Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Stichting BSV,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 augustus 2015 een eindbeschikking gedaan in de procedure tussen Stichting BSV, de werkgever, en een werknemer. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. H. van Essen, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Lammeren, was het niet eens met de beëindiging van het dienstverband, maar beide partijen hebben aangegeven dat er een langere opzegtermijn was overeengekomen. Dit was noodzakelijk om aan de eisen van het participatiefonds te voldoen, dat een beschikking van de rechter verlangde om een wachtgelduitkering aan de werknemer te kunnen verstrekken.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2016 in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften. Tevens is overwogen dat de wetgever de kantonrechter niet de bevoegdheid heeft gegeven om een beëindigingsvergoeding toe te kennen, behalve in de vorm van een transitievergoeding of billijke vergoeding. De partijen hebben echter een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin de werkgever zich bereid heeft verklaard om een vergoeding van € 23.000,- bruto aan de werknemer te betalen, waarvan € 5.000,- kan worden aangewend voor outplacement en/of scholing.
De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 januari 2016 en heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in Almelo door de kantonrechter op de genoemde datum.