Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
2.De feiten
ontbinden samenlevingscontract”, waarin staat:
- € 50.000,00 onder vermelding van “
lening tbv aankoop woning”;
- (in drie etappes) € 150.000,00 onder vermelding van “
terugbetaling investering 2008 voor
lening tbv aankoop woning”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“N.B.: Dit document is opgesteld ten behoeve van de hypotheekverstrekker en bevat enkel zaken die voor de beoordeling van de hypotheekaanvraag van belang zijn.”
- wordt in het document onder 2.2 verwezen naar
“overige afspraken”, waarmee de mogelijkheid van het bestaan van nadere afspraken buiten dit document gegeven is;
- kunnen beide documenten naast elkaar bestaan. Immers staat in het document onder 2.2. dat [gedaagde] € 200.000,00
“ontvangt”(een vage formulering waarmee niet wordt uitgesloten dat zij een deel als lening ontvangt), terwijl ook als een deel van die som een lening is, zij dat bedrag ontvangt, maar dat in dat geval €50.000,00 later terugbetaald moet worden;
Vergelijk W.L. Haardt, De veroordeeling in de kosten van het burgerlijk geding, ’s-Gravenhage: Martinus Nijhof 1945, p. 51 en C.W. Star Busmann & L.E.H. Rutten, Hoofdstukken van Burgerlijke Rechtsvordering, Haarlem: Erven F. Bohn 1972, p. 409. Bij Haardt vinden we verwijzingen naar Franse literatuur. Overigens trekt Haardt zelf de overtuigingskracht van de overweging in twijfel. Bij gelegenheid van de herziening van het burgerlijk procesrecht per 1 januari 2002 is in art. 237 Rv het stelsel van art. 56 (oud) zakelijk overgenomen, met alleen toevoeging van de woorden ‘of andere levensgezellen’. Van enige discussie over de (goede) zin van de regel blijkt niet uit de parlementaire stukken. Vergelijk Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht 2002, p. 409-410.
* dat ook een veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten “
in de weg staat aan verzoening tussen de strijdende partijen die in de bedoelde (familie)relatie tot elkaar staan of hebben gestaan” (conclusie advocaat-generaal mr. Valk, hiervoor) en
* dat het voor de hand ligt ook in de context van buitengerechtelijke kosten aan “
overwegingen van procesrisico en procesbeleid mede betekenis”toe te kennen (conclusie advocaat-generaal mr. Wesseling-van Gent, hiervoor).
5.De beslissing
19 februari 2025.