ECLI:NL:RBOBR:2025:66

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/01/396737 / HA ZA 23-603
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van assurantietussenpersoon voor onderverzekering in verband met een brand in een restaurant

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. [handelsnaam gedaagde] aangesproken voor schade die zij heeft geleden als gevolg van onjuist advies over de verzekering van haar restaurant. [eiseres] stelde dat [handelsnaam gedaagde] niet adequaat had geadviseerd over de verzekerde bedragen, wat leidde tot onderverzekering. De rechtbank oordeelde dat [handelsnaam gedaagde] inderdaad tekortgeschoten was in zijn verplichtingen met betrekking tot de rubriek inventaris/goederen, omdat hij niet had geadviseerd over de juiste vaststelling van de waarde van de inventaris. Hierdoor was er sprake van een aanzienlijke onderverzekering. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding toe, maar wees andere vorderingen af omdat [eiseres] geen schade had geleden in verband met de rubriek bedrijfsschade. De rechtbank concludeerde dat [handelsnaam gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de onderverzekering van de inventaris en goederen, en veroordeelde hem tot betaling van € 22.441,11, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/396737 / HA ZA 23-603
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam gedaagde],
te Eindhoven,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam gedaagde] ,
advocaat: mr. V.R. Pool.

1.Samenvatting

1.1.
[eiseres] heeft [handelsnaam gedaagde] opdracht gegeven om een verzekering af te sluiten voor haar nieuwe restaurant. [eiseres] stelt dat [handelsnaam gedaagde] zijn werk niet goed heeft gedaan omdat [handelsnaam gedaagde] haar niet goed heeft geadviseerd over deze verzekering en haar belangen niet goed heeft behartigd. [eiseres] stelt [handelsnaam gedaagde] daarom aansprakelijk voor de door haar geleden schade. [handelsnaam gedaagde] vindt dat hij zijn werk wel goed heeft gedaan en dat [eiseres] in elk geval geen schade heeft geleden.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat [handelsnaam gedaagde] onjuist heeft geadviseerd over de rubriek inventaris en goederen waardoor er sprake is van onderverzekering. [handelsnaam gedaagde] moet de schade vergoeden als gevolg daarvan. De overige vorderingen worden afgewezen omdat [eiseres] geen schade heeft geleden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- een akte overlegging producties van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024.
2.2.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] maakt onderdeel uit van een groep van vennootschapen die diverse
horecazaken exploiteert. [A] (hierna: [A] ) is middellijk bestuurder van [eiseres] . [handelsnaam gedaagde] is actief als assurantietussenpersoon.
3.2.
Op 1 januari 2015 heeft [handelsnaam gedaagde] de assurantieportefeuille overgenomen van [B]
B.V. De middellijk bestuurder van [B] was de broer
van [A] , de heer [C] . Diverse verzekeringen van de tot de groep van [eiseres] behorende vennootschappen maakten onderdeel uit van de door [handelsnaam gedaagde] aangekochte
assurantieportefeuille.
3.3.
Medio maart 2015 heeft [eiseres] [handelsnaam gedaagde] verzocht om te bemiddelen bij het afsluiten van verzekeringen voor een restaurant die door [eiseres] gedreven zou gaan worden aan de [adres] te [plaats] (hierna: "het restaurant").
3.4.
Op 23 maart 2015 heeft een medewerker van [handelsnaam gedaagde] , de heer [D] (hierna: " [D] "), een bezoek gebracht aan het restaurant om de verzekeringswensen van [eiseres] in kaart te brengen. Bij de inventarisatie van de verzekeringswensen van [eiseres] heeft [D] gebruik gemaakt van de zogenaamde "Checklist Horeca". [D] heeft in zijn gespreksaantekeningen het volgende opgemerkt:
"Personeel is allemaal nieuw aangenomen
Kunnen ook in andere horecaondernemingen worden ingezet. Exact aantal nog niet bekend ± 4-5.
Gedeelte van meubilair is bij Goudse op polis van proeverij de Bank verzekerd.
Even nakijken wat de verzekerde bedragen zijn.
Openg. Vrijdag”
3.5.
Op 25 maart 2015 heeft [D] drie offertes aan [eiseres] toegestuurd met daarbij een begeleidende e-mail:
"Ik heb een offerte bij 3 maatschappijen opgevraagd (Goudse, Delta Lloyd en Klaverblad)
Bij alle maatschappijen heb ik ook nog eens € 15.000,- aan goederen meegenomen. Laat even weten of dit bedrag goed is ingeschat, (je moet hier denken aan drank en andere etenswaar die niet in de koeling staat)
De premies liggen allemaal bij elkaar, waarbij de premie van Klaverblad niet compleet is omdat de serre bij de ingang niet in de offerte is opgenomen.
Omdat je ook de verzekeringen van De proeverij de Bank bij de Goudse hebt ondergebracht, adviseer ik je om dat ook voor [eiseres] te doen.
Laat me maar even weten welke ik moet doorzetten."
3.6.
In reactie hierop heeft [eiseres] [D] aangegeven:
“Graag vertrouw ik op jouw advies,
Dus regel de Goudse maar graag.
Alvast bedankt voor het uitzoeken.”
3.7.
Per 26 maart 2015 is een pakketpolis bij De Goudse afgesloten. De afgesloten polis biedt dekking in de rubrieken: 1) bedrijfsschade, 2) inventaris/goederen en 3) aansprakelijkheid. Voor de bedrijfsschadeverzekering is het verzekerd bedrag bepaald op € 50.000,00, voor de inventaris op € 100.000,00 en voor goederen op een bedrag van € 15.000,00.
3.8.
Op 14 augustus 2015 is er brand geweest in het restaurant. Hierbij is het
door [eiseres] gehuurde pand waarin het restaurant werd geëxploiteerd, volledig
verloren gegaan. De inventaris en de boedel zijn bijna volledig verloren gegaan.
3.9.
Door De Goudse werd expertisebureau DEKRA Experts (hierna: "DEKRA")
ingeschakeld om de schade vast te stellen. Namens [eiseres] trad [E]
(hierna: " [E] ") op als contra-expert.
3.10.
De bedrijfsschade is vastgesteld op € 89.425,00, welk bedrag aan [eiseres] is uitgekeerd.
3.11.
De Goudse heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake zou zijn van onderverzekering ten aanzien van de inventaris en goederen. De Goudse is voor de inventaris uitgegaan van een dagwaarde van € 120.000,00. De schade aan inventaris is door de experts begroot op € 115.750,00. De Goudse heeft wegens schade aan inventaris, rekening houdende met een indexatie en de onderverzekering, een bedrag van € 97.327,15 uitgekeerd. De werkelijke waarde van de goederen was volgens De Goudse € 21.500,00. De schade aan goederen is door de experts begroot op € 19.500,00. De Goudse heeft wegens schade aan goederen, rekening houdende met een indexatie en de onderverzekering, een bedrag van € 13.726,26 uitgekeerd.
3.12.
Namens [eiseres] heeft [E] [handelsnaam gedaagde] kort na de brand verzocht melding te doen bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Volgens [E] zou er sprake zijn van onderverzekering. Ook op 27 oktober 2016 en 9 augustus 2020 is [handelsnaam gedaagde] namens [eiseres] aansprakelijk gesteld.
3.13.
Tijdens het schadeafwikkelingstraject is [eiseres] van assurantietussenpersoon
gewijzigd.

4.De vorderingen van [eiseres]

4.1.
vordert een verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de krachtens opdrachtovereenkomst met [eiseres] op haar rustende verbintenissen door:
1. onjuist te adviseren over het te verzekeren bedrag in de rubriek bedrijfsschade
met een aanzienlijke onderverzekering tot gevolg,
2. na te laten om bij het aanvragen van de polis het ondernemersplan van [eiseres] op
te vragen en aan De Goudse toe te sturen of aan [eiseres] te adviseren om dit
zelf aan De Goudse toe te sturen,
3. onvoldoende adequaat op te komen voor de belangen van [eiseres] nadat het
verzekerde risico was verwezenlijkt en de verzekeraar onvoldoende uitkeerde,
en/of
4. onjuist te adviseren over het te verzekeren bedrag in de rubriek
inventaris/goederen met een aanzienlijke onderverzekering tot gevolg.
4.2.
Daarnaast vordert [eiseres] de opdrachtovereenkomst tussen partijen, betrekking hebbende op assurantieadvies, te ontbinden en [handelsnaam gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling aan [eiseres] van alle in het kader van deze overeenkomst door [handelsnaam gedaagde] (direct of indirect) van [eiseres] ontvangen vergoedingen. Verder vordert [eiseres] [handelsnaam gedaagde] te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door [eiseres] als gevolg van de tekortkomingen geleden schade, op te maken bij staat. [eiseres] vordert als laatste, bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, [handelsnaam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van EUR 23.119,44, te vermeerderen met rente en kosten.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil of [handelsnaam gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen als assurantietussenpersoon. [eiseres] stelt dat [handelsnaam gedaagde] op vier wijzen is tekort geschoten. Hierna wordt hierop ingegaan.
Onderverzekering voor bedrijfsschade
5.2.
[eiseres] stelt dat [handelsnaam gedaagde] onvoldoende heeft zorggedragen voor de belangen van [eiseres] bij het afsluiten van de verzekering voor de rubriek bedrijfsschade. [handelsnaam gedaagde] heeft [eiseres] geadviseerd om de bedrijfsschade te verzekeren voor een verzekerd bedrag van EUR 50.000,00 terwijl de bedrijfsschade voor een veel hoger bedrag verzekerd had moeten worden. [handelsnaam gedaagde] heeft miskend dat de verzekerde bedrijfsschade niet alleen bestaat uit gederfde winst. Ook andere schadeposten (met name vaste kosten) zijn inbegrepen bij het begrip 'bedrijfsschade' in de polis. Hierdoor is de bedrijfsschade voor een (veel) te laag bedrag verzekerd.
5.3.
[handelsnaam gedaagde] stelt onder andere dat [eiseres] in elk geval geen schade heeft geleden. De Goudse heeft namelijk meer dan het verzekerd bedrag uitgekeerd. [eiseres] had op grond van de polis recht op vergoeding van € 89.425,00 en heeft dit bedrag ook ontvangen. Hierdoor is geen sprake van onderverzekering. Omdat [eiseres] geen schade heeft geleden, heeft zij ook geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] onjuist heeft geadviseerd in verband met de bedrijfsschadeverzekering.
5.4.
In de wet is bepaald dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt (artikel 3:303 BW). Uit de rechtspraak volgt dat indien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, de eiser daarbij een belang heeft indien de mogelijkheid van schade aannemelijk is (HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760).
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij mogelijk schade heeft geleden als gevolg van onjuiste advisering over de rubriek bedrijfsschade. Dit wordt als volgt toegelicht. [eiseres] stelt dat zij recht had op een hogere uitkering van De Goudse op basis van de polisvoorwaarden maar dat het geen nut had om hiertegen op te komen tegenover De Goudse omdat de schade het verzekerd bedrag te boven ging. De Goudse heeft zich volgens [eiseres] namelijk ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bedrijfsschade van [eiseres] op grond van de technische hersteltermijn moest worden bepaald. In het betreffende artikel (artikel 2.2 van Aanvullende Voorwaarden Bedrijfsschade) is het volgende bepaald:
“Gespreide uitkering
Tenzij wij uitkering in één bedrag met u afspreken, vergoeden wij uw bedrijfsschade gespreid. Wij doen dit door de bedrijfsschade periodiek uit te keren naarmate deze door u wordt geleden. U ontvangt de vergoeding zo lang als nodig is:
- om het bedrijfsgebouw op dezelfde plaats en in dezelfde stijl te herbouwen en om voor uw bedrijfsuitoefening noodzakelijke inventaris/goederen te vervangen;
- en/of zolang als (daarna nog) nodig is om de brutowinst weer op het peil te krijgen van vóór de gebeurtenis;
- maar nooit langer dan de maximale duur van de uitkeringstermijn.”
5.6.
[eiseres] stelt dat de schade alleen op grond van de technische hersteltermijn moet worden vastgesteld indien er sprake is van een gespreide betaling. Hiervan was bij [eiseres] geen sprake omdat het verzekerd bedrag in één keer is uitbetaald. Dan zou volgens [eiseres] gelden dat zij recht heeft op vergoeding van haar bedrijfsschade gedurende de maximale uitkeringstermijn van 104 weken. Dit gaat niet op. In hiervoor genoemde bepaling staat niet dat alleen bij een gespreide betaling de hoogte van de bedrijfsschade op grond van de technische hersteltermijn wordt bepaald. Bovendien staat in het bovengenoemde artikel dat alleen betaling in één keer plaatsvindt indien dit is afgesproken tussen verzekeraar en verzekerde. Indien betaling in één keer tot een (veel) hoger bedrag zou hebben geleid, valt redelijkerwijs niet te verwachten dat de Goudse hiermee zou hebben ingestemd. De rechtbank gaat dus niet mee in het standpunt van [eiseres] dat De Goudse zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bedrijfsschade van [eiseres] op grond van de technische hersteltermijn moest worden bepaald.
5.7.
Daarnaast stelt [eiseres] dat De Goudse is uitgegaan van een onjuiste berekening van de technisch hersteltermijn. De Goudse is uitgegaan van een technische hersteltermijn van 8,5 maand terwijl volgens [eiseres] de werkelijke technisch hersteltermijn langer is. [eiseres] heeft echter geen concrete redenen naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat de technische hersteltermijn langer was en heeft dit ook niet onderbouwd. Bovendien is de expert van [eiseres] , [E] , bij de berekening van de technische hersteltermijn ook uitgegaan van 8,5 maand.
5.8.
De conclusie is dus dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld dat zij recht had op een hogere uitkering dan is uitgekeerd door De Goudse. Er is dus geen sprake geweest van onderverzekering. [eiseres] heeft daarmee onvoldoende gesteld dat de mogelijkheid van schade als de onjuiste advisering over de bedrijfsschadeverzekering aannemelijk is. [eiseres] heeft daarom geen belang bij een verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] tekort is geschoten in dit verband. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Overdekking
5.9.
[eiseres] stelt dat de polis een systeem kent waarbij de schade-uitkering plaatsvindt op basis van maximaal het verzekerde bedrag. Op grond van de artikelen 1.1 en 2.2 van de aanvullende voorwaarden kan een verzekerde, indien de schade het verzekerde
bedrag overstijgt, tot 50% boven het verzekerde bedrag uitgekeerd krijgen (hierna: overdekking). De verzekerde kan daarop alleen aanspraak maken als de brutowinst op juiste wijze is opgegeven, waarbij bij nieuwe ondernemingen een ondernemingsplan moet worden overgelegd. [eiseres] had een ondernemersplan, maar [handelsnaam gedaagde] heeft daar nooit naar gevraagd. [handelsnaam gedaagde] heeft [eiseres] ook niet erop gewezen dat zij het ondernemersplan aan De Goudse moest toesturen om in aanmerking te komen voor overdekking. [eiseres] kwam hierdoor niet in aanmerking voor overdekking met een gemiste uitkering van 50% van het verzekerde bedrag tot gevolg, aldus [eiseres] .
5.10.
[handelsnaam gedaagde] stelt dat hij naar het ondernemingsplan heeft gevraagd maar dat [eiseres] heeft aangegeven dat er geen ondernemingsplan was. Daarnaast stelt [handelsnaam gedaagde] dat [eiseres] in elk geval geen schade heeft geleden als gevolg hiervan zodat [eiseres] geen belang heeft bij haar gevorderde verklaring voor recht in dit verband.
5.11.
Tussen partijen staat vast dat De Goudse zich uiteindelijk op het standpunt heeft gesteld dat [eiseres] recht had op vergoeding van maximaal tweemaal het verzekerd bedrag. Nu [eiseres] al recht had op vergoeding van tweemaal het verzekerd bedrag (200% van het verzekerd bedrag), valt niet in te zien waarom [eiseres] schade zou hebben geleden als gevolg van het missen van de overdekking van 150% van het verzekerde bedrag. [eiseres] heeft dit, desgevraagd, ook niet toegelicht. [eiseres] heeft dus onvoldoende gesteld dat de mogelijkheid van schade als gevolg van het missen van de overdekking aannemelijk is. [eiseres] heeft daarom geen belang bij een verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] tekort is geschoten in dit verband. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Nazorg
5.12.
[eiseres] stelt dat [handelsnaam gedaagde] onvoldoende nazorg heeft geleverd door haar belangen niet voldoende te behartigen nadat de brand was uitgebroken. De Goudse nam in eerste instantie het standpunt in dat [eiseres] maximaal aanspraak maakte op een uitkering van EUR 50.000,00 als vergoeding van de bedrijfsschade. [handelsnaam gedaagde] heeft niet geadviseerd om hiertegen op te komen. [eiseres] heeft een andere assurantietussenpersoon, Rivez, ingeschakeld die De Goudse ervan heeft overtuigd dat [eiseres] recht had op tweemaal het verzekerd bedrag waardoor De Goudse een aanvullende uitkering van € 39.425,00 heeft gedaan. Indien [eiseres] Rivez niet zou hebben ingeschakeld, zou [eiseres] dus een aanzienlijke uitkering mis zijn gelopen. Ook op dit punt heeft [handelsnaam gedaagde] volgens [eiseres] niet gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon.
5.13.
[handelsnaam gedaagde] betwist onder andere dat [eiseres] schade heeft geleden in dit verband zodat [eiseres] geen belang heeft bij haar gevorderde verklaring voor recht.
5.14.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] erkend dat er geen schade is geleden als gevolg van bovenstaand nalaten van [handelsnaam gedaagde] . Hiervoor geldt dus ook dat geen belang is bij een verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] tekort is geschoten in dit verband. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Onderverzekering inventaris en goederen
5.15.
[eiseres] stelt dat [handelsnaam gedaagde] onvoldoende heeft zorggedragen voor de belangen van [eiseres] bij het afsluiten van de verzekering voor de rubriek inventaris en de goederen. [handelsnaam gedaagde] heeft bij het bepalen van het verzekerde bedrag ten onrechte geen rekening gehouden met de waarde van de goederen en inventaris, maar is uitgegaan van de koopprijs. Dit wijkt af van het systeem van de door [handelsnaam gedaagde] geadviseerde polis. Het door [handelsnaam gedaagde] gegeven advies is daarom onjuist.
5.16.
In de rechtspraak is bepaald dat [handelsnaam gedaagde] als assurantietussenpersoon de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. Het is daarbij de taak van de tussenpersoon om te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Dit betekent onder andere dat de tussenpersoon de verzekerde informeert over het belang van de juiste vaststelling van de waarde van de te verzekeren inventaris en van de verzekerde som. De tussenpersoon kan niet zonder meer aannemen dat de verzekerde van dat belang op de hoogte is of daarvan op de hoogte kan zijn. Bij het afsluiten van de verzekeringen moet de tussenpersoon een actieve houding aannemen. Hij mag daarbij niet achterover leunen en afwachten met welke gegevens de verzekeringnemer komt. Als hij weet of moet weten dat hij (nog) niet over alle benodigde informatie beschikt, zal de tussenpersoon zich actief moeten opstellen en voldoende informatie moet geven (zie o.a. HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122).
5.17.
In artikel 2.2.2 van de aanvullende voorwaarden inventaris is het volgende bepaald:
"Kan de schade niet hersteld worden? De hoogte van de schade wordt dan vastgesteld
op het verschil tussen de waarde van uw inventaris/goederen onmiddellijk vóór en
onmiddellijk na de gebeurtenis."
5.18.
Tussen partijen staat vast dat bij het bepalen van het verzekerd bedrag voor de inventaris en goederen rekening moet worden gehouden met de waarde van de goederen en inventaris. [eiseres] stelt dat de heer [D] van [handelsnaam gedaagde] alleen heeft gevraagd hoeveel [eiseres] heeft geïnvesteerd in de inventaris en dat [A] daarop heeft geantwoord dat dit ongeveer € 100.000,00 was. [eiseres] heeft de inventaris voor een lage prijs op een veilig gekocht zodat de waarde van de inventaris niet overeenkwam met de koopprijs van de inventaris. [handelsnaam gedaagde] heeft volgens [eiseres] geen informatie gegeven over hoe het verzekerde bedrag moet worden vastgesteld.
5.19.
[handelsnaam gedaagde] heeft in haar schriftelijke antwoord op de dagvaarding gesteld dat [eiseres] zou hebben aangegeven dat de inventaris voor € 100.000,00 zou kunnen worden vervangen. Echter, tijdens de zitting is gebleken dat alleen de heer [D] vanuit de zijde van [handelsnaam gedaagde] bij het adviesgesprek aanwezig was. Ter zitting heeft [handelsnaam gedaagde] verklaard dat [D] is gevraagd om te reageren op de dagvaarding en dat [D] daarop alleen heeft geantwoord dat hij er nog weinig van weet. Daarnaast is ter zitting door [handelsnaam gedaagde] verklaard dat hij heeft aangenomen dat er overleg is geweest over de waarde van de inventaris en goederen omdat een bedrag op de checklist horeca is gezet. Uit het voorgaande volgt dat [handelsnaam gedaagde] niet precies weet wat er tijdens het adviesgesprek namens [handelsnaam gedaagde] is gezegd en op welke wijze [eiseres] is geadviseerd door [handelsnaam gedaagde] . Dit komt voor rekening en risico van [handelsnaam gedaagde] . De rechtbank is daarom van oordeel dat [handelsnaam gedaagde] de stellingen van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het is gegaan zoals [eiseres] stelt, namelijk dat [handelsnaam gedaagde] geen informatie heeft gegeven hoe het verzekerd bedrag moet worden vastgesteld en niet heeft gevraagd wat de waarde van de inventaris en goederen was. Uit de in r.o. 5.16 genoemde rechtspraak volgt dat [handelsnaam gedaagde] dit wel had moeten doen. Nu [handelsnaam gedaagde] niet heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht, is [handelsnaam gedaagde] te kort geschoten in de nakoming van de opdrachtovereenkomst met [eiseres] .
5.20.
De rechtbank zal daarom toewijzen de gevorderde verklaring voor recht dat [handelsnaam gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de krachtens opdrachtovereenkomst met [eiseres] op haar rustende verbintenissen door onjuist te adviseren over het te verzekeren bedrag in de rubriek
inventaris/goederen met een aanzienlijke onderverzekering tot gevolg.
Eigen schuld [eiseres]
5.21.
[handelsnaam gedaagde] stelt dat er sprake is van eigen schuld omdat de schade van [eiseres] deels het gevolg is van omstandigheden die aan [eiseres] kunnen worden toegerekend. Dit omdat de verzekerde bedragen in samenspraak met [eiseres] zijn vastgesteld. Dit verweer gaat niet op. Hiervoor is geoordeeld dat [handelsnaam gedaagde] [eiseres] onjuist heeft geadviseerd met name omdat [eiseres] niet op juiste wijze is geïnformeerd over de wijze waarop het verzekerd bedrag moet worden vastgesteld. Nu het aan [handelsnaam gedaagde] was om juist te adviseren, mag niet van [eiseres] worden verwacht dat hij dit advies op enige wijze zou moeten controleren. [eiseres] mocht vertrouwen op het advies en de deskundigheid van [handelsnaam gedaagde] .
5.22.
Daarnaast heeft [handelsnaam gedaagde] gesteld dat [C] als deskundig adviseur “bemoeienis” heeft gehad bij de vaststelling van de verzekerde bedragen. In de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [handelsnaam gedaagde] geldt volgens [handelsnaam gedaagde] dat fouten van [C] als eigen schuld aan [eiseres] toegerekend moet worden. [handelsnaam gedaagde] heeft niet voldoende toegelicht welke rol [C] precies heeft gehad bij het vaststellen van de verzekerde bedragen. Daarom heeft [handelsnaam gedaagde] onvoldoende gesteld dat er in dit verband sprake is van eigen schuld van [eiseres] .
Schadebegroting onderverzekering inventaris en goederen
5.23.
[eiseres] vordert een bedrag van € 23.119,44 als voorschot op de schade in verband met de onderverzekering van de inventaris en goederen. Daarnaast vordert [eiseres] [handelsnaam gedaagde] te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door [eiseres] als gevolg van de tekortkomingen geleden schade, op te maken bij staat.
5.24.
In de rechtspraak is bepaald dat als voldoende is gesteld en is komen vast te staan om een partij te kunnen veroordelen tot een bepaald bedrag, de rechter in beginsel de schade direct begroot, ook als verwijzing naar de schadestaatprocedure is gevorderd. Dit kan alleen indien het partijdebat dit toelaat en hierbij moet het beginsel van hoor en wederhoor worden toegepast (zie o.a. HR 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2229).
5.25.
Partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat het partijdebat over de hoogte van de schade nog niet volledig heeft plaatsgevonden. [eiseres] stelt dat zij zich nog niet heeft uitgelaten over de hoogte van de schade in verband met de onderverzekering van de bedrijfsschade omdat hiervoor eerst een (duur) deskundigenrapport moet worden gevraagd. [handelsnaam gedaagde] heeft om dezelfde reden ook nog geen deskundigenrapport laten opstellen. Ten aanzien van de schade als gevolg van de onderverzekering van de inventaris en de goederen heeft [eiseres] zich echter op het standpunt gesteld dat er geen twijfel kan bestaan over de omvang en het causaal verband. [eiseres] stelt dat haar schade € 23.119,44 bedraagt en vordert dit volledige bedrag als voorschot. [eiseres] beroept zich hierbij op een rapport van de deskundige van De Goudse. Hier had [handelsnaam gedaagde] , indien zij het hier niet mee eens was, een andere deskundige over kunnen laten oordelen. [handelsnaam gedaagde] heeft geen specifieke reden gegeven waarom zij niet volledig heeft kunnen reageren op de hoogte van de schade in dit verband. De rechtbank is daarom van oordeel dat het partijdebat over de schade vanwege de onderverzekering voor goederen en inventaris voldoende heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank zal daarom de schade begroten als volgt.
5.26.
[eiseres] stelt dat de schade aan de inventaris door de experts is begroot op € 115.750,00 terwijl De Goudse maar een bedrag van € 97.327,15 vanwege de onderverzekering heeft uitgekeerd. De ongedekte schade van de inventaris bedraagt daarom € 18.422,85. De werkelijke waarde van de goederen was volgens De Goudse € 21.500,00 terwijl De Goudse maar een bedrag van € 13.726,26 vanwege de onderverzekering heeft uitgekeerd. De ongedekte schade van de goederen bedraagt daarom € 4.696,59. De totale schade bedraagt daarmee € 23.119,44.
5.27.
[handelsnaam gedaagde] heeft op de hoogte van de schade niet gereageerd, behalve dat zij heeft gesteld dat De Goudse een bedrag van € 678,33 te weinig heeft uitgekeerd. Dit is volgens [handelsnaam gedaagde] geen schade waarvoor zij kan worden aangesproken. [eiseres] heeft daartegenover gesteld dat het juist aan [handelsnaam gedaagde] is om [eiseres] hierop te wijzen en hierop actie te ondernemen richting De Goudse. Echter, toen De Goudse overging tot uitkering onder de polis had [eiseres] inmiddels een andere assurantietussenpersoon zodat het niet meer aan [handelsnaam gedaagde] was om te wijzen op een te lage uitkering door De Goudse. [eiseres] heeft verder niet inhoudelijk gereageerd op het standpunt van [handelsnaam gedaagde] zodat vaststaat dat De Goudse een bedrag van € 678,33 te weinig heeft uitgekeerd. Dit is niet een gevolg van een fout van [handelsnaam gedaagde] zodat zij hiervoor ook niet aansprakelijk kan worden gehouden. De schade van [eiseres] als gevolg van de onderverzekering van de inventaris en goederen wordt daarom begroot op een bedrag van € 22.441,11 (€ 23.119,44 - € 678,33).
5.28.
[eiseres] vordert vergoeding van de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf 14 augustus 2025, zijnde de datum van de brand. [eiseres] heeft recht op vergoeding van de wettelijke rente vanaf het moment dat de schadevergoeding opeisbaar is en dat is in dit geval het moment wanneer de schade is geleden (artikel 6:83 lid 2 BW). [eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden doordat De Goudse een te laag bedrag heeft uitgekeerd. [eiseres] heeft dus schade geleden vanaf het moment dat De Goudse een te laag bedrag heeft uitgekeerd onder de polis. De gevorderde ingangsdatum van 14 augustus 2025 sluit daar niet bij aan. Ook de subsidiaire gevorderde ingangsdatum van 3 september 2015, zijnde de datum waarop [handelsnaam gedaagde] berichtte de schade te hebben gemeld bij AIG, sluit daar niet bij aan. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 26 juli 2023.
Ontbinding overeenkomst
5.29.
[eiseres] vordert verder de overeenkomst tussen partijen te ontbinden en [handelsnaam gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling aan [eiseres] van alle in het kader van deze overeenkomst door [handelsnaam gedaagde] (direct of indirect) van [eiseres] ontvangen vergoedingen. [eiseres] heeft echter niet gesteld welke vergoeding [handelsnaam gedaagde] heeft ontvangen. [handelsnaam gedaagde] heeft betwist dat zij enige vergoeding heeft ontvangen. Zij stelt daartoe dat de verzekering van [eiseres] voor De Goudse een forse "verliespost" is. Er zijn daarom geen vanuit [eiseres] gegenereerde
(premie)opbrengsten waaruit De Goudse (indirect) provisie aan [handelsnaam gedaagde] heeft kunnen
voldoen. Hier is niet op gereageerd door [eiseres] zodat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld dat [handelsnaam gedaagde] vergoedingen heeft ontvangen in het kader van de overeenkomst tussen partijen. De vordering tot betaling van alle in het kader van de overeenkomst tussen partijen door [handelsnaam gedaagde] (direct of indirect) van [eiseres] ontvangen vergoedingen kan daarom niet worden toegewezen.
5.30.
[eiseres] heeft niet gesteld dat zij verder belang heeft bij ontbinding van de overeenkomst gezien de omstandigheid dat de overeenkomst tussen partijen al is beëindigd doordat [eiseres] een andere assurantietussenpersoon heeft ingeschakeld. Deze vordering zal daarom ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.31.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat [handelsnaam gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de krachtens opdrachtovereenkomst met [eiseres] op haar rustende verbintenissen door onjuist te adviseren over het te verzekeren bedrag in de rubriek inventaris/goederen met een aanzienlijke onderverzekering tot gevolg,
6.2.
veroordeelt [handelsnaam gedaagde] tot betaling van € 22.441,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag van algehele betaling,
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Pijper en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.