5.5.1.De kantonrechter neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
a. [eiser] is als werknemer van UniCom sinds 2011 als statutair directeur werkzaam voor UniCom Installaties. Zijn positie is daarom niet vergelijkbaar met die van een gewone werknemer. Bij onvoldoende resultaten of onvoldoende draagvlak onder de werknemers kan de aandeelhouder het vertrouwen in de directeur verliezen, met ontslag als gevolg, ook wanneer de directeur hiervan op zich geen verwijt valt te maken. Met dit afbreukrisico wordt in het algemeen rekening gehouden bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden; in dit geval € 4.401,00 bruto per maand inclusief vakantietoeslag.
b. De activiteiten van UniCom Installaties zijn vanwege de structurele verliesgevendheid daarvan, door UniCom beëindigd. Dit ligt in de risicosfeer van UniCom. Van belang is wel dat in onvoldoende mate aannemelijk is geworden dat de slechte bedrijfsresultaten van UniCom Installaties het gevolg zijn van mismanagement of anderszins aan UniCom zijn te wijten. [eiser] stelt wel aangaande meerdere onderwerpen dat UniCom in de voorbije jaren onjuiste keuzes heeft gemaakt, maar dit is onvoldoende om tot een verwijt ter zake te concluderen. Bij die stelling past overigens de kanttekening dat [eiser] de laatste jaren de statutair bestuurder van UniCom Installaties is geweest, zodat een eventueel verwijt ter zake mede hem zou aangaan.
c. De financiële situatie bij UniCom was ten tijde van de opzegging niet zodanig dat zij zich geen enkele vergoeding kon permitteren. Uit de door [eiser] overgelegde en als zodanig niet door UniCom weersproken jaarcijfers blijkt dat UniCom in de jaren 2013 tot en met 2015 winst heeft gemaakt en ultimo 2015 een solvabele onderneming had. Daarbij past de kanttekening dat de uit de jaarcijfers 2015 van UniCom Installaties blijkt dat na staking van de ondernemingsactiviteiten en afwikkeling van de vorderingen en schulden een schuld in rekening-courant aan UniCom resteerde van € 82.174,00, zodat in zoverre het positieve vermogen van UniCom dient te worden bijgesteld. Een en ander leidt er niet toe dat blijkt dat UniCom niet in staat was een afvloeiingsregeling, al dan niet in de vorm van termijnen, toe te kennen.
d. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden dat UniCom geen mogelijkheden had tot herplaatsing binnen haar onderneming. In het bijzonder geldt dat hij daarbij niet is ingegaan op de uitleg door UniCom dat de door haar opgerichte onderneming UniCom Saneringen zich met afvalverwijdering en asbestsanering op andere activiteiten richt dan voorheen UniCom Installaties en dat in die onderneming geen werknemers actief zijn doch dat ter zake wordt gewerkt met ingehuurde zelfstandigen.
e. [eiser] was bij het eindigen van het dienstverband 55 jaren oud en 30 jaar in dienst bij UniCom. Dat [eiser] binnen de organisatie van UniCom onvoldoende heeft gefunctioneerd, is gesteld noch gebleken.
f. Anders dan [eiser] ingang wil doen vinden, is voldoende aannemelijk dat UniCom zich heeft ingespannen om voor [eiser] (en andere werknemers) elders werk te vinden. Dat [eiser] een en ander zelf heeft bewerkstelligd, zonder enige inspanning van UniCom, is gemotiveerd door UniCom weersproken. [eiser] heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd en stukken ter onderbouwing daarvan overgelegd, waaruit zijn lezing van de gebeurtenissen blijkt. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat UniCom in de periode juli/augustus 2015 heeft geprobeerd een deel van de onderneming en vijf van de negen werknemers van UniCom Installaties, onder wie [eiser] , onder te brengen bij een derde, ten aanzien waarvan de onderhandelingen medio augustus 2015 zijn mislukt. Vervolgens is UniCom er in geslaagd een (kleiner) deel van de onderneming en twee van de negen werknemers te laten overnemen door Installatiebedrijf [X] , die ook [eiser] een aanbod heeft gedaan om bij haar in dienst te treden. [eiser] heeft, zo is te lezen in de onder 2.5 bedoelde kennisgeving van 22 september 2015, van dat aanbod gebruik gemaakt en is vrijwel aansluitend na zijn ontslag per 5 oktober 2015 op 1 november 2015 aldaar in dienst getreden in de functie van projectleider. Gelet op de stelligheid van de brief van 22 september 2015 en met het ontbreken van feiten die in een andere richting wijzen, gaat de kantonrechter er vanuit dat [eisers] indiensttreding bij Installatiebedrijf [X] al voor het eindigen van het dienstverband met UniCom geregeld was. Met een en ander valt weg het belang aan de door [eiser] gestelde beperking van een voor hem geldend non-concurrentiebeding. UniCom heeft overigens gemotiveerd weersproken dat zij [eiser] wenste te houden aan een dergelijk beding en heeft aangevoerd dat zij hem per 8 augustus 2015 heeft ontheven van dat beding.
g. Er is geen reden om op basis van de leeftijd van [eiser] en zijn langjarige verbinding met UniCom aan te nemen dat [eiser] op de arbeidsmarkt betrekkelijk kwetsbaar was. Daaraan staat in de weg dat voor hem, kennelijk in verband met de door hem bij UniCom Installaties beklede positie, zijn kennis en zijn ervaring, interesse bestond bij de twee overnamekandidaten als hiervoor bedoeld. Het feit dat [eiser] ook vrijwel aansluitend na zijn ontslag bij UniCom in een verantwoordelijke functie elders in dienst is getreden, wijst ook geenszins op een beperkte inzetbaarheid. Aan de door [eiser] overgelegde berekening aan de hand van de internettool ‘Hoe lang werkloos?’ komt in dezen geen betekenis toe, nu deze is opgesteld aan de hand van alleen algemene factoren en deze kennelijk geen rekening houdt met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld. Tot slot geldt dat de (door UniCom weersproken) klacht van [eiser] over de beperkte investering door UniCom in zijn ‘employability’ niet aan bedoelde interesse in de weg heeft gestaan, waarbij die klacht overigens afstraalt op [eiser] zelf. Als statutair bestuurder had van hem verwacht mogen worden dat hij daar zelf voldoende oog voor had en daartoe in het verleden de nodige stappen had ondernomen. Daarover en over het gevolg van die stappen heeft [eiser] echter niets gesteld.
h. Ten tijde van het ontslag was voorzienbaar dat de financiële gevolgen van het ontslag voor [eiser] relatief beperkt zouden zijn. Na zijn ontslag per 5 oktober 2015 en bijgevolg terugval in inkomen in de vorm van een WW-uitkering is [eiser] per 1 november 2015 elders in dienst getreden in de functie van projectleider tegen een salaris dat inclusief vakantietoeslag € 350,00 bruto per maand lager ligt dan het door hem bij UniCom verdiende salaris. Daarbij geldt dat er vanuit moet worden gegaan dat de verantwoordelijkheden van [eiser] bij Installatiebedrijf [X] minder zijn bij UniCom. Tevens geldt dat [eiser] niet heeft toegelicht waarom hij eerst per 1 november 2015 bij Installatiebedrijf [X] in dienst is getreden en niet aansluitend op het eindigen van het dienstverband met UniCom. Voormelde brief van 22 september 2015 wekt immers wel die indruk.