ECLI:NL:RBOVE:2015:2756

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/08/169618 / HA ZA 15-181
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interregionale rechtsmacht en toepasselijk recht in civiele zaak tussen HET LAND CURAÇAO en gedaagde

In deze interregionale civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is HET LAND CURAÇAO als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die niet is verschenen. De zaak betreft een studielening die is afgesloten tussen de eiseres, als rechtsopvolger van de voormalige Nederlandse Antillen, en de gedaagde, die op het moment van de overeenkomst op Curaçao woonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gedaagde in Nederland woont. De overeenkomst is het nauwst verbonden met Curaçao, nu de civiele wetgeving van de voormalige Nederlandse Antillen van voor 10 oktober 2010 nog steeds van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van Curaçao.

De rechtbank heeft de vordering van de eiseres, die onder andere contractuele rente en buitengerechtelijke kosten vorderde, gedeeltelijk toegewezen. De gevorderde contractuele rente van 10% werd niet toewijsbaar geacht, omdat deze als onaanvaardbaar hoog werd beschouwd in het licht van de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de rente gematigd tot de wettelijke rente. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten ook gematigd tot een bedrag dat als redelijk werd beschouwd.

In de beslissing heeft de rechtbank de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 16.134,97, vermeerderd met wettelijke rente, en de gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/169618 / HA ZA 15-181
Vonnis van 29 april 2015
in de zaak van
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAҪAO,
zetelende te Curaçao,
als rechtsopvolger van het land De Nederlandse Antillen,
eiseres,
advocaat mr. E. Douma te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het betreft hier een interregionale zaak. De rechter dient bij de beantwoording van de vraag of hem in een geval van interregionale aard rechtsmacht toekomt, zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bevoegdheidsbepalingen die voor hem gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht (HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063). Nu gedaagde in Nederland woont, is de Nederlandse rechter derhalve bevoegd. Ook ten aanzien van het in gevallen van interregionale aard toepasselijke recht geldt dat de rechter de regels van internationaal privaatrecht zoveel mogelijk overeenkomstig moet toepassen
(HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0663). De onderhavige vordering heeft betrekking op een verbintenis uit overeenkomst. In de overeenkomst van studielening is geen rechtskeuze opgenomen. In dat geval is op grond van het Nederlandse internationaal privaatrecht het recht van toepassing van het land waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden. Nu eiseres blijkens de overeenkomst van studielening ten tijde van het sluiten van die overeenkomst in Curaçao zetelde (en ook thans nog) zetelt, terwijl ook gedaagde blijkens de overeenkomst ten tijde van het sluiten ervan op Curaçao woonde, en er geen aanwijzingen zijn dat de overeenkomst nauwer met een ander land, in het bijzonder Nederland, is verbonden, wordt geoordeeld dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met de voormalige Nederlandse Antillen. Per 10 oktober 2010 zijn de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan en is het eiland Curaçao een autonoom land binnen het
Koninkrijk der Nederlanden geworden. De voormalige civiele wetgeving van de Nederlandse Antillen van voor 10 oktober 2010 is blijven gelden. Een en ander brengt mee dat de overeenkomst tussen partijen wordt beheerst door het recht van (voorheen de Nederlandse Antillen, thans) Curaçao.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, behoudens het navolgende.
2.3.
Eiseres vordert contractuele rente van 10% over de hoofdsom vanaf
27 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair de Curaçaose wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 27 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
2.4.
De rechtbank acht de gevorderde contractuele rente niet toewijsbaar. Naar het te dezen toepasselijke (voorheen: Antilliaanse, thans) Curaçaose recht kan de rechter ambtshalve de bedongen contractuele rente matigen op de grond dat toepassing van het beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank acht de overeengekomen rente van 10% per jaar, mede gelet op de omstandigheid dat het hier een studielening betreft van een overheidslichaam aan een particulier, onaanvaardbaar hoog. Daaraan doet niet af dat eiseres uit coulance reeds een latere rentedatum heeft gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat de contractuele rente dient te worden gematigd tot de - subsidiair gevorderde - wettelijke rente.
2.5.
Eiseres vordert de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 2.880,10 inclusief B.T.W., subsidiair € 1.788,-- inclusief B.T.W.
2.6.
Naar het te dezen toepasselijke (voorheen: Antilliaanse, thans) Curaçaose recht kan de rechter ambtshalve de buitengerechtelijke incassokosten matigen op de grond dat toekenning van het gevorderde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank acht, gelet op de omstandigheid dat het hier een studielening betreft van een overheidslichaam aan een particulier, de omvang van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (15% van de hoofdsom) in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daaraan doet niet af dat eiseres buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht in deze kwestie. De rechtbank is van oordeel dat de buitengerechtelijke kosten moeten worden gematigd tot een bedrag van € 1.158,-- inclusief B.T.W., welk bedrag is gebaseerd op twee punten van het liquidatietarief III conform het rapport Voorwerk II. Dit tarief is gehanteerd in verband met het afwijzen van een aanzienlijk deel van de vordering, wat reden is geweest voor het berekenen van het salaris van de advocaat over het toegewezen bedrag aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.7.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
579,00(1,0 punt × tarief € 579,00)
Totaal € 2.582,19

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 16.134,97 (zestienduizendéénhonderdvierendertig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de op (voorheen: de Nederlandse Antillen, thans) Curaçao geldende wettelijke rente
over het bedrag van € 16.134,97 met ingang van 27 januari 2002 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de buitengerechtelijke kosten, begroot op € 1.158,-- inclusief BTW,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De kosten aan de zijde van eiseres worden tot op heden begroot op € 2.582,19,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover gedaagde niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door M.M. Lorist en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: