Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Beslissing op gevoerd verweer
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat er met betrekking tot de groene aanhangwagen op het erf van de broer van verdachte op 27 januari 2011 door de politie een onrechtmatige opsporingshandeling is verricht. Daartoe heeft de raadsman het volgende betoogd. De politie bevond zich op genoemde datum met toestemming van de bewoner [betrokkene], de broer van verdachte, bij wie verdachte regelmatig verbleef, in het kader van een onderzoek naar diefstal van een aanhangwagen op diens erf. Op dat erf trof de politie vervolgens een dubbelassige aanhangwagen aan, voorzien van het kenteken [001]. Uit onderzoek bleek dat deze aanhangwagen uit de provincie Drenthe was verduisterd dan wel was meegenomen. Deze aanhangwagen is vervolgens door de politie in beslag genomen. Met het aantreffen van deze aanhangwagen is het onderzoek naar de diefstal van de aanhangwagen op het erf van [betrokkene] geëindigd en is de toestemming die [betrokkene] de politie had gegeven eveneens geëindigd. De politie had niets meer op het erf van [betrokkene] te zoeken. De politie is echter op genoemd erf doorgegaan met zoeken en trof aldaar toen de bewuste groene aanhangwagen aan. De politie heeft de klep van die aanhangwagen geopend en trof daarin vervolgens een hoeveelheid verboden vuurwerk aan. Er was op dat moment tegen verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig dat hij op enigerlei wijze bij de opslag en/of het voorhanden hebben van dit vuurwerk was betrokken. De politie had voor de doorzoeking van deze groene aanhangwagen geen toestemming van genoemde bewoner
. Ook had de politie geen machtiging om deze groene aanhangwagen te doorzoeken. Derhalve dient het op 27 januari 2011 door de politie aantreffen van een hoeveelheid vuurwerk in de groene aanhangwagen op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te worden uitgesloten van het bewijs. Het overige voorhanden zijnde bewijs is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde voor zover gepleegd op 27 januari 2011.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof het navolgende vast. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevonden zich op 27 januari 2011 in het kader van een onderzoek naar diefstal van een aanhangwagen op het perceel [a-straat] te Waskemeer, gemeente Ooststellingwerf. Daar is woonachtig [betrokkene], de broer van verdachte, bij wie verdachte veel verbleef. [betrokkene] had de verbalisanten mondeling toestemming gegeven om zich op het perceel te bevinden en om in de schuren op het erf te kijken. Nadat de verbalisanten een aanhangwagen, waarvan vermoed werd dat deze gestolen dan wel verduisterd was, hadden aangetroffen en in beslag genomen, hebben verbalisanten verder onderzoek gedaan. Op het erf hebben zij daarbij een groene zelfbouw aanhangwagen aangetroffen, die door een klep te openen is. In die aanhangwagen troffen verbalisanten een hoeveelheid vuurwerk aan.
Het hof komt, met de raadsman, tot het oordeel dat de toestemming van de broer van verdachte niet geacht kan worden ook voor dit (laatste) onderzoek te zijn gegeven. Hetgeen verbalisanten daaromtrent hebben gerelateerd is daartoe niet voldoende expliciet.
Echter, voor het onderzoek dat hier is verricht hadden verbalisanten een dergelijke toestemming of een machtiging ook niet nodig. Hetgeen verbalisanten hebben gedaan kan niet als doorzoeking worden aangemerkt. Verbalisanten hebben hun bevoegdheid tot het verrichten van het nadere onderzoek, dat heeft geleid tot het aantreffen van het vuurwerk, kunnen ontlenen aan hun algemene opsporingstaak, hen opgedragen in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.
Er is geen sprake van verzuim van vormen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden. Het verweer wordt verworpen."