ECLI:NL:RBOVE:2017:4542

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
08/963518-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en wapenbezit met gebruik van bloemenbedrijf als dekmantel

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man, die werd beschuldigd van het vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden drugs en het bezit van vuurwapens. De verdachte werd op 21 februari 2017 aangehouden in zijn vrachtwagen, die vol oude bloemen lag. Tijdens de controle ontdekte de politie 5,5 kilo cocaïne, 118 kilo amfetamine, 131 kilo hasj, 7 kilo hennep, en vier pistoolmitrailleurs met bijbehorende geluidsdempers en magazijnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze verboden middelen had vervoerd en dat hij wist dat zijn vrachtwagen werd gebruikt voor illegale activiteiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verboden goederen, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank verklaarde ook verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder de vrachtwagen en de drugs, verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963518-17 (P)
Datum vonnis: 30 november 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg,
Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2017, 22 augustus 2017 en 16 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging van 16 november 2017, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met (een) ander(en) op 21 februari 2017 te Wilp heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:de uitvoer van 5,5 kilogram cocaïne en 118 kilogram amfetamine;
feit 2:de uitvoer van 131 kilogram hasj en 7 kilogram hennep;
feit 3:het voorhanden hebben van vuurwapens en onderdelen daarvan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of Apeldoorn en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet), althans opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 5,5 kilo cocaïne en/of (ongeveer) 118 kilo amfetamine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of Apeldoorn en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), althans opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 131 kilo, in elk geval een hoeveelheid, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of (ongeveer) 7 kilo hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en/of te Apeldoorn en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een of meer wapen(s) van categorie II, te weten pistoolmitrailleur(s):
- twee, althans een of meer MP5 PDW, merk Heckler & Koch, kaliber 9mm x19 en/of
- een MP9, merk Brugger & Thomet, kaliber 9mm x 19 en/of
- een vuurwapen, merk Pakistan Ordnance Factory SMGPK, kaliber 9mm x 19 en/of
een of meer wapen(s) van categorie I onder 3, te weten vier, althans drie, althans een of meer geluiddemper(s) en/of
een of meer onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor (een) wapen van categorie II (pistoolmitrailleur) en van wezenlijke aard zijn, te weten zes, althans een of meer magazijn(en);

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, primair aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat – zoals de rechtbank begrijpt – voorafgaande aan het aantreffen van de verboden goederen op 21 februari 2017 de politie jegens verdachte opsporingsactiviteiten, zoals observaties, doorzoekingen e.d. heeft uitgevoerd en niet is gebleven binnen de grenzen van een preventief, orde handhavend optreden binnen de grenzen van de bestaande gezagsverhoudingen en bevoegdheden.
Van niet-ontvankelijkheid in de vervolging door het Openbaar Ministerie kan blijkens bestendige jurisprudentie [1] alleen sprake zijn indien met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk op beginselen van behoorlijke procesorde hebben gemaakt waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling is tekortgedaan.
Van een dergelijke situatie kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake zijn, zoals bijvoorbeeld in het geval de rechter door de opsporing doelbewust wordt misleid.
Gelet op hetgeen de rechtbank heeft aangetroffen in het dossier betrekking hebbende op de activiteiten van de politie voorafgaande aan 21 februari 2017, zoals deze op transparante wijze zijn weergegeven in de diverse processen-verbaal en geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de kritische kanttekeningen die de raadsman in zijn pleidooi te dien aanzien heeft gemaakt, is de rechtbank reeds op grond daarvan van oordeel dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid niet in het zicht komt.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het ontvankelijkheidsverweer.
De rechtbank heeft aldus vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en ziet geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
verweer: vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv
Subsidiair doet de raadsman op grond van dezelfde argumenten als hierboven onder 3 genoemd een beroep op uitsluiting van al het bewijs dat is verkregen vanaf het moment waarop de vrachtwagen op 21 februari 2017 werd staande gehouden door de politie-autoriteiten.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat blijkens bestendige jurisprudentie [2] het op de weg van de verdediging ligt om aan de hand van de factoren uit artikel 359a Sv, tweede lid, duidelijk en gemotiveerd aan te geven dat de gewraakte handelingen tot bewijsuitsluiting of enig ander rechtsgevolg dienen te leiden.
Bewijsuitsluiting kan overigens slechts aan de orde zijn indien sprake is van een verzuim waardoor een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. [3]
Alleen op een dergelijk verweer (waaraan hoge eisen worden gesteld) is de rechter gebonden een met redenen omklede beslissing te geven. [4]
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de raadsman dienaangaande heeft aangevoerd niet voldoet aan de gestelde eisen en dus geen responsplicht oproept.
De rechtbank voegt daar nog aan toe dat de raadsman niet heeft aangegeven welk bewijsmateriaal (concreet) dient te worden uitgesloten als verboden vrucht en voorts tot welke conclusie dat zou moeten leiden. Immers, er kan sprake zijn van een situatie waarin belastend bewijs overblijft om tot een bewezenverklaring te komen.
Het is aan de verdediging om in een gestructureerd pleidooi aan de hand van de vragen van 348 en 350 Sv helder, duidelijk en concreet aan te geven wat de juridische pijnpunten in het dossier in zijn visie zijn en tot welke conclusies die constateringen zouden moet leiden.
De rechtbank merkt op dat in het onderhavige geval het voorbereidend onderzoek in deze strafzaak ten aanzien van de ten laste gelegde feiten aangaande deze verdachte is aangevangen op 21 februari toen de dozen met verboden middelen werden aangetroffen in de vrachtwagen.
Hetgeen in de tijd daarvoor is geschied is, blijkens de inhoud van de daarop betrekking hebbende processen-verbaal, aangevangen met controle activiteiten waarbij de politie-autoriteiten zijn gebleven binnen de grenzen van de hen toekomende bevoegdheden. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van deze op ambtseed dan wel –belofte opgemaakte verbalen.
Hieruit vloeit voort dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van stelselmatige observatie, zoals door de verdediging wordt betoogd.
Waar het gaat om de pagina’s uit het proces verbaal die in eerste instantie ontbraken in het dossier stelt de rechtbank vast dat deze alsnog zijn toegevoegd en dat dit verzuim derhalve is hersteld en geen schade heeft toegebracht aan het strafproces.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake de uitvoer van 5,5 kilogram cocaïne, 118 kilogram amfetamine (feit 1) en 131 kilogram hasj en 7 kilogram hennep (feit 2) uit Nederland alsmede het aanwezig hebben van vier zware automatische vuurwapens, drie geluidsdempers en zes magazijnen (feit 3).
Hiertoe heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte opzet had op het uitvoeren van deze verboden middelen, omdat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wist dat zijn vrachtwagen voor het vervoer van deze goederen werd gebruikt.
De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij niet wist van de aanwezigheid van deze goederen in zijn vrachtwagen acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verboden middelen in zijn vrachtwagen, zodat het opzet ontbreekt.
Behoudens het feit dat deze verboden middelen zich ten tijde van de aanhouding in de vrachtwagen van verdachte bevonden, blijkt uit de bewijsmiddelen niet van enige betrokkenheid van verdachte bij de aanschaf of het laden van deze goederen.
De raadsman heeft verder gewezen op een mogelijk alternatief scenario te weten dat iemand in de nacht voor het transport de dozen met drugs en wapens tussen de lading heeft verstopt en dat medeverdachte [medeverdachte] , achter de rug van verdachte om, een faciliterende rol bij het drugs- en wapentransport heeft gespeeld.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [5]
Op 21 februari 2017 omstreeks 21:30 uur heeft de politie een vrachtwagen met kenteken [kenteken] op grond van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede op grond van artikel 3 van de Politiewet op de verzorgingsplaats ‘De Paal’, gelegen aan de rijksweg A1, ter hoogte van hectometerpaal 93, te Wilp gecontroleerd. [6] In deze vrachtwagen was een tweetal inzittenden aanwezig, te weten [medeverdachte] als bestuurder [7] en verdachte als bijrijder. [8] Verdachte verklaarde dat hij de eigenaar van de vrachtwagen en de lading was, dat hij geen geldig rijbewijs had en dat een kennis/vriend van hem, medeverdachte [medeverdachte] , voor hem reed omdat deze wel een rijbewijs heeft. [9] Verdachte kwam tijdens de controle nerveus over. [10]
Verbalisanten zagen tijdens de controle dat de vrachtwagen met bloemen was geladen en dat deze bloemen niet vers waren. Zij zagen diverse rotte en verwelkte bloemen. [11]
Op de vraag van een verbalisant waarom er verwelkte bloemen in de laadruimte van de vrachtwagen stonden antwoordde verdachte; “oh, die moet ik nog weggooien”. [12]
Tussen de bakken met bloemen zagen verbalisanten een kartonnen doos waarin een gat zat
waar een rond zwart pijpje uitstak. Toen met een lamp in dit gat werd geschenen zagen verbalisanten een metalen voorwerp met een soort richtmiddel erop waarvan zij sterk het vermoeden hadden dat het om een vuurwapen ging. [13]
Bij opening van de doos zagen verbalisanten dat in de doos in ieder geval twee vermoedelijke automatische wapens en twee vermoedelijke geluidsdempers zaten. [14]
Hierop zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden [15] en is de vrachtwagen in beslag genomen en naar een politielocatie in Utrecht overgebracht. [16] Tijdens het aldaar uitgevoerde onderzoek van de lading werden in totaal zestien kartonnen dozen tussen de bloemen aangetroffen. Eén van deze dozen [17] was gevuld met vier pistoolmitrailleurs [18] , drie geluidsdempers [19] en zes magazijnen van een pistoolmitrailleur. [20] De overige dozen bleken na onderzoek verdovende middelen te bevatten, te weten: 5,5 kilo cocaïne, 118 kilo amfetamine, 131 kilo hasjiesj en 7 kilo hennep. [21] [22]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [23] dat hij op de avond van 20 februari 2017 zijn vrachtwagen op de [adres] te Utrecht met bloemen heeft geladen, dat hij de deuren van de laadruimte van de vrachtwagen niet op slot heeft gedaan en dat de vrachtwagen daar gedurende de nacht onafgesloten op het industrieterrein heeft gestaan.
De volgende dag heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte] bij diens woning opgehaald. Bij aankomst bij de vrachtwagen ’s avonds hebben zij even in de laadruimte gekeken om te controleren of de lading nog goed gezekerd was. Hierna hebben zij de laaddeuren dicht gedaan en zijn zij met eindbestemming Hamburg weggereden. De deuren hadden zij niet op slot gedaan. Onderweg zijn zij slechts één keer gestopt, bij tankstation Voordaan te Maartensdijk, om te tanken.
Verdachte ontkent stellig dat hij wist dat de verboden goederen in zijn vrachtwagen aanwezig waren. Hij heeft bij het laden van de bloemen en het controleren van de lading geen kartonnen dozen gezien.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wel degelijk wist dat in zijn vrachtwagen illegale goederen werden vervoerd.
De wijze waarop het transport is verlopen en de omstandigheden waaronder de drugs en de wapens in de vrachtwagen zijn aangetroffen, zijn sterke aanwijzingen dat het bloemenbedrijf van verdachte als dekmantel voor het vervoeren van illegale goederen is gebruikt en dat verdachte hiervan ook heeft geweten.
Zo bestond de lading van de vrachtwagen uit verwelkte bloemen [24] hetgeen bij eerdere ladingen [25] ook reeds het geval was.
Bovendien stond op de CMR-vrachtbrief dat de lading uit ‘Vust/boxes’ bestond en dat ‘ [naam] ’ de vervoerder was [26] , terwijl dit niet overeenkwam met de daadwerkelijke lading en vervoerder. [27]
Verder is in de cabine van de vrachtwagen een Nokia telefoon aangetroffen, waarvan verdachte ontkent dat die van hem was, met in het adressenboek slechts één telefoonnummer onder de naam ‘Liefie’ [28] en heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte tijdens de rit heeft gebeld met iemand die hij Liefie noemde. [29] Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij zich onder druk gezet voelde om de rit uit te voeren. [30]
Voor alle redengevende bevindingen die tot de slotsom leiden dat verdachte heeft geweten van het illegale transport heeft verdachte geen redelijke verklaring gegeven die de redengevendheid zou kunnen ontzenuwen.
Integendeel. Zo heeft verdachte niets willen verklaren over de identiteit van de persoon van wie hij geld heeft geleend om de vrachtwagen te kunnen kopen [31] en heeft verdachte evenmin concrete verklaringen afgelegd over de identiteit van de persoon van wie hij de bloemen heeft gekocht. [32] Ook heeft verdachte verklaard niets te weten over de in de cabine van de vrachtwagen aangetroffen Nokia telefoon en heeft hij ontkent dat die van hem was. [33] [34]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niets van de aanwezigheid van de drugs en wapens in zijn vrachtwagen heeft geweten ongeloofwaardig.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat derden de illegale goederen buiten zijn medeweten in de vrachtwagen hebben gezet niet aannemelijk. Het procesdossier noch het verhandelde ter terechtzitting heeft een begin van aannemelijkheid voor dit scenario naar voren gebracht. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat alleen hij en medeverdachte [medeverdachte] op de hoogte waren van de bestemming van dit transport. [35] Verder bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt dat medeverdachte [medeverdachte] , achter de rug van verdachte om, een faciliterende rol bij het drugs- en wapentransport heeft gespeeld.
Gelet op deze omstandigheid moet het redelijkerwijs worden uitgesloten dat de verzenders van de verdovende middelen en wapens deze op enig moment nadat verdachte de vrachtwagen had beladen, zonder zijn medeweten, in de laadruimte van de vrachtwagen hebben verstopt.
Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen, zeker van deze enorme omvang, en wapens van de aangetroffen soort een grote waarde vertegenwoordigen in het criminele circuit en het ligt dan ook allerminst voor de hand dat een verzender van een dergelijke lading deze verstopt in een vrachtauto, terwijl hij op voorhand niet weet waar deze vrachtwagen naar toe zal rijden en door wie en hoe laat gereden wordt.
De kans dat men door deze handelwijze de lading kwijtraakt, is aanzienlijk en een dergelijk risico wil en zal men in het criminele circuit dan ook niet nemen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en Apeldoorn en Utrecht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet), ongeveer 5,5 kilo cocaïne en ongeveer 118 kilo amfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en Apeldoorn en Utrecht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), ongeveer 131 kilo van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 7 kilo hennep, zijnde middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
3.
hij op 21 februari 2017 te Wilp, gemeente Voorst en te Apeldoorn en Utrecht, voorhanden heeft gehad wapens van categorie II, te weten pistoolmitrailleurs:
- twee MP5 PDW, merk Heckler & Koch, kaliber 9mm x19 en
- een MP9, merk Brugger & Thomet, kaliber 9mm x 19 en
- een vuurwapen, merk Pakistan Ordnance Factory SMGPK, kaliber 9mm x 19 en
wapens van categorie I onder 3, te weten drie geluiddempers en onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor een wapen van categorie II (pistoolmitrailleur) en van wezenlijke aard zijn, te weten zes magazijnen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring een milde straf op te leggen omdat verdachte in dat geval slechts een “gebruikte/misbruikte” transporteur is die als gevolg van deze zaak zijn woning, bedrijf en vermogen kwijt is geraakt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van 5,5 kilogram cocaïne, 118 kilogram amfetamine, 131 kilogram hasj en 7 kilo hennep vanuit Nederland naar Duitsland. Hij gebruikte hierbij zijn bloemenbedrijf als dekmantel.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze smokkel grote financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald. De door verdachte gesmokkelde verdovende middelen vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en leveren daarnaast veel bijkomende criminaliteit op in de vorm van bijvoorbeeld geweld, bedreigingen en ripdeals.
Het uitvoeren van deze middelen vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vier pistoolmitrailleurs, drie geluidsdempers en zes magazijnen. Dergelijke wapens, die op deze wijze worden verhandeld, worden vrijwel uitsluitend in het zwaar criminele milieu gebruikt.
Ongecontroleerd wapenbezit brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich en verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 23 oktober 2017 en met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 oktober 2017 waaruit blijkt dat verdachte op 7 januari 2015 door de politierechter in Utrecht is veroordeeld ter zake van hennepteelt tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren.
Voor wat betreft de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor enig vergelijk gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Als uitgangspunt wordt voor de uitvoer van harddrugs in georganiseerd verband van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram (dus beduidend minder dan i.c.) een gevangenisstraf voor de duur van in ieder geval zes jaar gehanteerd. Voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen wordt een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden gehanteerd.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zeven jaren zoals geëist door de officier van justitie.
De rechtbank ziet in de door de raadsman van verdachte aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om te komen door een lagere strafoplegging.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder nummer 1 vermelde vrachtauto DAF met kenteken [kenteken] moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder de nummers 2 tot en met 9 vermelde wapens, geluidsdempers, magazijnen en verpakkingsmateriaal vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 bewezen verklaarde feit is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder de nummers 10 tot en met 24 vermelde verdovende middelen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien
met betrekking tot deze verdovende middelen de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst onder nummer 25 vermelde geld ten bedrage van € 1.917,14 moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid dan wel tot het begaan hiervan is bestemd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van strafrecht (Sr).

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

  • verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 en 25, te weten de DAF vrachtauto met kenteken [kenteken] en het geldbedrag van € 1.917,14;
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 24, te weten de vier wapens, drie geluidsdempers, zes magazijnen, verpakkingsmateriaal en de verdovende middelen;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.

Voetnoten

1.HR 19 december 1995, NJ 1996/249
2.o.a. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:542
3.Zie bv HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:36
4.Zie ook HR 30 maart 2004, NJ 2004/376 m.nt. Buruma.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie, Team 2e Lijns Opsporing Noord-West, met nummer LEFCF17004-174 (onderzoek26Monroe). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
6.Zaaksdossier (ZD) pagina 32 en 35
7.ZD pagina 32
8.ZD pagina 33
9.ZD pagina 33 en pagina 37 eerste alinea.
10.ZD pagina 33
11.ZD pagina 38
12.ZD pagina 38
13.ZD pagina 38
14.ZD pagina 39
15.ZD pagina 39
16.Proces-verbaal zaaksdossier pagina 5
17.ZD pagina 45
18.ZD pagina 84 tot en met 85
19.ZD pagina 85
20.ZD pagina 85
21.ZD pagina 45 tot en met 47, 51 tot en met 64 (op pagina 63 staan de totale netto gewichten).
22.ZD pagina 74 tot en met 76
23.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2017.
24.ZD pagina 38, 36 laatste alinea
25.ZD pagina 1 (controle op 29 december 2016) en pagina 25 (controle op 4 februari 2017)
26.ZD pagina 36 en 38
27.ZD pagina 36 en 38
28.ZD pagina 113 en 114
29.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte] , pagina 25 en 33
30.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte] pagina 33 voorlaatste alinea en pagina 36
31.Persoonsdossier verdachte pagina 32, het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2017: “ik heb het € 25.000,00 cash geleend van een bekende van mij. Ik ga niet vertellen wie dat is omdat ik diegene dan in problemen breng. Het was namelijk zwart geld”.
32.Persoonsdossier verdachte pagina 27 , het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2017: “Ik heb de bloemen gekocht van een tussenhandelaar die ik kende uit de bloemenwereld. Hij heette [naam] en hij komt uit de omgeving van [plaats] volgens mij maar dat weet ik niet zeker. Ik weet niet meer hoe ik in contact met hem ben gekomen”.
33.Persoonsdossier verdachte, pagina 18
34.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2017: “de in de cabine aangetroffen Nokia is niet van mij”.
35.het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2017: “Alleen ik en [medeverdachte] wisten van de bestemming van het transport”.