ECLI:NL:HR:2015:542

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
13/02157
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vormverzuim en bewijsuitsluiting in strafzaken met betrekking tot vuurwerk

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk opslaan en voorhanden hebben van een hoeveelheid professioneel vuurwerk in de gemeente Ooststellingwerf op 27 januari 2011. De verdachte stelde dat de politie onrechtmatig had gehandeld bij het aantreffen van het vuurwerk, omdat de verbalisanten geen toestemming hadden om de groene aanhangwagen te doorzoeken. Het Hof had het verweer van de verdachte verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit verweer ontoereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad concludeerde echter dat het slagen van het middel niet tot cassatie hoefde te leiden, omdat de verdachte niet had aangetoond dat het verzuim van de politie tot bewijsuitsluiting moest leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij het Hof op juiste gronden het verweer heeft verworpen, ondanks de gebrekkige motivering.

Uitspraak

10 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/02157 E
ABG/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, Economische Kamer, van 15 april 2013, nummer 24/002568-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof een gevoerd verweer strekkende tot bewijsuitsluiting ten onrechte, althans op ontoereikende gronden heeft verworpen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"verdachte op 27 januari 2011 in de gemeente Ooststellingwerf opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk (nitraten, vlinders, lawinepijlen en strijkers) bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad."
2.3.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Beslissing op gevoerd verweer
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat er met betrekking tot de groene aanhangwagen op het erf van de broer van verdachte op 27 januari 2011 door de politie een onrechtmatige opsporingshandeling is verricht. Daartoe heeft de raadsman het volgende betoogd. De politie bevond zich op genoemde datum met toestemming van de bewoner [betrokkene], de broer van verdachte, bij wie verdachte regelmatig verbleef, in het kader van een onderzoek naar diefstal van een aanhangwagen op diens erf. Op dat erf trof de politie vervolgens een dubbelassige aanhangwagen aan, voorzien van het kenteken [001]. Uit onderzoek bleek dat deze aanhangwagen uit de provincie Drenthe was verduisterd dan wel was meegenomen. Deze aanhangwagen is vervolgens door de politie in beslag genomen. Met het aantreffen van deze aanhangwagen is het onderzoek naar de diefstal van de aanhangwagen op het erf van [betrokkene] geëindigd en is de toestemming die [betrokkene] de politie had gegeven eveneens geëindigd. De politie had niets meer op het erf van [betrokkene] te zoeken. De politie is echter op genoemd erf doorgegaan met zoeken en trof aldaar toen de bewuste groene aanhangwagen aan. De politie heeft de klep van die aanhangwagen geopend en trof daarin vervolgens een hoeveelheid verboden vuurwerk aan. Er was op dat moment tegen verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig dat hij op enigerlei wijze bij de opslag en/of het voorhanden hebben van dit vuurwerk was betrokken. De politie had voor de doorzoeking van deze groene aanhangwagen geen toestemming van genoemde bewoner
. Ook had de politie geen machtiging om deze groene aanhangwagen te doorzoeken. Derhalve dient het op 27 januari 2011 door de politie aantreffen van een hoeveelheid vuurwerk in de groene aanhangwagen op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te worden uitgesloten van het bewijs. Het overige voorhanden zijnde bewijs is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde voor zover gepleegd op 27 januari 2011.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof het navolgende vast. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevonden zich op 27 januari 2011 in het kader van een onderzoek naar diefstal van een aanhangwagen op het perceel [a-straat] te Waskemeer, gemeente Ooststellingwerf. Daar is woonachtig [betrokkene], de broer van verdachte, bij wie verdachte veel verbleef. [betrokkene] had de verbalisanten mondeling toestemming gegeven om zich op het perceel te bevinden en om in de schuren op het erf te kijken. Nadat de verbalisanten een aanhangwagen, waarvan vermoed werd dat deze gestolen dan wel verduisterd was, hadden aangetroffen en in beslag genomen, hebben verbalisanten verder onderzoek gedaan. Op het erf hebben zij daarbij een groene zelfbouw aanhangwagen aangetroffen, die door een klep te openen is. In die aanhangwagen troffen verbalisanten een hoeveelheid vuurwerk aan.
Het hof komt, met de raadsman, tot het oordeel dat de toestemming van de broer van verdachte niet geacht kan worden ook voor dit (laatste) onderzoek te zijn gegeven. Hetgeen verbalisanten daaromtrent hebben gerelateerd is daartoe niet voldoende expliciet.
Echter, voor het onderzoek dat hier is verricht hadden verbalisanten een dergelijke toestemming of een machtiging ook niet nodig. Hetgeen verbalisanten hebben gedaan kan niet als doorzoeking worden aangemerkt. Verbalisanten hebben hun bevoegdheid tot het verrichten van het nadere onderzoek, dat heeft geleid tot het aantreffen van het vuurwerk, kunnen ontlenen aan hun algemene opsporingstaak, hen opgedragen in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.
Er is geen sprake van verzuim van vormen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden. Het verweer wordt verworpen."
2.4.
Gelet op de door het Hof als vaststaand aangenomen feiten en omstandigheden, klaagt het middel terecht dat de bevoegdheid van de verbalisanten tot nader onderzoek dat heeft geleid tot het aantreffen van het vuurwerk, niet kan worden gebaseerd op de aan de verbalisanten in art. 141 Sv opgedragen algemene taak tot opsporing van strafbare feiten. Aldus heeft het Hof het verweer dat het aantreffen door de politie van de hoeveelheid vuurwerk "op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dient te worden uitgesloten van het bewijs" ontoereikend gemotiveerd verworpen.
Het slagen van het middel behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden. Het gevoerde verweer houdt slechts in dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv en dat zulks tot bewijsuitsluiting moet leiden, maar over het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel is niets aangevoerd. Het Hof had reeds op die grond niet anders kunnen doen dan het verweer verwerpen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 maart 2015.