ECLI:NL:RBOVE:2016:1727
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van kinderbijslag naar Turkije en discriminatieverboden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2016, hebben eisers, een vader en een moeder, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank om de kinderbijslag voor hun kinderen, die in Turkije wonen, te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet herziening export kinderbijslag (Whek) per 1 januari 2015 in werking is getreden, waardoor de kinderbijslag niet meer wordt toegekend als een kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont. De rechtbank heeft overwogen dat de eisers, die beiden verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen, niet in aanmerking komen voor kinderbijslag omdat de kinderen in Turkije wonen.
Eisers hebben aangevoerd dat de regeling in strijd is met diverse discriminatieverboden, waaronder artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de regeling niet direct discrimineert op basis van nationaliteit, maar dat er wel een indirect onderscheid wordt gemaakt. Dit onderscheid kan gerechtvaardigd zijn indien er een objectieve en redelijke grond voor bestaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het doel van de wet, namelijk het beëindigen van de export van kinderbijslag, legitiem is en dat de gemaakte onderscheidingen in dit geval gerechtvaardigd zijn.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij ook is opgemerkt dat de eisers niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord, maar dat deze schending van de hoorplicht niet heeft geleid tot benadeling van de eisers. De uitspraak benadrukt de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever op het gebied van sociale verzekeringen en de noodzaak om belastingmiddelen efficiënt in te zetten.