4.2Bij de beoordeling betrekt de rechtbank het volgende.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Ingevolge het tweede lid van dit Verdrag houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Verordening (EEG) nr. 492/2011 mag een werknemer die onderdaan is van een lidstaat op het grondgebied van andere lidstaten niet op grond van zijn nationaliteit anders worden behandeld dan de nationale werknemers, wat betreft alle voorwaarden voor tewerkstelling en arbeid, met name op het gebied van beloning, ontslag, en, indien hij werkloos is geworden, wederinschakeling in het beroep of wedertewerkstelling.
Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel geniet hij er dezelfde sociale en fiscale voordelen als de nationale werknemers.
Ingevolge artikel 2.2, eerste lid van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan een studerende voor studiefinanciering in aanmerking komen die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit,
b. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, of
c. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel in Nederland woont en behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen groep van personen die voor het terrein van de studiefinanciering met Nederlanders worden gelijkgesteld.
Ingevolge het tweede lid kunnen, onverminderd het eerste lid, onderdeel b, bij algemene maatregel van bestuur groepen van personen worden aangewezen voor wie de gelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, slechts een tegemoetkoming in de kosten van de toegang tot het onderwijs betreft. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte en de vorm van deze tegemoetkoming.
Studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU, kunnen op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wsf 2000 in aanmerking komen voor studiefinanciering.
Bij de vraag of een student als migrerend werknemer kan worden aangemerkt, hanteert verweerder de Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap van 13 december 2012, inzake het controlebeleid migrerend werknemerschap op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap. Daarin is het volgende bepaald:
“Studerenden, met een nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Unie of zij die daarmee gelijkgesteld zijn, kunnen net als Nederlandse studerenden in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering, indien zij of hun ouders aangemerkt kunnen worden als migrerend werknemer.
De Dienst Uitvoering Onderwijs gaat ervan uit dat iedere studerende, die over de controleperiode 56 uur (vóór 1 januari 2014: 32 uur) of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. (…) Bij het vaststellen van het criterium van 56 uur gemiddeld per maand zal eveneens tot een hoogte van één maand rekening worden gehouden met vakanties en eventuele ziekte (…).”
Met betrekking tot het (oude) beleid verwijst de rechtbank onder meer naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 februari 2012 (LJN: BV6849), waaruit volgt dat de CRvB dit beleid als volgt heeft begrepen. Indien de studerende over de controleperiode 32 uren of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, heeft hij zonder meer de status van migrerend werknemer. Aangezien het om een gemiddeld aantal uren per maand gaat is niet van belang of de studerende gedurende een aantal maanden minder uren heeft gewerkt, zolang sprake is van meer dan marginale en bijkomstige werkzaamheden. Indien een studerende in één maand in het geheel niet heeft gewerkt wegens vakanties en eventuele ziekte wordt deze maand buiten beschouwing gelaten en wordt het aantal uren gemiddeld over 11 maanden. Als de studerende meer dan één maand in het geheel niet heeft gewerkt dan bestaat er over de maanden dat minder dan 32 uren is gewerkt geen recht op studiefinanciering. De CRvB gaat er daarbij van uit dat de controleperiode gelijk is aan het studiefinancieringstijdvak. Voorts is de CRvB, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 21 oktober 2011 (LJN: BT8968), van oordeel dat in het beleid geen onjuiste uitleg is gegeven aan het begrip “werknemer” als bedoeld in artikel 45 van het EU-werkingsverdrag.
4.3Niet ter discussie is dat eiser nog geen vijf jaar in Nederland woont en daarom geen recht heeft op studiefinanciering op grond van verblijfsduur. In deze zaak staat de vraag centraal of eiser is aan te merken als migrerend werknemer. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord, gelet op het volgende.
Eiser heeft een contract met een in Engeland gevestigde onderneming. Hij is volgens de Belastingdienst belastingplichtig in Engeland en is voor de sociale verzekeringen verzekerd in Engeland. Eiser kon zich vinden in deze conclusies van de Belastingdienst, blijkens eerdergenoemd rapport van 14 oktober 2013. In het bestreden besluit heeft verweerder nadrukkelijk naar het rapport van 14 oktober 2013 verwezen.
Onder deze omstandigheden, in samenhang met de overige beschikbare gegevens, is eiser niet aan te merken als migrerend werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU. In dit kader wijst de rechtbank voorts nog op de omschrijving van het begrip ‘migrerend werknemer’ in het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers. In artikel 1, eerste lid, wordt aangegeven dat voor toepassing van dit verdrag onder ‘migrerend werknemer’ wordt verstaan de onderdaan van een Verdragsluitende Partij die van een andere Verdragsluitende Partij toestemming heeft gekregen om op haar grondgebied te verblijven ten einde
aldaararbeid in loondienst te gaan verrichten.
Dat eiser, zoals hij stelt, de werkzaamheden in Nederland heeft verricht, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij tekent de rechtbank aan dat hiermee niet is gegeven dat er een band is tussen eiser en de betrokken geografische arbeidsmarkt. In de Memorie van Toelichting bij de WSF, gepubliceerd op 2 mei 2003, KST 67962, 28865 (nr. 3) is in dit kader voorts nadrukkelijk vermeld dat aansluiting wordt gezocht bij de sociale zekerheidswetgeving.
Aan het voorgaande doet niet af dat eiser, zoals betoogd, nog steeds als zelfstandige staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Naar het oordeel van de rechtbank maakt die enkele inschrijving niet dat eiser ook daadwerkelijk als zelfstandige, laat staan als migrerend werknemer, moet worden aangemerkt.