ECLI:NL:RBOVE:2018:2062

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
08/730083-18, 08/178300-17 (P) (t.t.z. gevoegd) en 08/249120-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en mishandeling in relatie tot ex-partner met gevolgen voor voogdij

Op 18 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de man zijn ex-partner, na een ruzie over de gezamenlijke voogdij over hun zoon, heeft geprobeerd te doden door haar keel gedurende lange tijd dicht te knijpen en haar meermalen te slaan. De feiten vonden plaats op 24 februari 2018 in Haaksbergen. De rechtbank achtte de gedragingen van de verdachte wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van de aangeefster en de bevindingen van een forensisch arts. De rechtbank weigerde het beroep op vrijwillige terugtred, omdat de verwurging al zodanig lang had geduurd dat het niet intreden van de dood het gevolg was van omstandigheden buiten de verdachte om. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een verplichte klinische behandeling en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730083-18, 08/178300-17 (P) (t.t.z. gevoegd) en 08/249120-15 (tul)
Datum vonnis: 18 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle (PPC).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Nijpels en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/730083-18
- heeft geprobeerd om zijn levensgezel [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel heeft mishandeld;
parketnummer 08/178300-17
- [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/730083-18
hij op of omstreeks 24 februari 2018, althans in de maand februari 2018, in de gemeente Haaksbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn levensgezel, althans een pesoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk gewelddadig en/of krachtig de keel van genoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 24 februari 2018, althans in de maand februari 2018, in de gemeente Haaksbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn
levensgezel, althans een pesoon, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk gewelddadig en/of krachtig de keel van genoemde [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, en/of opzettelijk gewelddadig en/of krachtig genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 24 februari 2018, althans in de maand februari 2018, in de gemeente Haaksbergen, zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld, door de keel van genoemde [slachtoffer] (met kracht) dicht te knijpen en/of
enige tijd dichtgeknepen te houden, en/of door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
parketnummer 08/178300-17
hij op of omstreeks 8 november 2016 te Enschede [slachtoffer] (verdachtes ex-partner) heeft mishandeld door haar op/tegen het lichaam te slaan en/of aan de haren te trekken en/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in de zaak met parketnummer 08/730083-18 op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit geldt volgens de officier van justitie ook voor het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 08/178300-17.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Wat betreft de zaak met parketnummer 08/730083-18 betoogt de raadsvrouw dat verdachte niet de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat er bij verdachte ook geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van die [slachtoffer] . Hierbij wijst zij erop dat het dichtknijpen van de keel dodelijk letsel tot gevolg kan hebben, maar dat dit niet automatisch het geval is. In dit geval heeft verdachte de keel van [slachtoffer] enige tijd dichtgeknepen, maar deze op een zeker moment ook weer losgelaten. Van aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood van die [slachtoffer] is volgens de raadsvrouw dan ook geen sprake. De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft het subsidiair bewezenverklaarde.
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van verdachte van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 08/178300-17, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld, omdat verdachte vanuit noodweer dan wel noodweerexces heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak met parketnummer 08/730083-18Verdachte en aangeefster [slachtoffer] (hierna aangeefster of [slachtoffer] ) hebben van 2011 tot ongeveer medio 2016 een relatie gehad. Uit deze relatie is in 2014 een zoon geboren. Op vrijdag 23 februari 2018 bevond [slachtoffer] zich samen met een vriendin [naam 1] in een vakantiewoning in Haaksbergen. Om 23.30 uur kwam verdachte daar langs om over de voogdij van hun zoon te praten.
Aangeefster en verdachte hebben over wat er vervolgens gebeurde, voor zover relevant, vrijwel gelijk verklaard. Ruim een uur nadat verdachte was gearriveerd, vertrok [naam 1] . Verdachte en [slachtoffer] kregen hierop rond 01:00 uur op 24 februari 2018 ruzie. Verdachte heeft tijdens deze ruzie twee keer met gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Vervolgens is verdachte, terwijl [slachtoffer] op haar rug op het bed lag, op haar gaan zitten, met zijn knieën op de armen van [slachtoffer] , en heeft hij met beide handen de keel van [slachtoffer] vastgepakt en deze met beide duimen op het strottenhoofd dichtgeknepen. [slachtoffer] heeft met een piepstem meermalen tijdens de verwurging geroepen dat ze bang was. [slachtoffer] liet tijdens de verwurging haar ontlasting en urine lopen. Verdachte heeft vervolgens op enig moment de verwurging gestaakt en heeft kort daarna de vakantiewoning verlaten. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en de rechtbank acht deze op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
In een rapport van 7 maart 2018 heeft een forensisch arts vastgesteld dat [slachtoffer] een schaafwond en rode verkleuringen had in de hals en daarnaast in haar oogwit helderrode onregelmatige verkleuringen. Deze verwondingen passen volgens de forensisch arts bij de door [slachtoffer] aangegeven toedracht. Daarnaast heeft de forensisch arts in een rapport van 29 mei 2018 geconcludeerd dat de bloedinkjes in het oogwit van beide ogen wijzen op een verhoogde druk in de capillaire vaten, een verschijnsel dat gevonden wordt bij het gevolg van een verwurging of opzettelijke verstikking.
Aangeefster heeft verklaard dat zij tijdens de verwurging door verdachte kort het bewustzijn heeft verloren. Verdachte heeft gesteld dat hij dit niet heeft gezien. De rechtbank heeft, in aanmerking genomen de feiten waar verdachte en aangeefster het over eens zijn en de bovenstaande bevindingen van de forensisch arts, geen reden om op dit punt aan de verklaring van aangeefster te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat verdachte de aan hem primair tenlastegelegde gedragingen heeft verricht. Vervolgens is de vraag of verdachte met die gedragingen ook opzet had op de dood van aangeefster. De rechtbank is, gelet op het hierna volgende, van oordeel dat verdachte op z’n minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangeefster.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 30 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5396).
Verdachte heeft met beide handen de keel van aangeefster dichtgedrukt, met beide duimen op haar strottenhoofd. Over hoe lang hij dit heeft gedaan, heeft verdachte wisselend verklaard. Bij de politie verklaarde hij dat het 10 à 20 seconden was en ter terechtzitting stelde hij dat het vijf à zes seconden moet zijn geweest. Aangeefster weet dit niet meer. Wat hier ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat aangeefster op een gegeven moment haar urine en ontlasting heeft laten lopen, kort het bewustzijn heeft verloren en het handelen van verdachte bloedinkjes in het oogwit van aangeefster heeft veroorzaakt, de duur dermate substantieel is geweest dat er een aanmerkelijke kans was op haar overlijden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat uitoefening van samendrukkend geweld op de hals in de vorm van een verwurging fataal kan aflopen. Gelet op verdachtes handelen zoals hiervoor omschreven kan de kans op overlijden als aanmerkelijk worden aangemerkt. Verdachte mag met deze ervaringsregel bekend worden verondersteld.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de gedragingen van verdachte, te weten het gedurende substantiële duur dichtknijpen van de keel, hulpkreten van aangeefster negerend, tot het moment dat zij de controle over haar lichaam en haar bewustzijn verloor, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van aangeefster, dat het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Zaak met parketnummer 08/178300-17
Verdachte is op 8 november 2016 na een intake bij een relatietherapeut in verband met het opstellen van een ouderschapsplan voor de zoon van hem en aangeefster, naar het huis van aangeefster aan de [adres 1] gegaan. Binnen korte tijd is er daar ruzie tussen beiden ontstaan in de gang van de woning.
Over de aanleiding van de ruzie en wat er precies is gebeurd in de gang van de woning, hebben aangeefster en verdachte verschillend verklaard. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster bij haar hoofd heeft gepakt en haar heeft weggeduwd, zodat hij de woning kon verlaten. Volgens de geneeskundige verklaring is later die dag in het ziekenhuis bij aangeefster letsel geconstateerd, te weten een pijnlijke nek en een vermoeden van niet uitwendig letsel. Uit dit letsel volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, toen hij het hoofd van aangeefster vastpakte, met kracht heeft geduwd waardoor aangeefster op de grond is gevallen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een noodweersituatie die de wederrechtelijkheid van de gedraging van verdachte zou opheffen zoals door de verdediging betoogt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer 08/730083-18
hij op 24 februari 2018, in de gemeente Haaksbergen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk gewelddadig en krachtig de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden en opzettelijk gewelddadig en krachtig genoemde [slachtoffer] meermalen, met de tot vuist gebalde hand tegen het hoofd heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08/178300-17
hij op 8 november 2016 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen het lichaam te duwen (waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Vrijwillige terugtred
De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer 08/730083-18 betoogd dat het tenlastegelegde niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar handelen, nu sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte aangeefster uit zichzelf heeft losgelaten en zich van haar heeft verwijderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een voltooide poging en dat in dat geval van vrijwillige terugtred geen sprake meer kan zijn.
Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR, 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:109) is ook in geval van een voltooide poging – waar in dit geval sprake van is – vrijwillige terugtred in zijn algemeenheid niet uitgesloten. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Zoals hiervoor is overwogen, is bewezen dat verdachte aangeefster met kracht heeft gewurgd en wel zolang dat zij op enig moment haar ontlasting en urine liet lopen, het bewustzijn verloor en bloedinkjes in haar ogen het gevolg waren. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat verdachte aangeefster uiteindelijk losliet, de verwurging al zodanig lang moet hebben geduurd, dat het niet intreden van de dood het gevolg was van omstandigheden buiten verdachte om. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op vrijwillige terugtred. Er is sprake van een strafbaar feit.
Conclusie
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 300 Sr. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/730083-18
primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
parketnummer 08/178300-17
het misdrijf: mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient in ieder geval als bijzondere voorwaarden te worden opgenomen dat verdachte een klinische behandeling van maximaal 12 maanden dient te ondergaan met aansluitend ambulante behandeling. Tevens moet verdachte verboden worden contact te hebben met aangeefster, tenzij de reclassering dit toestaat, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft wat betreft de strafmaat verzocht om de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten tijde van het plegen van beide tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was, over te nemen. Verder verzoekt de verdediging een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waar in ieder geval ook een klinische opname in een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) deel van uitmaakt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn ex-partner na een ruzie over de voogdij van hun gezamenlijke zoon geprobeerd van het leven te beroven door haar keel gedurende langere tijd dicht te knijpen. Daarbij heeft hij haar meermalen geslagen. Een aantal maanden eerder heeft hij haar mishandeld door haar hoofd beet te pakken en haar naar de grond te duwen. Met name het wurgincident heeft op aangeefster begrijpelijkerwijs grote impact gehad. Zij stelt hierover in haar slachtofferverklaring dat zij sinds het misdrijf geen goede nachtrust meer heeft en overdag geen energie meer heeft om fysieke inspanningen te doen, zoals hardlopen waar zij voorheen erg van genoot. Ook vertelt zij geen sociaal leven en geen vertrouwen in mensen meer te hebben. Zij heeft het misdrijf nog geen plek kunnen geven. Verdachte heeft aldus laten zien zijn agressie volstrekt onvoldoende te kunnen reguleren. Dat terwijl aangeefster de moeder van zijn zoontje is met wie hij nog jarenlang zal moeten communiceren in het belang van hun zoon. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verder neemt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte blijkt dat hij in 2016 al eens eerder voor een mishandeling in december 2015 tot 40 uur taakstraf voorwaardelijk is veroordeeld.
De reclassering heeft in een rapport van 30 mei 2018 vermeld dat verdachte reeds twee jaar onder toezicht heeft gestaan en dat in deze periode een behandeltraject heeft plaatsgevonden bij de forensische polikliniek De Tender, gevolgd door een begeleidend contact vanuit een reguliere GGZ instantie (Mindfit). De reclassering heeft geen aanwijzingen dat er risico is op delictgedrag buiten de relatie met aangeefster, maar dat het gezien hun voorgeschiedenis en hun gezamenlijke zoon aannemelijk is dat verdachte en aangeefster elkaar weer zullen opzoeken.
Psycholoog T. ’t Hoen heeft verdachte onderzocht en de resultaten hiervan neergelegd in een rapport van 1 juni 2018. De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis, waarbij een sterk vermoeden is van schizofrenie, alsmede een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is ook sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsontwikkeling als gevolg van het vroege verlies van zijn vader. Volgens de psycholoog was de ziekelijke stoornis ook aanwezig bij de twee strafbare feiten en zijn deze verdachte daarom verminderd toe te rekenen. Het recidiverisico voor agressie jegens aangeefster wordt als hoog ingeschat, indien hij de relatie met haar voortzet. Wat betreft willekeurige andere personen schat de psycholoog het risico op agressief gedrag niet als verhoogd in. De psycholoog adviseert om verdachte aanvankelijk klinisch te behandelen in een FPA totdat hij voldoende gestabiliseerd is, waarbij een medicamenteuze behandeling sterk geïndiceerd is. Vervolgens dient hij met ambulante nazorg zijn leven weer op te pakken en dient hij goed begeleid te worden in de omgang met aangeefster in verband met hun gezamenlijke zoon, aldus de psycholoog. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare.
Al het voorgaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zullen de hieronder genoemde voorwaarden worden verbonden, onder meer bestaande uit een verplichte klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden, daarop aansluitend verplichte ambulante behandeling en daarnaast een contactverbod met aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn. Hiertoe wordt overwogen dat nu de psycholoog het recidiverisico voor agressie jegens aangeefster als hoog heeft aangemerkt en de reclassering het aannemelijk acht dat zij beiden elkaar weer op gaan zoeken, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een persoon, te weten aangeefster.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert verdachte in de zaak met parketnummer 08/730083-18 te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.282,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten ten bedrage van € 32,93. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.250,-- gevorderd.
De benadeelde partij vordert verdachte in de zaak met parketnummer 08/178300-17 te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat geheel uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel toegewezen kunnen worden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de materiële schade kan worden toegewezen, maar heeft bepleit van beide vorderingen de immateriële schade lager vast te stellen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten in de zaken met parketnummers 08/730083-18 en 08/178300-17 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadepost in de zaak met parketnummer 08/730083-18 is niet betwist en de rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
De hoogte van de immateriële schade heeft de verdediging betwist, maar de rechtbank is van oordeel dat de in beide zaken (08/730083-18 en 08/178300-17) gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen hiervoor over de strafbare feiten is overwogen en op hetgeen in gelijksoortige zaken als schade wordt aangenomen, voldoende onderbouwd en redelijk is.
De rechtbank zal daarom in de zaak met parketnummer 08/730083-18 de vordering in het geheel toewijzen, te weten een bedrag van € 2.283,93, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 24 februari 2018, de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook in de zaak met parketnummer 08/178300-17 zal de rechtbank de vordering geheel toewijzen, te weten een bedrag van € 300,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 8 november 2016, de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal wat betreft de vorderingen in beide zaken de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de in het vonnis van de politierechter te Almelo van 15 februari 2016, parketnummer 08/249120-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren, omdat verdachte zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/730083-18 primair en het onder 08/178300-17 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/730083-18
primair: poging tot doodslag;
parketnummer 08/178300-17
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in een intramurale instelling (klinische behandeling), zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal twaalf (12) maanden. Daarbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling door of namens de (geneesheer) –directeur van de betreffende instelling worden gegeven
- zich ambulant laat behandelen en begeleiden bij een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1983, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
parketnummer 08/730083-18
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 2.282,93 (tweeduizendtweehonderdtweeëntachtig euro en drieënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.282,93,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
32 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
parketnummer 08/178300-17
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
6 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van
15 februari 2016 met parketnummer 08/249120-15 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2018.
Mr. Bos en mr. Den Dulk zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Zaak met parketnummer 08/730083-18
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche Twente met nummer [nummer 1] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb aangeefster twee klappen met mijn vuist tegen haar hoofd gegeven. In blinde woede heb ik haar bij de keel gegrepen. (..) Ik heb 5 à 6 seconden vastgehouden en toen weer losgelaten. (..) Het kan zijn gebeurd dat ik met beide duimen op haar strottenhoofd heb gedrukt. (..) Ze zei met een hele gekke piepstem dat ze bang was. Ze zei ook dat ze haar ontlasting had laten lopen. Toen heb ik haar losgelaten.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van , pagina’s 23 en 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Vanavond, vrijdag 23 februari 2018, bevond ik mij in de vakantiewoning van mijn
moeder aan de [adres 2] . Ik verblijf hier een aantal dagen.
Een vriendin van mij, [naam 1] , was bij mij op visite.
Mijn ex-vriend, [verdachte] , kwam hier omstreeks 23:30 ook om de voogdij van onze
zoon [naam 2] te regelen. [naam 2] is 3 jaar oud. Ik heb op dit moment alleen de voogdij over
onze zoon. (..) Ik zag en voelde dat [verdachte] mij aan mijn benen uit bed trok en mij op mijn hoofd sloeg. Hij sloeg mij meerdere malen op mijn hoofd. Ik voelde hierbij pijn. Hierna zag en voelde ik dat [verdachte] mij met beide handen om mijn keel vastpakte en mijn keel hard dicht kneep. Hij drukte met zijn beide duimen hard op mijn strottenhoofd. Ik zag dat hij een vreemde blik in zijn ogen had. Ik kreeg geen adem meer en voelde pijn. Ik dacht dat [verdachte] mij ging vermoorden. Toen werd alles zwart voor mijn ogen. Toen ik werd gewurgd voelde ik dat ik mijn ontlasting liet lopen. Ik had geen controle neer over mijn lichaam.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina’s 31 t/m 33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik voelde dat [verdachte] mij beet pakte en op bed gooide. Ik kwam op mijn rug terecht. Ik voelde dat [verdachte] toen weer boven op mij ging zitten. Hij had hierbij zijn beide knieën op mijn armen. Ik had mijn armen langs mijn lichaam. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vervolgens heel hard vast pakte bij mijn keel. (..) Hierna begon hij te drukken. Ik zag en voelde dat hij met zijn beide duimen op mijn strottenhoofd duwde. Gelijk voelde ik hier pijn en ik voelde dat ik niet meer kon ademen. Ik zei nog [verdachte] , je moet me loslaten, je vermoord me. Dat dacht ik ook echt op dat moment. (..) Hij zat met mijn knieën op mijn borst, daarom doet het daar nu ook nog zeer. Ik kon ook niet goed inademen toen hij bovenop mij zat. Daar heb ik nu nog steeds last van, pijn op mijn borst en ik merk dat ik nog niet goed, niet diep kan inademen. [verdachte]
duwde nog de hele tijd met zijn duimen op mijn strottenhoofd. Ik voelde op een gegeven moment dat mijn lichaam slap werd en dat ik vlekken voor mijn ogen kreeg. Ik voelde dat ik begon te spugen. Ik merkte dat er een tinteling door mijn lijf ging, vanaf mijn hoofd naar beneden. Ik voelde dat ik mijn urine en ontlasting liet lopen, dat merkte ik nog en daarna was ik weg. (..) Ik vermoed dat hij mij snel heeft los gelaten toen ik out ging. Ik had mijn hoofd naar rechts gedraaid en merkte dat ik bloed spuugde, toen ik wakker werd.
4.
Het rapport letselbeschrijving van forensisch arts drs. Th.H. Loef van 7 maart 2018, pagina’s 67 t/m 70:
Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: fotoblad 2: lichtrode verkleuring voorzijde hals met 2 parallel lopende striemen die wat intenser rood verkleurd zijn.
Soort: bloeduitstorting
past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: fotoblad 3: lichtrode verkleuring voorzijde hals; nek met onregelmatige rode verkleuring waarbij naast elkaar een viertal plekken die wat intenser rood zijn (mogelijk passend bij ‘fingerprints’)
Soort: bloeduitstorting
past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: Door betrokkene aangeleverde foto van ogen dd 260218: Het oogwit van beide ogen toont helderrode onregelmatige verkleuringen. (Passend bij poging verwurging)
Soort: bloeduitstorting
past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 87 en 88, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Wat is er op zaterdag 24 februari 2018 omstreeks 00:30 uur gebeurd? A: Ik was toen bij de woning van [slachtoffer] haar moeder In de woning. Ik kwam vanuit mijn werk uit België.
V: Waarom ben je naar haar toe gegaan? A: [slachtoffer] wist van mijn komst. Ik heb [slachtoffer] telefonisch gesproken dat ze het gezag wilde tekenen voor tweehoofdig gezag. (..) Ik heb haar op één, moment met 2 slagen op haar hoofd geslagen. (..) Ik heb dit met mijn vuist gedaan. (..) V: Heb je de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen? A: Ja dit heb ik gedaan. (..) V: Klopt het dat je hierna boven op [slachtoffer] bent gaan zitten en haar bij haar keel
hebt vastgepakt? A: Ja dit klopt. (..) V: hoe lang heb je haar bij haar keel gegrepen? A: Ongeveer 10 à 20 seconden lang. V: Heb je haar strottenhoofd met je beide duimen dichtgedrukt? A: Dat zal waarschijnlijk gebeurd zijn toen ik haar bij haar keel heb gegrepen. Ik denk dat het bij het vastpakken is gebeurd.
6.
Het rapport letselinterpretatie van forensisch arts drs. Th.H. Loef van 29 mei 2018:
Ad 2: (..) De bloedinkjes in het oogwit van beide ogen wijzen op een verhoogde druk in de capillaire vaten, een verschijnsel dat gevonden wordt bij het gevolg van een verwurging of opzettelijke verstikking.
Ad 5: de letsels passen bij de door aangeefster beschreven toedracht.
Zaak met parketnummer 08/178300-17
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche Twente met nummer [nummer 2] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik stond met aangeefster in de gang van haar woning. We hadden ruzie en aangeefster belemmerde mij om te vertrekken. Ik besloot om na twee minuten toch de knoop door te hakken en om weg te gaan. Ik heb haar toen bij haar hoofd gepakt en weggeduwd. Ik zag dat ze op de grond viel van de duw. De weg naar de deur kwam vrij en ik kon weggaan.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van , pagina 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Vorige week dinsdag, 8 november, heeft [verdachte] een intake gehad. [verdachte] is na zijn intake bij mij langsgekomen. We zouden dan de intake even bespreken en de agenda’s naast elkaar leggen om een gezamenlijke intake te plannen. Binnen de kortste keren ging het gesprek niet over de intake maar over een man waarmee ik zou daten. (..) Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd dat hij moest vertrekken en ik liep naar de gang. In de gang stond ik met mijn rug tegen de muur. (..) [verdachte] pakte vervolgens mij bij de haren en trok me met een ruk naar beneden. Ik viel op de grond.
3. De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] van 18 mei 2017, pagina 19:
Uitwendig waargenomen letsel: Pijnlijke nek o.b.v. distorsie nek (..) Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 8 november 2016.