Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
RIBW GROEP OVERIJSSEL,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘salaris’, te weten
‘loon exclusief toeslagen’in hoofdstuk 1 in samenhang met artikel 1 lid 1 onder 1 van hoofdstuk 12, waarin is bepaald dat de werknemer ‘met behoud van
salarisaanspraak heeft op 166 uur vakantie’. Werknemer stelt dat deze CAO bepaling in strijd is met de wet (artikel 7:639 en 7:645 BW) en derhalve nietig is. Ter zake wordt als volgt overwogen.
€ 927,88 bruto, iets lager dan het aanvankelijk gevorderde bedrag van € 982,83 bruto. Werkgever heeft de eerdere berekening c.q. de hoogte van de vordering op zich niet betwist. De kantonrechter zal dan ook van het door werknemer berekende bedrag voor het geval artikel 3:308 BW van toepassing wordt verklaard, hetgeen het geval is, uitgaan. Werkgever zal veroordeeld worden tot betaling van een bedrag van € 927,88 bruto. Nu werkgever in verzuim is zal de wettelijke verhoging, gematigd tot maximaal 20%, als ook de wettelijke rente worden toegewezen.
€ 400,- ter zake van salaris gemachtigde. De nakosten worden toegewezen tot maximaal
€ 100,-.
5.De beslissing
5 september 2016 (dag der dagvaarding) tot de dag der algehele voldoening;
€ 100,- wegens nakosten.