In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de terugvordering van bijstandsuitkeringen en de oplegging van een boete aan eiseres, die haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Eiseres ontving sinds 1987 een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Hengelo beëindigde haar uitkering per 1 oktober 2013 en vorderde een bedrag van € 22.188,86 terug over de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2013. Daarnaast werd een boete van € 18.429,42 opgelegd. Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, wat resulteerde in twee procedures, geregistreerd onder de nummers 14/1132 en 14/2574.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een bankrekening bij de ING had, die zij niet had gemeld, en dat zij niet kon aantonen hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht de bijstandsverlening had ingetrokken en het teruggevorderde bedrag had vastgesteld. De rechtbank overwoog dat eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden, wat een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand oplevert. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op bijstand over de betreffende periode.
Wat betreft de boete, oordeelde de rechtbank dat de gemeente niet had aangetoond dat eiseres opzettelijk had gehandeld. De rechtbank vernietigde het besluit tot boeteoplegging en legde een lagere boete op van € 3.942,13, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. De rechtbank veroordeelde de gemeente in de proceskosten van eiseres en bepaalde dat het griffierecht aan haar moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.