ECLI:NL:RBOVE:2017:2952

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
08.730207-17, 08-770185-17, 08.730077-17, 08.770001-17, 08.770061-17, 08.190698-15 en 08.259566-16 (tul alg) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor meerdere ernstige misdrijven, waaronder afpersing, bedreiging en diefstal

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan een reeks ernstige misdrijven die hij tussen 12 mei 2015 en 17 april 2017 heeft gepleegd. De feiten omvatten onder andere belediging van politieagenten, fietsendiefstal, inbraken in kantoorpanden, afpersing en bedreiging met de dood. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan het bedreigen van zijn slachtoffers, waaronder de vriend van zijn moeder, met een mes tegen de keel. Daarnaast moest hij een schadevergoeding van 600 euro betalen aan zijn slachtoffers. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de man eerder met justitie in aanraking was gekomen voor soortgelijke delicten, wat zijn strafbaarheid en de ernst van de feiten verergerde. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om de man de kans te geven zijn gedrag te verbeteren en te werken aan zijn rehabilitatie.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.730207-17, 08-770185-17, 08.730077-17, 08.770001-17, 08.770061-17, 08.190698-15 en 08.259566-16 (tul alg) (P)
Datum vonnis: 25 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende te [adres 1]
nu verblijvende in de P.I. Overijssel te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2017.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.730207-17, 08-770185-17, 08.730077-17, 08.770001-17, 08.770061-17 en 08.190698-15 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Brunsveld en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis (her)nummert de rechtbank de aan verdachte tenlastegelegde feiten als volgt:
- het feit van parketnummer 08.190698-15 wordt feit 1;
- de feiten 1, 2, 3, 4, 5 van parketnummer 08.770061-17 worden feiten 2, 3, 4, 5, 6;
- het feit van parketnummer 08.770001-17 wordt feit 7;
- het feit van parketnummer 08.730077-17 wordt feit 8;
- het feit van parketnummer 08.770185-17 wordt feit 9;
- het feit van parketnummer 08.730207-17 wordt feit 10.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 mei 2015 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:op 10 december 2016 [slachtoffer 2] heeft overvallen of afgeperst dan wel mishandeld;
feit 3:in de periode van 22 tot 25 januari 2017 [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 4:in de periode van 22 tot 25 januari 2017 heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te bedreigen met openbaarmaking van seksueel getinte foto’s;
feit 5:op 18 april 2016 een fiets van [slachtoffer 4] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 6:op 30 augustus 2016 een fiets van [slachtoffer 5] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 7:op 19 of 20 december 2016 goederen heeft gestolen van [slachtoffer 6] dan wel heeft geheeld;
feit 8:op 22 december 2016 goederen heeft gestolen van [slachtoffer 7] ;
feit 9:op 17 februari 2017 politieagenten heeft beledigd;
feit 10:op 17 april 2017 [slachtoffer 8] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2015 te Steenwijkerwold, gemeente Steenwijkerland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen, althans éénmaal voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :“Ik maak je dood” en/of “Ik maak je af” en/of “Ik maak je kapot”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2 primair.
hij op of omstreeks 10 december 2016 te Hardenberg, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten de J.C.J. van Speykstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen contant geld (70 of 100 euro) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
of
hij op of omstreeks 10 december 2016 te Hardenberg, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van contant geld (70 of 100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij mee moest lopen naar zijn huis en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft meegenomen/meegelokt naar een steeg en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft meegenomen/meegelokt naar een tuin en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] zei: ‘kom maar op met je geld’ en/of
-(vervolgens, toen die [slachtoffer 2] wilde weglopen) (meermalen) (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] zei dat hij geld wilde en dat hij hem anders helemaal in elkaar zou slaan, althans woorden van gelijke strekking en/of
-(vervolgens, toen die [slachtoffer 2] op de grond lag) in/tegen zijn rug heeft geschopt/getrapt en/of
-(vervolgens) is blijven herhalen dat hij geld wilde en anders die [slachtoffer 2] nog meer klappen zou geven en/of
- (vervolgens) het geld van die [slachtoffer 2] heeft afgenomen en/of

-(vervolgens) twee keer in/op/tegen de (linker)schouder en/of de rug van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt;

2 subsidiair.

hij op of omstreeks 10 december 2016 te Hardenberg, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]

- (meermalen) (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of (vervolgens)
- (met geschoeide voet) in/tegen zijn rug heeft geschopt/getrapt en/of (vervolgens)
- op/tegen zijn (linker)schouder en/of zijn rug geslagen/gestompt,

waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 januari 2017 tot en met 25 januari 2017 te Steenwijk, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte zijn (rechter)hand in zijn (rechter)broekzak gestoken en heeft hij (vervolgens) die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 januari 2017 tot en met 25 januari 2017 te Steenwijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van (een) geheim(en) [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal 100 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als volgt heeft gehandeld:
verdachte heeft:
- naar die [slachtoffer 3] (whatsapp)berichten verzonden (waarin hij, verdachte, dreigde seksueel getinte foto(s) van die [slachtoffer 3] openbaar te maken) naar die [slachtoffer 3] verzonden, onder meer inhoudende:
- “je bent niet op komen dagen je hebt mijn afspraak laten lopen, ik heb geen geld gehad” en/of (vervolgens)
- “ik zet je foto op Facebook, je woont in Steenwijk, iemand kent je vast wel en/of (vervolgens)
- “denk je dat ik bluf?” en/of (vervolgens)
- “of je geeft mij 100 euro of ik plaats je foto met tekst eronder op Facebook”,
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5 primair.

hij op of omstreeks 18 april 2016 te Steenwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets ( [merk 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

5 subsidiair.

hij op of omstreeks 18 april 2016 te Steenwijk, althans in Nederland, een goed te weten een fiets ( [merk 1] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

6 primair.

hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Steenwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets ( [merk 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

6 subsidiair.

hij op of omstreeks 31 augustus 2016 te Emmen, althans in Nederland, een goed te weten een fiets [merk 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

7 primair.

hij op of omstreeks de periode van 19 december 2016 tot en met 20 december 2016 te Steenwijk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal ongeveer 410 euro) en/of diverse etenswaren en/of een fles whisky en/of een iPod shuffle en/of een Apple mini mac, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

7 subsidiair.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 december 2016 tot en met 20 december 2016 te Heerenveen, althans in Nederland, een goed, te weten een Apple mini mac heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

8.
hij op of omstreeks 22 december 2016 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (kantoor)pand te [adres 2] heeft weggenomen
- 3x een cadeaubon van Bol.com van 25,- euro per stuk en/of
- 10,- euro aan muntgeld en/of
- 3x een chocoladeletter en/of
- een (ongeldige) bankpas van de Rabobank,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

9.
hij op of omstreeks 17 februari 2017 te Leeuwarden, omstreeks 01.50 uur opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] , brigadier van politie, en/of [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun/hem de woorden toe te voegen: Vieze, vuile flikkers, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of
op of omstreeks 17 februari 2017 te 12.30 uur, te Leeuwarden, opzettelijk, een ambtenaar, [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen; homo’s, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
10.
hij op of omstreeks 17 april 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een (keuken)mes, althans een (scherp)puntig voorwerp gepakt en/of met dat (keuken)mes, althans een (scherp)puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 8] gelopen en/of (vervolgens) voornoemd mes (met de snij kant), althans (scherp)puntig voorwerp op/tegen de (rechterkant van de) keel/hals gezet en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je af” en/of “Ik sla je kapot” en/of “Je gaat dood vanavond”, althans handelingen en/of feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

Ontvankelijkheid openbaar ministerie ten aanzien van feit 4:
In feit 4 is aan de verdachte ten laste gelegd – kortweg – poging tot afdreiging jegens [slachtoffer 3] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken nu terzake een klacht, als bedoeld in het derde lid van artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ontbreekt.
Nu dit klachtvereiste de (on)mogelijkheid tot vervolging betreft, zal de rechtbank deze kwestie bespreken in het kader van de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ingevolge het bepaalde in artikel 318, derde lid, Sr wordt afdreiging niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie (poging tot) het misdrijf is gepleegd. Dit klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Krachtens vaste jurisprudentie kan, bij het ontbreken van een formele klacht als bedoeld in artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bestaan van een klacht ook worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld (vgl. o.m. ECLI:NL:HR:2017:967). In zoverre is het formele klachtvereiste gerelativeerd, bestaat in de jurisprudentie oog voor en erkenning van de eigenlijke bestaansgrond van de regels.
In dit geval ontbreekt een formele klacht in de hiervoor bedoelde zin. De rechtbank ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of buiten twijfel staat dat de klachtgerechtigde ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat, ondanks de eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, die vervolging zou worden ingesteld. De rechtbank beantwoordt die vraag in bevestigende zin, ter zake waarvan het volgende moge dienen.
De rechtbank stelt voorop dat op vrijdag 27 januari 2017 door [slachtoffer 3] aangifte is gedaan ter zake van bedreiging. In die aangifte verklaart [slachtoffer 3] openhartig over het kader waarbinnen die bedreiging zou hebben plaatsgehad, te weten zijn wens, alsmede de feitelijke invulling daarvan, om met een via Bull Chat gevonden kandidaat tegen betaling (homo)seksueel contact te hebben.
Hieruit kan worden opgemaakt dat [slachtoffer 3] minder hecht aan zijn privacybelang dan aan het belang van strafvervolging van degene die hem zou hebben bedreigd. Naast het feit dat [slachtoffer 3] aangifte doet kan zijn wens tot vervolging mede worden ontleend aan het feit dat hij, zoals in de aangifte wordt beschreven, het advies van de wijkagent “om op Facebook te kijken omdat hij graag een foto wilde zien van Pdate” heeft opgevolgd. Dit duidt op een kennelijk (ook) bij [slachtoffer 3] - op woensdag, 25 januari 2017 en daarmee bestendig - bestaande wens om de identiteit van de bedreiger te kunnen vaststellen, opdat deze strafrechtelijk ter verantwoording zal kunnen worden geroepen. Die wens vindt ook bevestiging in de volgende slotopmerkingen in de aangifte, te weten “U wilt de schade verhalen op de verdachte” en “U wilt op de hoogte gehouden worden van de voortgang van het onderzoek”. Verder verdient vermelding dat aangever blijkens het proces-verbaal (pag. 70) ook op 1 februari 2017 zijn medewerking verleent aan het politieonderzoek door uitleg te geven over door hem verzonden foto’s. Tot slot spreekt [slachtoffer 3] wens tot vervolging onomwonden uit (de toelichting op) zijn als benadeelde partij ingediende verzoek tot schadevergoeding d.d. 15 juni 2017 waarin hij verklaart dat hij wil “dat de verdachte gestraft wordt”.
Waar de politie de aangifte heeft opgenomen in de sleutel van ‘bedreiging’, heeft het openbaar ministerie uit het relaas van aangever, dat één doorlopend verhaal vormt, kennelijk tevens een scenario gedestilleerd dat zou kunnen leiden tot de invulling van het delict (poging tot) ‘afdreiging’ en ook dit ten laste gelegd. Daarbij is kennelijk niet (tijdig) bedacht dat hier formeel het klachtvereiste geldt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het hiervoor overwogene onmiskenbaar 1) dat aangever de bestendige wens had om de dader te doen vervolgen, en 2) dat aangever zijn wens tot strafvervolging de voorrang heeft gegeven boven zijn persoonlijk belang te worden geconfronteerd met de eventuele negatieve gevolgen daarvan. Nu voorts enig aanknopingspunt ontbreekt voor de veronderstelling dat aangevers vervolgingswens zich louter heeft beperkt tot de bedreiging, staat voor de rechtbank buiten twijfel dat, ware hij destijds gewezen op het formele vereiste van een klacht, aangever deze zeker had ingediend.
Naar het oordeel van de rechtbank is de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ook voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 primair, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7, 8, 9 en 10 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarbij heeft zij zich voor de feiten 7 en 9 gebaseerd op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte en voor de overige feiten op onder meer de aangiftes, verklaringen van getuigen, onderzoek aan telefoons en sporenonderzoek. Voor de feiten 3 en 4 heeft de officier van justitie tot vrijspraak geconcludeerd vanwege het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 7 en 9 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor de overige feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs.
Voor de feiten 2 en 4 heeft de raadsman aanvullend het verweer gevoerd dat er voor het bewijs gebruik is gemaakt van gegevens die zijn verkregen door onderzoek van de inhoud van de onder zijn cliënt in beslag genomen telefoon van het merk HTC. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden zonder voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Niet uitgesloten kan worden dat het onderzoek heeft geresulteerd in een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. In dat geval is er sprake van een vormverzuim, zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584). Dit vormverzuim dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de door het onderzoek verkregen gegevens. Mocht de rechtbank dit tot bewijsuitsluiting strekkend verweer passeren, dan verzoekt de raadsman schorsing van het onderzoek ter terechtzitting opdat de politie in een aanvullend proces-verbaal nader aanduidt hoe diepgaand c.q. uitgebreid het onderzoek van de telefoon is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 7 en 9:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 7 en 9 tenlastegelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] d.d. 20 december 2016 (feit 7);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2017 (feit 9);
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 februari 2017 (feit 9).
Ten aanzien van feit 1:
Uit de aangifte, de getuigenverklaring en de camerabeelden concludeert de rechtbank dat verdachte in de supermarkt tegenover aangever [slachtoffer 1] meer heeft geroepen dan wat hij zelf heeft verklaard. Naast een woordenwisseling met aangever gevoerd te hebben, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook gedreigd heeft aangever te zullen doden. Het onder 1 tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman voor de feiten 2 en 4 [2] :
In reactie op het verweer van de raadsman heeft de officier van justitie zich primair op het standpunt gesteld dat, naar analogie van de uitspraak van de Hoge Raad van 6 september 2016 (ECLI:HR:2016:2019), toestemming van een officier van justitie of rechter-commissaris tot 4 april 2017 niet noodzakelijk was en de feiten dateren van voor die datum. Subsidiair heeft ze zich op het standpunt gesteld dat, zo er al sprake zou zijn geweest van een vormverzuim, dit niet dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt in deze als volgt.
De door de officier van justitie aangehaalde uitspraak betreft de Salduz-kwestie waarbij in het voetspoor van het EHRM nieuw recht wordt geïntroduceerd dat niet kan gelden voor reeds ‘gepasseerde stations’. In het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 gaat het echter om ‘oud’ recht, namelijk dat een specifieke wettelijk voorziening gebruikt moet worden - zoals bijvoorbeeld het toestemming vragen aan officier van justitie of rechter-commissaris - wanneer er een meer dan beperkte inbreuk wordt gemaakt op de privacy. De analogie met de Salduz-problematiek ontbreekt dan ook zodat de redenering dat het arrest van 4 april 2017 alleen geldt voor de zaken nadien niet opgaat.
Het proces-verbaal van [naam 1] [3] , werkzaam als senior tactische opsporing, digitale expertise, vermeldt aangaande het onderzoek van de betreffende telefoon onder meer het volgende:
“Telefoon was met onbekend wachtwoord beveiligd.
Vraagstelling:
[naam 2] verzocht mij voornoemde telefoon te onderzoeken op de volgende gegevens:
Alle voor het onderzoek van belang zijnde gegevens. (…)
Voornoemde mobiele telefoon was voorzien van een zogenaamde Subscriber Identity Modulekaart, hierna bijbehorende SIM-kaart te noemen. Deze SIM-kaart was kennelijk afgegeven door de netwerkaanbieder/serviceprovider Lycamobile.
De pincode (Personal Identity Number code) behorende bij de bijbehorende SIM-kaart was onbekend. De Pin Unblocking Key (PUK-code), waarmee de onbekende pincode kan worden gewijzigd, kan worden opgevraagd bij de netwerkaanbieder/serviceprovider van de SIM-kaart.
Er vond geen uitgebreid handmatig onderzoek plaats aan voornoemde mobiele telefoon.
Met behulp van daarvoor bestemde hardware en software zijn de gegevens van voornoemde mobiele telefoon overgenomen en op eigen gegevensdragers opgeslagen. (…)
Tijdens dit softwarematig onderzoek was voornoemde mobiele telefoon voorzien van de bijbehorende SIM-kaart.
De door mij bij dit onderzoek gebruikte software betrof Ufed fysiek.”
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van brigadier [naam 2] [4] is de telefoon voor zover mogelijk uitgelezen, zijn de verkregen gegevens op een DVD vastgelegd en betroffen deze gegevens chatgesprekken en afbeeldingen van mannen en/of hun geslachtsdeel. De rechtbank merkt de chatgesprekken - voor zover deel uitmakend van het dossier - aan als seksueel getint.
In het door de raadsman aangehaalde arrest heeft de Hoge Raad onder meer overwogen als volgt:
“2.6. Voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 94, in verbinding met art. 95 en 96 Sv, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.”
En voorts, in r.o. 2.7.2.:
“Indien het hof bevindt dat sprake is van de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 86 beschreven gang van zaken - kort gezegd inhoudend dat zowel handmatig als met daartoe bestemde apparatuur en/of software alle op een smartphone en/of de bijbehorende SIM-kaart opgeslagen of beschikbare gegevens zijn door- en uitgelezen waardoor (volledig) inzicht is verkregen in contacten, oproepgeschiedenis, berichten en foto's - ontstaat daardoor het vermoeden dat een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is gemaakt.
Indien het Hof tot dat oordeel zou komen, zal het op de voet van art. 359a Sv moeten beoordelen of aan het ontbreken van een wettelijke legitimatie enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. (Vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321, NJ 2013/308.)”
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de conclusie van de Advocaat-Generaal waarnaar in r.o. 2.7.2. van het arrest van de Hoge Raad wordt verwezen, in welke conclusie onder meer in r.o. 83. het volgende is overwogen:
“In de artikelen 95 en 96 Sv, in combinatie met art. 94 Sv, is uitdrukkelijk een bevoegdheid tot inbeslagneming neergelegd. Voor het vluchtig kijken naar bijvoorbeeld de laatste berichten in een smartphone lijkt de algemene wettelijke basis, in combinatie met de rechtspraak van de Hoge Raad ten aanzien van het onderzoek aan in beslag genomen computers, toereikend, zeker als het daarbij gaat om het gericht en niet heimelijk zoeken, bijvoorbeeld naar appverkeer tussen bepaalde vermoedelijke deelnemers aan strafbare feiten, en nadat de gebruiker desgevraagd de pincode heeft kenbaar gemaakt.”
De rechtbank stelt vast dat van – in de terminologie van de Advocaat-Generaal – vluchtig kijken in dit geval geen sprake is geweest. De telefoon is onderzocht door een kennelijke specialist, werkzaam als senior tactische opsporing, digitale expertise, op basis van de opdracht om alle voor het onderzoek van belang zijnde gegevens te achterhalen. In dat kader is de beveiliging middels het onbekende wachtwoord kennelijk getackeld met behulp van de van Lycamobile verkregen PUK-code, waarna met behulp van daarvoor bestemde hardware en software de telefoon voor zover mogelijk is uitgelezen waarna de gegevens, te weten seksueel getinte chatgesprekken en afbeeldingen van mannen en/of hun geslachtsdeel, door de politie zijn onderzocht.
In aanmerking genomen de intensiteit van de onderzoeksmethoden en –technieken, het feit dat de telefoon met behulp daarvan ‘zoveel mogelijk’ is uitgelezen, het ontbreken van instemming van verdachte en het bij uitstek privacygevoelige karakter van de aldus verworven gegevens, is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de telefoon moet worden aangemerkt als een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Nu deze heeft plaatsgehad zonder wettelijke legitimatie is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.
Vervolgens ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of deze normschending aanleiding geeft om daaraan één van de in artikel 359a Sv neergelegde rechtsgevolgen te verbinden, meer in het bijzonder, of – overeenkomstig de visie van de raadsman – moet worden overgegaan tot bewijsuitsluiting. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend, ter zake waarvan het volgende moge dienen.
In zijn hiervoor reeds genoemde arrest van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5321) overweegt de Hoge Raad onder meer als volgt:
“2.4.2. Ook bij bewijsuitsluiting gaat het dus om een bevoegdheid van de rechter, waarvan de uitoefening in de eerste plaats moet worden beoordeeld in het licht van de wettelijke beoordelingsfactoren van art. 359a, tweede lid, Sv en van de omstandigheden van het geval. Bewijsuitsluiting kan als op grond van art. 359a, eerste lid, Sv voorzien rechtsgevolg uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en komt slechts in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden (vgl. HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376). Wat dat laatste betreft geldt dat een schending van het in art. 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in art. 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces (vgl. HR 7 juli 2009, LJN BH8889, NJ 2009/399) en dat aan een niet gerechtvaardigde inbreuk op het door het eerste lid van art. 8 EVRM gewaarborgde recht in de strafprocedure tegen de verdachte geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM wordt gewaarborgd (vgl. HR 5 oktober 2010, LJN BL5629, NJ 2011/169, rov. 4.4.1).“
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak het recht van verdachte op een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM gewaarborgd. Met de constatering van de normschending wordt volstaan en daaraan zullen geen rechtsgevolgen worden verbonden.
In het licht van het hiervoor overwogene behoeft het subsidiaire verzoek van de raadsman strekkend tot toevoeging aan het dossier van een aanvullend proces-verbaal geen bespreking nu de rechtbank immers reeds op grond van het thans voorhanden materiaal tot het oordeel komt dat sprake is geweest van een ongelegitimeerde, meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte.
Beide constateringen gelden voor de feiten 2 en 4. Het onderzoek vond plaats ten behoeve van feit 4, maar de resultaten uit het onderzoek zijn mede gebruikt voor feit 2.
Ten aanzien van feit 2:
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 10 december 2016 rond 20.00 uur, in Hardenberg in de J.C.J. Speykstraat, geld aan een jonge man moeten afgeven omdat hij door die man mishandeld en bedreigd werd. Vanaf 7 december 2016 had [slachtoffer 2] via Bullchat contact gehad met deze man over een afspraak voor betaalde seks. Ze hadden afgesproken in de Burgemeester Schuitestraat, van waar hij door de man werd meegenomen een steeg in, naar de J.C.J. Speykstraat.
Concluderend uit de bewijsmiddelen en redengevend voor het bewijs ziet de rechtbank de volgende zaken.
Het signalement dat [slachtoffer 2] van de man geeft, komt overeen met het signalement van verdachte. Het telefoonnummer dat [slachtoffer 2] opgeeft als het nummer van de man komt uit de politiesystemen naar voren als één van de telefoonnummers van verdachte. Het wordt ook door de moeder van verdachte opgegeven als zijnde het telefoonnummer van haar zoon. In de telefoon van verdachte wordt een foto aangetroffen die tijdens de chatcontacten aan [slachtoffer 2] verzonden is. Dienstdoende agenten verklaren verdachte op de bewuste avond omstreeks 20.20 uur aangetroffen te hebben in Hardenberg, in de Burgemeester Schuitestraat, alwaar verdachte volgens een getuige bij een verzorgingshuis naar binnen probeerde te komen. De J.C.J. Speykstraat is een zijstraat van de Burgemeester Schuitestraat. Tenslotte bekent verdachte dat hij op de bewuste avond rond het bewuste tijdstip in Hardenberg is geweest. Hij zou op bezoek geweest zijn bij een vriend, maar hij wil niet zeggen wie die vriend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 10 december 2016 [slachtoffer 2] heeft afgeperst, waardoor het onder 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van het onder 2 primair, eerste cumulatief/alternatief, zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
Aangever [slachtoffer 3] is op 22 januari 2017 in zijn woning in Steenwijk bedreigd door een jonge man met wie hij via Bullchat contact had gekregen en een afspraak had gemaakt voor betaalde seks. Na zijn aangifte van dit misdrijf is hij, op aanraden van de wijkagent, opnieuw met de man via Bullchat in contact getreden om te proberen een foto en nadere gegevens van hem te verkrijgen. Omdat [slachtoffer 3] niet op een nieuwe afspraak op 25 januari 2017 is komen opdagen, dreigde de man hem de volgende dag met openbaarmaking van seksueel getinte foto’s onder aangevers naam op Facebook.
Concluderend uit de bewijsmiddelen en redengevend voor het bewijs ziet de rechtbank de volgende zaken.
Het signalement dat [slachtoffer 3] van de man geeft, komt overeen met het signalement van verdachte. [slachtoffer 3] herkent verdachte op een foto die hem op het politiebureau wordt getoond, waarbij hij expliciet de – opvallend gekleurde – jas van verdachte benoemt. [slachtoffer 3] beschrijft de telefoon die hij bij verdachte heeft gezien, een telefoon zonder hoesje maar met een blauwachtige rand rondom het display. Deze telefoon, een HTC met blauwe rand, wordt in de fouillering bij verdachte aangetroffen. Op de telefoon van verdachte wordt het Whatsapp gesprek aangetroffen dat [slachtoffer 3] met verdachte heeft gevoerd. Ook worden de tussen hen uitgewisselde foto’s op verdachtes telefoon aangetroffen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 22 januari 2017 [slachtoffer 3] heeft bedreigd en op 26 januari 2017, dus omstreeks 25 januari 2017, [slachtoffer 3] heeft gedreigd met het openbaar maken van seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 3] , waardoor het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 5:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de fiets van aangever [slachtoffer 4] op 18 april 2016 tussen 10.00 en 11.00 uur is gestolen vanuit het centrum in Steenwijk. Op dezelfde dag is de fiets door verdachte te koop aangeboden bij een scooterzaak in Leeuwarden, getuige de verklaring van winkeleigenaar [naam 3] en een kopie van de identiteitskaart van verdachte die [naam 3] in zijn administratie gevoegd had.
De verklaring van verdachte dat hij wel eens in die winkel is geweest om spullen te brengen en dat misschien toen zijn identiteitskaart gekopieerd is, of dat iemand anders, mogelijk ene [naam 4] uit Meppel, op naam van en met gebruikmaking van de identiteitskaart van verdachte gestolen fietsen inlevert, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het is volstrekt onlogisch dat verdachte andere spullen dan een fiets of scooter bij een scooterzaak te koop aan zou bieden en uit de verklaring van [naam 3] blijkt dat het handelen in fietsen voor hem een ‘eens maar nooit weer’ ervaring is geweest. Dat [naam 3] op een andere manier aan de kopie van de identiteitskaart gekomen zou zijn acht de rechtbank eveneens onlogisch. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte degene is geweest die de gestolen fiets op 18 april 2016 bij de scooterhandelaar te koop heeft aangeboden.
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of verdachte degene is geweest die de fiets gestolen heeft. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad [5] kan bij de beantwoording van deze vraag aan het enkele voorhanden hebben van het gestolen voorwerp niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat verdachte die fiets ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Bij die beoordeling weegt mee of verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben.
Zoals hiervoor al overwogen acht de rechtbank de verklaringen van verdachte over dat hij niet degene is geweest die de fiets te koop heeft aangeboden niet aannemelijk. De fiets is gestolen in Steenwijk, wat tevens de woonplaats van verdachte op dat moment was. Op dezelfde dag heeft hij de fiets te koop aangeboden in Leeuwarden. Gelet hierop en op het korte tijdsverloop tussen de diefstal van de fiets uit Steenwijk en het te koop aanbieden van de fiets bij de scooterwinkel, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er een tussenschakel tussen verdachte en de scooterhandelaar is geweest. Verdachte heeft evenmin een verklaring gegeven die de redengevendheid van het overige bewijs ontzenuwt.
Dit alles dwingt de rechtbank tot de gevolgtrekking dat het verdachte zelf is geweest die als pleger de fiets van [slachtoffer 4] door misdrijf heeft verkregen, waardoor het onder feit 5 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 6:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de fiets van aangever [slachtoffer 5] op 30 augustus 2016 tussen 13.05 en 13.20 uur is gestolen vanuit zijn tuin in Steenwijk. De volgende dag is de fiets door verdachte te koop aangeboden bij Used Products in Emmen, getuige de gegevens van verdachte die staan vermeld in het opkoopregister van Used Products.
De verklaring van verdachte dat hij nog nooit in die winkel is geweest acht de rechtbank niet aannemelijk. In de lijn van de fietsendiefstal van het vorige feit, acht de rechtbank het onlogisch dat Used Products op een andere manier aan de gegevens van verdachte gekomen zou zijn dan dat verdachte die daar heeft af gegeven. Verdachte geeft geen verklaring voor het feit dat hij de gestolen fiets voorhanden had, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank een nadere verklaring vereist. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte degene is geweest die de gestolen fiets op 31 augustus 2016 bij Used Products te koop heeft aangeboden.
Net als bij feit 5 dient ook voor dit feit de vraag beantwoord te worden of verdachte degene is geweest die de fiets gestolen heeft. Hierbij betrekt de rechtbank eveneens de bij feit 5 aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad.
Zoals hiervoor al overwogen acht de rechtbank de verklaringen van verdachte over dat hij niet degene is geweest die de fiets te koop heeft aangeboden niet aannemelijk. De fiets is gestolen in Steenwijk, wat tevens de woonplaats van verdachte op dat moment was. Een dag later heeft verdachte de fiets te koop aangeboden in Emmen. Gelet hierop en op het relatief korte tijdsverloop tussen de diefstal van de fiets uit Steenwijk en het te koop aanbieden van de fiets bij Used Products, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er een tussenschakel tussen verdachte en Used Products is geweest. Verdachte heeft evenmin een verklaring gegeven die de redengevendheid van het overige bewijs ontzenuwt.
Dit alles dwingt de rechtbank tot de gevolgtrekking dat het verdachte zelf is geweest die als pleger de fiets van [slachtoffer 5] door misdrijf heeft verkregen, waardoor het onder feit 6 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 8:
Uit het dactyloscopisch onderzoek naar vingerafdrukken op twee enveloppen waarin gestolen geld heeft gezeten, blijkt dat één van de aangetroffen vingerafdrukken op één van de enveloppen afkomstig is van verdachte. Deze envelop lag in een geldlade op de bovenste etage van een kantoorpand van [slachtoffer 7] in Steenwijk. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die heeft ingebroken bij [slachtoffer 7] . Het verweer van de verdediging dat verdachte de enveloppen buiten het gebouw van [slachtoffer 7] kan hebben aangeraakt en dat er sprake is van verplaatsbare voorwerpen, verwerpt de rechtbank, nu verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij nog nooit binnen geweest en er ook nog nooit een brief in de brievenbus heeft gedaan.
Het onder 8 tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 10:
Uit de aangifte, de getuigenverklaring door de moeder van verdachte en de verklaring van verbalisanten over dat verdachte boos en agressief was ten tijde van zijn aanhouding op 17 april 2017 concludeert de rechtbank dat verdachte bij zijn moeder in huis zich tegenover aangever [slachtoffer 8] veel agressiever en bedreigender heeft gedragen dan zoals verdachte zelf heeft verklaard. Naast een ruzie en/of woordenwisseling met aangever gevoerd te hebben, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook gedreigd heeft aangever te zullen doden. Dit deed hij terwijl hij een mes tegen de keel van [slachtoffer 8] hield en [slachtoffer 8] met zijn rug tegen een muur stond. Het onder 10 tenlastegelegde is ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor en in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 mei 2015 te Steenwijkerwold, gemeente Steenwijkerland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen, voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :“Ik maak je dood”, “Ik maak je af” en “Ik maak je kapot”;
2 primair, tweede cumulatief/alternatief.
hij op 10 december 2016 te Hardenberg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van contant geld (70 of 100 euro), toebehorende aan die [slachtoffer 2] ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij mee moest lopen naar zijn huis en
-vervolgens die [slachtoffer 2] heeft meegenomen/meegelokt naar een steeg en
-vervolgens die [slachtoffer 2] heeft meegenomen/meegelokt naar een tuin en
-vervolgens tegen die [slachtoffer 2] zei: ‘kom maar op met je geld’ en
-vervolgens, toen die [slachtoffer 2] wilde weglopen meermalen met gebalde vuist in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en gestompt en
-vervolgens tegen die [slachtoffer 2] zei dat hij geld wilde en dat hij hem anders helemaal in elkaar zou slaan en
-vervolgens, toen die [slachtoffer 2] op de grond lag tegen zijn rug heeft geschopt/getrapt en
-vervolgens is blijven herhalen dat hij geld wilde en anders die [slachtoffer 2] nog meer klappen zou geven en
-vervolgens het geld van die [slachtoffer 2] heeft afgenomen en
-vervolgens twee keer tegen de linkerschouder en de rug van die [slachtoffer 2] heeft geslagen;
3.
hij op 22 januari 2017 te Steenwijk, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte zijn rechterhand in zijn rechterbroekzak gestoken en heeft hij vervolgens die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je steken”;
4.
hij omstreeks 25 januari 2017 te Steenwijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 100 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 3] , als volgt heeft gehandeld:
verdachte heeft:
- naar die [slachtoffer 3] whatsappberichten verzonden waarin hij, verdachte, dreigde seksueel getinte foto’s van die [slachtoffer 3] openbaar te maken, naar die [slachtoffer 3] verzonden, onder meer inhoudende:
- “je hebt mijn afspraak laten lopen, ik heb geen geld gehad” en vervolgens
- “ik zet je foto op Facebook, je woont in Steenwijk, iemand kent je vast wel” en vervolgens
- “denk je dat ik bluf?” en vervolgens
- “of je geeft mij 100 euro of ik plaats je foto met tekst eronder op Facebook”,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5 primair.
hij op 18 april 2016 te Steenwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets ( [merk 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
6 primair.
hij op 30 augustus 2016 te Steenwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets ( [merk 2] ), toebehorende aan [slachtoffer 5] ;
7 primair.
hij in de periode van 19 december 2016 tot en met 20 december 2016 te Steenwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 410 euro, diverse etenswaren, een fles whisky en een Apple mini Mac, toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
8.
hij omstreeks 22 december 2016 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantoorpand te [adres 2] heeft weggenomen
- 3x een cadeaubon van Bol.com van 25,- euro per stuk en
- 10,- euro aan muntgeld en
- 3x een chocoladeletter en
- een (ongeldige) bankpas van de Rabobank,
toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
9.
hij op 17 februari 2017 te Leeuwarden, omstreeks 01.50 uur opzettelijk ambtenaren [verbalisant 1] , brigadier van politie, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: Vieze, vuile flikkers;
en
op 17 februari 2017 te 12.30 uur, te Leeuwarden, opzettelijk, een ambtenaar, [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen; homo’s;
10.
hij op 17 april 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een keukenmes gepakt en met dat keukenmes in de richting van die [slachtoffer 8] gelopen en vervolgens voornoemd mes met de snij kant tegen de rechterkant van de keel gezet en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je af”, “Ik sla je kapot” en “Je gaat dood vanavond”.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 8, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 266, 267, 285, 310, 311, 317 en 318 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 10
telkens het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 primair, tweede cumulatief/alternatief
het misdrijf:
afpersing;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4
het misdrijf:
poging tot afdreiging;
feiten 5 primair, 6 primair
telkens het misdrijf:
diefstal;
feit 7
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 8
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 9
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
en
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, onder aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals ook gesteld bij de zaak met parketnummer 08.259566-16.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich – voornamelijk voor zijn eigen financieel gewin – in de periode van 12 mei 2015 en 17 april 2017 schuldig gemaakt aan een tiental ernstige misdrijven, variërend van belediging van politieagenten, fietsendiefstal en inbraken in kantoorpanden tot afpersing en afdreiging van mannen die hij seks tegen betaling in het vooruitzicht stelde. Meest recent is een bedreiging met de dood van de vriend van zijn moeder, terwijl verdachte een mes tegen de keel van die vriend hield. Door dit soort akelige feiten te plegen heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben gehad voor de gevoelens van zijn slachtoffers en de waarde van spullen voor een ander. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 9 juni 2017 waaruit blijkt dat verdachte vaker met justitie voor soortgelijke delicten in aanraking is geweest. Daaruit blijkt ook dat verdachte tussen 12 mei 2015 en 17 april 2017 vier keer is veroordeeld voor verschillende – soortgelijke – misdrijven tot verschillende straffen. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Uit het beknopte psychologisch rapport, opgesteld door GZ-psycholoog N. van der Weegen, d.d. 2 juni 2017, blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek. Hierdoor is er geen actuele diagnostiek beschikbaar. Uit een drietal rapporten van Tactus van 2 mei 2017, 19 mei 2017 en 23 juni 2017 blijkt dat verdachte bekend is met impulsief en agressief gedrag en dat hij kampt met 'cognitieve beperkingen en een zeer belaste voorgeschiedenis’. Wordt ten tijde van het rapport van 2 mei 2017 nog een heel pakket aan bijzondere voorwaarden geadviseerd – in lijn met de voorwaarden zoals gesteld bij veroordeling op 17 april 2017 – in de laatste twee rapporten geven de reclasseringsmedewerkers aan de rapportage van het NIFP af te willen wachten alvorens met een plan van aanpak te komen. Nu de psycholoog niet heeft kunnen diagnosticeren is de laatste conclusie van Tactus dat ze niet kunnen adviseren, mede gelet op de overwegend ontkennende houding van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte bij het bekennen van feit 7 verklaard met een schone lei te willen beginnen. De rechtbank gelooft hier echter niets van. Verdachte benoemde bij de bekenning namelijk ook een schroevendraaier met DNA van hem, alsof hij dus niet anders kon dan dit feit bekennen. Toen de rechtbank verdachte ermee confronteerde dat dat DNA-spoor bij een andere -geseponeerde- diefstal hoorde en hem vroeg of hij nu die inbraak ook wilde bekennen, krabbelde verdachte terug.
Omdat de rechtbank meer en ernstigere feiten bewezen heeft verklaard dan waartoe de officier van justitie heeft gerequireerd, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden opleggen waarvan vijftien maanden voorwaardelijk. Enkel gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om ook dit keer toch een deel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Weliswaar laat verdachte thans een ambivalente, weigerachtige en ontkennende houding zien, in maart van dit jaar was verdachte nog wel gemotiveerd voor het meewerken aan bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, een agressieregulatietraining en woonbegeleiding. De politierechter heeft bij vonnis van 15 maart 2017 (parketnummer 08.259566-16) een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd waaraan de hiervoor opgesomde bijzondere voorwaarden zijn verbonden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte – ondanks zijn thans onwelwillende houding – de kans krijgt om deze bijzondere voorwaarden, met name de agressieregulatietraining, tot een goed eind te brengen. Gezien de gewijzigde en negatieve houding van verdachte acht de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stevige stok achter de deur. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om wederom bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk deel te stellen. Na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf heeft verdachte nog tot 14 maart 2020 de tijd om te laten zien dat hij wel aan zichzelf wil werken, want zo lang loopt de proeftijd van eerdergenoemde zaak met parketnummer 08.259566-16 nog. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging van die zaak afwijzen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan de rechtmatige eigenaar gelasten van de aan hem toebehorende fiets (betreffende feit 5, zie pag. 128 van het dossier met parketnummer 08.770061-17).

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 20,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het geldbedrag dat hij onder bedreiging aan verdachte moest geven.
De benadeelde partij
[slachtoffer 5]vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 954,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 749,- [merk 2] herenfiets;
  • € 205,- accessoires.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 100,- toe te wijzen en de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen vanwege vrijspraak voor de feiten.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van maximaal € 100,- toe te wijzen en de vordering van [slachtoffer 5] te matigen omdat de fiets niet meer nieuw was. Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] :
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is tot een bedrag van € 100,- niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] :
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 20,- (zegge: twintig euro), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] :
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 6 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn betwist in die zin dat rekening gehouden moet worden met het feit dat de gestolen fiets op het moment van de diefstal geen nieuwe fiets meer was.
Omdat de fiets ten tijde van de diefstal bijna tweeëneenhalf jaar oud was, zal de rechtbank niet uitgaan van de nieuwwaarde, maar van de (verkoop)waarde zoals vastgesteld door Used Products op 2 september 2016. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 475,- (zegge: vierhonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1, 3 en 6 primair is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht, zodat enerzijds de bijzondere voorwaarden blijven gelden en omdat anderzijds het tenuitvoerleggen van een werkstraf op dit moment niet opportuun is.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair, eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 8, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3bedreiging met zware mishandeling;
feit 4poging tot afdreiging;
feiten 5 primair, 6 primair telkensdiefstal;
feit 7diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 8diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 9eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegden
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 8, 9 en 10 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan een van zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan een van de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de fiets [merk 1] aan de rechtmatige eigenaar, zijnde aangever [slachtoffer 4] ;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08.259566-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2017.
mr. W. Foppen en mr. L.E. Blauw zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland, Basisteam:
- IJsselland-Noord met nummer PL0600-2015229606 van 24 juni 2015 (feit 1);
- Vechtdal met nummer PL0600-2016607138 van 15 februari 2017 (feit 2);
- IJsselland-Noord met nummer PL0600-2017060086 van 8 februari 2017 (feiten 3, 4, 5, 6);
- IJsselland-Noord met nummer PL0600-2016623452 van 15 februari 2017 (feit 8);
- IJsselland-Noord met nummer PL0600-2017174871 van 19 april 2017 (feit 10).
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 12 mei 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 3 en 4):

(…) Op dinsdag 12 mei 2015 was ik aan het werk bij de Spar aan de Gelderingen 12 te Steenwijkerwold. Omstreeks 09:45 uur bevond ik mij in de winkel. Ik zag dat bij de broodafdeling een man stond. Deze man kan ik als volgt omschrijven:

- getinte man (Marokkaans/Turks);
- ongeveer 25 tot 30 jaar;
- ongeveer één meter tachtig (1,80 meter) lang;
- droeg een zwart trainingspak (jasje en broek);
- zwarte muts op;
- witte schoenen aan
- (ADIDAS) schoudertasje

Ik hoorde dat deze man mij aansprak. Ik hoorde dat hij zei: "meneer, heeft u ook goedkoper brood dan twee euro?"(…) Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "ik maak je dood." Ook hoorde ik de man zeggen: "ik maak je af." Hierbij keek de man mij aan. Dat 'ik maak je dood' heeft de man twee keer tegen mij gezegd en 'ik maak je af ' hoorde ik sowieso vier keer. Ook hoorde ik de man twee keer zeggen: "ik maak je kapot." (…) Ik zag dat de man op mij af kwam. Ik voelde dat hij zijn voorhoofd tegen die van mij aan drukte. Terwijl hij dit deed hoorde ik dat de man bleef zeggen: "ik maak je dood en ik maak je af." De man duwde mijn hoofd met zijn hoofd weg. (…)

2. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 12 mei 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 6):

(…) Ik ben werkzaam bij de Spar, gelegen aan de Gelderingen 12 te Steenwijkerwold. Vandaag, 12 mei 2015 omstreeks 9:45 uur, was ik in het magazijn. Ik hoorde mijn collega [slachtoffer 1] tegen mij zeggen dat hij net een conflict had gehad met een man. Deze man was in de winkel. Het betrof een man met Marokkaans uiterlijk. (…) Ik hoorde de man meerdere malen tegen [slachtoffer 1] roepen: "ik maak je dood, ik maak je af." (…)

3. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 8):

(…) Naar de supermarkt gegaan en de beelden op de bewakingscamera bekeken, samen met betrokkene [slachtoffer 1] . Op deze beelden was te zien dat een licht getinte jongeman pal voor de mij bekende [slachtoffer 1] gaat staat. De jongeman zwaait met zijn handen en duwt [slachtoffer 1] enkele malen naar achteren. (…)

4. het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 10 en 11):
(…) NOOT verbalisant: Ik, verbalisant [verbalisant 4] , laat [verdachte 1] een foto zien van het incident bij de Spar supermarkt waarop de verdachte te zien is.
V= Ben jij dit op de foto?
A= Ja, dit klopt. Dat ben ik. (…)
V= Wat is er gebeurd in de supermarkt?
A= Ik was in de Spar in Steenwijkerwold. Ik zocht een goedkoop brood. Ik kon het niet vinden dus ik sprak een man aan die in de Spar werkte. (…)
5. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 13 december 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 2 tot en met 4):
(…) Ik doe aangifte van diefstal met geweld dan wel eenvoudige mishandeling gepleegd op 10 december 2016 omstreeks 20.00 uur te Hardenberg. Het incident heeft plaatsgevonden achter de woningen aan de J.C.J. Speykstraat te Hardenberg. Degene die mij van mijn geld beroofd heeft en mij mishandeld heeft ken ik niet persoonlijk. Ik heb deze persoon ontmoet via een chatsite. (…) Toen ik op donderdag 8 december 2016 weer online was op Bullchat werd ik benaderd door een jongen waarvan ik de omschrijving herkende. Ik weet niet meer precies wat hier in stond. De jongen nodigde me eigenlijk heel vlot uit om naar Zwolle te komen. We hebben ook vrij snel telefoonnummers uitgewisseld en hebben verder contact onderhouden via What’s app. Het telefoonnummer wat ik van je jongen gekregen heb is [telefoonnummer 1] . (…) Ik heb de jongen toen gebeld. Dit is na 19.00 uur geweest. Hij vroeg me namelijk om regelmatig contact te houden als ik onderweg was. Ik kon hem niet What’s appen omdat hij geen internet en geen beltegoed meer zou hebben. In dit telefoongesprek heb ik alleen aangegeven waar ik was. De jongen heeft mij ook per telefoon het adres opgegeven waar we zouden afspreken. Dit was de Burgemeester Schuitestraat 58 te Hardenberg. Ik ben hier naartoe gereden en heb mijn auto geparkeerd voor het gebouw van het opgegeven adres. Ik heb aangebeld bij nummer [nummer 1] maar kreeg geen gehoor. Ik heb de jongen toen opgebeld. Hij zei dat ik het verkeerd begrepen had. Ik had hier namelijk alleen maar hoeven wachten. Ik ben vervolgens naar buiten gelopen en heb gewacht op de jongen. Buiten zag ik een jongen uit de richting van de Pothofweg komen. Ik herkende de jongen niet meteen. Dit kwam namelijk omdat hij niet op degene leek waarvan hij de foto’s had gestuurd. Ook was hij veel groter dan gezegd. Hij gaf aan dat alleen zijn haar wat anders zat en dat hij niet altijd eerlijk alles vertelde. Hij zei vervolgens dat ik met hem mee moest lopen en dat we naar zijn huis zouden gaan. Ik ben achter de jongen aangelopen. Hij liep een steeg in welke achter een rij woningen langs liep. Later bleek dat dit de woningen aan de J.C.J. van Speykstraat waren. Hij liep door tot het tweede of derde blok en opende een tuindeur. Wij zijn samen de tuin in gegaan. Wij stonden op ongeveer twee meter van het raam. Hij zij toen: ”Kom maar op met je geld” Ik zei dat ik niet geloofde dat hij hier woonde. Hij zei toen dat hij hier wel naar binnen kon. Ik vertrouwde het niet omdat het in mijn optiek niet mogelijk is dat je geen internet of beltegoed hebt maar wel in zo’n huis woont. Daarom wilde ik mij ook omdraaien en weglopen. Om het moment dat ik wilde gaan, was het eigenlijk al te laat. Voor ik het wist, sloeg de jongen mij. Hij sloeg mij met gebalde vuist in mijn gezicht. De jongen sloeg mij ter hoogte van mijn linkeroog. Ik voelde meteen pijn op de plek waar de jongen mij sloeg. Ik ben toen snel weggelopen. Ik ben de tuin uit gegaan. In de steeg heeft de jongen mij nog een paar keer op mijn gezicht geslagen. Mijn bril is daarbij ook van mijn gezicht geslagen. Ik hoorde de jongen roepen dat hij geld wilde want anders zou hij mij helemaal in elkaar slaan. Ik voelde mij op dat moment in het nauw gedreven. Ik voelde mij kwetsbaar in de steeg en had het idee dat ik de open ruimte in wilde. Ik ben daarom ook weggerend naar uitgang van de steeg. Daar ben ik op de grond terecht gekomen. De jongen heeft mij toen met meer dan gering kracht tegen mijn rug aan geschopt. Hierdoor voelde ik meteen pijn op de plek waar de jongen mij schopte. Ik heb mij met mijn tas kunnen afweren tegen de klappen van de jongen. De jongen bleef herhalen dat hij geld wilde. Anders zou hij mij nog meer klappen geven. Ik heb hem toen 70 of 100 euro gegeven welke ik in mijn binnenzak had. Ik heb dit onder dwang gedaan omdat ik bang was anders nog erger mishandeld te worden. Ik heb dit geld niet uit vrije wil gegeven maar zag geen andere mogelijkheid dan te voldoen aan zijn verzoek. Ik weet niet wat er anders was gebeurd. Ik heb niet de indruk dat ik wat had in te brengen tegen deze jongen. Het geld is mij onder dwang afgenomen. Hierna heb ik nogmaals twee klappen gehad waarvan een op mijn linkschouder en een midden op de rug. De jongen rende hierna heel hard weg in de richting van het fietspad Pothofweg. (…)
Als laatste kan ik u het signalement van de jongen die mijn mishandeld en beroofd heeft geven. Deze is als volgt:
man
leeftijd midden 20
een stuk groter dan ik ben, ik ben 1.68 m
rond gezicht
geschoren kort haar
donker haar
baardgroei onbekend
niet brildragend
donkere kleding
De jongen zei dat hij Colombiaans was met Nederlandse ouders. Ik weet niet welke nationaliteit de jongen had maar hij was zeker niet Nederlands. (…)
6. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 11):

(…) Ik zag dat de aangever [slachtoffer 2] in zijn aangifte verklaarde dat hij van de jongen, die hem had mishandeld en had bestolen, een telefoonnummer had gekregen. Dat betrof het nummer [telefoonnummer 1] . (…) Via de politie systemen, onder andere B.V.I.B. trof ik in dat systeem ook dat telefoonnummer [telefoonnummer 1] aan. Dat nummer was op 04-12-2016 ingevoerd onder de naam van [verdachte 1] . Verder zag ik dat deze [verdachte 1] op 10-12-2016 was aangetroffen in Hardenberg(BVH proces 2016602473) en wel op het adres Burgemeester Schuitestraat te Hardenberg. In dat proces beschrijven de dienstdoende collega’s zijn signalement. Dat signalement kwam sterk overeen met het door aangever [slachtoffer 2] opgegeven signalement. Collega [verbalisant 5] , die de aangifte van [slachtoffer 2] had opgenomen, had deze constateringen ook al gedaan, vandaar ‘de link’ tussen [verdachte 1] en het proces 2016607138. Bovendien is de P.D. (plaats delict), de J.C.J. van Speykstraat een zijweg van de Burgemeester Schuitestraat en is er sprake van dezelfde dag/datum. (…)

7. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 15 en 16):

(…) Op zaterdag 10 december 2016 waren wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , in uniform gekleed en belast met toezicht en handhaving in de gemeente Hardenberg. (…) Om 20.08 uur diezelfde dag kregen wij (…) het verzoek van de centralist van de meldkamer Oost-Nederland om te gaan naar de Burgemeester Schuitestraat te Hardenberg. Aldaar zou bij het appartementencomplex een getinte man staan die zojuist had getracht om met meldster mee het appartementencomplex binnen te gaan. Meldster vertrouwde de situatie niet en heeft de man de toegang tot het appartementencomplex geweigerd en belde vervolgens de politie. Meldster zag dat bovengenoemde manspersoon een laptop onder zijn arm had. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 7] , hoorde dat meldster zei dat zij de jongen, die zojuist getracht had om met haar mee te gaan naar binnen, een licht getinte jongen was. Ik hoorde dat zij zei dat de jongen ongeveer 30 jaar oud is, dat hij ongeveer 185 centimeter lang is, dat hij zwart, kort, opgeschoren haar heeft, dat hij een blauw trainingspak aan heeft met daarop lichte strepen. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 6] , liep in de tussentijd in de richting van het treinstation Hardenberg. Ik zag daar, omstreeks 20.20 uur een jonge man staan die volledig voldeed aan het signalement dat door de meldster was doorgegeven. Ik zag dat de jongen een blauw trainingspak droeg. Ik zag dat het jasje van dit trainingspak blauw was en dat de armstukken van dit jasje grijs van kleur waren. Ik zag verder dat de trainingsbroek blauw van kleur was en dat aan de onderzijde van de broekspijpen witte strepen zaten. Ik zag dat de jongen zwarte sportschoenen droeg. Ik zag dat de jongen een licht getinte huidskleur had, dat hij ongeveer 1,85 meter lang was en dat hij kort opgeschoren haar had. (...) Ik zag dat de jongen mij een geldig Nederlands identiteitsdocument overhandigde. Ik zag dat er op het document de volgende gegevens stonden:

- Naam: [verdachte 1]
- Voornamen: [verdachte 1]
- Geboortedatum: [geboortedatum] 1994
- Geboorteplaats: [geboorteplaats]
- Persoonsnummer: [nummer 2]
- Lengte: l,85m
- Documentnummer: [nummer 3] (…)

Toen wij bij de ingang van het appartementencomplex stonden, zag ik dat er een vrouw aan kwam lopen. Ik hoorde dat zij zei dat zij zojuist de melding had gedaan. Ik hoorde dat zij zei dat [verdachte 1] de jongen was die zojuist had getracht met haar het appartementencomplex te betreden. Ik hoorde dat [verdachte 1] zei dat hij deze vrouw zojuist ook had gezien. (…)

8. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 17):
(…) In aansluiting op de processen verbaal (…) waarin het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt vermeld, heb ik verbalisant nog eens gezocht in de politie systemen. Ik stuitte op bijgevoegde mutatie (bijlage 1), opgemaakt op 4 december 2016 door een collega uit Steenwijk.
In die mutatie staat, dan de moeder van [verdachte 1] , aan de betreffende collega mededeelde, dat haar zoon was te bereiken op het telefoon nummer [telefoonnummer 1] . Op die datum heeft de collega dat nummer vastgelegd en derhalve zagen wij in de politiesystemen, dat het betreffende nummer ‘gelinkt’ was aan de persoon [verdachte 1] .
Verdachte : [verdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] in Somalia (…)
9. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 19):
(…) Vorige week werd de verdachte [verdachte 1] aangehouden door de politie Steenwijk. Collega, rechercheur [naam 2] , hield zich bezig met deze zaak, die omschreven staat onder B.V.H. nummer [nummer 4] .
Zaak [nummer 4] is een aangifte ( [slachtoffer 3] ) van bedreiging. Deze zaak heeft gelijkenissen met de zaak in Hardenberg ( [nummer 5] ). Ook hier probeert de aangever
via Bullchat in contact te komen met een andere homofiele man/jongen. Ook deze aangever wilde tegen betaling seks hebben met een andere man. Op een bepaald moment kwam aangever digitaal in contact met een man, die een foto opstuurde, omdat aangever daarom vroeg. Hij wilde graag een foto van de ‘contactpersoon’ zien. Toen de aangever later daadwerkelijk in contact kwam met die man/jongen, kwam aangever tot de ontdekking dat het niet de jongen/man was van de opgestuurde foto via Bullchat. Deze werkwijze komt overeen met de zaak in Hardenberg. Ook toen werd een foto van de contactpersoon verstuurd. Aangever [slachtoffer 2] zag bij het daadwerkelijk contact in Hardenberg met de man/jongen, dat het niet de persoon was van de toegestuurde foto. Ik voeg de volgende screenshots bij dit proces-verbaal:
-bijlage I (zat bij de aangifte van [slachtoffer 2] ). Op deze A4 is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] te zien. (…)
-bijlage II (zat bij de aangifte van [slachtoffer 2] ). Op deze A4 is de foto te zien, die de heer [slachtoffer 2] kreeg toegestuurd van zijn Bullchat contact.
In de Steenwijkse zaak ( [nummer 4] ) werd onder verdachte [verdachte 1] een telefoon, een HTC,
inbeslaggenomen. (…) Bij onderzoek van deze telefoon werd een foto aangetroffen. Die foto is weergegeven onder bijlage 3 en onder bijlage 4 is deze foto uitvergroot.
Vastgesteld kon worden dat deze foto van bijlage 3 en 4 overeenkomt met de foto van bijlage II, dus de foto die toen naar aangever [slachtoffer 2] was verzonden. (…)
10. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 27 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 20 tot en met 22):
(…) Plaats delict : [adres 3] , binnen de gemeente Steenwijkerland
(…) Ik zag toen dat Pdate zijn rechterhand in zijn rechterbroekzak stak. Ik hoorde hem tegelijkertijd zeggen: ik ga je steken. Ik schrok toen heel erg en het zweet brak mij aan alle kanten uit. Ik voelde mij erg bedreigd en dacht dat hij werkelijk een mes in zijn zak had. Ik dacht dat hij mij echt zou gaan steken. (…) Naderhand als ik terug denk aan Pdate schat ik hem zelf op een leeftijd van ongeveer 20 jaar. Zijn signalement is: ongeveer 1.85 lang. Ik schat dit omdat ik zelf ook 1.85 ben. Ik denk dat hij ietsje kleiner was dan ik. Hij had een getinte huidskleur en had diepbruine ogen. Kort zwart haar. Het was zo kort dat ik niet kan zeggen of hij stijl of krullend haar had. Zijn kleding wat ik mij kan herinneren was: Een gelig gekleurde jas met capuchon. Aan de capuchon zat een nep bont rand. De lengte was tot ongeveer halverwege zijn knieen. (…) Wat ik mij wel kan herinneren is zijn telefoon. Er zat geen hoesje om de telefoon, maar rondom het display zat een blauwachtige rand. (…)
Dinsdagavond 24 januari kwam wijkagent [verbalisant 8] bij mij. Ik sprak hem over mijn bedreiging en hij adviseerde mij om op Facebook te kijken omdat hij graag een foto wilde zien van Pdate. Ik ben op woensdagavond op bullchat gaan kijken. Ik zag toen weer Pdate staan. Ik ben met hem gaan chatten. (…) Pdate had weer zijn zelfde houding en vraagstelling maar nu vroeg hij 100 euro. (…) Ik kreeg toen een ander telefoonnummer van hem, dat was: [telefoonnummer 2] . (…) Op zijn verzoek spreken we weer af bij de waterwijk, waar ik uiteraard niet naartoe ben gegaan. Daarna bedreigde Pdate mij via de app. Je bent niet op komen dagen je hebt mijn afspraak laten lopen, ik heb geen geld gehad. Ik zet je foto viral. Ik zet je foto op Facebook, je woont in Steenwijk, iemand kent je vast wel. Daarna: denk je dat ik bluf? Of je geeft mij 100 euro of ik plaats je foto met tekst eronder op Facebook. (…)
11. de What’s app gesprekken van [slachtoffer 3] d.d. 22 januari 2017 en 26 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 24 en 31):
(…) [22-1 14:26] : oké steenwijkerdiep 38a
[22-1 14:35] [telefoonnummer 3] : Okee
[22-1 14:36] + [telefoonnummer 3] :1k sta
[22-1 14:36] + [telefoonnummer 3] : Der
[22-1 14:37] + [telefoonnummer 3] : Waar is dat
[22-1 14:37] + [telefoonnummer 3] : Precies
[22-1 14:37] : waar be je
[22-1 14:37] : ben
[22-1 14:38] + [telefoonnummer 3] : Bil jumbo
[22-1 14:38] : richting water gaan
[22-1 14:38] : rechterkant
[22-1 14:38] [telefoonnummer 3] : Okee
[221 14:38] aan houden
[22-1 14:38] [telefoonnummer 3] : Okee
[22-1 14:38] 38 a zijn huisjes achter de hoge (…)
26-01-17, 16:11 - [telefoonnummer 2] : Zien We wel je hebt me afspraken laten mislopen heb geen geld door jou
26-01-17, 16:11 - + [telefoonnummer 2]
26-01-17, 16:11 - …………: sorry
26-01-17, 16:12 - [telefoonnummer 2] : Je foto Gaat op
26-01-17, 16:12 - [telefoonnummer 2] : Facbook
26-01-17, 16:13 - [telefoonnummer 2] : Je komt iut steenwijk
26-01-17, 16:13 - [telefoonnummer 2] : Toch
26-01-17, 16:13 - [telefoonnummer 2] : Dan kennen wel Paar van hier jou
26-01-17, 16:14 - …………: tja
26-01-17, 16:15 - [telefoonnummer 2] : Ja tja wat denk je dat Ik bluf of je heeft me zo die 100 of Ik doe het ii seere heto
26-01-17, 16:16 - …………: hoe wil je dat ik het goed maak
26-01-17, 16:16 - [telefoonnummer 2] : Dat je me wat heeft dat je gisteren hebt belooft nu als je geen sex wil allen geld
26-01-17, 16:16 - [telefoonnummer 2] : Anders weet je zelf.
26-01-17, 16:18 - [telefoonnummer 2] : 11 zoek gwn onder steenwijk
26-01-17, 16:18 - [telefoonnummer 2] : Op fb
26-01-17, 16:18 - [telefoonnummer 2] : Plaats daar die foto met tekst (…)
12. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 36):

(…) Gezien de omschrijving van de verdachte die de aangever/benadeelde gaf, dacht ik onmiddellijk aan de mij bekende [verdachte 1] . In december 2016 heeft in Hardenberg een soortgelijk feit (een afspraak voor een date maken via de site “Bullchat” en dan de aangever mishandelen/bedreigen na geld te hebben ontvangen) plaats gevonden waarbij [verdachte 1] ook als verdachte in beeld kwam. Na overleg met de officier van justitie Revis van het parket Oost-Nederland heb ik drie recente foto’s (waaronder een (1) met jas) getoond aan de aangever [slachtoffer 3] . Na het tonen van de foto’s hoorde ik aangever (…) zeggen: “Dat is de man waarover ik het heb en die mij bedreigd heeft. Ik herken hem 100 %. Ik herken de jas ook. Deze had hij aan toen hij bij mij was. Via de telefoon verstuurde hij een andere foto naar mij toe, maar dat was hij niet. Dit is hem”. (…)

13. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 45):
(…) Op zondag 29 januari 2017 werd bij de aanhouding van de verdachte [verdachte 1] een telefoon in beslag genomen. Dit toestel betrof een HTC, kleur grijsachtig blauw voorzien van een blauwe rand.
Door aangever [slachtoffer 3] was in zijn verklaring aangegeven dat de persoon die hem had bedreigd in het bezit was van een mobiele telefoon. Het was hem opgevallen dat die telefoon niet was voorzien van een hoesje en dat het toestel een blauwachtige rand had. (…)
14. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 48):

(…) Na onderzoek bleek dat exact hetzelfde chatgesprek werd aangetroffen in de telefoon van verdachte als het chatgesprek dat door de aangever bij zijn aangifte was gevoegd. Het betreft het chatgesprek van 25 januari 2017. (…) Tevens werden dezelfde afbeeldingen op de telefoon van verdachte aangetroffen als welke verzonden waren aan de aangever. Deze afbeeldingen zijn afbeeldingen van mannen en / of hun geslachtsdeel. (…)

15. het proces-verbaal internet aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 18 april 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 92):
(…) Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen maandag 18 april 2016 te 10:00 uur en maandag 18 april 2016 te 11:00 uur:
“Fiets gestolen (…)
16. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 17 juli 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 79 en 80):

(…) Op maandag 18 april 2016 (…) parkeerde mijn zoon zijn fiets bij de Meenthe te Steenwijk, dit deed hij aan de rechterzijde van de hoofdingang. Mijn zoon had de fiets niet op slot gezet. De fiets was van het merk [merk 1] , dat is een speciale editie waar er niet veel van verkocht zijn. Hij is mat zwart en wit van kleur. Op het zadel zit een print van [merk 1] (…) Op dezelfde dag, namelijk maandag 18 april heb ik via internet aangifte gedaan van diefstal van de fiets. (…) Op een gegeven moment kreeg ik een email van Marktplaat dat er een fiets met de trefwoorden: [merk 1] werd aangeboden. Ik heb toen de advertentie bekeken en zag dat dit de fiets van mijn zoon was. Een bijzonder detail was dat er een beugeltje van de kabel naar de derailleur ontbrak waardoor de kabel wat hangt, dit was ook zichtbaar op de foto van de advertentie. (…) Toen wij bij de adverteerder waren zagen wij dat het de fiets van mijn zoon betrof. Nog een opvallend detail was namelijk de er een vorkje van de koplamp was afgebroken, dit had deze fiets ook. Mijn zoon is vervolgens een testrit gaan fietsen, op enig moment hebben wij de reservesleutel welke wij hadden meegenomen getest. De reservesleutel paste op het slot en ging open. Het was dus 100 procent zeker dat het de fiets van mijn zoon betrof. (…) Tijdens het gesprek met de adverteerder vertelde hij de fiets gekocht te hebben voor 140,00 euro, de adverteerder bood de fiets vervolgens aan voor 225,00 euro. De fiets vertegenwoordigd een waarde van ongeveer 400,00 euro. (…)

17. het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] d.d. 16 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 105 en 106):
(…) Dit was op 18 april 2016. Er kwam bij mij een man in de winkel die aan mij aan fiets
wilde verkopen. Ik had deze man nog nooit eerder gezien. Hij zei tegen mij dat het een
mooie fiets was en hij wilde daar 100 euro voor hebben. (…) Ik handel verder nooit in fietsen en ik zal dat in de toekomst ook nooit weer doen. (…) De man vertelde mij dat de fiets van hemzelf was en dat hij geld nodig had. Ik heb de gegevens van de man opgenomen. Hij toonde mij een identiteitskaart. De foto die de man weergeeft op de identiteitskaart leek ook goed op de man. Ook noteerde ik het adres van de man. Ik overhandig u een foto met de identiteitskaart en de adresgegevens. De man heet: [verdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1994. Via een kennis kwam ik achter het adres van deze man. Deze kennis werkt bij de belastingdienst. Het mag eigenlijk niet, maar zo kwam ik achter zijn adres en dat is [adres 4] Ik had de man niet naar zijn adres gevraagd, maar via zijn bsn-nummer kwamen wij daar achter. (…)
18. een afschrift van aangifte d.d. 31 augustus 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 113):
(…) Gegevens aangever
Achternaam (eigen familienaam) [slachtoffer 5]
Voornamen (voluit) [slachtoffer 5] (…)
Pleegplaats & tijdstip
Pleegplaats [adres 5]
19. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 115 en 116):

(…) Achternaam (eigen familienaam) [slachtoffer 5] Voornamen (voluit) [slachtoffer 5] (…) Deze verklaarde ons dat hij op 31 augustus 2016 aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn fiets. Aangever / benadeelde verklaarde dat zijn fiets op dinsdag 30 augustus 2016, vermoedelijk tussen 13.05 en 13.20 uit zijn tuin was gestolen. Fiets betrof een [merk 2] voorzien van framenummer [nummer 6] . (…) Aangever / benadeelde verklaarde dat hij op marktplaats zijn fiets herkende en zodoende in overleg politie Steenwijk een bezoek bracht als zijnde koper. (…) De huidige eigenaar verklaarde dat hij zijn fiets te koop aanbied op marktplaats. Tevens verklaarde bij dat hij ter goede trouw de fiets heeft gekocht bij Used Products Emmen Hoofdstraat 102, 7811 ET Emmen, ter waarde van 475,- euro. (…)

20. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 123 en 124 (bijlage)):
(…) Ik kreeg bij Used Products een papier waarop stond dat zij de fiets gekocht hadden van [verdachte 1] , [geboortedatum] 1994, wonende aan de [adres 4] . Legitimatienummer [nummer 3] .
Hierna heb ik op het politiebureau te Emmen de gegevens nagekeken in BVIB.
Gegevens uit BVIB: [verdachte 1]
[geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
Bsn: [nummer 2]
Nederlandse en Somalische nationaliteit
[adres 1] (…)
Used Products (…)
Cliënt: [verdachte 1] (#306729)
Geboortedatum: [geboortedatum] 1994
Legitimatienummer: [nummer 3]
Factuurnummer: 0111-005747 (Inkoop)
Datum: 31 augustus 2016
Art.nr Serienr. Artikel Aantal Prijs (p/s) Totaal
[merk 2] 1 € 225,00 € 225,00 (…)
21. het proces-verbaal aangifte van [naam 5] namens [slachtoffer 7] d.d. 23 december 2016 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 16 en 17):
(…) [slachtoffer 7] huurt een kantoor gedeelte van de bovenverdieping van de [adres 2] te Steenwijk. [slachtoffer 7] verhuurt dit deel aan [slachtoffer 7] en is tevens eigenaar van het pand. (…) Gisteravond 22 december hebben de schoonmakers omstreeks 20.30 uur, het pand verlaten en afgesloten. Vanmorgen 23 december omstreeks 09.00 uur, ontdekten wij dat er was ingebroken. Beneden is een ruit van een deur in gegooid. (…) Boven in het gedeelte van [slachtoffer 7] zijn alle kastdeuren geopend. Ik mis:
3x een kadobon van Bol.com van 25,- euro per stuk
10,- euro aan muntgeld
3x een chocoladeletter
een ongeldige bankpas van de rabobank, rekeningnummer onbekend (…)
22. het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 7 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 20 en 21):
(…) Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een bedrijfspand bij [slachtoffer 7] aan de [adres 2] te Steenwijk, binnen de gemeente Steenwijkerland. (…)
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen: (…)
Op de bovenste etage werd een kantoor doorzocht en uit een geldlade twee enveloppen geopend en geld ontvreemd. De twee enveloppen meegenomen voor dactyonderzoek.
Sporendrager(s)
Goednummer [nummer 7]
SIN [nummer 8]
Object Drukwerk (Envelop) (…)
Bijzonderheden Door dader geopend (…)
23. het proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging d.d. 20 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 24 en 25):
(…) Ik zag dat het een witte envelop betrof. Ik zag verder dat de envelop een A5 formaat had. (…) Ik zag een drietal (3) bruikbare dactyloscopische sporen.
(…) Spoornummer : [nummer 9]
SIN : [nummer 10]
Relatie met SIN : [nummer 8]
Spoortype : Dacty
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Wijze veiligstellen : Foto
Tijdstip veiligstellen : 9 januari 2017 te 14:10 uur
Plaats veiligstellen : Op envelop (…)
24. het rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 24 januari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 27):
(…) Dactyloscopisch onderzoek:
Met de afbeelding van dactyloscopisch spoor bekend in Havank onder nummer [nummer 11] is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank. Bij de aanvraag werden de volgende gegevens vastgelegd:
Datum invoer: 23-01-2017
Kenmerk aanvrager: [nummer 12]
Kenmerk Havank: [nummer 13]
Kenmerk spoor: [nummer 14]
Resultaat dactyloscopisch onderzoek:
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder:
Biometrienummer: [nummer 15]
SKN-nummer: [nummer 16]
Incidentnummer: [nummer 17]
Achternaam: [verdachte 1]
Voornamen: [verdachte 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1994
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: Somalia
Nationaliteit: Nederlandse
Geslacht: Man (…)
25. het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 februari 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 49):
(…)
A: Ohhh nu herken ik het gebouw, daar zit ook iets van een kinderschool. Ik heb er ook een keer moeten werken voor mijn uitkering, moest daar toen onkruid wieden.
V: Ben je daar wel eens binnen geweest? Zo ja wanneer?
A: Ik ben er nog nooit binnen geweest.
V: We hebben sporen in het gebouw aangetroffen die van jou zijn. Heb je daar een verklaring voor?
A: Dat weet ik niet.
V: Er zijn dactyloscopische sporen aangetroffen van jou, oftewel een vingerafdruk op enveloppen. Hoe kun je dat verklaren?A: Ik ben er nooit binnen geweest, ik weet niet hoe dat kan.
V: Dat is toch vreemd dat je zegt dat je nog nooit binnen bent geweest, maar dat er wel een envelop is aangetroffen?
V: Heb jij daar een andere reden voor dat deze envelop met jou vingerafdruk is aangetroffen?
A: Nee, ik ben er nog nooit geweest en ik heb er ook nog nooit een brief in de brievenbus gedaan. Er liggen wel meer afdrukken. Er werken natuurlijk veel meer mensen. Weet je ik beroep mij op mijn zwijgrecht.(…)
26. het proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 april 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 4):

(…) Op donderdag 17 april 2017 (…) kregen wij omstreeks 22:45 uur de melding (…) om te gaan naar de [adres 6] te Steenwijk. Alhier zou de zoon zijn moeder en stiefvader bedreigen met een mes. (…) het huis betrof waar voor ons de ambtshalve bekende [verdachte 1] , later genoemd als verdachte, regelmatig verblijft. (…) Wij zagen dat in de keuken het gehele keukengerei verspreid lag over de vloer. Wij zagen dat er een boel messen op de grond lagen. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 9] , had oogcontact met de verdachte en sprak hem aan. Ik vroeg hem naar buiten te komen. Ik zag en hoorde dat de verdachte boos en agressief was. (…)

27. het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 18 april 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 19 en 20):

(…) Ik heb een relatie met [naam 6] , wonende aan de [adres 6] te Steenwijk. Ik verblijf veel bij haar. Zij heeft een zoon, genaamd [verdachte 1] . (…) [verdachte 1] verblijft ook al sinds januari 2017 bij zijn moeder in de woning. Ik en [naam 6] , kwamen rond 22.30 uur thuis. (…) Met zijn linkerhand duwde hij mij opeens met mijn rug tegen het gemetselde afscheidingsmuurtje, tussen de buren. In zijn rechter hand hield hij een groot keukenmes. Dit mes zette hij duidelijk en voelbaar tegen de rechterkant van mijn keel, met de snijkant tegen mijn huid. (…) Ik hoorde ook duidelijk dat [verdachte 1] mij woordelijk bedreigde. Ik hoorde dat hij onder andere zei: “Ik maak je af”. Ik had ook echt het idee, dat hij mij daadwerkelijk fysiek iets zou gaan aandoen. (…)

28. het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 18 april 2017 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 21 en 22):

(…) Ik zag dat [verdachte 1] wel een groot mes uit de la had gepakt. Ik hoorde [verdachte 1] roepen: ”En nu maak ik je dood”. Het mes dat [verdachte 1] vast had was in totaal ongeveer 30 cm. Ik zag dat het een mes was die ik normaal gesproken gebruik om botten mee te snijden en om bijvoorbeeld een vissenkop eraf te snijden. Dit is dus een groot en scherp mes. Ik zag dat [verdachte 1] het mes in zijn rechterhand had. Zijn arm hield hij omhoog. Ik zag dat [verdachte 1] het handvat met zijn hand omsloten had. Het mes hield hij op de kop vast, met het lemmet naar beneden gericht. (…) Ik zag dat [verdachte 1] op [slachtoffer 8] af wilde en ik hoorde hem meerdere keren zeggen: ”Je gaat dood vanavond”. (…) Ik ben ook naar buiten gegaan en zag dat [verdachte 1] [slachtoffer 8] buiten tegen de gevel van het huis aan duwde. Ik zag dat [verdachte 1] het mes nog steeds in zijn rechterhand vasthield en dat hij het mes op de keel van [slachtoffer 8] drukte. Ik hoorde [verdachte 1] zeggen:” Ik ga het afmaken”. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-Noord, met nummer PL0600-2017210829 van 13 mei 2017 (feit 7) of uit het dossier van de Politie, Eenheid Noord-Nederland, District Fryslan, Basisteam Leeuwarden, met nummer PL0100-2017042760 van 17 februari 2017 (feit 9). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-Noord, met nummer PL0600-2017060086 van 8 februari 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.d.d. 31 januari 2017, pag. 41 tot en met 44
4.d.d. 1 februari 2017, pag. 49
5.Zie bv. HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:644