ECLI:NL:RBOVE:2014:5423

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
ak_zwo_14_1026
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om doorstroming van BPZ-A naar BPZ-B in het kader van de HAP II-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als medewerker BPZ-A (generalist GGP), en de korpschef van politie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beoordeling van zijn functioneren over de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 december 2012, die als 'goed' was beoordeeld. Tevens had hij een aanvraag ingediend voor doorstroming naar de functie van medewerker BPZ-B (senior GGP) in het kader van de HAP II-regeling, welke aanvraag door de korpschef was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de bezwaren van de eiser tegen de beoordeling en de afwijzing van de aanvraag ongegrond heeft verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het beleidskader van de circulaire HAP II in acht genomen, waarin eisen zijn gesteld voor doorstroming binnen de GGP. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de vereiste dat hij beschikt over vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van eiser niet aan deze norm voldoet, aangezien hij voor drie van de zes competenties de score 'overtroffen' heeft gekregen en voor de overige drie de score 'is gehaald'. Hierdoor ligt de gemiddelde score lager dan 'overtroffen', wat betekent dat de korpschef de afwijzing van de aanvraag om door te stromen naar senior GGP terecht heeft gehandhaafd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/1026

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[naam], te[woonplaats] eiser,

gemachtigde: mr. H. Yildiz, werkzaam bij de ACP te Leusden,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2013 heeft verweerder de beoordeling van eiser over de periode
1 januari 2010 tot en met 1 december 2012 definitief vastgesteld.
Bij besluit van 16 mei 2013 heeft verweerder eisers aanvraag om in aanmerking te komen voor doorstroming van generalist GGP naar senior GGP afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de beoordeling alsmede tegen de afwijzing van de aanvraag om door te stromen naar senior GGP ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2014.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.T. Zwart.

Overwegingen

1.
Eiser is werkzaam als medewerker BPZ-A (generalist GGP) bij het team Heerenveen. Eisers functioneren in de periode 1 januari 2010 tot en met 1 december 2012 is als “goed” beoordeeld. Tegen deze beoordeling heeft eiser bezwaar gemaakt.
Begin 2013 heeft eiser een aanvraag ingediend om in het kader van de HAP II-regeling in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie medewerker BPZ-B (senior GGP). Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
Eiser heeft ook tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en zowel de beoordeling als de afwijzing van eisers aanvraag om doorstroming naar senior GGP gehandhaafd.
2.
De rechtbank stelt voorop dat op de beoordeling van dit geschil het volgende beleidskader van toepassing is.
Op 1 november 2010 is, als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007, de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche of kortweg de circulaire HAP II (Stcrt. 2010, nr. 19782) in werking getreden. In bijlage 6 van de circulaire HAP II is het Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP opgenomen. In het kader van dit loopbaanbeleid zijn binnen de politie collectieve afspraken gemaakt en eisen gesteld aan de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie.
Voor doorstroming van de generalist GGP naar de senior GGP gelden op grond van dat loopbaanbeleid de volgende eisen:
-een met goed gevolg afgeronde functiegerichte aangewezen opleiding op niveau 4;
-relevante werkervaring als generalist GGP;
-vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP;
-een eventueel door het korps te stellen geografische stap en/of werkterrein c.q. aandachtsgebied als aanvullende voorwaarde.
Tussen partijen is niet in geschil, dat eiser voldoet aan de voorwaarden betreffende opleiding en relevante werkervaring. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser voldoet aan het vereiste dat hij bij zijn aanvraag beschikt over vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm, met daarin opgenomen dat geschiktheid voor de functie senior GGP wordt verwacht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan dit vereiste omdat hij in de meest recente beoordeling niet op alle competenties een gemiddelde score “overtroffen” heeft gekregen.
Eiser kan zich niet met verweerders besluit verenigen. Hij stelt zich kort gezegd op het standpunt dat hij voldoet aan alle vereisten van HAP II om bevorderd te kunnen worden naar medewerker BPZ-B (senior GGP). Met name is eiser van oordeel dat hij met de eindscore “goed” in de meeste recente beoordeling voldoet aan het vereiste van een beoordeling boven de norm. Uit de circulaire volgt naar de mening van eiser dat naar de eindscore moet worden gekeken. Dit blijkt volgens eiser inmiddels ook uit de jurisprudentie, waarbij “goed” als boven de norm is gesteld. Hij verwijst daarbij naar uitspraken van deze rechtbank met vindplaatsen ECLI:NL:RBOVE:2013:1836 en ECLI:NL:RBOVE:2013:4556. Eiser meent bovendien dat zelfs indien het niet om de eindscore zou gaan, zijn beoordeling alsnog boven de norm is aan te merken, nu voor de helft van de competenties de score “overtroffen” is toegekend.
Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte weigert om iets te zeggen over de verwachte geschiktheid. Eiser beroept zich daarom op een door hem overgelegde verklaring van zijn teamchef, waaruit naar zijn mening zijn verwachte geschiktheid voor senior GGP blijkt.
Tegen de beoordeling als zodanig heeft eiser in beroep geen gronden naar voren gebracht, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat eisers beroep zich niet richt tegen de beoordeling maar uitsluitend tegen de afwijzing van zijn aanvraag om doorstroming naar senior GGP.
3.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Leidend in dezen is het loopbaanbeleid, zoals opgenomen in Bijlage 6 van de Circulaire HAP II. Deze circulaire stelt voor een bevordering als regel de eis dat er een recent vastgestelde beoordeling is met een eindscore die tenminste voldoende is. Voor de stap van Generalist GGP naar Senior GGP geldt echter dat de functionaris in het bezit moet zijn van een (recente) beoordeling boven de norm. Wat moet worden verstaan onder “boven de norm” wordt in de circulaire niet nader toegelicht. Gelet op een brief van de Minister van Veiligheid en Justitie aan de korpschefs van 26 oktober 2012, kenmerk 316858, is de rechtbank van oordeel dat aan het bevoegde gezag van de (voormalige) politieregio’s de bevoegdheid toekwam om in overleg met de ondernemingsraad een nadere uitleg en invulling te geven aan het begrip “boven de norm” en dat dit begrip per politieregio anders kon worden ingevuld. De rechtbank neemt hiermee een ander standpunt in dan in haar uitspraken van
16 augustus 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013: 1836, en 19 augustus 2013, ECLI:NL:RBOVE: 2013:4556. Genoemde brief van 26 oktober 2012 was ten tijde van die uitspraken niet aan de rechtbank bekend, zodat zij daarmee toen geen rekening heeft gehouden in haar oordeel.
Het vorenstaande neemt niet weg dat het begrip “boven de norm” door verweerder redelijk moet worden uitgelegd. Het door verweerder gehanteerde Friese beoordelingssysteem onderscheidt competenties en te behalen resultaten. Voor de competenties wordt een 5-puntsschaal gehanteerd en voor de resultaten (vanuit een persoonlijk actieplan) een 3-puntsschaal. In de beoordeling waaruit vakmanschap boven de norm moet blijken, worden alle competenties en te behalen resultaten betrokken. Het eindoordeel (gemiddelde score) van de competenties moet “overtroffen” zijn. Hiermee wordt gedrag bedoeld boven het niveau behorend bij de functie. Het eindoordeel wordt berekend door alle competenties op te tellen en te delen door het aantal competenties. Daarbij moet de gemiddelde score op de resultaten “norm is ruim gehaald” zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee een redelijke uitleg heeft gegeven aan het begrip “boven de norm”.
Uit de meest recente beoordeling blijkt dat eiser niet voldoet aan bovengenoemde normering van tenminste een gemiddelde score van “norm is ruim behaald”. Hij heeft immers slechts voor drie van de zes competenties de score “overtroffen (gedrag boven niveau behorende bij functie)” gekregen en voor de overige drie competenties de score “is gehaald (gedrag op niveau behorend bij de functie)”. Dit betekent dat de gemiddelde score voor alle zes competenties tussen “overtroffen” en “is gehaald” in ligt en daarom lager is dan “overtroffen”. Nu eiser reeds op die grond niet in aanmerking komt voor doorstroming naar senior GGP, heeft verweerder het vragen van een advies van de teamchef over de verwachte geschiktheid van eiser voor een seniorfunctie redelijkerwijs achterwege kunnen laten.
4.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de weigering van verweerder om eiser in aanmerking te brengen voor doorstroming naar senior GGP de rechterlijke toetsing kan doorstaan. De in beroep door eiser zelf ingebrachte verklaring van zijn teamchef, wat daarvan ook mag zijn, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.
Het beroep is ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. W. Bijloo en mr. J.H.M. Hesseling, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.