4.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte wordt verweten - kort samengevat - dat zij zich in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010 primair heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen, subsidiair aan het medeplegen van witwassen en meer subsidiair aan het medeplegen van schuldwitwassen.
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een verdenking van valsheid in geschrifte, drugshandel en witwassen gepleegd door [medeverdachte] . Uit informatie van de Duitse politie zou blijken dat zowel [medeverdachte] als zijn schoonzoon [betrokkene] zich bezig heeft gehouden met meerdere drugsleveringen naar Duitsland. Op 18 mei 2010 heeft er op verzoek van de Duitse autoriteiten een doorzoeking in de woning van verdachte en [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats] plaatsgevonden met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Bij deze doorzoeking en bij een doorzoeking in een kluis in Duitsland zijn meerdere goederen, waaronder een Mercedes SL 500,en grote geldbedragen van respectievelijk € 57.546,12 en € 213.540,00 aangetroffen en in beslag genomen. Voor de handel in drugs is zowel [medeverdachte] als [betrokkene] in 2010 in Duitsland veroordeeld.
Verdachte en [medeverdachte] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben gedurende de ten laste gelegde periode geen inwonende kinderen gehad. Uit de gegevens die zijn verkregen van de Belastingdienst en de sociale recherche blijkt dat verdachte en [medeverdachte] gedurende de ten laste gelegde periode en tot aan de detentie van [medeverdachte] in januari 2011 een gezamenlijke bijstandsuitkering hebben ontvangen. Het betreft een totaalbedrag van
€ 83.725,00 over vier jaren.
Door de politie is bij het onderzoek gebruik gemaakt van de eenvoudige kasopstelling. Door middel van deze kasopstelling zou kunnen worden aangetoond dat verdachte en [medeverdachte] meer contant geld hebben uitgegeven dan zij op basis van hun legale inkomsten hadden kunnen uitgeven. Indien het saldo van de kas negatief is, is er sprake van onbekende contante ontvangsten. De rechtbank constateert dat een groot aantal goederen die in het dossier zijn genoemd en de twee grote geldbedragen die onderdeel van de kasopstelling uitmaken, niet in de tenlastelegging in deze zaak zijn opgenomen. Van deze bedragen en goederen, die niet op de tenlastelegging staan, wordt verondersteld dat deze middellijk of onmiddellijk uit de drugshandel van [medeverdachte] afkomstig zijn. Gezien het feit dat deze grote geldbedragen en goederen buiten de tenlastelegging zijn gehouden, ziet de rechtbank aanleiding deze bij de beoordeling van het ten laste gelegde eveneens buiten beschouwing te laten. De omstandigheid dat [medeverdachte] in Duitsland voor de handel in verdovende middel is veroordeeld zal de rechtbank evenwel op de hierna te noemen wijze mee laten wegen.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de eenvoudige kasopstelling zoals opgenomen in het dossier niet als uitgangspunt nemen. De rechtbank zal wel als legale inkomstenbron de hiervoor genoemde bijstandsuitkering bij de beoordeling betrekken. Tevens acht de rechtbank van belang dat door het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) is uitgerekend dat door een gezin bestaande uit twee ouders zonder kinderen in een periode van vier jaar een bedrag van € 30.153,60 aan levensonderhoud wordt besteed. Hiervan zou blijkens onderzoek een bedrag van € 29.485,30 contant door [medeverdachte] en verdachte zijn betaald.Van de inkomsten uit legale bron is dan in beginsel verder een bedrag van
(€ 83.725,00 - € 30.153,60 =) € 53.571,40 over een periode van vier jaren te besteden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van een vijftal goederen, dan wel de onderliggende waarde daarvan, wordt verweten dat zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze middellijk dan wel onmiddellijk van misdrijf afkomstig waren. Het betreft een Mercedes SL 500, een aanhangwagen, meubels, een Breitling horloge en een tas met bandana van het merk “Louis Vuitton”.
Verdachte heeft ter terechtzitting de beschuldiging in het algemeen dat zij zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt, ontkend. Zij heeft verklaard - kort samengevat- dat [medeverdachte] over de financiën ging en dat zij zich enkel met het huishouden heeft bezig gehouden. Zij heeft telkens van [medeverdachte] geld gekregen om boodschappen te doen en heeft zich niet met de aankoop van de ‘luxere’ goederen bemoeid. Verdachte heeft verder verklaard dat zij dacht dat deze aankopen door [medeverdachte] konden worden gedaan omdat hij in de handel zat.
De rechtbank stelt vast dat tijdens het SFO van een legale handel in goederen door [medeverdachte] en inkomsten daaruit niets is gebleken. Er zijn geen bonnen, administratie, kladjes met aantekeningen die op de handel in legale goederen wijzen, aangetroffen. Ook in het geval wel van een legale handel sprake zou zijn geweest hadden deze op grond van artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen bij de Belastingdienst moeten worden aangegeven en had de gemeente daarover moeten worden geïnformeerd. Doordat verdachte en haar echtgenoot blijkens het dossier niet aan deze aangifteplicht hebben voldaan, heeft dit tot gevolg dat de eventuele inkomsten uit handel als ‘zwart geld’ zijn aan te merken. Ook dienen inkomsten uit handel te worden gemeld omdat deze van invloed kunnen zijn op de hoogte van de bijstandsuitkering, zeker wanneer het gaat om grote bedragen zoals die zijn ten laste gelegd. De Hoge Raad heeft reeds uitgemaakt dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen "afkomstig (...) van enig misdrijf" in de zin van de art. 420bis en 420quater Sr.De verklaring van verdachte dat zij dacht dat haar man de aankopen die werden gedaan heeft bekostigd uit zijn inkomsten uit handel, rechtvaardigt aldus de conclusie dat deze aankopen (deels) met zwart geld zijn gedaan. De Hoge Raad heeft daarnaast in zijn arrest van 23 november 2010 bepaald dat door vermenging van het ‘legale inkomen’ met dit zwarte geld uit handel het gehele inkomen besmet raakt.
De rechtbank overweegt, mede op grond van het voorgaande, dat
- verdachte en [medeverdachte] enkel over een gezamenlijke bijstandsuitkering hebben beschikt en verder geen legale bron van inkomsten hebben gehad. De inkomsten uit handel van verdachte in goederen - wat daar ook van zij - kunnen niet als legale bron gelden, nu deze inkomsten niet bij de Belastingdienst zijn aangegeven, en aldus als ‘zwart geld’ kunnen worden aangemerkt;
- [medeverdachte] voor de handel in verdovende middelen in Duitsland is veroordeeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in (hard)drugs grote winsten worden gemaakt;
- [medeverdachte] de ten laste gelegde luxe goederen, waaronder de Mercedes SL 500, de meubelen (€ 23.350,- ) en het Breitling horloge ( € 6000,-) met contant geld heeft betaald. De Mercedes is op 1 december 2005 voor € 60.000, - door autohandel [autohandelaar] ingekocht. Na ingewonnen informatie bij een officiële Mercedes-Benz dealer is vastgesteld dat deze Mercedes medio 2007 een handelswaarde van tussen de € 50.000 en € 60.000 heeft gehad. Ten aanzien van de Mercedes SL 500 zijn door [medeverdachte] meerdere personen als katvangers gebruikt, in die zin dat zij de auto op naam hebben gehad. Dit betreft [katvanger 1] , [katvanger 2] , [katvanger 3] en [katvanger 4] . Door de Mercedes op naam van verschillende katvangers te zetten, is getracht te verhullen wie de rechthebbende was;
- de totale aanschafwaarde van de ten laste gelegde Mercedes, de meubels en het Breitling horloge het resterende bedrag dat op grond van de enige ‘legale’ bron - wat daar ook van zij- voor de ten laste gelegde periode van vier jaren te besteden is geweest, te weten ruim € 53.700,-, met bijna € 27.000 overschrijdt.
Op grond van het voorgaande rijst bij de rechtbank het vermoeden van witwassen. Meer concreet, het vermoeden dat het geld waarmee de goederen, zoals hierna zal worden besproken, zijn bekostigd uit enig misdrijf afkomstig is en dat met de aanschaf van de goederen dat geld is witgewassen.
Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring over de herkomst van het geld geeft. De verklaring van verdachte dat de goederen met handelsgeld zijn gekocht, pleit haar gezien het voorgaande niet vrij. Verdachte heeft redelijkerwijs moeten vermoeden dat met de inkomsten op grond van de bijstandsuitkering en eventueel met handelsgeld het doen van grote uitgaven op legale wijze niet mogelijk is geweest. Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een criminele herkomst van het geld waarmee de goederen zijn aangeschaft als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal met inachtneming van het voorgaande de goederen zoals ten laste gelegde bespreken. De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde Mercedes, de meubels en de Breitling horloge bewezen dat hier van het medeplegen van schuldwitwassen sprake is geweest, in die zin dat zij deze ‘voorhanden’ heeft gehad.
Op grond van onderzoek kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] de Mercedes in 2007 en de meubels in 2007/2008 contant heeft aangeschaft voor respectievelijk (+-) € 50.000en
€ 23.350.De verklaring van verdachte ter zitting dat de betreffende Mercedes haar ‘droomauto’ was, geeft wel aan dat zij de aanzienlijke waarde van deze auto heeft ingeschat. Verdachte is er van op de hoogte geweest dat deze goederen door verdachte zijn gekocht en heeft deze Mercedes, als bijrijder, en meubels tot haar beschikking gehad. Verdachte had bij enig nadenken over de waarde van deze goederen kunnen vermoeden dat deze uit illegale middelen, zoals hiervoor overwogen, waren betaald.
Wat betreft het Breitling horloge hecht de rechtbank waarde aan het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door onder meer verbalisant [verbalisant] . Uit dit proces-verbaal blijkt dat op 18 mei 2010 in de woonwagen van verdachte en [medeverdachte] een Breitling dameshorloge, Starliner, met bijbehorend garantiebewijs en een reparatienota van dit horloge op naam van [medeverdachte] , zijn aangetroffen.Dezelfde verbalisant [verbalisant] heeft een proces-verbaal opgemaakt waarin is vermeld dat het desbetreffende horloge tijdens de doorzoeking door verdachte aan het beslag zou zijn onttrokken.Op grond van het proces-verbaal van bevindingen, dat op ambtseed is opgemaakt, in combinatie met de aanwezigheid in het dossier van het garantiebewijs en de reparatienota op naam van [medeverdachte] , acht de rechtbank bewezen dat het ten laste gelegde horloge in de woonwagen van verdachte aanwezig is geweest. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, het feit dat het een dameshorloge betreft en verdachte geen verklaring heeft gegeven over van wie dit horloge anders kan zijn geweest, acht de rechtbank het voorhanden hebben hiervan bewezen. Ook ten aanzien van dit horloge geldt dat verdachte bij enig nadenken over de waarde van het goed had kunnen vermoeden dat deze uit illegale middelen, zoals hiervoor overwogen, was betaald.
Ten aanzien van de ten laste gelegde € 1.500,- ten behoeve van de aanschaf van een aanhangwagen wordt verdachte vrijgesproken. Er zijn op grond van het dossier geen aanwijzingen voor directe betrokkenheid van verdachte bij dit goed noch dat zij van het bestaan daarvan op de hoogte is geweest.
Ten aanzien van de ten laste gelegde tas en bandana van “Louis Vuitton” ten bedrage van
€ 1.975,- zal verdachte eveneens worden vrijgesproken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij deze tas en bandana van haar zoon, [zoon verdachte] , voor Sinterklaas heeft gekregen. Dit wordt bevestigd door de aankoopdatum op de bon en de verklaring van [zoon verdachte] bij de rechter-commissaris. De omstandigheid dat op de aankoopbon de naam van verdachte is vermeld, terwijl zij niet heeft betaald, acht de rechtbank niet vreemd gezien de omstandigheid dat verdachte de eigenaar van de tas is geworden. De rechtbank gaat er aldus van uit dat de tas en bandana niet door verdachte of [medeverdachte] is bekostigd. Daarom kan op grond van dit dossier niet worden vastgesteld dat deze tas middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is geweest.