Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft mishandeld en geprobeerd heeft haar van het leven te beroven. De feiten vonden plaats op 10 september 2024 in Eindhoven, waar de verdachte met een mes meermalen in de rug van het slachtoffer stak, terwijl hun drie minderjarige kinderen toekeken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de ernst van de verwondingen en de wijze waarop deze zijn toegebracht. De verdachte werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, met een contactverbod en een gebiedsverbod van vijf jaar. Daarnaast werd een schadevergoeding van €15.000,- voor immateriële schade aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was gekomen wegens huiselijk geweld en dat de feiten een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormden. De rechtbank achtte de opgelegde straffen en maatregelen noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en ter waarborging van de veiligheid van het slachtoffer.