ECLI:NL:RBOBR:2025:7704

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
01.305767.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontploffing, vernieling, verlaten plaats ongeval en rijden onder invloed

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij vier strafbare feiten. De zaak betreft een ontploffing in de brievenbus van een woning, vernieling van een auto, het verlaten van de plaats van een ongeval en rijden onder invloed van alcohol. De verdachte heeft op 18 november 2023 in Rosmalen een stuk vuurwerk in de brievenbus van een woning gegooid, wat leidde tot een ontploffing met schade aan de woning en de auto van een buurman. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de schadevergoeding voor de vernieling van de auto werd toegewezen, maar andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.305767.23
Datum uitspraak: 25 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [adres 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (zwaar) vuurwerk (een
Thundershock) te ontsteken en/of vervolgens in/door een brievenbus van een
woning, gelegen aan de [adres 2] , te gooien/te leggen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een of meerdere deuren en/of een gang

van voornoemde woning ( [adres 2] ) en/of een nabijgelegen auto en/of

- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
[slachtoffer 1]
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of een gang (van de
woning gelegen aan de [adres 2] ) en/of een auto, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen

en/of goederen ontstaat, en/of

- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door een stuk (zwaar) vuurwerk (een Thundershock) te ontsteken en/of vervolgens
in/door een brievenbus van een woning, gelegen aan de [adres 2] , te
gooien/te leggen;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
T.a.v. feit 3:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Rosmalen op/aan de Vlietdijk,
op of omstreeks 18 november 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] )
letsel en/of schade was toegebracht;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 485 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding (feit 2).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de dagvaarding ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2 nietig te verklaren, omdat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging, wanneer deze in samenhang met het dossier gelezen wordt, voldoende feitelijk en duidelijk is. Volgens de officier van justitie dient het verweer dan ook te worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank.
Krachtens artikel 261 Sv dient de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd en de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan in te houden, dat het de verdachte duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. Als de tenlastelegging hieraan niet voldoet, kan zij niet fungeren als grondslag van het onderzoek op de terechtzitting en moet de dagvaarding (in zoverre) nietig worden verklaard.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de vernieling onvoldoende is omschreven in de dagvaarding. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de termen ‘vernielen’, ‘beschadigen’ en ‘onbruikbaarmaken’ mede feitelijke betekenis hebben. Dit betekent dat in de tenlastelegging met die termen kan worden volstaan (HR 5 november 2013,
NJ2014/14). Op basis van de bewoordingen in de tenlastelegging, in samenhang bezien met het dossier en de zich daarin bevindende aangifte, stelt de rechtbank, anders dan de verdediging, vast dat de tenlastelegging voldoende feitelijke betekenis heeft en het voor verdachte daarnaast duidelijk moet zijn geweest waartegen hij zich moet verdedigen, te weten: de aangifte vanwege een trap/schop tegen een auto van verdachte. De aanrijding en het verlaten van de plaats van het ongeval is onder feit 3 ten laste gelegd. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is verder bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle vier de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat er partiële vrijspraak dient te volgen voor levensgevaar onder feit 1 primair.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de in de pleitnota genoemde gronden ten aanzien van feit 3 integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman – mocht de rechtbank het nietigheidsverweer verwerpen – aangevoerd dat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen, omdat het feit op basis van de dagvaarding niet is te kwalificeren. Meer subsidiair dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken, omdat hiervoor onvoldoende bewijs is.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel. Van gemeen gevaar voor goederen is wel sprake.
Voor het ten laste gelegde onder feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn ten aanzien van feit 1, 2 en 3 uitgewerkt in dit vonnis. Na de uitwerking van de bewijsmiddelen zal de rechtbank nog enkele bijzondere overwegingen wijden aan het bewijs.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4. Verdachte heeft het feit immers bekend en zijn raadsman heeft geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1, primair:
1. Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 19 november 2023, p. 60, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
V: Je zou gisteren bij een woning aan de Cresendoweg vuurwerk door de brievenbus naar binnen hebben gestoken. Waarom deed je dat en wat kun je daar verder over verklaren?
A: Ja, voordat ik wegging bij mijn vriendin heb ik vuurwerk door de brievenbus gestoken.
V: waar heb je dat gekocht en wat was het voor vuurwerk?
A: Vorig jaar in België, Thundershock.
2) Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 november 2023,
p. [adres 2] , voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op 18 november 2023, omstreeks 22.00 uur, bevond ik mij thuis in de woning aan de Cresendoweg [adres 2] te Rosmalen. Mijn vrouw en twee kinderen waren ook in de woning. Vandaag hebben wij in de middag een verjaardag gehad waarbij de vriend van mijn dochter ook mee was. De vriend van mijn dochter heet [verdachte] . [verdachte] was behoorlijk dronken toen wij thuis waren gekomen in de avond en is omstreeks 21.10 uur weggegaan omdat hij zijn zin niet kreeg van [mijn dochter] .
(…)
Het moment dat ik in de kast bezig was hoorde ik gerommel bij de brievenbus aan de voordeur. Ik zag dat er iets door de brievenbus stak met een vonkje en het was rood. Ik herkende het als vuurwerk en probeerde het terug te duwen naar buiten door de klep. Het vuurwerk lag tussen de twee kleppen van de brievenbus en opeens kwam er een harde knal. Ik stond nog naast de deur en zag een hoop rook. Ook hoorde ik een hoop stukken op de grond vallen. Ik heb meteen de deur opengedaan. (…)
Wij hadden behoorlijk wat schade in de hal. Ik zag dat de brievenbus opgeblazen was, schade aan de voordeur, schade aan de muur en de deurpost van de wc had schade.
3) Een proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2023, p. 23, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op 18 november 2023, omstreeks 22.30 uur, was ik op het adres aan de [adres 2] te Rosmalen. De brievenbus van de voordeur van de woning is opgeblazen door vuurwerk. Aan de buitenzijde van de voordeur zag ik dat de klep van de brievenbus eraf lag. De brievenbusbak aan de binnenzijde van de voordeur was opgeblazen en hing nog half aan de deur. Het fotobehang in de hal en het kozijn van de wc zijn hierdoor ook beschadigd. Op de vloer van de hal lagen afgebroken stukken van de brievenbus. De klep van de brievenbus lag in een hoek op de trap.
4) Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 24 november 2023, p. 91, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de door mij onderzochte partij was voorzien van:
De PL-code en BVH-nummer: PL2100-2023254540-A.
Lijst II A
Vuurwerk ingedeeld in categorie F2 en niet aangewezen in de RACT of rookbommen T1/T2 en handfakkels.
Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort enkelschotsbuis (shot tube).
Op basis van mijn bevindingen stel ik vast dat:
- Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
5) Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] van 19 november 2023, p. 40, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 18 november 2023, omstreeks 18.30 uur, parkeerde ik mijn personenauto van het merk Toyota, type Auris, kleur grijs en voorzien van het [kenteken 1] op een parkeerplaats aan de [adres 2] in Rosmalen ter hoogte van huisnummer [adres 2] .
(…)
Ik liep naar mijn buurman en hoorde dat hij tegen mij zei dat vannacht zijn brievenbus was opgeblazen. Ik hoorde dat mijn buurman tegen mij zei dat mijn personenauto door de brievenbus beschadigd was.
Ik bekeek mijn personenauto en zag dat er krassen zaten ter hoogte van de linker zijspiegel en dat er een gat zat in de kap van de spiegel.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 november 2023 ben ik doorgereden na een ongeluk met een andere auto en ik heb een trap tegen deze auto gegeven.
2) Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] (namens [slachtoffer 2] ) van 18 november 2023, p. 27, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Mijn auto is een blauwe Suzuki Alto, blauw van kleur en voorzien van het [kenteken 2] . De auto staat op naam van mijn moeder, maar ik reed er vandaag in. (…)
Op 18 november 2023, reed ik omstreeks 21.45 uur weg bij mijn werk. [mijn vriendin] zat bij mij in de auto. Wij reden op de Vlietdijk in Rosmalen. Ik wilde de eerste gelegenheid rechtsaf slaan, de Watergang op. Ik gaf richting aan naar rechts en toen ik nog bezig was met rechtdoor rijden kwam een auto mij inhalen. De auto haalde me in, maar ging te vroeg weer naar links, waardoor hij met de rechterachterkant van mijn auto links voor raakte. Ik zag dat de auto heel hard reed. Ik zag dat hij na de aanrijding niet stopte.
(…)
Ik zag dat hij tegen mijn auto aan trapte. Ik zag later een deuk op de plek waar hij geschopt had en een afdruk van een schoen.
(…)
Mijn auto heeft schade aan de voorzijde van de trap en heeft schade aan het voorspatbord links van de aanrijding.
3) Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 19 november 2023, p. 20, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op 18 november 2023 omstreeks 22.00 uur was ik bijrijder in de auto van mijn vriendin.
Wij reden op de Vlietdijk in Rosmalen. Wij wilden rechtsaf slaan naar de Watergang. Ik zag dat er een auto ons via links wilde inhalen. Ik zag op het moment dat hij volledig naast ons reed, dat hij terug naar rechts wilde.
Ik hoorde een knal van twee auto's die tegen elkaar aankwamen. Ik zag dat de andere auto hard wegreed.
4) Een proces-verbaal van aanhouding van 19 november 2023, p. 49, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Op 19 november 2023 (de rechtbank begrijpt: 18 november 2023), omstreeks 22.00 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de surveillance in de gemeente 's-Hertogenbosch.
(…)
Wij zagen aan de auto van meldster, blauwe Suzuki Alto voorzien van [kenteken 3]
, kras schade zat op het linkervoorspatbord. Wij zagen dat er tevens schade zat aan de voorzijde van genoemd voertuig. Wij zagen hier een modderige schoenafdruk. Wij zagen later dat de schoenzolen van de verdachte overeen kwamen met de modderige afdruk op de auto. Wij zagen onder de modderige afdruk een deuk.
Nadat wij de aangifte hadden opgenomen zijn wij naar de woning van de verdachte gereden. Daar zagen wij de Volkswagen Golf staan welke op naam stond van de verdachte, namelijk de [kenteken 4] Dit kenteken komt overeen met het kenteken wat de getuige van de verlaten plaats ongeval heeft opgegeven. Wij zagen dat het voertuig van de verdachte schade had aan de rechterachterkant, namelijk boven en links naast het achterwiel.
Ten aanzien van feit 4:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025;
2) Een proces-verbaal van rijden onder invloed van 19 november 2023, p. 36.

De bewijsoverwegingen.

Feit 1, primair.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en dat er daarom vrijspraak moet volgen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het opzet behoeft slechts gericht te zijn op het teweeg brengen van de ontploffing en niet op het teweegbrengen van voornoemde gevaren (HR 8 juli 1992, NJ 1993/13).
Wel is van belang dat het gevaar ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest (HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653). Of de dader dat gevaar zelf wellicht niet heeft voorzien, is niet van belang.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest dat door het teweegbrengen van de ontploffing in de brievenbus gemeen gevaar voor de deuren en gang van de woning te duchten was. De verdediging heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd. Uit het feit dat de auto op een parkeerplaats aan de [adres 2] in Rosmalen ter hoogte van de desbetreffende woning (nummer [adres 2] ) geparkeerd stond, kan ook gemeen gevaar voor deze auto worden afgeleid.
De rechtbank is verder van oordeel dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voorzienbaar is geweest. De rechtbank stelt vast dat verdachte vuurwerk in de brievenbus heeft gedaan van een woning waarvan hij wist dat aangever [slachtoffer 1] (hierna: aangever) in de woning aanwezig was. Verdachte was immers minder dan een uur daarvoor bij aangever op verjaardagsbezoek geweest. Naar het oordeel van de rechtbank was het voorzienbaar dat aangever bij het horen van geluiden aan de brievenbus naar de voordeur zou lopen, zoals aangever in dit geval ook daadwerkelijk gedaan. Aangever had door de ontploffing en de rondvliegende materialen geraakt kunnen worden. Gelet op het feit dat het professioneel vuurwerk in de categorie F2 betreft en kijkend naar het schadebeeld van de woning is de rechtbank van oordeel dat voorzienbaar was dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij aangever te duchten was.
De rechtbank kan, op grond van de inhoud van het dossier, niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar te duchten is geweest. De verdachte zal ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de auto opzettelijk heeft beschadigd door een trap tegen de auto te geven.
Feit 3.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat er schade was. [getuige 1] beschrijft dat er een knal te horen was toen de twee auto’s tegen elkaar kwamen. Verdachte moet deze knal gehoord hebben en moet hebben beseft dat hij bij een verkeersongeval betrokken was. Gelet hierop had hij redelijkerwijs moeten vermoeden dat er daarbij sprake was van schade. Verdachte had moeten stoppen om zijn identiteitsgegevens met de medeweggebruiker uit te wisselen. Dat verdachte onder invloed was van alcohol en drugs en zich achteraf niets meer kan herinneren, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank komt dus tot het oordeel dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat er sprake was van schade.
Dat de botsing dusdanig was dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat er letsel zou kunnen zijn toegebracht aan de inzittenden in de auto, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt van dat deel van de tenlastelegging vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1, primair:
op 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk (een Thundershock) te ontsteken en in een brievenbus van een woning, gelegen aan de [adres 2] , te leggen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten deuren en gang van voornoemde woning ( [adres 2] ) en een nabijgelegen auto en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1]

te duchten was.

Ten aanzien van feit 2:
op 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
Ten aanzien van feit 3:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Rosmalen op de Vlietdijk,
op 18 november 2023
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] )
schade was toegebracht.
Ten aanzien van feit 4:
op 18 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 485 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal de rechtbank deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen, omdat het feit op basis van de dagvaarding niet is te kwalificeren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst naar hetgeen is overwogen onder het kopje “
De geldigheid van de dagvaarding (feit 2)”.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan één jaar voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een forse taakstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou niet passend zijn, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de gepleegde feiten dateren van geruime tijd geleden.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal feiten, te weten het teweegbrengen van een ontploffing, het beschadigen van een auto, het verlaten van een plaats ongeval en het rijden onder invloed van alcohol.
Verdachte heeft een stuk vuurwerk afgestoken en in de brievenbus van de woning van aangever [slachtoffer 1] geplaatst. Aangever stond op dat moment in de hal en heeft nog geprobeerd het vuurwerk naar buiten te duwen. Op dat moment was ook het gezin van aangever in de woning aanwezig. De ontploffing had een harde knal, vuur en materiële schade tot gevolg. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Door zo te handelen heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarbij niet alleen de betreffende woning en een nabij gelegen auto schade hebben geleden, maar ook personen in gevaar zijn gebracht. Dat de gevolgen van de ontploffing beperkt zijn gebleven tot materiële schade, is niet aan de verdachte te danken. Bovendien is een dergelijke explosie uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de getroffen woning. Dit blijkt in deze zaak ook uit de slachtofferverklaringen van de bewoners. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden en ook in meer algemene zin in de samenleving tot onrust en begrijpelijke gevoelens van angst en onveiligheid. Dit alles rekent de rechtbank verdachte stevig aan.
Daarnaast heeft verdachte na het nuttigen van een flinke hoeveelheid alcohol een auto bestuurd. Op enig moment heeft verdachte een aanrijding gehad met de auto van aangeefster. Na deze aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten. Aangeefster reed achter verdachte aan om de schade te kunnen verhalen. Verdachte stapte vervolgens uit zijn auto en trapte tegen haar auto aan. Dit intimiderende handelen getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer. Daarnaast heeft hij met zijn handelen in meer algemene zin de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is. De rechtbank acht dit alles zeer kwalijk.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en nadien niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt verder rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 31 oktober 2025.
Uit dit rapport volgt dat de reclassering interventies of toezicht niet nodig acht. Verdachte heeft reeds een schorsingstoezicht voor de duur van twee jaar doorlopen en gedragsverandering laten zien. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Ondanks dat de reclassering nog wel problemen waarneemt en verdachte pas zeer recent (opnieuw) gestopt is met middelengebruik, ziet zij dat verdachte op dit moment een passend traject volgt in een vrijwillig kader dat gericht is op zijn middelengebruik. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Conclusie
Verdachte heeft in de avond van 18 november 2023, na het verbreken van zijn relatie, vier ernstige feiten gepleegd, waarbij in het bijzonder het teweegbrengen van een ontploffing bij het huis van zijn ex-partner in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het gaat om een relatief jonge verdachte die openheid van zaken heeft gegeven en berouw heeft getoond. Hij ziet in dat de impulsieve wijze waarop hij is omgegaan met de situatie echt niet door de beugel kan en heeft na zijn schorsing hulp aanvaard om zijn emoties beter te reguleren. Al met al heeft hij na zijn twee jaar durende schorsing zijn leven een positieve draai gegeven. Het is in het belang van de samenleving en verdachte dat deze positieve ontwikkeling niet wordt geblokkeerd of doorkruist door een straf die zou meebrengen dat verdachte wederom in detentie moet verblijven. Hierdoor zouden namelijk veel beschermende factoren wegvallen, terwijl het juist van groot belang is dat deze factoren aanwezig blijven om recidive te voorkomen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar opleggen en hier een proeftijd van twee jaren aan koppelen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten de maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende maar reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.De raadsman heeft verzocht de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. De schatting van de kosten is te vaag en de werkzaamheden zijn kennelijk ook niet uitgevoerd.
Beoordeling.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het teweegbrengen van de ontploffing, te weten beschadiging van zijn auto. De gevorderde schadevergoeding ter zake van reparatiekosten is met een calculatie van een schadeherstelbedrijf onderbouwd.
Dit schadebeeld past ook bij de ontploffing. Het feit dat niet gebleken is dat de herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd, neemt niet weg dat de benadeelde partij deze schade wel heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering daarom toewijsbaar en zal een vergoeding van € 1.194,79 toewijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de [benadeelde partij 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat van de benadeelde partij heeft ter zitting voldoende gemotiveerd waarom de vordering door de weduwe van [slachtoffer 1] op een later moment is ingediend.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. De vordering is door [benadeelde partij 2] ingediend, de weduwe van aangever [slachtoffer 1] . Het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering staat dit echter niet toe. Een nabestaande is immers enkel bevoegd zich te voegen, indien de benadeelde ten gevolge van het misdrijf waarvoor de verdachte terecht staat, is overleden. Daar is hier geen sprake van.
Beoordeling.
Artikel 51f, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Artikel 51g lid 1 Sv regelt de wijze van voeging. Schriftelijke voeging kan plaatsvinden door toezending aan de officier van justitie. Uit het voegingsformulier blijkt dat slachtoffer [slachtoffer 1] op 10 december 2024 is overleden. Het voegingsformulier is ingediend door weduwe Kroon en het formulier is door haar op 14 februari 2025 ondertekend. De rechtbank stelt vast dat de voeging heeft plaatsgevonden na het overlijden van [slachtoffer 1] .
De wettekst van artikel 51f Sv biedt echter niet de mogelijkheid dat een erfgenaam zich als benadeelde partij in het strafproces voegt na het overlijden van het slachtoffer. Dit wordt bevestigd door vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 19-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS9225 en HR 05-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:833). Volgens de wettekst en de jurisprudentie is dat alleen anders in het geval dat het slachtoffer ten gevolge van het bewezenverklaarde is overleden. Deze laatste situatie doet zich hier niet voor.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in haar vordering.
De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de [benadeelde partij 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.De raadsman heeft verzocht de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. Uit het schaderapport kan de daadwerkelijke schade niet worden afgeleid. Onvoldoende duidelijk is welke schade op de aanrijding ziet en welke op de trap.
Beoordeling.
Nu de rechtbank onder feit 2 enkel komt tot bewezenverklaring van vernieling door de trap en niet tot vernieling door de aanrijding, kan enkel schade als gevolg van de trap voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank constateert echter dat uit het bijgevoegde schaderapport niet voldoende duidelijk naar voren komt welke schadeposten het gevolg zijn van de aanrijding en welke van de trap. De exacte schade als gevolg van de trap kan daarom niet worden vastgesteld. Een nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
[adres 2] , 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 157 en 350 Wetboek van Strafrecht
7, 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
(485 microgram).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt hiervoor op de volgende straffen:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 jaar voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4:
Een
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
De rechtbank heft het tegen verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Benadeelde partijen
T.a.v. feit 1 primair:
Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van 1.194,79 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van een bedrag van 1.194,79 euro, bestaande uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Beslissing op de vordering van de [benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
T.a.v. feit 2
Beslissing op de vordering van de [benadeelde partij 3]
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Rinzema, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmus, griffier,
en is uitgesproken op 25 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, met zaakregistratienummer PL2100-2023254610, afgesloten op [adres 2] januari 2024, pag. 1 tot en met pag. 99.