ECLI:NL:RBOVE:2016:5149

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
08/963661-14 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel gepleegd jegens een Hongaarse vrouw met gebruik van dwang en geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte, geboren in Hongarije, heeft in de periode van 1 september 2011 tot en met 1 mei 2014, samen met een medeverdachte, een Hongaarse vrouw geworven, vervoerd en uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik hebben gemaakt van dwang, geweld en intimidatie om het slachtoffer te dwingen tot prostitutie. Het slachtoffer werd gedwongen om al haar verdiensten af te staan aan de verdachte en zijn medeverdachte, die haar onder controle hielden door middel van bedreigingen en geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden en een schadevergoeding van €202.000 aan het slachtoffer opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen enkele rekening heeft gehouden met de belangen van het slachtoffer en dat zijn handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963661-14 (LP) (P)
Datum vonnis: 15 december 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 november 2015, 26 januari 2016, 5 april 2016, 16 november 2016 en 6 december 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.J. Laatsman, advocaat te Oss, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) mensenhandel jegens [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 1 mei 2014,
te 's-Gravenhage en/of te Amsterdam en/of te Groningen, althans (elders) in Nederland en/of in België en/of in Italië en/of in Hongarije en/of in Zwitserland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen en/althans
alleen, een ander, genaamd [slachtoffer]
  • door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die ander(en) (sub 1) en/of
  • heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die ander(en) in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3) en/of
  • door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die ander(en) zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4) en/of
  • opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die ander(en) (sub 6) en/of
  • die ander(en) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die ander(en) met of voor (een) derde(n) (sub 9),
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
(telkens)
  • met die [slachtoffer] (vanuit Hongarije) naar Nederland gereden en/of gevlogen en/althans gereisd en/of
  • woonruimte in Italië en/of in België en/of in Zwitserland en/of in 's-Gravenhage, althans in Nederland en/of Hongarije voor die [slachtoffer] geregeld en/of die [slachtoffer] ondergebracht in een woning en/althans gehuisvest en/of
  • een of meer kamer(s)/werkplek(ken) in Italië en/of in België en/of in Zwitserland en/of in 's-Gravenhage althans (elders) in Nederland geregeld/gehuurd en/of laten regelen/huren, alwaar die [slachtoffer] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en/althans die [slachtoffer] (aldaar) laten werken als prostituee en/of
  • die [slachtoffer] opdracht gegeven en/of (telefonisch) onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of gebracht een (groot) aantal uren per dag en/of zeven, althans een groot aantal, dagen per week als prostituee te werken en/of een groot geldbedrag te verdienen, ook als zij ziek en/of ongesteld was en/of
  • zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of de verdiensten daaruit en/of
  • die [slachtoffer] constant onder controle gehouden en/of (aldus) de keuze-/bewegingsvrijheid van haar ingeperkt en/of
  • die [slachtoffer] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afdragen aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of het door haar verdiende geld geheel of gedeeltelijk onder zich genomen/gehouden en/of haar (aldus) in een (verder) van verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie gebracht en/of gehouden en/of
  • die [slachtoffer] (het door haar verdiende) geld laten overbrengen en/of sturen/overmaken naar de familie van verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/althans naar personen in Hongarije en/of
  • een of meer personen als 'geldkoerier' ingezet en/of de hiervoor bedoelde gelden laten ophalen uit Nederland en/of laten overbrengen naar Hongarije en/of
  • de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of haar telefoon gecontroleerd en/of
  • die [slachtoffer] geslagen en/of bedreigd en/of uitgescholden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld terzake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat Nederland geen rechtsmacht toekomt, althans voor wat betreft de periode waarin mevrouw [slachtoffer] in het buitenland stelt te hebben gewerkt in de prostitutie. De verdediging verzoekt derhalve het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, voor wat betreft het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de periode 2011 tot en met medio 2013. Verder dienen de verklaringen van [slachtoffer] die betrekking hebben op de periode 2011 tot en met medio 2013 te worden uitgesloten van het bewijs nu de Nederlandse autoriteiten geen rechtsmacht hadden. Tot slot vindt de verdediging dat sprake is geweest van een ernstige schending van fundamentele rechtsbeginselen die in ieder geval zou moeten leiden tot strafvermindering, nu verdachte, zonder wettelijke grondslag, wordt betrokken in kwesties die de Nederlandse autoriteiten niet aangaan.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat Nederland over de gehele periode rechtsmacht heeft.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ook in Nederland worden vervolgd, mits deze gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328). De rechtsmacht geldt in dat geval voor het gehele feitencomplex. Om rechtsmacht te kunnen aannemen moet het dus gaan om feiten die op grond van de tenlastelegging en bewezenverklaring van hetzelfde feitencomplex deel uitmaken.
Ten aanzien van de gedragingen die zich in het buitenland hebben voorgedaan overweegt de rechtbank dat sprake is van dezelfde verdachten en hetzelfde slachtoffer, hetgeen met zich meebrengt dat deze gedragingen behoren tot hetzelfde feitencomplex als de feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat Nederland over de gehele tenlastegelegde periode rechtsmacht heeft.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
De overige verweren die zien op de rechtsmacht hoeven geen bespreking meer, nu hiermee de grondslag aan het verweer is komen te ontvallen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring op grond van onder meer de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer], diverse getuigenverklaringen (waaronder de verklaring van [getuige 1] en de verklaringen van [getuige 2]) en tapgesprekken.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, nu er geen sprake is geweest van werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen. Voorts is er geen sprake van de middelen dwang, geweld, andere feitelijkheid, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Verder is er geen sprake van (oogmerk van) uitbuiting. Ook de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden worden nadrukkelijk ontkend en kunnen volgens de verdediging niet bewezen worden.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Artikel 273f, eerste lid, sub 1, Sr
Handelingen: vervoeren en overbrengen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd en overgebracht. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat zij samen met verdachte in september 2013 vanuit Budapest naar Nederland is gevlogen en dat de medeverdachte had besloten dat zij naar Nederland moest gaan.
De rechtbank acht de overige in de tenlastelegging opgenomen handelingen niet bewezen.
Dwangmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte jegens [slachtoffer] gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben jegens [slachtoffer] gebruik gemaakt van het dwangmiddel dwang, nu de rechtbank uit de verklaringen van [slachtoffer] concludeert dat verdachte haar continu in de gaten hield, zij zich niet vrij kon bewegen, hij haar vele malen per dag belde om te vragen naar haar verdiensten en de hoeveelheid klanten, zij een groot aantal uren per dag en een groot aantal dagen per week als prostituee moest werken en een groot geldbedrag moest verdienen alsmede dat verdachte haar verplichtte door te werken als zij ziek en ongesteld was. Voorts verwijst de rechtbank voor het dwangmiddel dwang naar de verklaring van [slachtoffer] d.d. 8 juni 2014, waarin zij verklaart dat de medeverdachte de baas is, bevelen geeft aan zijn zoon (verdachte) en de medeverdachte haar altijd probeerde te sturen hoe zij zich moest gedragen achter het raam.
Verdachte heeft jegens [slachtoffer] gebruik gemaakt van het dwangmiddel andere feitelijkheid, omdat verdachte tegen haar schreeuwde en haar uitschold.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben jegens [slachtoffer] gebruik gemaakt van de dwangmiddelen geweld en dreiging met geweld. De rechtbank verwijst voor het dwangmiddel geweld naar de verklaringen van [slachtoffer], waarin zij heeft verklaard dat verdachte haar meermalen sloeg en dat hij haar een keer met zijn vuist op haar slaap heeft geslagen.
Voor het dwangmiddel dreiging met geweld verwijst de rechtbank naar de verklaring van [slachtoffer], waarin zij heeft verklaard dat verdachte dreigde naar haar cabine te komen om haar een klap te geven, als zij – in zijn ogen – niet genoeg verdiend had. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat als de familie [familienaam verdachte] erachter kwam dat zij niet al haar geld had ingeleverd, zij haar gingen bellen of er mee dreigden dat ze naar haar toe zouden komen en haar in de zee zouden gooien als ze in Nederland kwamen.
Verdachte heeft voorts misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van een kwetsbare positie, doordat [slachtoffer] afkomstig is uit een land waar de economische omstandigheden slecht zijn, zij zich bevond in een voor haar onbekend land en niet blijkt dat zij de Nederlandse taal sprak, en er sprake was van een ongelijkwaardige relatie. Verdachte controleerde [slachtoffer] door veelvuldig SMS- en belcontact en aldus werd haar keuze-/bewegingsvrijheid als prostituee ingeperkt. Bovendien werd de enige mobiele telefoon die [slachtoffer] mocht hebben en waarmee ze contact had met verdachte door hem gecontroleerd en heeft verdachte een andere telefoon van [slachtoffer] afgepakt.
Nu verdachte en zijn medeverdachte gebruik hebben gemaakt van voornoemde ongeoorloofde middelen is voor een bewezenverklaring niet van belang of [slachtoffer] al dan niet heeft ingestemd met het werken in de prostitutie. Door het gebruik van deze dwangmiddelen is [slachtoffer] in een uitbuitingssituatie beland.
(Het oogmerk van) uitbuiting
Voor oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en de medeverdachte [slachtoffer] uitgebuit. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard van de werkzaamheden (prostitutie) en het geldelijke voordeel dat verdachte daardoor heeft behaald. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij al haar verdiende geld aan verdachte heeft moeten geven, al dan niet door tussenkomst van [naam 10], hetgeen ondersteund wordt door de verklaring van [getuige 2].
Voorts blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar vele malen per dag belde om te vragen naar haar verdiensten en de hoeveelheid klanten en hij haar verplichtte door te werken als zij ziek en/of ongesteld was. Verder zijn er diverse tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachte zeer frequent de verdiensten van [slachtoffer] controleerde, haar veelvuldig instrueerde en hij haar verplichtte door te werken als zij ongesteld was. Bovendien dreigde verdachte naar haar cabine te komen om haar een klap te geven, als zij – in zijn ogen – niet genoeg verdiend had.
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld met het oogmerk van uitbuiting en daaruit opzettelijk voordeel hebben getrokken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder sub 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Artikel 273f, eerste lid, sub 3, Sr
Gelet op het hiervoor reeds overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft meegenomen met het oogmerk haar in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 mei 2016 (ECLI:NL:HR:2016:857) is de rechtbank van oordeel dat mede gelet op de wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3º, Sr wordt gekwalificeerd als 'mensenhandel' en wordt bedreigd met een gevangenisstraf van acht jaren, moet worden aangenomen dat de in het derde onderdeel omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3º, Sr.
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven reeds onder sub 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat uitbuiting kan worden bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder sub 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Artikel 273f, eerste lid, sub 4, Sr
De rechtbank is gelet op de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene van oordeel dat verdachte en de medeverdachte door de dwangmiddelen dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer] hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten prostitutiewerkzaamheden.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 5 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:556) is de rechtbank van oordeel dat mede gelet op de wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4º, Sr wordt gekwalificeerd als 'mensenhandel' en wordt bedreigd met een gevangenisstraf van acht jaren, moet worden aangenomen dat de in het vierde onderdeel omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 4º, Sr.
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven reeds onder sub 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat uitbuiting kan worden bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder sub 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6, Sr
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen onder het kopje “(het oogmerk van) uitbuiting” is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachte opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer].
Artikel 273f, eerste lid, sub 9, Sr
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachte [slachtoffer] door dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie hebben gedwongen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor (een) derde(n).
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de medeverdachte de baas is, bevelen geeft aan zijn zoon (verdachte) en de medeverdachte haar altijd probeerde te sturen hoe zij zich moest gedragen achter het raam. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat de medeverdachte codetaal gebruikte met zijn vrouwen en dat zijn zoon (verdachte) dit ook moest doen met haar en dat de medeverdachte besloot dat zij met verdachte in september 2013 vanuit Budapest naar Nederland moest gaan. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte en zijn medeverdachte tegen haar hadden gezegd dat ze tegen de politie moest zeggen dat ze voor haarzelf werkte en dat ze geen pooier had.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte wettig en overtuigend is komen vast te staan.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 1 mei 2014 in Nederland en in België en in Italië en in Hongarije, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, een ander, genaamd [slachtoffer]
  • door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die ander (sub 1) en
  • heeft medegenomen met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3) en
  • door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4) en
  • opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander (sub 6) en
  • die ander door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen hem, verdachte, en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die ander met of voor (een) derde(n) (sub 9),
immers hebben/zijn verdachte en zijn mededader toen aldaar (telkens)
  • met die [slachtoffer] (vanuit Hongarije) naar Nederland gereisd en
  • werkplekken in Italië en in België en in Zwitserland en in 's-Gravenhage althans (elders) in Nederland geregeld en/of laten regelen, alwaar die [slachtoffer] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en die [slachtoffer] (aldaar) laten werken als prostituee en
  • die [slachtoffer] opdracht gegeven en (telefonisch) onder druk gezet en ertoe aangezet en gebracht een (groot) aantal uren per dag en een groot aantal dagen per week als prostituee te werken en een groot geldbedrag te verdienen, ook als zij ziek en/of ongesteld was en
  • zorggedragen voor controle en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en de verdiensten daaruit en
  • die [slachtoffer] constant onder controle gehouden en (aldus) de keuze-/bewegingsvrijheid van haar ingeperkt en
  • die [slachtoffer] haar verdiensten laten afdragen aan verdachte en/of zijn mededader en het door haar verdiende geld onder zich genomen/gehouden en haar (aldus) in een (verder) van verdachte en zijn mededader afhankelijke positie gebracht en gehouden en
  • die [slachtoffer] (het door haar verdiende) geld laten overbrengen en/of sturen/overmaken naar de familie van verdachte en/of verdachtes mededader en naar personen in Hongarije en
  • de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en haar telefoon gecontroleerd en
  • die [slachtoffer] geslagen en bedreigd en uitgescholden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 273f Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, gepleegd jegens een Hongaarse vrouw. Mensenhandel, een vorm van moderne slavernij, is een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft door het gebruik van dwangmiddelen haar persoonlijke vrijheid zo sterk ingeperkt dat zij niet in vrijheid kon beslissen of zij wel of niet in de prostitutie wilde (blijven) werken c.q. seksuele handelingen wilde verrichten met derden. Verdachte heeft geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Op geen enkel moment heeft verdachte getoond dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen. Integendeel, verdachte houdt vol dat hij zich niet aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit het dossier komt naar voren dat er sprake is van een samenwerking van verdachte en zijn medeverdachte binnen hun familieverband. Deze samenwerking was structureel en systematisch. Ook verdachte in zijn hoedanigheid van zoon van de familie kreeg ruimte om mede als uitbuiter op te treden. Daarbij is ook van belang dat gebruik werd gemaakt van – kennelijk – door verdachte en zijn medeverdachte ontwikkelde codetaal, die zag op verdiensten van het slachtoffer.
Het optreden van verdachte en de medeverdachte getuigt van het ontbreken van elk respect jegens het slachtoffer, dat zij slechts zagen als een middel om geld mee te verdienen en zonder rekening te houden met de belangen van dit slachtoffer. De verdiensten van het slachtoffer kwamen voor een overgroot deel, mogelijk geheel, ten goede aan verdachte en de medeverdachte dan wel hun (echte) familie en verwanten. De bejegening van het slachtoffer was commanderend, intimiderend, dreigend en beledigend.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn medeverdachte zelf op enige legale wijze bijdroegen aan het “familie- of gezinsinkomen”. Verdachte en zijn medeverdachte hebben regelmatig aangegeven dat zij hun inkomen genereerden met de paardenhandel, maar op geen enkel moment tijdens de verhoren of de behandeling ter zitting hebben zij hun stellingen feitelijk en controleerbaar onderbouwd. Het beeld dat uit het dossier naar voren komt is van een familie die (nagenoeg) volledig afhankelijk was van de prostitutiewerkzaamheden van slachtoffers en de inkomsten daaruit.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank merkt –ten overvloede- op dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, nu deze bij beslissing van 16 november 2016 tot aan de datum van het vonnis is geschorst, thans weer van kracht is.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] (vertegenwoordigd door mr. F.S. Bellekom, advocaat te ‘s-Gravenhage) heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert – na vermeerdering van eis – veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal een bedrag van € 202.650,00 (tweehonderdtweeduizend zeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 192.650,00 (materiële schadevergoeding);
  • € 10.000,00 (immateriële schadevergoeding).
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de gevorderde immateriële schade betwist in die zin dat door de verdediging is betoogd dat geen sprake is van een vastgestelde dan wel gediagnosticeerde psychische aandoening althans dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde materiële schadeposten zijn inhoudelijk niet althans onvoldoende betwist en – in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte ter zitting heeft betoogd – voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Voor zover de vordering ziet op immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op voet van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De grondslag van de immateriële schadevordering ligt in de aantasting van persoon, welke aantasting naar het oordeel van de rechtbank voldoende is aangetoond met de onderbouwing van de vordering. Op grond hiervan is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door die aantasting tevens immateriële schade heeft geleden en zal de rechtbank naar billijkheid oordelen over een redelijke vergoeding ter compensatie hiervoor.
De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 10.000,00, waarbij in het bijzonder gelet is op de grove wijze waarop het slachtoffer langdurig is aangetast in haar lichamelijke en geestelijke integriteit en de immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Concluderend zal de rechtbank het gevorderde toewijzen -met uitzondering van de verdiensten in Zwitserland (nu de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken)- tot een bedrag van € 202.370,00
,inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 1 mei 2014. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 27a Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (vertegenwoordigd door mr. F.S. Bellekom, advocaat te ‘s-Gravenhage) van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, Brigade Recherche, onderzoek Wimber. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 november 2015 gesloten proces-verbaal nummer 1511241015.V04, inhoudende het 4e verhoor van [getuige 2], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [1] :
V: Hoeveel moest [naam 1] per dag verdienen?
A: 300 of 400 Euro
V: Voor wie moest [naam 1] dat verdienen?
A: Voor [verdachte]
2. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 13 augustus 2015 gesloten proces-verbaal nummer 1508130900.V04, inhoudende het 4e verhoor van [verdachte] jr., zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [2] :
0: Aan getuige wordt foto, voorzien van nummer 013 uit de fotomap getoond. ([slachtoffer] geboren op [geboortedag]-1988)
V: Wie is deze persoon?
A: lk ken haar als [slachtoffer]. Ze heet [slachtoffer].
V: Waar kent u deze persoon van?
A: Ze is een minnares van mij geweest. (…)
V: Wat voor werk doet deze persoon?
A: Zij is prostituee. (…)
3. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 mei 2014 gesloten proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1500-2014091549-2, inhoudende een intake-verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [3] :
Op vrijdag 9 mei 2014 te 11:40 uur, hoorden wij in het bureau van politie aan de Jan Hendrikstraat 85 te Den Haag de persoon die opgaf te zijn:
[slachtoffer] geboren [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Hongarije) (…)
Na onze uitleg verklaarde [slachtoffer] dat zij wel wilde verklaren wat haar was overkomen. Zij verklaarde daar naar gevraagd kort samengevat het volgende:
- Ik ben nu naar de politie gekomen omdat mijn emmer vol zit. Ik kan er niet meer tegen.
- Ik heb 3 jaar lang in de prostitutie gewerkt en heb 3 jaar lang mijn geld moeten afstaan
- Ik heb gewerkt tot 2 weken geleden toen ben ik gevlucht (…)
- De eerste keer dat ik in de prostitutie ging werken was ongeveer 2010, dit was in Zwitserland in de buurt van Zurich in een privehuis (…)
- De eerste keer dat ik naar Nederland kwam om te werken als prostituee ging het niet goed. Ik verdiende niet goed en ben naar België gegaan. Ik ben toen een jaar in België gebleven. Na een jaar ging ik naar Italië, daar heb ik in een privéhuis gewerkt.
- In Italië verdiende ik ook niet goed, dus ik kwam weer naar Nederland
- Ik heb alleen nooit mijn eigen verdiensten mogen houden
- Ze vertelde mij dat ik miljonair zou worden en dat alles goed zou gaan
- De familie waar ik voor moest werken is de familie [familienaam verdachte]
- Ik heb voor man en vrouw [familienaam verdachte] gewerkt
- De man bepaalde altijd waar ik moest werken
- Zij namen ook mijn geld af (…)
- Ik woonde tijdens het werken in Nederland, nu de laatste keer op de [adres 1] in Den Haag
- Ik werkte bij de [adres 2] (…)
- Ik moest altijd aan de familie [familienaam verdachte] mijn geld afgeven
- Ik verdiende per dag op de beste dagen 700 euro, maar dat was bijna nooit
- Soms hield ik stiekem wat geld achter en leverde ik niet alles in
- Om de twee dagen kwamen ze het geld ophalen
- Als ze er achter kwamen dat ik niet alles ingeleverd had gingen ze mij bellen of als ze in Nederland waren dan begonnen ze te dreigen dat ze naar mij toe zouden komen en mij in de zee zouden gooien.
- Ik heb eigenlijk nooit een normaal leven gehad en moest altijd al mijn verdiende geld afgeven
- Ik woonde en werkte samen met [getuige 2], haar werknaam is [getuige 2]
- Zowel [getuige 2] als ik moesten ons geld afstaan aan de familie [familienaam verdachte] (…)
- Ik ben erg bang voor de familie [familienaam verdachte], (…)
- De [familienaam verdachte] familie is een Olah zigeuner familie, de vrouw is Hongaarse maar de man is van de Olah zigeuner. Hij houdt van agressie en als ik het geld niet zou afstaan zou ik nu al lang zijn begraven
- Om de 2 dagen was er iemand van de [familienaam verdachte] familie in Nederland om het geld op te halen, zij komen met het vliegtuig of met de auto naar Nederland
- In de tussentijd moesten we het geld bewaren in het huis waar we woonden
- Ik moest zo'n 600 a 700 euro per dag verdienen, maar dat lukte mij alleen afgelopen februari anders nooit
- Als ik dit geld niet verdiende belde ze mij en begonnen ze te schreeuwen
- Het echtpaar waar ik voor werkte heet, [vrouw medeverdachte] en [medeverdachte]
- Maar de familie is heel groot en er horen nog veel meer mensen bij
- Van de familie [familienaam verdachte] weet iedereen dat ik een prostituee ben en voor de familie [familienaam verdachte] werk
- Ook niemand heeft gezien dat ik het geld gaf aan de iemand van de [familienaam verdachte] familie, daar zorgde zij wel voor
- De andere meisjes die ik net heb genoemd weten het wel, we wisten het van elkaar
- Ik heb nooit iets tegen de politie gezegd omdat [familienaam verdachte] zeiden dat we leugens moesten vertellen tegen de politie
- Ik betaal per dag 190 euro voor de werkkamer en 350 euro per maand voor het appartement.
- [getuige 2] betaalt ook 350 per maand voor het appartement (…)
- [medeverdachte] is senior [familienaam verdachte], de vader van [verdachte] waar ik voor werkte
- Dus de andere meisjes werken voor senior [familienaam verdachte], zij gaven ook hun geld aan [medeverdachte] (…)
4. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 mei 2014 gesloten proces-verbaal nummer PL1500-2014091549-3, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [4] :
A: "Ik wil graag aangifte doen tegen de familie [familienaam verdachte]. Dat is inclusief de persoon voor wie ik heb gewerkt [verdachte] en zijn vader [medeverdachte] sr.
V: Hoe lang heb je gewerkt als prostituee?
A: Ik ben gestopt met dit werk 3 weken geleden en ik ben 3 jaar geleden begonnen met werken. Dat was in 2011. Dus vanaf 2011 tot ongeveer 1 mei 2014.
V: Waar ben je opgegroeid?
A: In Hongarije, in de stad [geboorteplaats]. (…)
V: Hoe was de financiële situatie?
A: Niet echt goed, wij hadden altijd net genoeg geld dat we nodig hadden. (…)
A: ik heb de eerste 1, 2 dagen niet gewerkt maar daarna kwam het idee van [familienaam verdachte] jr. dat ik ook in de [straat] zou gaan werken. [naam 2] werkte trouwens bij [adres 2] ook bij [naam 3]. (…)
A: De vrouw van [familienaam verdachte] jr, dat is dus [naam 2], en met vrouw bedoel ik dat [naam 2] voor hem werkte. Hij heeft een echte vrouw in Hongarije.
V: In de zin dat hij haar pooier was?
A: Nee, ik vond meer dat hij haar geliefde, haar minnaar was.
V: Wat gebeurde er met haar verdiende geld?
A: Dat ging naar [familienaam verdachte] jr. (…)
A: In september 2011 ben ik voor de 2e keer naar Nederland gegaan en toen na vier dagen ben ik in de [straat] [naam 4] tegengekomen, ben ik overgedragen aan de familie [familienaam verdachte] en toen na een week in de [straat] werken ben ik in september 2011 naar Hongarije gegaan. Op 3 januari 2012 naar België. (…)
September 2011 Terugkeer Hongarije met familie [familienaam verdachte] (…)
V: Waar was je verdiende geld van de [straat]?
A: Dat ging naar [verdachte] jr. toe. Zijn vriendin, [naam 2], zou wegens mij veel betaald hebben en dat zagen zij als een soort schuld die ik had bij hun. (…) Ik ging naar de familie van [verdachte] jr. bij zijn vrouw en zijn kind wonen. (…)
V: ze sloten je op in de woning?
A: Ja, het was geen leuke situatie. (…) Op 3 januari 2012 ben ik weg gegaan uit Hongarije en naar België gegaan.
V: Wie besliste dat?
A: [naam 2] kwam vaak langs bij [familienaam verdachte] jr. [naam 2], [vrouw medeverdachte] en [familienaam verdachte] jr. zaten vaak bij elkaar en ze zeiden dat we naar een nieuwe plek gingen, een nieuwe omgeving en mensen. Dus toen zijn we naar Gent gegaan.
V: Hoe zijn jullie daar naar toe gegaan?
A: We, [naam 2] en ik, vlogen vanaf Budapest naar Brussel. We vlogen met Wizz air. [verdachte] bleef thuis in Hongarije. Hij kwam 1 week later.
V: Waar woonden jullie daar?
A: Er is een cabinesysteem in Gent. En ik sliep daar in het huis waar ik ook werkte. Ik was daar samen met [naam 2]. (…)
V: Hoe lang heb je daar gewerkt?
A: 1 jaar in dat ene huis.
V: Dus van januari 2012 tot januari 2013?
A: Ja. (…)
V: Hoeveel uur op een dag werkte je in Gent?
A: In het begin 6 uur. Maar toen kwamen [naam 2] en [familienaam verdachte] jr. erachter dat je 24 uur per dag kon werken in deze straat en toen kwamen ze op het idee om niet 5 of 6 uur te werken maar 15, 16 uur. Dat moest ik dan ook doen. Na een tijdje ging ik kapot. (…) Ik hield het de eerste 5 dagen vol en toen zei ik dat ik 2 dagen niet ging werken, maar toen kreeg [naam 2] een telefoontje dat het niet mogelijk was dat ik 2 dagen ging slapen en ik moest naar mijn werkkamer om te gaan werken.
V: Wat zou er gebeuren als je dat niet zou doen?
A: Ik zou grote problemen krijgen, [familienaam verdachte] jr. zou naar Gent toe komen. Hij is een agressieve persoon. Ik wilde alleen maar 2 dagen niet werken en [familienaam verdachte] jr. schold me gelijk uit voor idiote hoer. Hij was op dat moment nog in Hongarije. Na een week kwam hij ook naar Gent, alleen.(…)
[verdachte] pakte mijn telefoon af en vroeg mij wat er aan de hand was en waarom ik contact onderhield met een andere pooier. Ik kreeg vervolgens een hele harde klap van hem met volle vlakke hand op mijn wang. Ik stond, maar door de klap viel ik op het bed omdat het zo plotseling was. Ik sprong op als een vechtkatje en ik viel hem aan. Ik herinner me dat hij zijn handen in een vuist had en dat hij mij toen weer sloeg met zijn vuist op mijn slaap. (…) Dit was de eerste keer dat hij mij sloeg.
V: Hoe vaak heeft hij je hierna nog geslagen?
A: Daarna nog maar 1 keer dat hij aan mijn blouse trok en aan mijn ketting trok en ik had daar een zere plek van in mijn nek. (…)
V: Wat gebeurde er met je verdiende geld dat jaar in Gent?
A: In het begin moest ik het per week aan [naam 2] geven zodat zij op het geld kon passen. Toen [familienaam verdachte] jr. hierheen kwam moest ik het elke dag aan hem geven. We hadden wel eens een afspraak bij een restaurant of [naam 2] bracht het geld naar hem of afgesproken bij een grote supermarkt.
V: Hoe wist hij hoeveel je verdiende op een dag?
A: Via [naam 2]. (…)
V: Wat was de reden dat al jouw geld naar [familienaam verdachte] moest?
A: Hij zei tegen mij dat hij op al het geld zou passen zodat het niet gestolen zou worden en als we naar huis zouden gaan zou al het geld bij elkaar gaan en dan zou ik de helft van mijn geld krijgen.
V: Waarom de helft? Jij hebt dat toch verdiend?
A: Ik kreeg niet eens de helft, ik kreeg alleen voldoende om de alimentatie te betalen. Dus 20.000 en 35.000 HUF. In totaal 55.000 HUF (tolk: nu iets minder dan 200 euro). (…)
V: Wat gebeurde er dan elke avond met je geld?
A: Als we klaar waren met werken, gingen we douchen, eten en slapen. Ik gaf mijn geld aan [naam 2], zij bracht het mee naar haar eigen kamer en had het verstopt en uiteindelijk ging het naar [verdachte] toe. (…)
5. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 juni 2014 gesloten proces-verbaal nummer PL1500-201091549-4, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [5] :
Ik heb vanaf eind januari 2013 in Basel (Zwitserland) gewerkt. Daar was ik tot medio februari 2013. (…) Van maart 2013 tot augustus 2013 heb ik in Rivoli (Italie) gewerkt. (…) We zijn met zijn vieren gegaan: [verdachte] jr.(roepnaam is [verdachte]/[verdachte]), [naam 5] (…) en [naam 2] en ik. (…)
Vanaf mei 2013 tot september 2013 heb ik in Torino/Turijn (Italie) in de binnenstad gewerkt. (…)
We gingen met zijn vijven naar Torino: ik, [naam 2], [verdachte] jr., [naam 6] en [naam 7]. We moesten weg uit Rivoli omdat ik en [naam 2] ([naam 2]) heel weinig verdiende en [verdachte] schreeuwde naar ons, trok ons aan de haren, verscheurden onze kleren. (…)
A: Ik ging daar vanuit Hongarije alleen naar Basel toe, want Gent liep niet meer. (…) [naam 8] had daarna besloten dat ik naar Basel moest. (…) Ik dacht dat ik in mijn eentje ging, maar later bleek dat [naam 2] achter mij aan kwam. Want twee dagen later zag ik haar bij een supermarkt ongeveer 5 minuten van de club. Ze liep continu achter me aan en hield me in de gaten.
Die maand bleef het verdiende geld bij mij totdat ik naar huis ging. (…) Met naar huis gaan bedoel ik, [plaats], naar het huis van [familienaam verdachte] jr. Ik werd vanaf het vliegtuig opgehaald en weer naar die woning gebracht. (…)
V: Hoeveel heb je verdiend in Rivoli en in Turijn?
A: Bij elkaar 6000-7000 euro.
V: wat is er met het geld gebeurd?
A: Al het geld is naar [familienaam verdachte] jr. gegaan. (…)
V: Wie besluit dan dat jullie naar Nederland gaan?
A: De vader van [familienaam verdachte] jr. dus [familienaam verdachte] sr. Want Nederland zou nu heel lekker lopen. [familienaam verdachte] sr. had daar drie vrouwen voor hem werken. [familienaam verdachte] sr. haalde [familienaam verdachte] jr. over om weer naar Nederland te gaan. (…)
V: Wanneer ben je naar Nederland gekomen?
A: In september 2013. Ik ging wonen op de [adres 1] in Den Haag (…). Ik ben met het vliegtuig naar Eindhoven gevlogen met Wizzair vanuit Budapest. Ik was samen met [familienaam verdachte] jr. (…)
V: Met wie woonde je op de [adres 1]?
A: Met [naam 9], [getuige 2], toen was er nog een oudere vrouw daar, ze noemt zichzelf '[naam 10]'. Voorzover ik het weet is haar achternaam ook [familienaam verdachte], haar voornaam is [naam 10] (tolk: [naam 10]). Later kwam [naam 11] ook daar wonen. (…)
V: Waar werkte jij in die periode?
A: [adres 2], kabinenr. [nummer]. Ik heb alleen in dit huis gewerkt, zelfde pand.
V: En je hebt daar gewerkt vanaf september 2013 tot en met ongeveer 1 mei 2014?
A: Ja, ik ben nu ongeveer 6 weken weg. (…)
De vragen die we nu gaan stellen hebben betrekking op de laatste periode in
Nederland in Den Haag vanaf september 2013 tot ongeveer 1 mei 2014.
V: Hoeveel dagen in de week werkte je?
A: Elke dag.
V: Hoeveel uur werkte je gemiddeld op de dag?
A: Vanaf 10:30 tot middernacht. Van maandag tot en met donderdag en zondag. Vrijdag en zaterdag werkte ik tot 01:00 uur.
V: Wie regelde je kamer?
A: [naam 9]. [naam 2] was na de reis naar Italië verdwenen, die was niet meegegaan naar Nederland. Ik heb geen idee waar ze nu is.
V: Hoe vaak in deze laatste periode heb je niet gewerkt?
A: als ik naar Hongarije ging. Maar als ik ziek was, moest ik gewoon werken. Ook als ik ongesteld was, ik moest gewoon altijd werken. Ik heb heel vaak ziek in de cabine gestaan. Ik moest dat van [familienaam verdachte] jr. Hij zei dan dat ik geen smoesjes moest verzinnen en dat ik verliefd was of zo of dat ik niet wilde werken en dat ik een lul zuigende hoer was.
V: Hoe vaak ben je teruggegaan naar Hongarije?
A: In 2013 was het elke keer drie weken werken en dan 1 week naar Hongarije naar [plaats], de familie [familienaam verdachte]. In 2014 ben ik niet meer elke maand naar Hongarije geweest. Als ik naar Hongarije ging, gingen [familienaam verdachte] jr. en [naam 9] mee. (…)
A: Ik verdiende zo'n 600-700 euro op een dag. In februari 2014 was het echt heel goed verdienen.
(…) Dit was netto, na aftrek van alle kosten.
V: Wat gebeurde er met dit geld wat je aan het eind van de dag overhield?
A: Dat geld nam ik mee naar het appartement. Ik had het geld altijd twee dagen bij mij, want om de dag moest ik het geld naar buiten brengen, daar bedoel ik mee naar [naam 12] of naar het huisadres van [familienaam verdachte] jr. Ik moest het geld aan [familienaam verdachte] jr. geven. De andere 3 vrouwen, [getuige 2], [naam 9] en [naam 11] moesten ook hun geld aan [familienaam verdachte] jr. geven als [familienaam verdachte] sr. er niet was.
V: Hoeveel geld mocht je zelf houden?
A: Niks. (…)
V: Dus als we het zo uitrekenen heb je vanaf september 2013 tot 1 mei 2014, 32 weken waarvan zeker 24 weken gewerkt, als we uitgaan van 500 euro per dag, 3500 euro per week, dus in totaal 84.000 euro, wat je minimaal hebt verdiend, waarschijnlijk veel meer.
A: Ja, want in februari 2014 heb ik zeker minimaal 600 euro per dag verdiend en in 2014 ben ik ook niet zo vaak terug naar Hongarije geweest.
V: Ja, en je hebt natuurlijk 31.920 euro extra gemaakt omdat je de kamerhuur moest betalen. En ook de condooms, eten etc. heb je ook nog geld voor moeten maken.
A: Die 600, 700 euro per dag hield ik over nadat ik alles had betaald dus ik verdiende veel meer dan 600,700 euro per dag. (…)
V: Wie is de baas?
A: [medeverdachte]. Dat is [verdachte] sr. Hij geeft de bevelen aan zijn zoon. Hij probeerde me ook altijd te sturen hoe ik me moest gedragen achter het raam (…)
V: Je hebt eerder verklaard over dat je bang was voor [verdachte] jr., dat je continu in de gaten werd gehouden, je niet vrij kon bewegen en dat hij je in Gent 'als een bokser' met zijn vuisten op je slaap had geslagen. Ook dat hij je in Italië aan je haren trok en je kleren kapot maakte. Klopt dat?
A: Ja, dat klopt.
V: Wat heeft hij verder nog met je gedaan dat pijn deed of waar je bang van werd?
A: Hij heeft best wel mijn ziel vertrapt. Verder continu schreeuwen (…)
6. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 september 2015 gesloten proces-verbaal nummer 1509211100.V01, inhoudende het 1e verhoor van aangeefster [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [6] :
A: Ja, maar dat is op het einde. lk denk dat dit in 2013 was, het was in ieder geval in Italie met [naam 2]. [verdachte] dacht dat wij geesten waren, [verdachte] was helemaal gek geworden. Hij verscheurde onze kleding, mijn ketting en sloeg mij.
V: Waar sloeg hij jou?
A: Hij sloeg mij nooit op mijn gezicht, wat dat zou je zien. Hij sloeg mij meestal van achteren. (…) het is vaker voorgekomen. Het is begonnen in België en sindsdien was het telkens als ik niet genoeg verdiende. Hij heeft mij zelfs een keer geslagen toen ik zwanger was van hem. (…) Dat was in 2013, ik heb toen ook een abortus ondergaan. (…)
V: Wie heeft deze abortus betaald?
A: [vrouw medeverdachte] en [verdachte]. (…)
A: Meneer [medeverdachte] senior. (…) [medeverdachte] en [medeverdachte] is zijn maffianaam. (…)
A: Dat is zijn zoon. [verdachte] junior.
V: Hoe noem jij hem?
A: [verdachte]. (…)
V: Wat voor een relatie hebben jij met [verdachte] ([verdachte], geboren op [geboortedag]-1978) gehad?
A: Het was zeker geen liefde. Hij sloeg mij, hij terroriseerde mij, daar kun je toch niet verliefd op worden. Hij hield alleen maar van het geld en niet van mij.
V: Van wie ging het initiatief uit om seks te hebben?
A: Van hem.
V: Hoe vaak gebeurde dat?
A: Het gebeurde in de auto, vaak in een bos. Hij zei tegen mij dat ik hem moest pijpen en dat ik daar anders niet meer mee weg zou komen. Hij kwam ook wel eens in de cabine. We hebben ongeveer vijf keer seks gehad, daarmee bedoel ik ook het pijpen. in totaal heb ik dus vijf keer seks met hem gehad, daar hoort het pijpen in het bos bij. Dat deden we wel met condoom. De condoom is er een keer op één of andere manier een keer afgegaan, ik heb het er niet vanaf gedaan. Daardoor ben ik zwanger geworden. (…)
V: Wat vond je er van om seks met [verdachte] te hebben?
A: Alsof ik met de duivel was. Dat was natuurlijk geen goede seks. Het was geestelijk heel erg om seks met hem te hebben. lk hield niet van hem, zoals [naam 2] van [verdachte] hield. (…)
[medeverdachte] beleeft er plezier aan om gemasseerd te worden door mij en ook door andere meisjes. Op zijn rug, op zijn benen, op zijn billen.
V: Hoe ging dat dan?
A: lk moest hem masseren op zijn handen, zijn borstkas, zijn rug en zo naar beneden. (…)
V: Hoe waardeerde [verdachte] zijn beltegoed op in Hongarije?
A: Met een opwaardeercode, dat moesten we dan per SMS doorgeven aan hem.
V: Wie zijn "we"?
A: [getuige 2], [naam 9] of ikzelf. Als we dat niet deden, dan brak de hel uit. Hij dacht dan dat we niet voldoende geld hadden verdiend of dat we een vriendje hadden. Hij zei ook al ben ik niet bij jullie, jullie moet in contact blijven met mij. (…)
V: Hoe vaak had je telefonisch contact het [verdachte] gedurende jouw werkdag?
A: Zo vaak als hij mij belde. Hij belde mij zeker één keer in de twee uur. Hij zei ook dat ik om het half uur moest laten weten hoeveel klanten had gehad.
V: Waar gingen deze gesprekken over?
A: Mijn verdiensten en hoeveel klanten. Aan het einde van de dag moest ik per SMS doorgegeven hoeveel ik verdiend had die dag.
V: Van wie ging het initiatief van deze telefoongesprekken uit?
A: Van hem, van [verdachte]. lk was alleen maar blij als hij niet belde.
V: Maakte jullie ook gebruik van codetaal?
A: Ja, hoeveel appels, bananen, hoeveel mussen ik had gehad. Als een klant net weg was dan zeiden we altijd: "de kuddehouder is net weg om de kudde te laten grazen.
V: Wat bedoelde jullie dan met een appel?
A: Een appel is 100 Euro. Ja, de dagsluiting moesten we als volgt vermelden: "4 appels" of "5 appels" of "6 appels" of "7 appels" Ze vroegen ook aan ons hoeveel appels we geplukt hadden. Ze vroeg ook hoeveel "mussen" we hadden gehad of hoeveel rode sneeuw er naar binnen was gewaaid. Met het fruit bedoelde ze het geld en met mussen en de rode sneeuw bedoelde ze de klanten.
V: Welke afspraken zijn er gemaakt over het gebruik van codetaal?
A: [medeverdachte] zei dat iedereen een codetaal moest gebruiken. Het was het idee van [medeverdachte], hij gebruikte deze codetaal met zijn vrouwen en daarom moest [verdachte] dat ook doen met zijn vrouwen.
V: Hoeveel moest jij per dag verdienen?
A: 700 of 800 Euro netto, in ieder geval minimaal 600 Euro.
V: Wat gebeurde er als je niet genoeg verdiend had?
A: Dan werd er geschreeuwd. [verdachte] dreigde me naar de cabine te komen en mij een klap te geven. Hij zei dan ook dat ik er met mijn gedachten niet bij was en dat dit de reden was dat ik niet goed verdiende.
V: Wat gebeurde er met jouw verdiende geld?
A: Dat is allemaal naar [verdachte] gegaan. Hij heeft het gebruikt voor drugs en uitgaan. Hij gebruikte veel drugs en [medeverdachte] trouwens ook. Ze hebben er ook paarden, auto's en huizen van gekocht. [verdachte] heeft er een appartement van gekocht. (…)
V: Hoe ging jouw verdiende geld naar Hongarije?
A: Er was iemand die de opdracht kreeg. We mochten het geld nooit via Western Union versturen, want dat was te achterhalen. Er was een vrouw, die [naam 10] genoemd wordt en die kwam om de vier dagen naar ons toe om het geld op te halen. Als [medeverdachte] en [verdachte] in Nederland waren moesten we het naar een restaurant gaan brengen.
V: Hoe kwam [naam 10] naar Nederland?
A: Met het vliegtuig en soms met de auto.
V: Dus als we het goed begrijpen kwam [naam 10] naar Nederland om het geld op te halen?
A: Ja, en soms werkte ze ook in een cabine. De naam van [naam 10] is [naam 10]. (…)
V: Hoe wist [verdachte] dat je ziek was of jouw menstruatie had?
A: Dat zag hij dan wel aan mij als ik het geld af moesten geven in het restaurant.
Maar we moesten gewoon werken, hun woord was wet.
V: Welke vaste woorden gebruikte jullie voor het doorgeven van de menstruatie?
A: Sinterklaas of rood konijntje en soms zei ik gewoon dat ik ongesteld was. lk had soms gewoon genoeg van die codetaal.
V: Van wie moest je codetaal gebruiken voor het doorgeven van jouw menstruatieperiode?
A: Van [medeverdachte] en [verdachte]. (…)
A: [verdachte] en [medeverdachte] vertelde tegen ons dat we tegen de politie moesten zeggen dat we voor onszelf werkten en niemand hadden. Dat we de [familienaam verdachte] familie niet kenden, dat we geen pooier hadden, dat niemand ons geld afpakten, dat we elkaar alleen maar kennen van de cabines en dat we moesten zeggen dat we uit een normaal gezin kwamen. (…)
A: We moesten eigenlijk onze verdiensten naar [vrouw medeverdachte] sturen. (…)
V: Hoe wist jij dat je jouw verdiende geld dan aan [naam 10] moest geven?
A: Dat zeiden [medeverdachte] en [verdachte] dan tegen ons. [naam 10] kwam dan het geld van [getuige 2], [naam 9] en mij ophalen.
V: Waarom moest je het aan "[naam 10]" meegeven?
A: [naam 10] had daar een opdracht voor gekregen van [medeverdachte] en [verdachte]. Zij vertrouwde [naam 10] het meest, daarom moet [naam 10] het gaan halen. (…)
7. het proces-verbaal verhoor van getuige door de rechter-commissaris strafzaken rechtbank Overijssel d.d. 23 februari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven [7] :
[getuige 2] (…) werkte voor [familienaam verdachte] Sr. en ik voor [familienaam verdachte] jr. (…) In Nederland woonde ik in het huis van [familienaam verdachte] jr. Ik was door hem gedwongen om daar bij hem te wonen. (…) Ik moest eigenlijk de kinderalimentatie betalen, maar de familie [familienaam verdachte] heeft mij alles afgepakt. (…) Al het geld moest naar de familie [familienaam verdachte]. (…) Als ik naar Hongarije ging, kreeg ik geld mee van [familienaam verdachte] jr. Ik moest altijd al mijn verdiende geld aan hem overhandigen en hij bepaalde hoeveel ik mee kreeg. (…) U vraagt hoeveel telefoons ik had. Ik had er één waarmee ik contact had met [familienaam verdachte] jr. en later heb ik nog een Motorola gekocht maar die is opeens verdwenen. Ik heb geprobeerd om in Hongarije een telefoon te nemen, maar die is kapot geslagen door [familienaam verdachte] jr. Ik heb ook een keer een laptop gehad, maar die is ook kapot geslagen door [familienaam verdachte] jr. (…) Wij als meisjes hebben allemaal van dhr. [familienaam verdachte] sr. en [familienaam verdachte] jr. te horen gekregen wat wij tegen de politie zouden moeten zeggen als wij zouden worden verhoord. (…)
[naam 2] heeft gezien dat ik in een hotelkamer bijna vermoord ben door [familienaam verdachte] jr. (…) Hij wilde mij vermoorden omdat ik een man had gevraagd mij te helpen en die man bleek ook een pooier te zijn. (…) Zo richting 2014 werd ik in Hongarije opgewacht en later weer teruggebracht naar het vliegveld in Hongarije. In Hongarije werd ik meestal opgehaald door dhr. [familienaam verdachte] sr. Hij stond mij dan vaak op te wachten, vaak met [familienaam verdachte] jr. (…) Zo ongeveer medio november 2013 ben ik begonnen in Nederland als prostituee.
8. het proces-verbaal verhoor van getuige door de rechter-commissaris strafzaken rechtbank Overijssel d.d. 2 februari 2016, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven [8] :
V: Wat kun je vertellen over de aanwezigheid van [verdachte] in Nederland?
A: Hij kwam daar zijn geld ophalen. Hij had geen eigen geld, de zielepoot, maar hij kwam het geld halen dat [naam 1] en ik hadden verdiend. Ik denk dat hij het geld van [naam 1] voor zichzelf heeft gehouden. Mijn geld bracht hij in elk geval naar [verdachte] sr. Dat laatste wist ik omdat sr. mij belde met de mededeling dat [verdachte] er aan kwam om dat geld op te halen. (…)
9. het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 september 2015 gesloten proces-verbaal van bevindingen nummer PL1500-2014223290-2, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [9] :
Uit onderzoek in de diverse geautomatiseerde politie systemen bleken meerdere genoemde vrouwen voor te komen in de prostitutie.
[slachtoffer]
werd eenmaal gecontroleerd in het raamprostitutiepand [adres 2] te Den Haag op 8 september 2013 samen met [naam 9] en [getuige 2]. Op 4 oktober 2013 kwam een melding binnen van de Koninklijke Marechaussee Rotterdam Airport dat zij met een taxichauffeur hadden gesproken. Deze taxichauffeur meldde dat hij verliefd was op [slachtoffer] en haar af en toe haalt en brengt naar de luchthaven. Nu had deze taxichauffeur een sms'je gekregen van de beheerders van de [adres 2] te Den Haag met de tekst: "Je bent je eigen graf aan het graven als je het meisje niet naar ons brengt en jij je er te veel mee bemoeid".

Voetnoten

1.Ordner 16; Pagina 5141 e.v.
2.Ordner 2; Pagina 0642 e.v.
3.Ordner 15; Pagina 4828
4.Ordner 15; Pagina 4847 e.v.
5.Ordner 15; Pagina 4832 e.v.
6.Ordner 15; Pagina 4882 e.v.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verhoor van getuige door de rechter-commissaris strafzaken rechtbank Overijssel mr. R.M. van Vuure in aanwezigheid van griffier B. Oostindiën d.d. 23 februari 2016
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verhoor van getuige door de rechter-commissaris strafzaken rechtbank Overijssel mr. R.M. van Vuure in aanwezigheid van griffier B. Oostindiën d.d. 2 februari 2016
9.Ordner 16; Pagina 1054 e.v.