In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren in 1965 in Turkije. Het klaagschrift, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, betreft de beslaglegging op een geldbedrag, goudstukken, drie voertuigen en verschillende bankrekeningen. De beslaglegging vond plaats op 4 april 2016 in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen klager, die verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie, witwassen en het handelen in strijd met de Wet op de kansspelen. Klager verzocht om opheffing van de beslaglegging, omdat hij zijn vaste lasten niet kon betalen en schade aan zijn pand wilde herstellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en dat de rechtbank bevoegd is om van het klaagschrift kennis te nemen. De raadkamer heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de inbeslagneming rechtmatig is. De raadkamer heeft overwogen dat het onderzoek naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter heeft en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de beslaglegging. Klager heeft niet overtuigend aangetoond dat er een onevenredige verhouding bestaat tussen de waarde van de in beslag genomen goederen en de mogelijke hoogte van de betalingsverplichting.
Uiteindelijk heeft de raadkamer het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslaglegging op de goederen in stand blijft. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier B.M. Hoek.