij ten tijde van het ondertekenen van de akte een onjuiste voorstelling had van de inhoud van de daarin opgenomen huwelijkse voorwaarden en dat zijn wil en bedoeling anders waren dan die inhoud en dat en waarom hij een en ander niet heeft geverifieerd bij de notaris. Er is dan ook niet gebleken van een wilsgebrek of wilsontbreken aan de zijde van de man dat rechtvaardigt dat de huwelijkse voorwaarden geheel of ten dele buiten toepassing moeten worden gelaten of anderszins naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
2.7.
Ingevolge artikel 1:100 BW hebben de echtgenoten een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap, zodat die gemeenschap bij helfte dient te worden verdeeld. Een afwijking van deze regel kan slechts worden aangenomen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarin het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap (Hoge Raad 20 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3748). Dergelijke, zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn in dit geval gesteld noch gebleken.
2.8.
Het vorenstaande brengt mee dat partijen de
toekomstige nettooverwaarde na onderhandse verkoop en levering door partijen gezamenlijk van de gemeenschappelijk eigendom van partijen geworden voormalig echtelijke woning bij helfte dienen te delen, waarbij de vrouw de helft van de maandelijkse
aflossingop de annuïteitenhypotheek met terugwerkende kracht tot de datum van het echtscheidingsverzoek moet dragen/verrekenen met de man.
2.9.
Voor vergoeding/verrekening van de door de man voor en gedurende het huwelijk betaalde verkrijgings-, onderhouds- en hypotheekkosten van de woning bestaat geen grondslag, nu partijen in de huwelijkse voorwaarden uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de echtgenoot die meer in de kosten heeft bijgedragen dan waartoe hij verplicht is, niet het recht heeft om het teveel bijgedragene van de andere echtgenoot terug te vorderen. Gelet op deze door partijen gemaakte afspraak, faalt het beroep van de man op bovengenoemde conclusie van de Procureur-Generaal.
2.10.
Dat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten, betekent evenmin dat partijen een verdeling als bedoeld in artikel 3:182 BW zijn overeengekomen. Voor zover al sprake zou zijn van een “feitelijke verdeling” met wederzijdse instemming impliceert dit niet zonder meer dat partijen het ook eens zijn geworden over de financiële consequenties die de verdeling van de goederen voor ieder van hen heeft (Hoge Raad 8 februari 2013, LJN: BY4279).
2.11.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van de vrouw op na te melden wijze zal worden toegewezen.
2.12.
Gelet op de relatie tussen partijen als ex-echtgenoten zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
gelast de verdeling van de tussen partijen ontbonden gemeenschap op de wijze als overwogen in rechtsoverweging 2.8,
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2018.