In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:
(i) Op 7 juni 2002 heeft [de notaris] (verder: [de notaris] ), een akte opgemaakt. De inhoud van deze akte (hierna ook: de volmacht) luidt, voor zover van belang in deze zaak, als volgt:
‘(...) [de volmachtgever] (...) verklaarde (...) last en volmacht te geven aan
[de gevolmachtigde schoonzoon] (...) in alle opzichten te vertegenwoordigen en al zijn rechten en belangen zonder enige uitzondering waar te nemen en uit te oefenen (...), strekkende deze (niet door de dood eindigende) volmacht onder meer om (...) Hypothecaire en andere geldleningen aan te gaan (...)’
(ii) Kort nadien, op 22 juni 2002 is [de volmachtgever] (hierna: [de volmachtgever] ), de volmachtgever, overleden.
(iii) [de gevolmachtigde schoonzoon] was ten tijde van het overlijden de schoonzoon van [de volmachtgever] .
(iv) [de wederpartijen] waren de drie vennoten van de vennootschap onder firma Repro Replica V.O.F. (verder Repro Replica) toen dit bedrijf in financiële problemen verkeerde. Bij vonnis van 20 januari 2004 zijn de vennootschap en haar vennoten, [de wederpartijen] failliet verklaard. [de wederpartijen] hebben zich gewend tot [de gevolmachtigde schoonzoon] voor financiële hulp in het kader van verzet tegen deze faillietverklaring. Het faillissement is vervolgens bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2004 vernietigd.
(v) [de wederpartijen] hebben op 9 februari 2004 ten overstaan van [de notaris] een schriftelijke volmacht afgegeven aan een van diens medewerkers – [de schriftelijk volmachtigde] – voor het tekenen van een akte en
“daarbij ter leen op te nemen en uit dien hoofde schuldig te erkennen een som van maximaal eenhonderd en twintigduizend euro (€ 120.000,—), (...) tegen een overeengekomen rente van twaalf procent per jaar, per maand te betalen aan rente en aflossing drieduizend vijfhonderd euro daarbij recht van tweede hypotheek verlenende (...), recht van eerste pand verlenende (...) …”.
(vi) Op 27 februari 2004 heeft [de notaris] op grond van deze volmacht en de volmacht van [de gevolmachtigde schoonzoon] een hypotheekakte opgemaakt. De inhoud van deze akte luidt, voor zover van belang in deze zaak, als volgt:
‘1. (...) [de schriftelijk volmachtigde] (...) handelend als schriftelijk gevolmachtigde van
a. [eiser 1] . (...)
b. [eiser 2][eiser 2] . (...)
c. [eiser 3][eiser 3] . (...)
de volmachtgevers hierna zowel tezamen als ieder van hen afzonderlijk te noemen “de schuldenaar”.
2. [de gevolmachtigde schoonzoon] (...) handelende in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde van:
[de volmachtgever] (...) hierna ook te noemen “schuldeiser” (...) dan wel “Pandhouder”
(...)
VOLMACHT
Van de volmacht aan de comparant sub 2 blijkt uit een notariële akte van volmacht op zeven juni tweeduizend en twee voor mij notaris, verleden.
(...)
OVEREENKOMST VAN GELDLENING
De schuldenaar erkent van de schuldeiser op een februari tweeduizend en vier een bedrag als geldlening te hebben ontvangen: eenhonderdentwintig duizend euro (€ 120.000.00) en dit bedrag op grond hiervan schuldig te zijn aan de schuldeiser.
(...)’
(vii) Op verzoek van [de gevolmachtigde schoonzoon] heeft de notaris op 25 november 2005 deze akte
‘UITGEGEVEN VOOR EERSTE GROSSE
aan en ten verzoeke van [de volmachtgever] , wonende te [plaats] (Suriname), de “schuldeiser” (...) genoemd, op heden de vijfentwintigste november tweeduizend vijf.’
(viii) Ten laste van [de wederpartijen] zijn vanaf 2006 verschillende executoriale (derden)beslagen gelegd door [de gevolmachtigde schoonzoon] , waaronder executoriale beslagen onder:
‒ de Goudse Levensverzekering N.V. (2 mei 2006);
‒ de Sociale Verzekeringsbank te Rotterdam ten laste van [eiser 2] (17 mei 2018);
‒ de Sociale Verzekeringsbank te Breda ten laste van [eiser 1] (14 februari 2019);
‒ de belastingdienst te Breda ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] (27 februari 2019).
(ix) Op 20 oktober 2010 is (niet door [de gevolmachtigde schoonzoon] als gevolmachtigde maar) door de gezamenlijke erven van [de volmachtgever] executoriaal beslag gelegd uit kracht van de akte. De erven deden dat in hun hoedanigheid van rechtsopvolgers onder algemene titel van [de volmachtgever] .
(x) De in de akte van 27 februari 2004 genoemde vordering van [de volmachtgever] op [de wederpartijen] is bij de door [de notaris] opgemaakte akte van cessie van 12 augustus 2013 door de erfgenamen van [de volmachtgever] – dus als diens rechtsopvolgers – (aangeduid als verkoper) overgedragen op [de gevolmachtigde schoonzoon] (in de akte aangeduid als koper). De akte luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘(...) Verkoper en koper verklaren dat zij een overeenkomst hebben gesloten ten aanzien van de drie genoemde vorderingen in hoofdsom (...) € 330.668,00 (...), inclusief niet betaalde rente en overige kosten (...).
en
(...) De koopsom voor de Vordering bedraagt: zeventigduizend euro (€ 70.000,—) (...). De koopsom is tot stand gekomen op grond van de gebleken oninbaarheid van de vorderingen (…)’
(xi) [eiser 1] heeft kort nadien een op 13 augustus 2013 gedateerde brief van de erven van [de volmachtgever] ontvangen. In deze brief staat, voor zover van belang:
‘(...) Hierbij bericht ik dat de erven van [de volmachtgever] de vordering(en) die de familie op u, [eiser 2] en [eiser 3] hebben overgedragen aan [de gevolmachtigde schoonzoon] (...) dient u alle verdere betalingen te verrichten aan [de gevolmachtigde schoonzoon] (…).’
(xii) De cessie is nadien aan [de wederpartijen] op de in de wet voorgeschreven wijze betekend.
(xiii) Op 15 oktober 2013 heeft [de notaris] in een door hem opgemaakt proces-verbaal verklaard dat in de tekst van de akte van 12 augustus 2013 – derhalve de akte van cessie – een kennelijke misslag staat, die hij verbetert op grond van art. 45 lid 2 van de Wet op het Notarisambt. Hij verbetert die akte door “ [de volmachtgever] ” als degene die in 2004 de geldlening heeft verstrekt te wijzigen in “De Erven”, zijnde de rechtsopvolgers onder algemene titel van [de volmachtgever] .
(xiv) De executie vond gedurende de periode 2 mei 2006 tot 12 augustus 2013 plaats uit naam van [de volmachtgever] op grond van de grosse en nadien, na de betekening in 2018, door [de gevolmachtigde schoonzoon] als eigenaar van de vordering als gevolg van genoemde cessie, maar blijkens de overgelegde exploten nog steeds (mede) op basis van de grosse van 25 november 2005.